De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 11 januari pagina 4

11 januari 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1333 dat van die frischheid in dit boek niet zoo heel Teel meer over is. We herhalen: de eerste schets is in zekeren zin steeds nog een poed ge lakte proeve, omdat Eigenhuis het lijden vun de weduwe kunstig heeft weten uit te werken met zoodanige welpassende woorden en kleine gebeurtenisjep, dat de strekkirg ervan wordt opgevoerd tot sentimentaal terrein. Maar de opzet van de novelle, die, niettegenstaande die bewerking, de hoofdzaak blijkt, is toch niet meer dan een gewoon treutigheidje, dat iedei jochie met literaire ambitie wel uit zijn her sentjes persen kan. De »batd des meesters" is er hier en daar veredelend overgegaan; maar heeft toch niet zoo diep ingegrepen dat ze het geheel heeft kunnen vertuffsn boven het niveau van de vdor-nieuwe-gidsehe novelletjes, waar van de schrijvers tevree waren als ze als sujet gevonden hadden een min of meer sensationeel, 3. i. dramatisch, tragisch, comisc1! of humo ristisch geschiedenis.]», waarvan ze dan koeden vertellen hoe dat deed er immers nooit toe. De heer Eigenhuis schijnt ons in dezen bun del groot gevaar geloopen te hebben, tot dat mooie.-Enjetjes-zoeken terug te vallen. We" hebben getracht h erboven woorden te vinden om het verdienstelijke in de eerste schets te ka'a:teriseeren. Ei werkelijk, meer dan wat we even aanduidden zit er niet in. En nog minder zit er in de tweede novelle: »Ein grootsch wijf". Dat is de geschiedenis van een man. die het baantje uitoefent van dorps* directeur van gemeentewerken en er een sigarenwinkeltje bij doet; zijn vrouw wil in deftigheid corcurreeren met de vrouw van een rijk aatnemer. Alles wat da aannemersvrouw hseft, moet zij ook hebben. Hair man, Willem Spijker, zit dus nogal eens in de knoei met onbetaalde rekeningen. De aam ener van zijn kant., die nogal eens werken voor de gemeente aa neemt en ze buitengewoon slecht uitvoert, zoekt aan de controle van htt directeurtje te ontkomen, door diens vrouw allerlei mooie geschenken te doen. Ei als dat niet geeft neemt hij Spijker mee naar de stad, maakt hem dronken en be zoekt er met hem een huis, dat de arme Spijker tooit bij name zou durven noemen. Maar als 'a winters het water rijst en een dijk die niet goed genoeg door den aar nemer is voorzien, doorbreekt, gaat Spijker op zijn achterste pooten stt>an, j», gooit en smijt al de mooie geschenken, die zijn vrouw van den aannemer ontvangen heeft, kapot, geeft zijn directe urebaantje eraan, en gaat ia een eenvoudig huisje ergens buiten li ;t dorp aan het timmeren. Het is ook al weer zoo'n verhaaltje, dat ont kiemen kan uit de meest eerstbeginnende literaire ambitie, alledaagscb, laig bij den grond en met een strekking of ie-wil moraal, die al ligt ze drie jaar lang buiten in regen en wind nog het eerste en beste zieltje zal doen zeggen: r Ja, ja, zo? is het! Allemaal door zoo'n grootsch wijf." Maar E genhuis heeft het eigenaardig talent juist zulke baialiteit tot een stukje levendige natuur te maken. Ojk bij zijn vroegere schetsen vroeg men wel eens: »waar moet het bijv. met dat liefdeshistoriitji ueeu? Ze krijgen mekaar latuurlijk en dan is het uit". E'i inderdaad ge beurde dat dan ook zoo! Maar voor dat bet zoover v as werden die twee gelieven en bet werkjs dat, hen omringde zcodan;ge luidjes, dat ze even vol waren van realiteit als de modellen, die er voor zouden gediend kunnen hebben. Zif. er achter Spijker en zijn vrouw zoon'n model P Kan het dat die twee erger s tusschen Annterdam en Gouda hebben geleefd. Jawel, ze zijn niet onmogelijk. 'L', hebben alle eigenschappen van werkelijke menschen, aan alle voorwaarden, die het dagelijksch leven stelt, voldoen ze zoowat. Maar toch ware levende, hun eigen of liever Eigenhuis' léven-levende menscbjes zijn ze niet. We weten dat Spijker een groot boufd heeft en dat hij erg getffaireerd met dribbelpasje door de Dorpstraat loopt; we weten dat zijn vrouw corpulent is en z.ch op een belachelijke manier opschikt. We weten hè*-, omdat de schrijver liet vertelt. Hij beveelt het ze: ge moet zus zijn en zoo, en gehoorzame geestetkinderen, die ze zijp, doen ze het naar onze verbeelding. M*ar wij, lezer», zijn daarmee niet te vree! Eigenhuis heeft ons in vroegere boeken op andere tooneel'jes vergast. Hij heeft uit zijn herinneringen, beelden opgeroepen en niet bevolen, dat ze zus of zoo zouden doen, maar eenvoudig gezegd: »letf". Wondere kunstwezen tjes, zijn ze inderdaad door het leven gegaan voor onze oogen. Ze deden meer dan wat de door den au'eur neergeschreven woorden aanduidden. ze waren in literaire werkelijkheid, wat nog heel wat anders is dan te zijn in literair marionetten spel, zoia's Spijker en zijn grootsche vrouw. Eenigszins anders is ,Afgebeuld" de derde «chets in dezen bundel ^Beproefden." Als een E'genhuifje is bet óók mislukt. Er zit niet dat leven ir, dat zóó sprankelt, dat er humor uit voorkomt, zooals in de Waterkerksche schetsen. Evenwel is het gelukt in anderen zin. Er «preekt het sloven uit van den afgebeulden opperman; en wat er van eigenlijk leven in gemist wordt, vindt vergoeding in de kloeke dramatiek, die hier als een mozaiek if°, waarin woord na woord goed past en zijn functie wel doet. Er is soberheid in, al. zou men daarbij misschien ook wat meerdere diepte kunnen wenechen. Soms en dit vooral op Int i atst is de schets wat ijl ; het eiide weegt niet voldoende op tegen het begin. Want al willen we wel toegeven, dat li;t met een afgedankt opperman, die met een via^en met kolen lings de kuizen gaat locp3D, heel spoedig gedaan kan zijn, toch vergeten we niet, dat in een verhaal als dit niet de feiten moeten verschaft' u de dramatische kracht, maar zin na zin moet wegen tot een tot ail T au die zeggingskrach», die de sensatie wekt van het dramatische. In bet eer61; gedeelte is dit voorzeker wel gedaan ; maar op het einde is het, terwijl de gebeurtenissen droeviger en benauwender worden, of de zinnen luchtiger en .ala bevrijd van treurt.is verder gaar. Misschien bewijst dit wel. dat het genre van ^Afgebeuld" een minder geschikt materiaal is voor Eigenhuis' talent. Toch achten we ^Afgebeuld" naast de eertte schets de beste stalen van literatuur uit dezen bundel. De beide andere schetsen Zuster Huberta en Tennis zijn aaneenschakelingen van feiten, zonder waarde, zonder meer. De eenigszins malle geschiedenis van »Zuster Huberta" en de zeer droevige van » Tennis", ze worden ons medege deeld en we nemen ze voor kennisgeving aar. Ze vinden geen weerspiegeling in de taal, waar mee ze worden meegedeeld. Gebeurtenissen en Wadzijden wandelen naast elkander naar het einde zonder dat meer innige verband dat ze een artistieke eenheid maakt die zich door eigen schappen van kunst van zelve den toegang opent tot ons gemoed. In vroegere werken vond Eigen huis die eenheid door stukken frisch leven vast te leggen; in ^Afgebeuld" zoekt hij ze door van tragische kracht zijn zinnen te bevruchten. In »Zuster Huberta" en Tennis", heeft bij ze daar ook gezocht? We gelooven het bijna niet! Want in kqnstzaken is het zoeken vaak een dank baar werk; en als de lezer óók een weinigje daiikbaar is, is het blijk van zoeken meestal een vinden gelijk. Toch zelfs de neiging tot iets beters dan bet verzinnen van een aandoenlijk verhaaltje, is in de beide genoemde schetsen niet te onderkennen. Aandoenlijke verhaalt]' s maken! Liten we daar nn toch voorloopig weer niet mee beginnnen. In aandoenlijkheid hebben een paar der voor gaande geslachten gedaan, zooals men weet. Nu uit schrik daarover dosn velen van ons aan een siort typersensibiliteit, die cog wat erger \?. Moeten we, omdat dat ook spoedig is gaan vervelen, nu weer terug gaan tot het gewone burgeruiansverdriet, alleen ondat op smart'' en wee", waarmee de high life in de literatuur zoo mee te doen heeft gehad, alweer geen nieuwe rijmen meer zijn te verzinnen F Waarde Heer Eigenhuis, bewaar ons voorloopig voor het hierboven geïncrimineerd genre. Zoek niet den raiddelweg dien we u aanduiden. Want, moeten we uw vroegere boeken gelooven, dan is er in Waterkerk smart" noch verdriet" in literairen zin en dus ook geen middelpaadje dat u tusschen beiden door kan leiden. Er is daar veel leuk frisch leven, waar mee literatuur niets te maken heeft. Geef ons daar in een volgend boek LOg eens een portie van. Of ga naar elders, er zijn nog veel meer van die onontgonnen landen, waar noj nooit een sonnettendichter zich heeft vertoond, en ge zult onze letterkunde een oogenbiik helpen weerhouden bij bet sukkeldrafje, waarmee ze weer naar beneden gaaf. TH, P. E?n dominees-vrouw. Roman van ARIE VAN VEEN. T uree deelen. Haarlem, Vin cent Loosjea, 1902. Groot in hare onbekendheid is de vrouw, die alleen door man en kinderen en vrienden wil gekend en geprezen worden. Ware deze lofspraak op de domineeavrouw van Mastland toepasselijk voor al hare zusters, het boek van Arie Van Veen zou on geschreven zijn gebleven. Zjne domineesvrouw toch is het voorwerp van vrouwengebabbel en societeitsgeklets. Hare verhouding tot een ingenieur, die tijdelijk in het dorp harer inwoning vertoefle, leverde de noodige stof. »'t Ij een smerig zaakje met die twee", verklaarde de dokter; en als aen van de toongevers in die kleine maatschappy dat getuigde, hoe was dan t wij f dl mogely'k? Moest dat zoo komen 'l Dus vragen - wy natuurlek by' de beoordeelicg van een verhaal, hetwelk zich aanmeldt als roman. Martha was een levenslustig mooi meisje geweest, huiselijk opgevoed, haar genot zoekend in lezen. Zy vond 't heerlijk alleen te zijn met hare gedachten, en dan te soezen over een huwelijk met een man, die haar begreep en dien zij vereerde, met wien zy kon samen werken en leven voor een edel doel. Daar de huisvriend der familie een oude vriendelijke predikant was, op wiens groote knieën zij ala kind gaarne had gezeten, vertrouwelijk aange leund tegen zyn breeie borst, kreeg de echt genoot harer fantaisie allengs de gestaltenis van een dominee. Zio worden wy voorbereid op haar huwelijk. Maar noch de minder gunstig geldelijke omstandigheden, waarin zij na den plotselingen dood baars vaders verkeerde; noch de drang van moeder en zusten;; noch de hoop door haren invloed iets van hem te kunnen maken, mot i veeren genoegzaam de daad eener zoo idealistisch aangelegde natuur, om niet alleen het j iwoord te geven aan een pedanten theoloog met eene slaperige uitdruk king in zijn bleek nietszeggend gezicht, doch het werkelijk tot een huwelijk te laten komen met een man, die een verschil maakte met haar ideaal zóó grotesk, dat zy zelve er om moest lachen. Intusschen, de daad is geschied en onver biddelijk volgt de straf. Haar jonge leven verbrokkelde. Den onbeholpen boek en wurm ia zyn harnas van pedanten eigenwaan kon zy' niet boeien Steeds minder werd hare belang stelling in zijn arbeid, voor zyn persoon; zij vervreemdde van hem, gelijk zy' hem en de geheele gemeente van zich vervreemdde. Dan komt de ingenieur Van Wilder, die een spoorweg heeft aan te leggen, in het dorp en op uitnoodiging van dominee in de pastorie. Zoo'n spraakzaam en opgeruimd man toch was juist iets voor Martba; des te ongestoorder kon hij büzijne boeken bly'ven. De bezoeker wordt een dagelyksche gast. Hy' omstrikt het argelooze vrouwtje met zyn mooie praatjes: dwe pen met de natuur, echte liefde en dergelijke. Het ledig in haar bestaan is haar nimmer zoo duidelijk geweest. Nu is eene aanvulling gekomen; zij leeft in Van Wilden's tegen woordigheid op. Lang duurt 't, eer zij zijn bedoelen begry'pt, althans meent te begrijpen. Nog wil zy' niet toegeven aan dat besef; het zou verstoren haar schoon en droom. Maar wanneer zy' voelt, hoe haar echtelijk leven haar wanhopend maakt; wanneer alles in haar binnenste in opstand komt; wanneer z\j in botsing geraakt met baar overgeleverden be grippen van fatsoen en haar aangeleerde gods dienst, die in zulk een kamp niet meer bleken te zyn dan een harnas van spinrag, dan gaat zij uit eigen beweging tot den man, dien zy waaat lief te hebben, die feitelijk nu haar eenig plechtanker is. Deze vergelijking gaat echter niet op. Van Wilden toch meende aanvankelijk niets anders dan door eenig geflirt zijn verblijf op het dorp wat aangenaam te maken; z\jn dwepen met de natuur was zoo onecht mogelijk; zijne ver liefdheid suggereerde hy' zichzelf. Ala zijne passie bevredigd is, voelt h\j niets meer voor baar. Wel vindt by' de heele geschiedenis ellendig, en 't kost hem oogenblikken van wroeging en strijd als bij bedenkt hoe hu haar zitten laat, maar netjes weet hy zich er uit te draaien. Deze beide karakters zyn juist geteekend, het laatste vooral. Van den dominee durf ik niet hetzelfde beweeren. Men weet reeds dat hij pedant was, desniettemin een slaperig, niets zeggend uiterlijk had en slechts leefde voor zy'ne boeken. Wy leeren hem verder kennen als een man, die dominee was geworden zonder roeping; er was gloed noch bezieling in hem ; de geest van het evangelie was hem vreemd; te bekrompen was hij om aan iets anders te denken dan aan zijn eigen eerzucht; onbeholpen en onzelfstandig van natuur. Inderdaad iemand om turelunrach van te worden. Op zyn meesterachtige manier had hy soms eene poging gedaan om zy'ce vrouw voor een of ai der kransje ten bate van zending en armverzorging te winnen of be langstelling te doen vinden in zijn gesprekken, maar zyn toon was zóó irriteerend, zyn hou ding zóó onhandig, dat hy al spoedig van eenige vertrouwelijkheid had afgezien. Hoe komt die man, zoo'n man, eenklaps na een ernstig gesprek met een zijner ouderlingen aan een hartely'ken toon, een krachtigen stap, een glanzend gezicht, een mannelijk optreden? Wg zijn met Martha een en al verbazing; dominee zelf sprak van een wonder. Misschien zal de schry'yer opmerken, dat het leven nog veel grooter verrassingen biedt dan bet vruchtbaarste brein kan uitdenken. Dadelijk toegestemd. Wie heeft niet wel eens iets beleefd dat in een boek ongelociljk zou klinken ? Toch meen ik, dat een schrijver zich heeft te wachten voor bet oordeel-: hier heeft verbeelding den s'aat van zaken geschapen, niet waarneming van de werkelijkheid dien in het leven geroepen. Daar ik met dit oordeel echter niet behoef te eindigen, deel ik vooraf nog eenige opmer kingen aangaande den vorm van dezen roman mede, die niet achterwege mogen blijven tegenover een schrijver die ten volle onze belangstelling verdient. Als milieu werd gekozen de dorpspastorie. Goed. Maar van zy'a milieu dient een schrijver volkomen op de hoogte te wezen. Dat nu bly'kt hier niet het geval te zij D, anders zou hy'niet de catechiseerkamer boven plaatsen, en evenmin een dorpspredikant op Zaterdag eene kerke raadsvergadering doen houden, hem voorstellen aamechtig van het catechiseeren en na de thee naar zyne kamer laten gaan om te werken aan zyne preek ? neen aan een geleerd boek over de transsubstantiatie. Dan zou-hy weten dat een dominee niet spreekt van het gebed vóór de preek maar van het voorgebed ; en zeker niet een rechtzinnig ouderling de uit spraak: >de liefde verdraagt alle dingen" een woord van Christus laten noemen. Of zijn dit misschien slordigheden zooals er meer werden aargetroffjn ? De correctie is op meer dan ne plaats niet met zorg geschied. De taal is niet altijd gekuischt. 'Galaten" als meervoud van «gelaat' is even weinig ge oorloofd als »het buitene'' in tegenstelling van «binnenshuis"; en eene uitdrukking als ?langzaamaan ging de tuin den avond weten" is van gekunsteldheid niet vry. Gjheel de styl is niet verzorgd genoeg. Nog eene proeve van slordigheid. Dat de dominee bij afwisseling een stalen en een gouden bril draagt is mogelijk. Maar dat zijne vrouw ondanks haar blauwe blouse en ciêne japon in «simpel witte" kleeding verschijnt, is wel wat vreemd. Hoe rij ut zy haar berustend aanvaarden van haar lot (>ach zij verlangde maar heel weinig, geen wereldsch genieten enz.") met het daarop dadelyk gevolgd verlangen naar den schouwburg en haar begeerig uitzien naar een dansJ9? H<je klopt het begin en het slot van bl. 142 (1ste deel): .eigen kracht en eigen wil bestonden niet, als ja neiging er toevallig tegen inging, je werd geleefd" en: »jy'n verleden afsluiten, met haar een nieuw leven beginnen, dat zou hy nooit kunnen". Neen, als ja eenvoudig wordt geleefd I Tegenover dit een en ander echter staat veel goeds. Reeds wees ik op de karakteruitbeel ding. Te p y'zen is menig goed geteekend tafe reeltje, zooals het domineeravondja by' dr. Berns en het gewauwel op de sociëteit; en menige mooie natuurbeschrijving, al is de auteur wit over vloedig in het teekenen van den avond, wanneer de schaduwen zich overal nestelen, sluipend en slokkend alles op. Symboliek kan dat toch niet beteekenen. Neen, want juist tegenover de zwarte leer, dat een. mensen nn eenmaal is zooals hy is, product van voorgeslacht en opvoeding en noodlot, wordt hier aanschouwelijk voorgesteld, hoe verandering mogelyk is. Niet gebeel zoo als de schrijver deze voorstelt, maar psycho logisch toch zeker niet onjuist aangeduid. De godsdienst van dezen dominee en zij".e vrouw moge bekrompen zy'o, zy' k jndec anders worden en werden in hunne ot derlinge verhouding andera dan hun aanleg deed vermoeden, omdat zij wezenlijk godsdienstige menschen waren. Beiden erker den schold rekenden zichzelf het meest schuldig aan de fouten in hun wederzydschen omgang. Daardoor waa de weg ge baand tot verbetering. Ook deze levensbeschouwing heeft haar recht, en het doet goed haar te hooren verkondigen. Niet zonder bedoeling is waarschijnlijk ook het cynische woord van den dokter aan het slot, als veroordeeling van het nieten met twee maten, waar het betreft het gedrag van den man of de gedragingen der vrouw. =?=-?= J H' Amterdamsch Jaarboekje voor 1903, Onder ledactie van E. W. MOES, Onderdirec teur van 's Ryks Prentenkabinet te Amsterdam. L J. Veen Amsterdam. De zevende jaargang der nieuwe serie van het Amsterdamache j aar boel j 9 bevat even als vroegere jaren in het voorwerk een Kalender, een kroniek van Amsterdam (l Oat. 1901 30 Sapt 1902) alsmede een lijst der Historie prenten. In net mergel werk beschrijft jhr. mr. J. F. Hacker »E«n Amaterdamsch straf proces in de zeventiende eeuw", en achetat de heer H. Italiëvan Utrecht het leven van mr. Johannes Chriatianua Herpe. Mejuffrouw Johanna W. A. Naber atord haar opstel over »het College van Curatoren der stadaarmer,scholen (1797 1860) af en de heer G. van Ryn uit Rotterdam geeft een en ander over de ?alliantie maaltijd in den Garnalen doelen te Anaterdam", (1786). De redacteur zelf, de heer Moea, deelt in een vijftal bladzijden mede hoe uit Gavard Billoo'a «Eerzang" aan Philip de Frices moet worden afgeleid, dat Vondel geschilderd ia door Abraham van der Tempel. Het portret van de Heer L Sarrurier, den Wethouder voor Pnblieken werken, prykt tegen over den titel. Verder vinden we bier een portret van Herpe en de reproductie eener teekening van Jacob Buys, voorstellende den alliantie-maaltijd. F. Nieuwe Gids. De heer dr. H. J. Bueken ziet zich genood zaakt door verandering van werkkring uit de Redactie van De Nauwe Gids te treden. Hij blijft evenwel ala medewerker aan het tijdschrift verbonden. Zyn plaata in de redactie ia van l Januari af ingenomen door den heer Johan de Meester. Nogmaals: Openbare Volks bibliotheken in Nederland. i. Het zij mij vergund nogmaals zoo krachtig mogelijk een lans te breken voor bet stichten van Openbare Volksbibliotheken in Nederland. Lai t m n hiermede in Amsterdam beginnen, de hartader des lands klopt nog niet lliuw. En laat men in andere steden, vooral in het flinke en energieke Noorden, het voorbeeld der hoofd stad volgen. Waarom geen nationaal comit opgericht voor eene zoo bij uitstek ten nutte der geheele natie dienende zaak? Als men de handen iicéa slaat, is het werk half volbracht 1). Trouwens, dit is reeds van velerlei zijden erkend, en reeds vroeger zijn er verschillende uitvoerige tijdschrift- en dagbladartikelen aan dit doel gewijd. Ik wil beproeven in ecu tweetal artikelen nogmaals in 't kort het hooge gewicht der zaak uiteen te zetten. Wij hebben ten onzeut goed»oorziene en welicgerichte universiteitsbibliotheken. Verder hebben wij de Nutsbibliotheken, aller lof waardig. Ook vele particuliere bibliotheken bestaan in ons andjn, voor menigeen toegankelijk. Te Ansterdam, en m'sscliea elJers (iiij ontbreken op t et oogenblik juiste t plavei) is reeds een grondslag voor openbare volksboekerijen gelegd. Maar er blijft nog zeer veel te doen. En wat men in 't buitenland, in Amerika b. v., public libraries" noemt, ontbreekt eigenlijk nog. Reeds vroeger heb ik er op gewezen dat h. v. de zalen voor boeken, voor tijschriften, voor dag- en weekbladen, gescheiden moeten zijn, en dit er onderscheid dient te worden gemaakt tusschen de allereerste ontwikkeling van de groote ma«sa des volks, en de ernstige studie van student, ambtenaar, onderwijzeres of onder wijzer. Het laatste blijve in hoofdzaak overge laten aan de universiteitsbibliotheken. M t ar voor de groote mwsa des volk», die geen tijd heeft voor diep-re studie, moeten de op te richten volksbibliotheken diëten. Wel is waar hebben wij in Nederland geen CarnegieV, die als met a tojverslag zulke inrichtingen ten algemeenen nutte doen ver rijzen, maar wij kunnen toch óók op vermogende volksvrienden, op Maecenaten trotsch zijn, die op ander terrein reeds heihaaldelijk van hun goeden wil blij b n hebben gegeven. Ik twijfel niet of soainrgen van hen zullen ook voor dit goede deel te vinden iij,i. En bestaat eenmaal een goed ingerichte boekerij, neemt het bezoek voort durend toe, dan heeft men immers ajle kans op steun van gemeentewege, misschien van staats wege als maar de eerste steen gelegd is. Openbare volksbibliotheken hebben een groote toekomst. M«ar nu b. v. te Amsterdam d,e ge meentelijke fl antieele toestand zulke uitgaven niet schijnt te gedoogen, waarom kunnen par ticuliere krac'ten niet tot tUr.d brengen wat later toch door de overheid moet en zal worden gesteund? 11 faut commencer pir Ie commsncement. En het begin moet hier, naar mijne be scheiden meeninp-, weien : een fl ake nieuwe boekerij, Bta' den euch des tijds ingericht, zooveel mogelijk gelegen in i van de brand putten der hoofdsfad. Gesteld eins dat de noodzakelijke sommen voor zoo iets te vinden zijn, waarop zal dan in de eerste plaa's moeten worlen gelet? Of schoon het allerminst in mijne bedoeling ligt hier ter p'aatse als deskundige", als autoriteit" in zake voUsb b'iotht k >n op 1e treden, veroorloof ik mij toch over dit onderwerp de navolgende beschouwingen; wellicht geven zij den stoot tot eene gedachtenwisseling die praktische resul taten heeft. Eia doelmatige plaats en een doelmatige in richting van het gebouw is ongetwijfeld nummer a. L:cht en lucht moet meer dan voldoende aanwezig zijn, en het geheel ment zóó gebouwd worden dat eene eventueele uitbreiding ge makkelijk kan worden aangebracht. O k uiterlijk zij het gebouw fraai en indrukwekkend, het groo'sche doel der volksontwikkel nj waardig; er bestaat nog behoefte genoeg aan sierlijke openbare gebouwen, die den roem kunnen worden van oiue talrijke bouwmeesters. Vóór alles richte men evenwel een volksbibliotheek praktisch in, en spiegele zich aan goede voorbeelden in het buitenland (Duitschland, Engeland, Amerika; in het uitvoerige Duitsche werk hierover van Ernst Schultze, dat in 1900 te Stettin verscheen, zij u een aantal fraaie afbeeldingen te vinden), waar op dit gebied reeds zeer ve;l voortn ff ;lijks bestaat, hetzij door particulier initiatief, hetzij door du overheid tot stand gebracht. Maar nu de led uur? In sommige plaatsen, waar reeds op kleinere schaal een .soort van «volksbibliotheek" bestaat, bepaalt zich de lectuur voor zoover ik kon nagaan in hoofdzaak tot romans, novellen, en wat dies meer zij, in het kort tot hetgeen men iret een vagen term »belletrie" pleegt te noemen. Men kan dit betreuren, geheel veranderen kan men het niet. Wolf en Deken, Van L°nnep, Oltmans, Bosboom Toussaint, Schimmel,_Eb3r8, Dahn, Cou perus, enz., trekken nu eenmaal de massa mc'érdan wetenschappelijke verhandelingen. Evenzoo gaat 't in de schouwburgen, waar loase stukjes het ema'ige drama verdrirgen. Volksontwikkeling is trouwens óók wel tot zekere hooite uit romanlectuur te putten, al valt te betwijfelen of er op den duur veel bij lezeressen en lezers hangen" blijft. Doch een goed bestuur kan hier ingrijpen, misschien wel door zich in geregelde verbinding te stellen met kringen van lezers. Men zorge vooi a' voor populaire wetenschap pelijke geschii'ten, en trachte daarvoor de algemeene belatgstelling te wekken. E a waarom zouden niet aan de volksbitl otheken volksvoordrachten op wetenscbappslijken grondslag (.cursussen tot uitbreiding van hooger onderwij s", »University tx'ension") kunnen worden ver bonden? Waarom niet eenige lokalen daarvoor in het bijzonder ingericht? Ook de behoefte aan zulke cursussen breidt zich voortdurend uit Welnu, de te stichten volksbibliotheken bieden daarvoor eene uitmuntende gelegenheid, omdat tegelijkertijd lectuur in nrme mate aan wezig is 2). Wat te Amsterdam reeds bfproefd is door Het Nut, door Oas Huis*enz. kan hier worden aangevuld en uitgebreid. Men scheppe meer gelegenheid, en er zal ook meer behoefte ontstaan. Utrecht. FK. H. C. MULLER. (Slot volgt.J 1) Wie het hierin met mij eens is, wordt verzocht mij zijn naamkaartje met adres te zenden, dan kan zoo spoedig mogelijk tot de vorming van een soort van nationaal comit worden overgegaan. (Utrecht, Barentzstraat 32). 2) Ik verwijs hier ter plaatse naar mijne vele opstellen over dit ondeTwerp, naar mijn rapport in het Staatsblad van eenige jiren s< leden, mijne artikelen in dit, Weekblad, in liet Vaderland, in De Telegraaf, (uitvoerig) in het Vaktijdschrift roor Onderwijlen. (Jan. 1898 Amsterdam, S. 1. van Locy). NIEUWE UITGAVEN. Drente, van 't Verleden tot het Heden, door dr. H. BLIKK. Hoogeveen, C. Pet. j&ew Dankoffer, door PARVUS. No. 156 van Warendorf's Novellen Bibliotheek. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Een nieuwe leus. Haaga Eluchtapel in een bedry'f, door MAKCELLUS MANTS. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. De onuitgegeven parlementaire redevoeringen van mr. J. . Thorbeclce, door mr. G. G. VAN DEK HOEVEN, derde deel. Groningen, J. B. Woltera. HENEY DAVID THOREAU WALDEN. Met een voorwoord van dr. FEKD. v. EEDEN en een inlei ding van W. H. DIKCKS. Uit het Italiaatach vertaald door SUZB DE JONGH VAN DAMWOIDE. Bussum, G J. W. Grentzebach. Annuarium der Roomsch- Katholieke titwdenten in Nederland. Anno Domini 1902. Leiden. G. F. Theonville. Gi/jsbrecht Karel van Hogendorp na 1813 Brie ven en gedenkschriften uitgegeven door mr. H. GRAAF VAN HOGENDOSP, 3e deel 1825?1834. 'B Gravenhage, Martin us Ny'hoff. Voor hondtrd en twintig jaren (1777?78) : Europa en Noord-Amerika. De vereenigde provinciën. Amsterdam. De Hollandsche maatschappij aer wetenschappen. Moderne Kunstwerken. Ie Afl : Schilderyen, teekeningen en beeldhouwwerken. Onder redac tie van H. P. Bremer. Robert Fruin's Verspreide Geschriften. Afl 37 Martinna Nijhcff, 'B Gravenhage. Geschiedenis van onzen tijd sedert 1848, door dr. P. L MULLER 2e stuk. De Europeesche omwenteling (1848-1852). Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Ooer reformkleedir g en nog wat. Nog eens de refurmkleeding, (een laatste woord), door prof. Hector Treub, overgedrnkt uit de Holl. Lelie. Amsterdam, L. J. Veen. Inhoud van Tijdschriften. Onze Eeuw. Ie Afl.: Afrekening met Indi door E. B. Kielatra. Die twijfelt aan eigen twijfel, door Ester. De opkomst der Attische welsprekendheid, door prof. dr. K. Kiriper. Verzen van Frans Bïatiaanse. Byzantium, door prof. dr. B. H. C. K. van dee Wijck. Dante in het Parady's, door dr. J. D. Bierens de Haan. Noorache contrasten, door G. F. Haspels. Oize leestafel. Blsevier's Geïllustreerd Maand-chrift. N o. l: De Nederlandsche inzending op de Ie Inter nationale Tentoonstelling van moderne decora tieve kunst te Turijn, door P. J. W. J. van der Burch. Erek en Lyaiana. Dramatische idylle in 4 tafereelen, door Fiore Della Neve. De pruikentijd, door W. F. H Wunderlich. Overmoed, gedicht door Jeanette Nytiuia. De Glorie, door Top Natff De vreemdeling, door P. Assche. Klein Haanlje, door Jan Feitb. Extaae, door L?o Fauat. Lsntestoet, gedicht door Eiward B. Koster. Van de redactie, door F. L. Ome Kunst. No. 1: A.U?. Vermtylen, Gonstantin Meunier. Jan Veth, Km inleiding tot Rubens. W. Vogelsang, Hollandache gebruikskunst. 't Binnenhuis, de Woning, Aria en Crafts. Kunstberichten. Platen: Constantin Meunier, Portret naar de natuur; De terugkeer; De man met den hamer ; Brok stuk uit de nijverheid; Hiercheuse; Man met de tang; Moederschap; De verloren zoon. P. P. Rnbens, De aanbidding der Koningen; Landschap met de jacht van Atalante en Meleager. Jan Nagelvoort, Sïlonmeubelen. Jac. van der Bosch, Silonkaat, Gesmeed ijzeren haard. H. P. Barlage Nz, Gael koperen parapluiestandaard. W. Fanaat, Buffet, détail buffet. Jan EiienlotfM, Juweelen. Job. Thora Prikker, Gebatikte boekband. Jozef Israële, Schnitenlosae a. Tijdschrift voor toegepaste Scheikunde en Hygiëne. Dac. 1902 : Het bereiden van normaal oplossingen, door dr J. Doctera van Lseuwen, technoloog. Over den invloed van de tegen woordigheid van oxialzuur bij de oxydatie van indigo door chroomzuur, door dr. J. P. Joriasen en dr. L Ta. Rsicher. Het winnen van ryaanverbiodingen uit steenkolergas Jan ga den natten weg, door dr. W. P Jorissen en J. Rtiaten, technoloog. Het gebruik van formaline tot het conserveeren van voedingsmiddelen, door R. lectrochemiBche industrie, door W. P. J. De Katholiek. Jan naris fl : Dr Ehrhard, Over het katholicismelin de 20 j eeuw, door J. M. L. Keuller. De geschiedvorsching in de pause lijke archieven, door dr. G. Brom. Guido Gazelle (vervolg en slot van deel 122), door A. M. J I. Binnewif rtz Pr. Bathlehem ; Huis dea broods; Kerstoratorium, door A. Huybers. Eigen Haard, No 2: Familieoverlevering, door L. E (Slot) Hindeloopen, door Hugo Suringar, (mat afb. naar foto's van dr. E. Neuhauaer) I. Mijnbouw en nog wat, door Pim. III. Onderzeesche torpedobooten, door Nautilus (met efb ). Uit het journalistenleven (met afs.). II Verscheidenheid. Feuilleton. 40 cents per regel. TRADEMARK NlARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars en bij de vertegenwoordigers KOOPMANS * BKriNIER, Wynhandelaars te Amsterdam. Hoofd-Depöt VAH Dr. JAEGER'S ORI6, 8) Normaal-WolartMffl. E. F. DEUSCHLE-BBNÖQ, Amsterdam, Kalverttr. 257, Eenig specialiteit in dei» artikelen in geheel Neder!. Versterkend, lichtverteerbaar en opwekkend is Verkry'gbaar bij apothekers en drogisten. Piano-, OrieT- en MnzieïWel METROOS de KAL-SIIOVEIf, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hun». Bep&reeren Stemmen Kuilen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl