Historisch Archief 1877-1940
No. 1333
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Rollen van 6 Tabletten. ? Rollen van 6 Tabletten
l O dubb. Capsules
voor .. toopej
5 dubb. Capsules
voor opp
in flacons
van af
In een Eegclscli
Vele jaren geleden, ontmoette ik, in een
der Londensche homes, de eenvoudigste soort
van pensions, eene oude gouvernante, een dier
schipbreukelingen van 't leven, zooals men ze
aantreft in alle groote steden. Naar de uiterst
geringe hoeveelheid kennis, die zy op de
wereldmarkt had aan te bieden, scheen gee
nerlei vraag meer te zyn. Althans, ik zag haar
eiken morgen aan de onby'ttafel met a> g-itige
blikken, turen naar de uitdeeling der brieven,
of er niet eindelijk eenig antwoord komen
zou op eene harer vela sollicitaties naar eene
opengevallen betrekking. Maar telkens boog
z\j, teleurgesteld en mismoedig, het hoofd
om straks eene nieuwe poging te wagen.
't Gevolg van dit alles was, dat zy dikwijls
in gebreke bleef om haar pension te betalen.
En bij die gelegenheden, boorde ik de direc
trice steeds tot baar zeggen: Miss Smith, you
shall go to the worktwuse. Blijkens den
indruk dien deze bedreiging op de ongelukkige
maakte, scheen dit een vreesely'ke plaats te
zijn, waarvan mijne voorstellingen echter zeer
nevelachtig waren.
Sedert zijn mijne begrippen op dit punt
opgeklaard. Ik heb begrepen waarom de Lon
densche inrichting die den zeer oneigenlyken
naam van «werkhuis'1 draagt, zich zoo weinig
verheugen mag in de sympathie der armen
over 't algemeen en van miss Smith in 't bij
zonder. Leest men de beschrijving, die eene
Engelsche dame er van geeft, dan gevoelt men
dat daarvoor maar al te veel reden is. En
bijna noodwendig begint men vergelijkingen
te maken tusschen dit verblijf en soortgelijke
liefdadigheidsinrichtingen hier te lande.
Hoe verschillend wordt de taak ouden en
zwakken te verzorgen, hier en gind» opgevat.
In het groote land, aan de overzijde der zee
wordt wat waardeloos is voor den arbeid in
het leven gehouden ja, maar meer dan een
voortbestaan onder de droevigste omstandig
heden, is het niet. Hier worden de ouden van
dagen met liefde opgenomen en verzorgd.
?Een arm mensch moet niet oud worden,"
zei eens een arm oud man tot mij. En waarlijk,
in het Londensche werkhuis, schijnt die droeve
klacht ten volle gerechtvaardigd. Oe schrijfster,
miss Edith Sellers, verhaalt ons dat er meer
dan 20,000 menschen boven de vijf en zestig
jaar zijn in de Londensche werkhuizen, en dan
beschrijft zij ons wat zy', in een er van, heeft
gehoord, gezien en opgemerkt. Wy' kunnen
het büeene zoo scherpe opmerkster, die bo
vendien niet lijdt aan de in Engeland zoo
algemeen verspreide kwaal van admiration
mutuelle, niet toeschrijven aan vrouwelijke
overdrijving als zij zegt : «Ik heb vele armen
inrichtingen bezocht, zoowel in myn eigen
land als daarbuiten, en nergens heb ik zooveel
waar verdriet gevonden, als in dit groote
Londensche werkhuis. Onder de fatsoenlijkste
bewoners van dit huis, was eene hopeloosheid,
eene onuitsprekelijke ellende, zooals ik nog
nergens anders gezien heb, zelfs niet in de
strafgevangenis te Moscou.
Toen ik voor de eerste maal dit werkhuis
bezocht, vond ik, in ne zaal, ongeveer 210
oude vrouwen bjjeen. Met haar lange houten
tafels en kale witte muren, zonder eenige
gemakken, maakt» zij den naargeestigsten in
druk, dien men zich denken kan. Hoewel het
midden in den winter was, heerschte er eene
verstikkende hitte, er scheen geen lucht te
zijn om in te ademen en het rook er! deze
menschen zijn alle oud en sommige hebben
vreeselyke kwalen. Dan het geraas l Het hoes
ten en grommen, het znchten en kermen, de
vergeefsche pogingen om de dooven iets te
doen verstaan l »My'n hoofd zal nog eens
bersten van al dat leven," hoorde ik een arm,
bevend, oud schepsel mompelen. >Het lawaai
en de herrie zullen mij den dood nog eens
aandoen," riep eene andere. De kamer was
oneindig veel te vol met menschen, de vrou
wen zaten, zooals eene harer zei «gepakt als
haring in een tonnetje." Blijkbaar is er in de
werkhuizen geen conti 61e van inspecteurs van
den gezondheidsdienst. En alle zaten zij met
haar handen over elkaar, want zy' hadden niets
te doen niets te doen dan met elkaar te
kibbelen en elkaar het leven moeilijk te ma
ken. Z\j zaten op houten banken, meeren
deels banken zonder leuningen vrouwen
van zeventig, tachtig jaar en daarboven op
banken zonder leuningen. Zoo iets heb ik nog
nooit ergens gezien dan in Engeland. Daar
moeten zy zitten, uren achtereen, eigenlijk
den geheelen dag, en er zijn heel fatsoenlijke
oude menschen onder met het laagste soort
van volk, dat aan eiken kant dicht op hen
zit. Denk eens wat het zijn moet, zijne dagen
te slijten, schouder aan schouder, met een
kakelende idioot, of eene vrouw die onophou
delijk zit te hoesten of te snuiven of eene
andere, die haar geheele leven nog niet nuchter
geweest is, als zy maar een paar centen had
om zich te bedrinken, 't Was erbarmelijk om
te zien met hoeveel afkeer de fatsoenlyksten
onder die oude menschen elke aanraking ver
meden met hunne buren.
?Om 's hemel 's wil, help mij hier vandaan,"
zei eener harer tot mij, met eene uitdrukking
op haar gezicht, die ik niet licht vergeten
zal. «O, was ik maar gestorven, vóór ik hier
kwam" zei eene andere, terwijl minstens een
halt dozijn der verpleegden en wel van de
fatsoenlyksten, mij in allen ernst vertelden,
dat zy het leven in het huis bijna ondragelijk
vonden, een last te zwaar om te dragen.
Bijna allen hadden zy de eene of andere
kwaal. De meesten misten grootendeels het
gehoor, anderen het gezicht, terwijl zij bijna
allen min of meer leden aan rhumatiek, som
mige hadden misvormde vingers, andere stijve
gewrichten, weer andere voortdurend pijn in
den rug.
Hoe kwamen die allen hier, vroeg ik
myzelve af en ik begon te informeeren of zy
geen kinderen, familie of vrienden hadden,
waarbij zy hadden kunnen wonen. »Myn doch
ter zou my wel in huis willen nemen, maar
haar man wil geen oude menschen over den
vloer hebben," was een verklaring, die ik meer
dan eens ontving. »De vrouw van mijn zoon
zou my niet by' zich willen hebben, zy kan
my niet uitstaan," zei eene andere. »Er is
geen plaats voor my, ze zitten nu al op elkaar
gepakt," antwoordde een derde. Er waren er
geloof ik, maar vyf, die uit eigen vrijen wil
gekomen waren; de anderen zouden liever
overal heen gaan en zich aan alles onderwer
pen, als zy maar uit het werkhuis konden
komen. Eene oude vrouw was blijkbaar geko
men in drift, na een twist met de dochter bij
wie zij woonde, terwijl eene andere de kamer
had verlaten, die zy deelde met haar zoon,
zijne vrouw en een troep kinderen, omdat zei
zij, ze nacht noch dag een oog dicht kon doen
van het rumoer. Dan was er een vrouw, die
zonder een woord te zeggen, weggeloopen was
van den zoon, voor wien zy huishield, omdat
zy ontdekt had dat zij hem belette om te
trouwen en nog eene andere had ongeveer
hetzelfde gedaan omdat zij wist dat haar doch
ter zichzelve het noodige onthield om haar
den kost te kunnen geven. Het zonderlingste
geval was dat van eene vrouw, die naar het
werkhuis gegaan was, omdat haar zoon, by'
wien zy woonde, bij het Leger des Heils gegaan
was en wilde dat zy dat ook doen zou. Maar,
zoo vertelde zy my, met eenigen trots, ik ben
geboren in de Engelache Staatskerk en ik wil
sterven in de Engelsche Staatskerk. Uitgezon
derd deze vyf, waren al de anderen in het
huis, omdat zy geen keus hadden, zy moesten
daar komen of verhongeren.
Er was n gevoel waarin zij allen eer stem
mig waren, dat was een gloeiende haat tegen
de gansche kaste van huisheeren. In hunne
oogen is de huisheer de personificatie van al
wat slecht is, van al dat inhalig, wreed en
onrecht raardig is. Hare bevende oude
kraakstemmen trilden van toorn en verontwaardiging
toen zg' vertelden welke huur zy hadden moeten
betalen voor de ellendigste holen, hoe zy behan
deld werden als men de huur kwam halen en
zy die niet klaar hadden. Velen hadden de
helft moeten geven van al wat zij verdienden
voor ne kamer. >Hoe heb ik dan ooit iets
kunnen sparen V" vroeg eene hemdenmaakster
op bitteren toon en van alle kanten weerklonk
dezelfde vraag. Ja, hoe zou dat mogelijk ge
weest zyn, daar zy dikwijls nog een zieken
man en ook kinderen te onderhouden hadden.
Er is voor haar geen questie van en toch zoo
lang vrouwen van deze klasse niet sparen
kunnen, moeten zy noodwendig tot armoede
vervallen, al werken zy ook nog zoo veel, al
bekrimpen zy zich ook nog zoo hard.
Terwijl vele der vouwen behoorden tot de
klasse der onbekwamen, zy waren naaisters
geweest, vruchtenpluksters, fabriekarbeidsters,
dienstboden (éne bijna zestig jaar lang) be
hoorden de mannen meestal tot eene hoogere,
meer bekwame klasse en hadden vele beroepen
gehad die wel betaald werden. Er waren onder
hen machinisten, gasfitters, timmerlieden,
schilders, boekdrukkers en metselaars, ook een
instrumentmaker en een klerk by' de assurantie,
twee winkeliers, drie photografen en twee
handelsreizigers. Een arme man had, zooals hij
dacht, zich by drie maatschappijen verzekerd
voor den ouden dag, die alle oplichting waren
gebleken.
lu n opzicht waren de mannen gelukkiger
dan de vrouwen, want in plaats dat zy alle
op elkaar gepakt zaten in ne zaal hadden
zij kleiner kamers om in te zitten en hoewel
deze ook vol en naargeestig genoeg waren, zóó
vol en naargeestig als die van de vrouwen
waren zy niet. Toch was er ook onder de
mannen, ten minste die van het betere soort,
blijkbaar veel lijden en veel ellende en wel
van de ergste soort, doffe, zwijgende ellende,
die hen versteend scheen te hebben. Zy sche
nen het scherper dan de vrouwen te voelen
hoe verlagend het is armlastig te zijn; zy
klaagden minder, maar mokten over hun lot.
>Als wij oud worden, dan is er geen plaats
meer voor ons in de wereld en we zijn tegen
woordig oud op ons vy'ftigste jaar," zei een
der mannen vol bitterheid tot my. Hy' was
nog een heel eind van de zestig en hy had
gedaan gekregen om plaats te maken voor een
jongen van twintig.
De groote meerderheid der mannelijke ver
pleegden waren ongetwijfeld vagebonden en de
meesten dronken ook, daarbij waren er zeker
evenveel misdadigers als eerlijke menschen
onder; toch waren er ongetwijfeld eerlijke
menschen onder en menschen, die hun heele
leven lang hard gewerkt hadden en die den
strijd hadden moeten opgeven, buiten eigen
schuld. En voor hen is het leven n lange
beproeving, een bittere vloek. Ik vroeg een
armen, ouden kerel hij had een schrander,
eerlijk gezicht wat hy bezig was te doen.
«Niets dan den ty'd doodslaan," antwoordde
hy en zijn hart schoen te breken onder die
bezigheid.
In dit werkhuis, worden allen, de mannen
zoowel als de vrouwen, goed gevoed; zy gaan
ook goed gekleed en voor zoover de beambten
aangaat, goed behandeld ik hoorde dezen van
den hoogste tot den laagste, zeer prijzen, ter
wijl er geen enkele klacht tegen hen geuit
werd en toch voelden blijkbaar, zoowel de
mannen als de vrouwen, vooral zij die fatsoen
lijke oude menschen waren zich heel ellen
dig. En het lijden dat zy verduren is groo
tendeels daaraan te wijten, dat niettegenstaande
de aanmaningen van 't stedelijk bestuur, niet
tegenstaande de rapporten van eene commissie
uit het Parlement, in plaats van soort by soort
geplaatst te worden, de goeden en de slechten,
allen door elkaar samen zyn opgesloten, Is
het dan onmogelijk om de uitvoerders der
armenwetten aan het verstand te brengen dat
door de goeden en fatsoenlijken te noodzaken
hunne dagen en nachten te slijten met de
slechten en verbasterden, zy hen veroordeelen
tot een harder lot dan men den ergsten onzer
misdadigers oplegt.
Terwijl ik rondging onder die menschen,
dacht ik aan de vroolyke, prettige verblijven
die Denemarken en Oostenrijk en laat ons er
bijvoegen Nederland, ingericht hebben voor
hunne afgeleefde werkers, verblijven, waarin
de verpleegkosten per houfd, aanmerkelijk min
der zyn dan in het bovenvermelde werkhuis
Er is een tijd geweest, dat men van oordeel
was, dat wy liefderijker en wijzer zorgden voor
onze armen dan andere volken, maar nu...
Nu moeten in Engeland arme oude menschen,
die jaren lang hard gewerkt hebben, hebben
gespaard en bezuinigd, hunne laatste dagen
slijten in zulk eene plaats. Zelfs Rusland heeft
zijne oude mannen- en vrouwenhuizen.
Enkele weken geleden, beging eene vrouw,
die dicht by dit werkhuis woonde, zelfmoord
zy wierp zich uit een der bovenramen.
De jury gaf als oorzaak op, wat men in
Engeland noemt temporary insamty d. i. dat
zy op 't oogenblik niet recht wist wat zy
deed, want het bewijs werd geleverd, dat zy
half verhongerd was. Toen ik van 't geval
hoorde, dacht ik aan 't geen ik eene ver
pleegde in 't werkhuis had hooren zeggen:
>Ik had te kiezen tusschen verhongeren en
het werkhuis, ziet u en ik heb verkeerd
gekozen." M. K.
Mrs. Lingtry. Rose Cleveland.
Koningin Draga van Senië. = Pen
en potlood-dub
Mevrouw Langtry, de beroemde
tooneelspeelster, is naar Amerika vertrokken, om het
door haar en den tooneelspeler Hartley Manners
geschreven stuk >The Crossways" aldaar te
spelen. In het «Imperial theater" heeft «the
Crossways" het wel gedaan, maar de toekomst
zal leeren of het stuk een succèa d'estime,
dan wel een vrij en onbetwist succes mag
heeten. De Engelschen dwepen met mevrouw
Langtry, met de «happy possessor of imperial
beauty and the imperial theater" zooals men
over haar schrijft.
Mooi is zy ongetwijfeld. Buitengewoon fijn
en schrander is haar Griekach profiel. De stand
van haar prachtig gevormd hoofd is zóó
schoon, dat, volgens mevrouw Langtry's be
wonderaars, slechts de Venus van Milo in dat
opzicnt met haar mag vergeleken worden.
En- door haar classiek profiel, en door den
stand van haar kopje en door de golvende,
slanke bewegingen van haar buigzaam lichaam,
bezit mevrouw Langtry, wat de Amerikanen
aanduiden als «the royal muscle".
In y'ver, lust tot werken, studeeren, alles
onderzoeken, doet zij niet onder voor haar
kunstzuster Sarah Bernhardt. «She works like
a nigger" zeggen de Amerikanen van deze
merkwaardige vrouw. £\j is streng-kritisch
tegenover zich-zelf. Haar vroegere onder
wijzers en onderwijzeressen, betrouwbare,
waarheidlievende vrienden en vriendinnen
worden door haar uitgenood om tegenwoordig
te zijn, wanneer züspeelt, vooral wanneer zij
in nieuwe rollen optreedt. Dan luidt haar
kranig, onverbiddelijk parool: «Loftuitingen
vóór je houden, asjeblieft, maar wat ik jullie
bidden mag, maakt my opmerkzaam op myn
fouten Laat het niet op je geheugen aanko
men. Neemt papier en potlood mee naar het
theater en schryft onmiddely'k op, alles wat
jullie afkeurt, mishaagt en verkeerd vindt".
Mevrouw Langtry wier artistiek huis, met
marmeren vloer in haar salon, vorstelijk is in
gericht heeft tijden van groote ontbering ge
kend. Haar talent, baar werkkracht en haar
volharding voerden baar op, tot de hoogte,
die zy bereikte.
«Waarom is u eigenlijk aan het tooneel
gegaan ?" vroeg men haar eens.
«Waarom ?! antwoordde zy lachend, wel, om
dat ik geen lust had om van honger te sterven l"
* *
*
Miss Rose Cleveland, zuster van den
vroegeren president der Vereenigde Staten, heeft
zich met goed gevolg aan dun landbouw gewijd.
Aan de kust van Maine bezit zy' een uitgestrekt
stuk land en zy houdt daar ean talrijke kudde
runderen. Voorts verbouwt zij groenten en
ooft en ook houdt zy zich op groote schaal
bezig met hoenderteelt; zy bezit niet minder
dan ongeveer 800 runderen.
(Huisvrouw, nummer van 27 December jl).
*
Drdga Maschin, koningin van Servië, schrijft
de lenigheid en sierlijkheid van haar lichaam,
grootendeels toe, aan de wyze waarop zy slaapt.
Zy vleit zich voor de nachtelijke uren neer
op een smal, bikkelhard bed. Geen kussen
steunt het vindingryk kopje, waarop zy met
slim overleg het koninginne-kroontje plaatste.
Zy ligt plat op een harden matras, met een
klein kussen onder de voeten. Vóór dat zy op
zoo Spartaansche wyze haar beddeke spreidde,
had Draga veel last van slapeloosheid ... en
nachtmerrie l Hu l
Zouden slapeloosheid en benauwende droomen
haar misschien gefolterd hebben, in een periode,
toen zy nog niet volkomen zeker was, dat de
jeugdige Alexander, de koningskroon zou
deelen met haar, de vrouw ry'p in leeftijd en
ervaringen ?
* ?
In Londen is een >pen-en-potlood-clnb"
verrezen. Deze club is geschoeid op Fransche
leest. In Parys heeft men de eerste
pen-enpotlood-club opgericht. De Engelsche club
wykt in geen enkel opzicht af, van zyn Fransch
model.
Zy', die tot de club toetreden verbinden zich,
om de veertien dagen een gemeenschappelyken
maaltyd te houden. Na afloop van het diner,
zet men zich aan den arbeid. Het lot beslist
on tire a la courte paille wie der aan
wezige leden de werkzaamheden van den
avond zal aanduiden. Hy of zij door het toeval
aangewezen, geeft een onderwerp op, dat naar
keuze mag worden uitgewerkt. De leden mogen
er een opstel over maken, zy mogen het tee
kenen of plastisch voorstellen.
Gedurende een half uur is het doodstil. Men
hoort niets dan pengekras en potloodhalen. Na
verloop van de dertig minuten van een
toegiftje is geen sprake wordt de arbeid
gestaakt en de leden vertoonen beurtelings wat
zy geteekend hebben, lezen voor wat zij ten
papiere brachten, monologiseeren het onder
werp of stellen het in pantomime voor. Tot
dusverre bestaan de leden van de clubs te
Parys en te Londen, meestal uit teekenaars
van beroep, tooneeispelers, journalisten en
letterkundigen, al te gader gelukkige stervelin
gen voor wie pen- evoluties en potlood-gedartel
geen verschrikkingen zijn ! Als gezelschaps
spel zou men deze pen-potlood- en plastiek
oefeningen allicht kunnen invoeren. Wie weet,
boe gunstig de wedijver zon werken, hoevesl
verborgen talenten «al spelend te water zouden
geraken".. pardon ! aan het licht zouden komen.
CAPKICE.
Oeufx a la sui'se Benoodigheden. 50 gram
boter, 4 eieren, 2 lepels dikke, zoete room,
eenige dun gesneden stukken kaas.
Bereiding. Spreid de boter uit op den bodem
van een vnurvast schoteltje. Leg de kaas er
op. Breek de eieren voorzichtig, zonder dat
de dooiers uitloopen. Sprenkel er een weinig
peper en zout over. Giet de twee lepels room
er over uit. Strooi nu wat geraspte kaas op
de room en zet het schoteltje een kwartier in
esn warme oven. By voorkeur eet men dit
zeer smakelijk eiergerecht met geroosterd
brood.
Bavaroise a l'orange. Benoodigdheden 12
sinaasappelen, 200 gram suiker, 5 eieren, %
litPr slagroom. 30 gr. gelatine.
Bereiding. Klop de eierdooiers met de suiker
10 minuten, roer ze daarna dik au bain-Marie,
voeg dan Je in weinig water opgeloste gelatine
toe, vervolgens den styfgeklopten room, en de
geraspte schil van een sinaasappel. Plaats deze
massa op y'p, roer van tyi tot tijd en voeg
het sap van de sinaasappelen erbij, zoodra
alles styf begint te worden. Vul daarna den
vorm.
IIIHMflIIIIIIIIIIIUIIIIHIIII
UIT DE NATUUR
De
Kerst
roos.
Is iemand
buiten
woont,
vooral in de
zandstreken,kanhy
eigenlyk
onmogelyk
toegeven,
dat er in
den winter
weinig
groen te
zien is. Als
hy
dejeremiades
leest over de kaalheid buiten, ja, dan voelt hy
daar wel iets voor, wart wel mist ook hy' veel
van al 't geen den zomer zoo verrukkely'k
maakt, maar weinig groen .. .? Hy zou er niet
met rechten nadruk over kunnen klagen, nadat
hy in het dennebosch een poosje heeft
rondgestapt, toen den weg is overgestoken en door
een sparrelaan ging, waar tusschen de gewone
en de zilverspar zich wakelboscbjes of
jeneverbesstruiken een plaatsje hadden gekozen met
taxis en met langgenaalde weymouthspy'nen,
terwy'l aan den uitgang rhododendrons dichte
bosschen vormden en hooge tuya's oprezen als
statige pyramiden.
Ook de verdere weg naar huis vergemakke
lijkt hem het klagen niet, want aan den
boschweg liggen dichte kleedjes van boschbesgroen en
maagdepalm ; groote groepen buxus kijken hem
over tuinhekken aan; een hulst van een paar
meters vraagt de aandacht, door met een zijner
lage bladen door de spijlen van oen hek de
neerhangende hand een prikje toe te dienen
met de stekelige punten, en al dat aangeduide
is zoo groen, zoo helder frisch van tint, dat
't moeilijk valt den winter schaarschte aan die
kleur te verwy'ten.
Het zandig boschpad en de kale weg, alleen
door brem omzoomd, vertoonen toch nog groen,
want ook al vielen de kleine bladen, de
roedevormige takken van de brem zyn nu nog fleurig
en frisch als in den zomer. Zelfs 't kleine
groene kruid is niet verdwenen, getuige
madeliefje en voorjaarsvroegeling, de hondsdraf en
het taaie sterremuurtje.
Groen en bruin zyn onze winterkleuren in
het landschap; zy geven ook in Februari en
in Maart vaak nog den toon aan, en 't heerly'k
kleurenspel der bloemen moet ge nu niet buiten
zoeken maar in kassen en oranjerieën, in de
weivoorziene serres, of in feestzalen, waar
kweekers hun ry'kste schatten hebben uitgestald
of waarheen men bloemen overbracht uit oor
den, waar 't niet wintert.
En ik dan, vraagt de kerstroos. Doe ik niet
myn best, uw tuin te tooien met zoo heldere
tinten, als geen bloemen van den zomer beter
hebben aan te bieden ? Zij heeft gelijk en
telken jare is zy weer het groote wonder van
den winter.
Hoe is het toch mogelijk, dat die strenge
vorst, die wy hebben gehad, die diep zich in
den grond bespeuren liet, dat die aan deze
planten van Helleborus niger zóó weinig kwaad
heeft gedaan! De mooie, melkwitte, dikke
bloemknoppeu waren na de vriesperiode onge
deerd te zien tusschen de glanzig-groene,
groote bladeren en gingen rustig voort met
hunne ontwikkeling. Wie toch verklaart dat
grootsche wonder van de periodiaiteit in 't
plantenleven ? Wat maakt toch dat geslacht
Helleborus zoozeer verschillend van de meeste
andere plantengeslachten, die het zonder
warmte niet tot bloeien kunnen brengen ? Daar
gaat nu in het hartje van den winter in de
buitenlucht de groote, zachte, witte, eerst wat
rood getinte knop ontluiken en opent wijdt
de mooie, zachte bloemenschaal.
Wat dat woord zacht mij toch maar steeds
opnieuw vervolgt en hier alweer zich naar de
penpunt dringt! 't Moet wezen, dat wij by'
dat, wat zoo frisch en levend is in den winter,
gewend zyn aan iets stevige, hards en min of
meer Irêrachtigs, als de meeste bladeren van
de altydgroene gewassen hebben, en dat nu
dit zoo sterk frappeert, dat hier zoo'n fijne,
licht te kreuken, witte bloem ontluikt. Zelfs
't sneeuwklokje, waarop wy' trouwens nog wel
een week of zeven moeten wachten, heeft in
zijn witte bloemblaadjes iets vleezigs,
substantiëels. niet dat fijne, te ere, dat is als van een
rozenblad
Op 't Kerstfeest is de kerstroos op 't appèl
en zy' zet na dien tijd nog lang haar bloeien
voort. Eerst doet zy haar stampers rijpen, die
in 't midden van de bloem de helmknoppen
der vele meeldraden byna aan 't oog onttrek
ken ; een volgende periode van den bloei
brengt rijpheid van 't stuifmeel, eerst bij de
meest naar buiten gelegen kransen van meel
draden, dan hij de meer binnenwaarts gelegene,
terwy'l die helmknoppen, wier stuifmeel gereed
is, altijd juist liggen boven de ingangen der
henigbakjes of nectariën.
Want als brj meer ranonkelachtigen zyn ook
by de kerstroos de kroonbladen vervormd, en
hier zyn ze geworden tot kleine, schuin afge
sneden bekertjes met honig, en de groote
bloembladen vormen samen den kelk, die hier
de taak der kroon heeft overgenomen.
Stampers en meeldraden niet tegelijk rijp,
dat is een middel ter verkrijging van kruis
bestuiving door insecten ; honig in volle bekers
niet met mondjesmaat; bewegelykheid van
helmdraden, opdat toch 't stuifmeel d £a> zal
wezen, waar 't insect den honig haalt; ten
slotte een kelk, die de functie van de kroon,
het lokken der insecten, voor zyn rekening
neemt! En dat alles in een ty'd, dat er zoo
goed als geen insecten zijn l 't Bly'ft altyd een
raadsel, 't geheim van helleborus. Men kan
tcch eigenlyk maar half tevreden zyn met de
verklaring, dat er op zonnige dagen al gauw
eenige insecten ontwaken. Eerder zou men
geneigd zyn te denken, dat de plant die
eigenschappen overhield uit andere tijden of
naar hier meenam van andere plaatsen, toen
en waar ze kaar te stade kwamen meer dan
nu en hier. Haar afkomst uit het zuiden van
Europa wettigt dat vermoeden.
Reeds sedert 't einde van de 16a eeuw heeft
de kweekerskunst beslag gelegd op deze bloe
men en met mooie variëteiten heeft zy onzen
bloemenschat verrijkt, met enkele, die groote '
paarse en rose bloemen hebben en met andere,
wier witte bloemen rood gestippeld zyn, maar
al die fraaie hybriden danken hun ontstaan
aan kruising met de kerstroos, zooals die
kruising door kunstenaars uit Zürich, Leipzig,
Erfurt werd tot stand gebracht, door kundige
artiesten, werkend met het levend, heerlijk
plantenmateriaal.
De groene bladen houden daarbij 't interes
sant karakter, hun van huis uit eigen. Onze
afbeelding, geteekend door Margaretha J. de
Verwer, en genomen uit den vierden jaargang
van de Levende Natuur, welken roof collega
Heimans my, naar 'k hoop, vergeven zal, ,laat
duidelyk zien, dat dit een eigenaardig soort
van samengesteld blad is nzijdig gevind.
voetvormig, zoo is 't wel genoemd. Het komt
met vrij langen, van n lengtegroef voorzienen
steel uit den zwarten wortelstok, heeft n
eindblad en splitst zich aan den voet daarvan
in tweeën, waarbij dan elke helft wat omge
bogen is en drie bladen draagt alleen aan den
bovenkant, 't Effect van dien eigenaardigen
groei is, dat er iets als een krans van bladeren
ontstaat, waar tusschen de stelen der bloemen,
voorzien van een paar bleeke schutbladeren,
ook uit den wortelstok opryzen en de, eerst
knikkende, bloemen dragen. De rose knoppen
komen byna ongesteeld uit den grond en gaan
j daarna op teêre witte eitjes gelijken, als ze
nog gesloten zyn. Met zoo'n hangend eitje, dat
wy, toen 't vroor, van te dichtbij bekyken
wilden, gebeurde 't ons helaas, dat 't steeltje
brak en afknapte als glas. 't Was dom ook,
te vergeten, dat, al deert de kou de plant niet,
deze er toch den invloed wel van ondervindt.
F. J. VAN UlLDSIKS.