Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1333
dat van die frischheid in dit boek niet zoo heel
Teel meer over is. We herhalen: de eerste schets
is in zekeren zin steeds nog een poed ge
lakte proeve, omdat Eigenhuis het lijden vun
de weduwe kunstig heeft weten uit te werken
met zoodanige welpassende woorden en kleine
gebeurtenisjep, dat de strekkirg ervan wordt
opgevoerd tot sentimentaal terrein. Maar de
opzet van de novelle, die, niettegenstaande die
bewerking, de hoofdzaak blijkt, is toch niet
meer dan een gewoon treutigheidje, dat iedei
jochie met literaire ambitie wel uit zijn her
sentjes persen kan. De »batd des meesters" is
er hier en daar veredelend overgegaan; maar
heeft toch niet zoo diep ingegrepen dat ze het
geheel heeft kunnen vertuffsn boven het niveau
van de vdor-nieuwe-gidsehe novelletjes, waar
van de schrijvers tevree waren als ze als sujet
gevonden hadden een min of meer sensationeel,
3. i. dramatisch, tragisch, comisc1! of humo
ristisch geschiedenis.]», waarvan ze dan
koeden vertellen hoe dat deed er immers nooit
toe.
De heer Eigenhuis schijnt ons in dezen bun
del groot gevaar geloopen te hebben, tot dat
mooie.-Enjetjes-zoeken terug te vallen.
We" hebben getracht h erboven woorden te
vinden om het verdienstelijke in de eerste
schets te ka'a:teriseeren. Ei werkelijk, meer
dan wat we even aanduidden zit er niet in. En
nog minder zit er in de tweede novelle: »Ein
grootsch wijf". Dat is de geschiedenis van een
man. die het baantje uitoefent van dorps*
directeur van gemeentewerken en er een
sigarenwinkeltje bij doet; zijn vrouw wil in deftigheid
corcurreeren met de vrouw van een rijk
aatnemer. Alles wat da aannemersvrouw hseft, moet
zij ook hebben. Hair man, Willem Spijker, zit
dus nogal eens in de knoei met onbetaalde
rekeningen. De aam ener van zijn kant., die
nogal eens werken voor de gemeente aa neemt
en ze buitengewoon slecht uitvoert, zoekt aan
de controle van htt directeurtje te ontkomen,
door diens vrouw allerlei mooie geschenken te
doen. Ei als dat niet geeft neemt hij Spijker
mee naar de stad, maakt hem dronken en be
zoekt er met hem een huis, dat de arme Spijker
tooit bij name zou durven noemen. Maar als
'a winters het water rijst en een dijk die niet
goed genoeg door den aar nemer is voorzien,
doorbreekt, gaat Spijker op zijn achterste
pooten stt>an, j», gooit en smijt al de mooie
geschenken, die zijn vrouw van den aannemer
ontvangen heeft, kapot, geeft zijn directe
urebaantje eraan, en gaat ia een eenvoudig huisje
ergens buiten li ;t dorp aan het timmeren.
Het is ook al weer zoo'n verhaaltje, dat ont
kiemen kan uit de meest eerstbeginnende literaire
ambitie, alledaagscb, laig bij den grond en met
een strekking of ie-wil moraal, die al ligt ze
drie jaar lang buiten in regen en wind nog het
eerste en beste zieltje zal doen zeggen:
r Ja, ja, zo? is het! Allemaal door zoo'n
grootsch wijf."
Maar E genhuis heeft het eigenaardig talent
juist zulke baialiteit tot een stukje levendige
natuur te maken. Ojk bij zijn vroegere schetsen
vroeg men wel eens: »waar moet het bijv. met
dat liefdeshistoriitji ueeu? Ze krijgen mekaar
latuurlijk en dan is het uit". E'i inderdaad ge
beurde dat dan ook zoo! Maar voor dat bet
zoover v as werden die twee gelieven en bet
werkjs dat, hen omringde zcodan;ge luidjes, dat
ze even vol waren van realiteit als de modellen,
die er voor zouden gediend kunnen hebben.
Zif. er achter Spijker en zijn vrouw zoon'n
model P Kan het dat die twee erger s tusschen
Annterdam en Gouda hebben geleefd.
Jawel, ze zijn niet onmogelijk. 'L', hebben alle
eigenschappen van werkelijke menschen, aan alle
voorwaarden, die het dagelijksch leven stelt,
voldoen ze zoowat. Maar toch ware levende,
hun eigen of liever Eigenhuis' léven-levende
menscbjes zijn ze niet. We weten dat Spijker
een groot boufd heeft en dat hij erg getffaireerd
met dribbelpasje door de Dorpstraat loopt; we
weten dat zijn vrouw corpulent is en z.ch op
een belachelijke manier opschikt. We weten hè*-,
omdat de schrijver liet vertelt. Hij beveelt het
ze: ge moet zus zijn en zoo, en gehoorzame
geestetkinderen, die ze zijp, doen ze het naar
onze verbeelding. M*ar wij, lezer», zijn daarmee
niet te vree! Eigenhuis heeft ons in vroegere
boeken op andere tooneel'jes vergast. Hij heeft
uit zijn herinneringen, beelden opgeroepen en
niet bevolen, dat ze zus of zoo zouden doen, maar
eenvoudig gezegd: »letf". Wondere kunstwezen
tjes, zijn ze inderdaad door het leven gegaan voor
onze oogen. Ze deden meer dan wat de door
den au'eur neergeschreven woorden aanduidden.
ze waren in literaire werkelijkheid, wat nog heel
wat anders is dan te zijn in literair marionetten
spel, zoia's Spijker en zijn grootsche vrouw.
Eenigszins anders is ,Afgebeuld" de derde
«chets in dezen bundel ^Beproefden."
Als een E'genhuifje is bet óók mislukt. Er
zit niet dat leven ir, dat zóó sprankelt, dat er
humor uit voorkomt, zooals in de Waterkerksche
schetsen. Evenwel is het gelukt in anderen zin.
Er «preekt het sloven uit van den afgebeulden
opperman; en wat er van eigenlijk leven in
gemist wordt, vindt vergoeding in de kloeke
dramatiek, die hier als een mozaiek if°, waarin
woord na woord goed past en zijn functie wel
doet. Er is soberheid in, al. zou men daarbij
misschien ook wat meerdere diepte kunnen
wenechen. Soms en dit vooral op Int i atst is de
schets wat ijl ; het eiide weegt niet voldoende
op tegen het begin. Want al willen we wel
toegeven, dat li;t met een afgedankt opperman,
die met een via^en met kolen lings de kuizen
gaat locp3D, heel spoedig gedaan kan zijn, toch
vergeten we niet, dat in een verhaal als dit
niet de feiten moeten verschaft' u de dramatische
kracht, maar zin na zin moet wegen tot een
tot ail T au die zeggingskrach», die de sensatie
wekt van het dramatische. In bet eer61; gedeelte
is dit voorzeker wel gedaan ; maar op het einde
is het, terwijl de gebeurtenissen droeviger en
benauwender worden, of de zinnen luchtiger en
.ala bevrijd van treurt.is verder gaar. Misschien
bewijst dit wel. dat het genre van ^Afgebeuld"
een minder geschikt materiaal is voor Eigenhuis'
talent.
Toch achten we ^Afgebeuld" naast de eertte
schets de beste stalen van literatuur uit dezen
bundel. De beide andere schetsen Zuster Huberta
en Tennis zijn aaneenschakelingen van feiten,
zonder waarde, zonder meer. De eenigszins malle
geschiedenis van »Zuster Huberta" en de zeer
droevige van » Tennis", ze worden ons medege
deeld en we nemen ze voor kennisgeving aar.
Ze vinden geen weerspiegeling in de taal, waar
mee ze worden meegedeeld. Gebeurtenissen en
Wadzijden wandelen naast elkander naar het
einde zonder dat meer innige verband dat ze
een artistieke eenheid maakt die zich door eigen
schappen van kunst van zelve den toegang opent
tot ons gemoed. In vroegere werken vond Eigen
huis die eenheid door stukken frisch leven vast
te leggen; in ^Afgebeuld" zoekt hij ze door van
tragische kracht zijn zinnen te bevruchten. In
»Zuster Huberta" en Tennis", heeft bij ze daar
ook gezocht? We gelooven het bijna niet! Want
in kqnstzaken is het zoeken vaak een dank
baar werk; en als de lezer óók een weinigje
daiikbaar is, is het blijk van zoeken meestal
een vinden gelijk. Toch zelfs de neiging tot iets
beters dan bet verzinnen van een aandoenlijk
verhaaltje, is in de beide genoemde schetsen
niet te onderkennen.
Aandoenlijke verhaalt]' s maken! Liten we
daar nn toch voorloopig weer niet mee beginnnen.
In aandoenlijkheid hebben een paar der voor
gaande geslachten gedaan, zooals men weet. Nu uit
schrik daarover dosn velen van ons aan een siort
typersensibiliteit, die cog wat erger \?. Moeten
we, omdat dat ook spoedig is gaan vervelen, nu
weer terug gaan tot het gewone
burgeruiansverdriet, alleen ondat op smart'' en wee",
waarmee de high life in de literatuur zoo mee
te doen heeft gehad, alweer geen nieuwe rijmen
meer zijn te verzinnen F
Waarde Heer Eigenhuis, bewaar ons
voorloopig voor het hierboven geïncrimineerd
genre. Zoek niet den raiddelweg dien we u
aanduiden. Want, moeten we uw vroegere
boeken gelooven, dan is er in Waterkerk smart"
noch verdriet" in literairen zin en dus ook geen
middelpaadje dat u tusschen beiden door kan
leiden. Er is daar veel leuk frisch leven, waar
mee literatuur niets te maken heeft. Geef ons
daar in een volgend boek LOg eens een portie
van. Of ga naar elders, er zijn nog veel meer van
die onontgonnen landen, waar noj nooit een
sonnettendichter zich heeft vertoond, en ge
zult onze letterkunde een oogenbiik helpen
weerhouden bij bet sukkeldrafje, waarmee ze
weer naar beneden gaaf.
TH, P.
E?n dominees-vrouw. Roman van ARIE
VAN VEEN. T uree deelen. Haarlem, Vin
cent Loosjea, 1902.
Groot in hare onbekendheid is de vrouw,
die alleen door man en kinderen en vrienden
wil gekend en geprezen worden.
Ware deze lofspraak op de domineeavrouw
van Mastland toepasselijk voor al hare zusters,
het boek van Arie Van Veen zou on geschreven
zijn gebleven.
Zjne domineesvrouw toch is het voorwerp
van vrouwengebabbel en societeitsgeklets. Hare
verhouding tot een ingenieur, die tijdelijk in
het dorp harer inwoning vertoefle, leverde de
noodige stof. »'t Ij een smerig zaakje met die
twee", verklaarde de dokter; en als aen van
de toongevers in die kleine maatschappy dat
getuigde, hoe was dan t wij f dl mogely'k?
Moest dat zoo komen 'l Dus vragen - wy
natuurlek by' de beoordeelicg van een verhaal,
hetwelk zich aanmeldt als roman.
Martha was een levenslustig mooi meisje
geweest, huiselijk opgevoed, haar genot zoekend
in lezen. Zy vond 't heerlijk alleen te zijn
met hare gedachten, en dan te soezen over
een huwelijk met een man, die haar begreep
en dien zij vereerde, met wien zy kon samen
werken en leven voor een edel doel. Daar de
huisvriend der familie een oude vriendelijke
predikant was, op wiens groote knieën zij ala
kind gaarne had gezeten, vertrouwelijk aange
leund tegen zyn breeie borst, kreeg de echt
genoot harer fantaisie allengs de gestaltenis
van een dominee. Zio worden wy voorbereid
op haar huwelijk. Maar noch de minder gunstig
geldelijke omstandigheden, waarin zij na den
plotselingen dood baars vaders verkeerde; noch
de drang van moeder en zusten;; noch de
hoop door haren invloed iets van hem te
kunnen maken, mot i veeren genoegzaam de
daad eener zoo idealistisch aangelegde natuur,
om niet alleen het j iwoord te geven aan een
pedanten theoloog met eene slaperige uitdruk
king in zijn bleek nietszeggend gezicht, doch
het werkelijk tot een huwelijk te laten komen
met een man, die een verschil maakte met haar
ideaal zóó grotesk, dat zy zelve er om moest
lachen.
Intusschen, de daad is geschied en onver
biddelijk volgt de straf. Haar jonge leven
verbrokkelde. Den onbeholpen boek en wurm ia
zyn harnas van pedanten eigenwaan kon zy'
niet boeien Steeds minder werd hare belang
stelling in zijn arbeid, voor zyn persoon; zij
vervreemdde van hem, gelijk zy' hem en de
geheele gemeente van zich vervreemdde.
Dan komt de ingenieur Van Wilder, die een
spoorweg heeft aan te leggen, in het dorp en op
uitnoodiging van dominee in de pastorie. Zoo'n
spraakzaam en opgeruimd man toch was juist
iets voor Martba; des te ongestoorder kon hij
büzijne boeken bly'ven. De bezoeker wordt
een dagelyksche gast. Hy' omstrikt het
argelooze vrouwtje met zyn mooie praatjes: dwe
pen met de natuur, echte liefde en dergelijke.
Het ledig in haar bestaan is haar nimmer zoo
duidelijk geweest. Nu is eene aanvulling
gekomen; zij leeft in Van Wilden's tegen
woordigheid op. Lang duurt 't, eer zij zijn
bedoelen begry'pt, althans meent te begrijpen.
Nog wil zy' niet toegeven aan dat besef; het
zou verstoren haar schoon en droom. Maar
wanneer zy' voelt, hoe haar echtelijk leven
haar wanhopend maakt; wanneer alles in haar
binnenste in opstand komt; wanneer z\j in
botsing geraakt met baar overgeleverden be
grippen van fatsoen en haar aangeleerde gods
dienst, die in zulk een kamp niet meer bleken
te zyn dan een harnas van spinrag, dan gaat
zij uit eigen beweging tot den man, dien zy
waaat lief te hebben, die feitelijk nu haar
eenig plechtanker is.
Deze vergelijking gaat echter niet op. Van
Wilden toch meende aanvankelijk niets anders
dan door eenig geflirt zijn verblijf op het dorp
wat aangenaam te maken; z\jn dwepen met
de natuur was zoo onecht mogelijk; zijne ver
liefdheid suggereerde hy' zichzelf. Ala zijne
passie bevredigd is, voelt h\j niets meer voor
baar. Wel vindt by' de heele geschiedenis
ellendig, en 't kost hem oogenblikken van
wroeging en strijd als bij bedenkt hoe hu haar
zitten laat, maar netjes weet hy zich er uit
te draaien.
Deze beide karakters zyn juist geteekend,
het laatste vooral. Van den dominee durf ik
niet hetzelfde beweeren. Men weet reeds dat
hij pedant was, desniettemin een slaperig, niets
zeggend uiterlijk had en slechts leefde voor zy'ne
boeken. Wy leeren hem verder kennen als een
man, die dominee was geworden zonder roeping;
er was gloed noch bezieling in hem ; de geest van
het evangelie was hem vreemd; te bekrompen
was hij om aan iets anders te denken dan aan zijn
eigen eerzucht; onbeholpen en onzelfstandig
van natuur. Inderdaad iemand om turelunrach
van te worden. Op zyn meesterachtige manier
had hy soms eene poging gedaan om zy'ce
vrouw voor een of ai der kransje ten bate van
zending en armverzorging te winnen of be
langstelling te doen vinden in zijn gesprekken,
maar zyn toon was zóó irriteerend, zyn hou
ding zóó onhandig, dat hy al spoedig van
eenige vertrouwelijkheid had afgezien.
Hoe komt die man, zoo'n man, eenklaps na
een ernstig gesprek met een zijner ouderlingen
aan een hartely'ken toon, een krachtigen stap,
een glanzend gezicht, een mannelijk optreden?
Wg zijn met Martha een en al verbazing;
dominee zelf sprak van een wonder.
Misschien zal de schry'yer opmerken, dat
het leven nog veel grooter verrassingen biedt
dan bet vruchtbaarste brein kan uitdenken.
Dadelijk toegestemd. Wie heeft niet wel eens
iets beleefd dat in een boek ongelociljk zou
klinken ? Toch meen ik, dat een schrijver zich
heeft te wachten voor bet oordeel-: hier heeft
verbeelding den s'aat van zaken geschapen,
niet waarneming van de werkelijkheid dien in
het leven geroepen.
Daar ik met dit oordeel echter niet behoef
te eindigen, deel ik vooraf nog eenige opmer
kingen aangaande den vorm van dezen roman
mede, die niet achterwege mogen blijven
tegenover een schrijver die ten volle onze
belangstelling verdient.
Als milieu werd gekozen de dorpspastorie.
Goed. Maar van zy'a milieu dient een schrijver
volkomen op de hoogte te wezen. Dat nu bly'kt
hier niet het geval te zij D, anders zou hy'niet
de catechiseerkamer boven plaatsen, en evenmin
een dorpspredikant op Zaterdag eene kerke
raadsvergadering doen houden, hem voorstellen
aamechtig van het catechiseeren en na de thee
naar zyne kamer laten gaan om te werken
aan zyne preek ? neen aan een geleerd boek
over de transsubstantiatie. Dan zou-hy weten
dat een dominee niet spreekt van het gebed
vóór de preek maar van het voorgebed ; en
zeker niet een rechtzinnig ouderling de uit
spraak: >de liefde verdraagt alle dingen" een
woord van Christus laten noemen.
Of zijn dit misschien slordigheden zooals er
meer werden aargetroffjn ?
De correctie is op meer dan ne plaats
niet met zorg geschied.
De taal is niet altijd gekuischt. 'Galaten"
als meervoud van «gelaat' is even weinig ge
oorloofd als »het buitene'' in tegenstelling
van «binnenshuis"; en eene uitdrukking als
?langzaamaan ging de tuin den avond weten"
is van gekunsteldheid niet vry. Gjheel de styl
is niet verzorgd genoeg.
Nog eene proeve van slordigheid. Dat de
dominee bij afwisseling een stalen en een
gouden bril draagt is mogelijk. Maar dat zijne
vrouw ondanks haar blauwe blouse en ciêne
japon in «simpel witte" kleeding verschijnt, is
wel wat vreemd. Hoe rij ut zy haar berustend
aanvaarden van haar lot (>ach zij verlangde
maar heel weinig, geen wereldsch genieten enz.")
met het daarop dadelyk gevolgd verlangen
naar den schouwburg en haar begeerig uitzien
naar een dansJ9? H<je klopt het begin en het
slot van bl. 142 (1ste deel): .eigen kracht en
eigen wil bestonden niet, als ja neiging er
toevallig tegen inging, je werd geleefd" en:
»jy'n verleden afsluiten, met haar een nieuw
leven beginnen, dat zou hy nooit kunnen".
Neen, als ja eenvoudig wordt geleefd I
Tegenover dit een en ander echter staat veel
goeds. Reeds wees ik op de karakteruitbeel
ding. Te p y'zen is menig goed geteekend tafe
reeltje, zooals het domineeravondja by' dr. Berns
en het gewauwel op de sociëteit; en menige mooie
natuurbeschrijving, al is de auteur wit over
vloedig in het teekenen van den avond, wanneer
de schaduwen zich overal nestelen, sluipend
en slokkend alles op. Symboliek kan dat toch
niet beteekenen.
Neen, want juist tegenover de zwarte leer,
dat een. mensen nn eenmaal is zooals hy is,
product van voorgeslacht en opvoeding en
noodlot, wordt hier aanschouwelijk voorgesteld,
hoe verandering mogelyk is. Niet gebeel zoo
als de schrijver deze voorstelt, maar psycho
logisch toch zeker niet onjuist aangeduid. De
godsdienst van dezen dominee en zij".e vrouw
moge bekrompen zy'o, zy' k jndec anders worden
en werden in hunne ot derlinge verhouding
andera dan hun aanleg deed vermoeden, omdat
zij wezenlijk godsdienstige menschen waren.
Beiden erker den schold rekenden zichzelf het
meest schuldig aan de fouten in hun
wederzydschen omgang. Daardoor waa de weg ge
baand tot verbetering.
Ook deze levensbeschouwing heeft haar recht,
en het doet goed haar te hooren verkondigen.
Niet zonder bedoeling is waarschijnlijk ook
het cynische woord van den dokter aan het
slot, als veroordeeling van het nieten met twee
maten, waar het betreft het gedrag van den
man of de gedragingen der vrouw.
=?=-?= J H'
Amterdamsch Jaarboekje voor 1903, Onder
ledactie van E. W. MOES, Onderdirec
teur van 's Ryks Prentenkabinet te
Amsterdam. L J. Veen Amsterdam.
De zevende jaargang der nieuwe serie van
het Amsterdamache j aar boel j 9 bevat even als
vroegere jaren in het voorwerk een Kalender,
een kroniek van Amsterdam (l Oat. 1901
30 Sapt 1902) alsmede een lijst der Historie
prenten. In net mergel werk beschrijft jhr.
mr. J. F. Hacker »E«n Amaterdamsch straf
proces in de zeventiende eeuw", en achetat de
heer H. Italiëvan Utrecht het leven van mr.
Johannes Chriatianua Herpe. Mejuffrouw
Johanna W. A. Naber atord haar opstel over
»het College van Curatoren der
stadaarmer,scholen (1797 1860) af en de heer G. van Ryn
uit Rotterdam geeft een en ander over de
?alliantie maaltijd in den Garnalen doelen te
Anaterdam", (1786). De redacteur zelf, de
heer Moea, deelt in een vijftal bladzijden mede
hoe uit Gavard Billoo'a «Eerzang" aan Philip
de Frices moet worden afgeleid, dat Vondel
geschilderd ia door Abraham van der Tempel.
Het portret van de Heer L Sarrurier, den
Wethouder voor Pnblieken werken, prykt tegen
over den titel. Verder vinden we bier een
portret van Herpe en de reproductie eener
teekening van Jacob Buys, voorstellende den
alliantie-maaltijd. F.
Nieuwe Gids.
De heer dr. H. J. Bueken ziet zich genood
zaakt door verandering van werkkring uit de
Redactie van De Nauwe Gids te treden. Hij
blijft evenwel ala medewerker aan het tijdschrift
verbonden. Zyn plaata in de redactie ia van
l Januari af ingenomen door den heer Johan
de Meester.
Nogmaals: Openbare Volks
bibliotheken in Nederland.
i.
Het zij mij vergund nogmaals zoo krachtig
mogelijk een lans te breken voor bet stichten
van Openbare Volksbibliotheken in Nederland.
Lai t m n hiermede in Amsterdam beginnen,
de hartader des lands klopt nog niet lliuw. En
laat men in andere steden, vooral in het flinke
en energieke Noorden, het voorbeeld der hoofd
stad volgen. Waarom geen nationaal comit
opgericht voor eene zoo bij uitstek ten nutte
der geheele natie dienende zaak?
Als men de handen iicéa slaat, is het werk
half volbracht 1). Trouwens, dit is reeds van
velerlei zijden erkend, en reeds vroeger zijn er
verschillende uitvoerige tijdschrift- en
dagbladartikelen aan dit doel gewijd. Ik wil beproeven
in ecu tweetal artikelen nogmaals in 't kort het
hooge gewicht der zaak uiteen te zetten.
Wij hebben ten onzeut goed»oorziene en
welicgerichte universiteitsbibliotheken. Verder
hebben wij de Nutsbibliotheken, aller lof waardig.
Ook vele particuliere bibliotheken bestaan
in ons andjn, voor menigeen toegankelijk. Te
Ansterdam, en m'sscliea elJers (iiij ontbreken
op t et oogenblik juiste t plavei) is reeds een
grondslag voor openbare volksboekerijen gelegd.
Maar er blijft nog zeer veel te doen. En wat
men in 't buitenland, in Amerika b. v., public
libraries" noemt, ontbreekt eigenlijk nog. Reeds
vroeger heb ik er op gewezen dat h. v. de
zalen voor boeken, voor tijschriften, voor
dag- en weekbladen, gescheiden moeten zijn,
en dit er onderscheid dient te worden gemaakt
tusschen de allereerste ontwikkeling van de
groote ma«sa des volks, en de ernstige studie
van student, ambtenaar, onderwijzeres of onder
wijzer. Het laatste blijve in hoofdzaak overge
laten aan de universiteitsbibliotheken. M t ar
voor de groote mwsa des volk», die geen tijd
heeft voor diep-re studie, moeten de op te
richten volksbibliotheken diëten.
Wel is waar hebben wij in Nederland geen
CarnegieV, die als met a tojverslag zulke
inrichtingen ten algemeenen nutte doen ver
rijzen, maar wij kunnen toch óók op vermogende
volksvrienden, op Maecenaten trotsch zijn, die
op ander terrein reeds heihaaldelijk van hun
goeden wil blij b n hebben gegeven. Ik twijfel niet
of soainrgen van hen zullen ook voor dit goede
deel te vinden iij,i. En bestaat eenmaal een
goed ingerichte boekerij, neemt het bezoek voort
durend toe, dan heeft men immers ajle kans op
steun van gemeentewege, misschien van staats
wege als maar de eerste steen gelegd is.
Openbare volksbibliotheken hebben een groote
toekomst. M«ar nu b. v. te Amsterdam d,e ge
meentelijke fl antieele toestand zulke uitgaven
niet schijnt te gedoogen, waarom kunnen par
ticuliere krac'ten niet tot tUr.d brengen wat
later toch door de overheid moet en zal worden
gesteund? 11 faut commencer pir Ie
commsncement. En het begin moet hier, naar mijne be
scheiden meeninp-, weien : een fl ake nieuwe
boekerij, Bta' den euch des tijds ingericht,
zooveel mogelijk gelegen in i van de brand
putten der hoofdsfad.
Gesteld eins dat de noodzakelijke sommen
voor zoo iets te vinden zijn, waarop zal dan
in de eerste plaa's moeten worlen gelet? Of
schoon het allerminst in mijne bedoeling ligt
hier ter p'aatse als deskundige", als autoriteit"
in zake voUsb b'iotht k >n op 1e treden, veroorloof
ik mij toch over dit onderwerp de navolgende
beschouwingen; wellicht geven zij den stoot
tot eene gedachtenwisseling die praktische resul
taten heeft.
Eia doelmatige plaats en een doelmatige in
richting van het gebouw is ongetwijfeld nummer
a. L:cht en lucht moet meer dan voldoende
aanwezig zijn, en het geheel ment zóó gebouwd
worden dat eene eventueele uitbreiding ge
makkelijk kan worden aangebracht. O k uiterlijk
zij het gebouw fraai en indrukwekkend, het
groo'sche doel der volksontwikkel nj waardig;
er bestaat nog behoefte genoeg aan sierlijke
openbare gebouwen, die den roem kunnen worden
van oiue talrijke bouwmeesters. Vóór alles
richte men evenwel een volksbibliotheek praktisch
in, en spiegele zich aan goede voorbeelden in
het buitenland (Duitschland, Engeland, Amerika;
in het uitvoerige Duitsche werk hierover van
Ernst Schultze, dat in 1900 te Stettin verscheen,
zij u een aantal fraaie afbeeldingen te vinden),
waar op dit gebied reeds zeer ve;l voortn ff ;lijks
bestaat, hetzij door particulier initiatief, hetzij
door du overheid tot stand gebracht.
Maar nu de led uur? In sommige plaatsen,
waar reeds op kleinere schaal een .soort van
«volksbibliotheek" bestaat, bepaalt zich de
lectuur voor zoover ik kon nagaan in
hoofdzaak tot romans, novellen, en wat dies
meer zij, in het kort tot hetgeen men iret een
vagen term »belletrie" pleegt te noemen. Men
kan dit betreuren, geheel veranderen kan men
het niet. Wolf en Deken, Van L°nnep, Oltmans,
Bosboom Toussaint, Schimmel,_Eb3r8, Dahn, Cou
perus, enz., trekken nu eenmaal de massa mc'érdan
wetenschappelijke verhandelingen. Evenzoo gaat
't in de schouwburgen, waar loase stukjes het
ema'ige drama verdrirgen. Volksontwikkeling
is trouwens óók wel tot zekere hooite uit
romanlectuur te putten, al valt te betwijfelen of
er op den duur veel bij lezeressen en lezers
hangen" blijft. Doch een goed bestuur kan hier
ingrijpen, misschien wel door zich in geregelde
verbinding te stellen met kringen van lezers.
Men zorge vooi a' voor populaire wetenschap
pelijke geschii'ten, en trachte daarvoor de
algemeene belatgstelling te wekken. E a waarom
zouden niet aan de volksbitl otheken
volksvoordrachten op wetenscbappslijken grondslag
(.cursussen tot uitbreiding van hooger onderwij s",
»University tx'ension") kunnen worden ver
bonden? Waarom niet eenige lokalen daarvoor
in het bijzonder ingericht? Ook de behoefte
aan zulke cursussen breidt zich voortdurend
uit Welnu, de te stichten volksbibliotheken
bieden daarvoor eene uitmuntende gelegenheid,
omdat tegelijkertijd lectuur in nrme mate aan
wezig is 2). Wat te Amsterdam reeds bfproefd
is door Het Nut, door Oas Huis*enz. kan hier
worden aangevuld en uitgebreid. Men scheppe
meer gelegenheid, en er zal ook meer behoefte
ontstaan.
Utrecht. FK. H. C. MULLER.
(Slot volgt.J
1) Wie het hierin met mij eens is, wordt
verzocht mij zijn naamkaartje met adres te
zenden, dan kan zoo spoedig mogelijk tot de
vorming van een soort van nationaal comit
worden overgegaan. (Utrecht, Barentzstraat 32).
2) Ik verwijs hier ter plaatse naar mijne vele
opstellen over dit ondeTwerp, naar mijn rapport
in het Staatsblad van eenige jiren s< leden, mijne
artikelen in dit, Weekblad, in liet Vaderland,
in De Telegraaf, (uitvoerig) in het Vaktijdschrift
roor Onderwijlen. (Jan. 1898 Amsterdam, S.
1. van Locy).
NIEUWE UITGAVEN.
Drente, van 't Verleden tot het Heden, door
dr. H. BLIKK. Hoogeveen, C. Pet.
j&ew Dankoffer, door PARVUS. No. 156 van
Warendorf's Novellen Bibliotheek. Amsterdam,
Van Holkema & Warendorf.
Een nieuwe leus. Haaga Eluchtapel in een
bedry'f, door MAKCELLUS MANTS. Amsterdam,
Van Holkema & Warendorf.
De onuitgegeven parlementaire redevoeringen
van mr. J. . Thorbeclce, door mr. G. G. VAN
DEK HOEVEN, derde deel. Groningen, J. B.
Woltera.
HENEY DAVID THOREAU WALDEN. Met een
voorwoord van dr. FEKD. v. EEDEN en een inlei
ding van W. H. DIKCKS. Uit het Italiaatach
vertaald door SUZB DE JONGH VAN DAMWOIDE.
Bussum, G J. W. Grentzebach.
Annuarium der Roomsch- Katholieke
titwdenten in Nederland. Anno Domini 1902. Leiden.
G. F. Theonville.
Gi/jsbrecht Karel van Hogendorp na 1813 Brie
ven en gedenkschriften uitgegeven door mr. H.
GRAAF VAN HOGENDOSP, 3e deel 1825?1834.
'B Gravenhage, Martin us Ny'hoff.
Voor hondtrd en twintig jaren (1777?78) :
Europa en Noord-Amerika. De vereenigde
provinciën. Amsterdam. De Hollandsche
maatschappij aer wetenschappen.
Moderne Kunstwerken. Ie Afl : Schilderyen,
teekeningen en beeldhouwwerken. Onder redac
tie van H. P. Bremer.
Robert Fruin's Verspreide Geschriften.
Afl 37 Martinna Nijhcff, 'B Gravenhage.
Geschiedenis van onzen tijd sedert 1848, door
dr. P. L MULLER 2e stuk. De Europeesche
omwenteling (1848-1852). Haarlem, H. D.
Tjeenk Willink & Zoon.
Ooer reformkleedir g en nog wat. Nog eens
de refurmkleeding, (een laatste woord), door
prof. Hector Treub, overgedrnkt uit de Holl.
Lelie. Amsterdam, L. J. Veen.
Inhoud van Tijdschriften.
Onze Eeuw. Ie Afl.: Afrekening met Indi
door E. B. Kielatra. Die twijfelt aan eigen
twijfel, door Ester. De opkomst der Attische
welsprekendheid, door prof. dr. K. Kiriper.
Verzen van Frans Bïatiaanse. Byzantium,
door prof. dr. B. H. C. K. van dee Wijck.
Dante in het Parady's, door dr. J. D. Bierens
de Haan. Noorache contrasten, door G. F.
Haspels. Oize leestafel.
Blsevier's Geïllustreerd Maand-chrift. N o. l:
De Nederlandsche inzending op de Ie Inter
nationale Tentoonstelling van moderne decora
tieve kunst te Turijn, door P. J. W. J. van
der Burch. Erek en Lyaiana. Dramatische
idylle in 4 tafereelen, door Fiore Della Neve.
De pruikentijd, door W. F. H Wunderlich.
Overmoed, gedicht door Jeanette Nytiuia.
De Glorie, door Top Natff De vreemdeling,
door P. Assche. Klein Haanlje, door Jan
Feitb. Extaae, door L?o Fauat. Lsntestoet,
gedicht door Eiward B. Koster. Van de
redactie, door F. L.
Ome Kunst. No. 1: A.U?. Vermtylen,
Gonstantin Meunier. Jan Veth, Km inleiding
tot Rubens. W. Vogelsang, Hollandache
gebruikskunst. 't Binnenhuis, de Woning,
Aria en Crafts. Kunstberichten. Platen:
Constantin Meunier, Portret naar de natuur;
De terugkeer; De man met den hamer ; Brok
stuk uit de nijverheid; Hiercheuse; Man met
de tang; Moederschap; De verloren zoon.
P. P. Rnbens, De aanbidding der Koningen;
Landschap met de jacht van Atalante en
Meleager. Jan Nagelvoort, Sïlonmeubelen.
Jac. van der Bosch, Silonkaat, Gesmeed ijzeren
haard. H. P. Barlage Nz, Gael koperen
parapluiestandaard. W. Fanaat, Buffet, détail
buffet. Jan EiienlotfM, Juweelen. Job.
Thora Prikker, Gebatikte boekband. Jozef
Israële, Schnitenlosae a.
Tijdschrift voor toegepaste Scheikunde en
Hygiëne. Dac. 1902 : Het bereiden van normaal
oplossingen, door dr J. Doctera van Lseuwen,
technoloog. Over den invloed van de tegen
woordigheid van oxialzuur bij de oxydatie van
indigo door chroomzuur, door dr. J. P. Joriasen
en dr. L Ta. Rsicher. Het winnen van
ryaanverbiodingen uit steenkolergas Jan ga den
natten weg, door dr. W. P Jorissen en J. Rtiaten,
technoloog. Het gebruik van formaline tot
het conserveeren van voedingsmiddelen, door R.
lectrochemiBche industrie, door W. P. J.
De Katholiek. Jan naris fl : Dr Ehrhard, Over
het katholicismelin de 20 j eeuw, door J. M. L.
Keuller. De geschiedvorsching in de pause
lijke archieven, door dr. G. Brom. Guido
Gazelle (vervolg en slot van deel 122), door A.
M. J I. Binnewif rtz Pr. Bathlehem ; Huis
dea broods; Kerstoratorium, door A. Huybers.
Eigen Haard, No 2: Familieoverlevering,
door L. E (Slot) Hindeloopen, door Hugo
Suringar, (mat afb. naar foto's van dr. E.
Neuhauaer) I. Mijnbouw en nog wat, door
Pim. III. Onderzeesche torpedobooten, door
Nautilus (met efb ). Uit het
journalistenleven (met afs.). II Verscheidenheid.
Feuilleton.
40 cents per regel.
TRADEMARK
NlARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS * BKriNIER,
Wynhandelaars te Amsterdam.
Hoofd-Depöt
VAH
Dr. JAEGER'S ORI6,
8) Normaal-WolartMffl.
E. F. DEUSCHLE-BBNÖQ,
Amsterdam, Kalverttr. 257,
Eenig specialiteit in dei»
artikelen in geheel Neder!.
Versterkend, lichtverteerbaar en
opwekkend is
Verkry'gbaar bij apothekers en drogisten.
Piano-, OrieT- en MnzieïWel
METROOS de KAL-SIIOVEIf,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hun».
Bep&reeren Stemmen Kuilen,