De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 25 januari pagina 2

25 januari 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, No. 1335 worden opgeleid voor de hoogste betrek kingen als commies en directeur. Van bevoegde zijde is mij de opmerking gemaakt, of het wel goed is aan geschikte jongelui uit de gegoede kringen, waaruit onze tegenwoordige surnumerairs voort komen, de gelegenheid te benemen, de hoogste betrekkingen in ons vak te be reiken op een andere manier dan langs de laagste sporten. Zoo verschrikkelijk vind ik het niet van de adspirant-hoofdcursianen te vorderen dat zij reeds a's klerk of assistent in dienst zijn geweest; maar als men 't absoluut wil, dan zouden die jongelui zich ook direct aan het toe latingsexamen voor de hoogere vak-school kunnen onderwerpen, 't Is slechts be gonnen om de betere opleiding, voor ieder een toegankelijk te zien en een einde te maken aan het privilege van de gefortuneerden, dat in het hedendaagsche surnumerairftschap ligt. 't Is algemeen bekend, dat de surnumerairs na vergelijkend e samen worden benoemd zonder salaris. Zij worden niet meer geplaatst in de stad hunner keuze, worden op gezette tijden verplaatst en moeten in ± drie jaar zich voorbereiden voor het commies-examen. Het behoeft geen betoog, dat die studie jaren een aardig cenlje kosten evenals de voorbereidende studie (meestal op een drilschool). 't Is waar, de minister L°ly heeft 't voor de lagere ambtenaren mogelijk gemaakt om met behoud van traktement tot een maximum van ? 800 langs den surnumerarrsweg hooger op te komen, 't is een feit dat slechts weinigen den ongelijken strijd tegen de gedrilde kostschool-leerlingen met succes kunnen aanvaarden. Nu wil let mij voorkomen, dat als er van rechten sprake is, bekwame in dienst zijnde ambtenaren noér recht hebben op rijksopleiding d*n jongelui van wier geschikt heid nog moet blijken Ik kan dus gevoegelijk besluiten met de woorden, neergeschreven op de laatste bladzijde van m'n opstel in Vragen des Tyds: »Nu de minister Lely de deur voor de lagere ambtenaren met natuurlijken aanleg reeds op een kiertje heeft gezet, is het de taak van de democraten van alle gadiug, die deur wijd open te duwen en te zorgen, dat post en telegraaf een eigen opleidingscfeool krijgen in den trant van de hoofdcuraus bij bet leger." Op 't moment is 't aan tal radioaal bezitters voor verschillende betrekkingen veel grooter dan 't aantal te vervullen plaatsen, misschien wordt hun aantal door opdrijving van 't pijl op heilzame wijze verminderd, 't Ware te wenschen. Schiedam, 18 Aug. T. H. J. BELONJE. Militair Allerlei. Een Mop. 't Was een aardigheid, een mop, door het Handelsblad medegedeeld, »van be trouwbare zijde" natuurlijk, want anders zou je er niet invliegen. Maar de mop is goed, en ze is gauw naverteld. Er zou worden begonnen met het voor bereidend militair onderricht. »Te 7 uur waren alle aspiranten bijeengeroepen fn een groote zaal. De jongelui beginnen met een uur zegge GO minuten te wach ten : zoo keren zij geduld en.. . militaire stiptheid. Te 8 uur verschijnt de luitenant, belast met de voorbereidende oefeningen. Hij zal de jongelui toespreken, hen er op wijzen hoe goede wil, stipte gehoorzaam heid verdacht worden, doch tevens hun een hart onder den riem steken. Een prettig woord, opgewekt gesproken, kan immers zooveel goed doe», den jongelieden, meer lust en liefde geven voor het werk dat zij gaan ondernemen I Luister maar: »Zoo, zijn jullie allemaal voor het reserve kader of de militie ? Nou, ik heb jullie maar twee dingen te zeggen. Elkeen, die twee maal vrijwillig den dienst verzuimt, kan voor de rest wel opdond.... En ieder die tweemaal wegens onattentie uit de les verwijderd wordt, kan ook wel opd.... Sergeant, deel ze maar in." De luitenant af, om niet meer terug te komen. »Reservekader hier!" «Militie hier !'' Zoo wordt de troep van eenige honderden burgerjongens verdeeld. Bij een der troepen, die eindelijk om een sergeant verzameld is, bevindt zich een jongen, die wat niet zoo heel merk waardig k al heel weinig begrip van militaire gewoonten heeft. Hij rookt nog steeds een sigaretje, onder het wachten opgestoken De sergeant ontdekt dit en zal hem met tact opmerkzaam maken op het feit, dat zulks geheel in strijd met de militaire etiquette is, »Wel G. v. d., wat is dat voor een lumrael, waar heb jij je opvoeding genoten? Weet je niet".. . e«j.z. De jongen, die werkelijk vrij behoorlijk opgevoed was, doet zijn sigaar weg. Nu spreekt de sergeant de jonge mannen toe, die zich moeite willen geven om de bijzondere kennis te verwerven ten einde het kader te kunnen helpen vormen dat de kern en de kracht van ons leger, van onze landweer moet zijn, dat kader onder officieren dat wij naderhand zoo broodnoodig zullen hebben als onze landweer eea macht wil zija waarmede rekening gekoudea kan worden. »Zoo en jullie willen allemaal bij h»t reservekader ? Nou, dan kan ik je zeggen dat jullie verd... stommelingen zijn. Je moet er hard voor exerceeren en hebt er naderhand niets dan beroerdigheid van". Tot zoover de sergeant, en dan vertelt de grappemaker van het Handelsblad verder. »De aspirant-reserve-onderofficier heeft dienzelfden avond van zijn voornemen om bij het reservekader te worden ingedeeld afgezien. Wat geen verbazing wekken kan. De tegenstanders van het reservekader, die onder den vorigen minister van oorlog zwegen, hebben hun doel bereikt bij dezen minister van oorlog, die akijd tegen het reservekader was. EQ dit heeft zoo goed als zijn doodvonnis ontvangen, vóór er gelegenheid is geweest otn er een behoor lijke proef mee te nemen. Alle aanhangers van oude sleur, alle tegenstanders van nieuwigheden, die last, soesah en exercities veroorzaken, kunnen juichen !' Niet waar, je kunt er geen steek van gelooven: 7.00 iets komt iii ons leger niet woor. Maar de Nieuwe Courant, erg serieuserig, als een deftige mijnheer van het kantoor, laat zich nemen. Ja, stel je voor, ze zet zich recht in haar gtoel en trekt het ernstige gezicht van een besognekamer diplomaat, want als het Handelsblad nou ook al grappen begint te verkoopen, loopt het op een end. »Een onderzoek is strikt noodzakelijk". »Het komt ons voor", en dat zeg j 3 niet als j9 niks te comoaandeeren hebt, »dat het Departement van O )rlog een onder zoek in deze behoort in te stellen en geen poging onbeproefd mag laten om haar tot klaarheid te brengen". Het Handelsblad moet aldus handelend optreden en den berichtgever »van de betrouwbare zijde" aansporen de vereischte inlichtingen te verstrekken. »Weigert daarentegen de berichtgever meer gepreciseerde inlichtingen te geven," zegt de Nteuwe Courant verder ? ,.geefc hij zijn anonimiteit niet prijs, dan achten wij een mededeeling daarvan, met opgave van redenen, in hooge mate gewenscht. Het Handelsblad zal dan zeker niet nalaten in zijn kolommen daaraan publiciteit te geven. De redea, die gewoonlijk in analoge gevallen wordt opgegeven om liever niet openbaar als aanklager *>p te treden, u 1. deze, dat men als inferieur militair daar van de gevolgen ducht, kan hier niet gelden. Een adspirant voor het reseryekader staat buiten elk militair verbind; zoo iemand, dan kan deze vrijuit spreken. De zaak is van gewicht; men verzuime niet alles in het werk te stellen wat klaar heid kan verschaffen l" Maar het Handelsbla l loopt er niet in, want als je zeventig jaren lang roet dat bijltje tebt gehakt, dan weet je wel hoe je een veerlientorre-commissie noodig hebt om een enkel duf bureau schoon te maken. En als de Nieuwe Courant na zoo'n mop, zoo'n reservefcader aneedote, bpgint te praten van »laster" of »plichtverzuim", dan wil het Amsterdamsche blad er ver der niets mee te maken hebben. Alleen wil zijne redactie dit nog zeggen (en nou zou je haast gelooven, dat het Handelsblad zelf de mop voor goede munt opnam): «Het is niet die ae luitenant, die eene sergeant, die wij aan de kaak hebbeu willen stellen. Wij hebben er op willen wijzen welke geest er tegenover betreeer vekader heergcht, nu bekend is dat de hoogstgeplaatste militairen die reservisten niet met vriendelijke oogen aanzien." Hier in den Haag! alsof ooit een meer dere zich zou encanailleeren door zijn mindere vriendelijk aan te zien, »de Koning begeert dat het gezag vaderlijk zij," zie je, dit staat er, maar niet: vriendelijk! «Een Engelsch admiraal heeft eens ge zegd," gaat het voort, »»als in een of anderen tak van dienst iets belangrijks niet goed loopt, zoekt de oorzaak bij het hoof.l, weest overtuigd dat de leider niet dtugt." " Dat is natuurlijk een algemeenheid, doch gedeel- ] telijk hier van toepassing. Niemand meent toch, dat een terechtwijjing van de beide betrokken personen iets zou veranderen aan de wijze waarop reservisten niet aangemoe digd en gesteund wjrden door een groot deel van de officieren en het kader van het vaste leger. Wij weten ook niet of de ae luite nant, de ne sergeant wel zoo heel erg de zondebokken zijn. Hoe hebben zij hun orders ontvangen, hoe wordt tegen hen gesproken over reservisten, hoe worden zij aangemoedigd orn dien extra dienst op ongelegen uren met opgewektheid te ver vullen T' Kom nou, zóó is het geen mop meer. Neen, dan weet ik er een en die ga ik nu vertellen. Uit aardigheid hadden ze een vereeniging opgericht, op een avond, dat ze wat aan 't mopperen waren geweest. Je bent niet eiken dag goed gemutst en dan kan het gebeuren, dat je zelfs van goede dingen te veel krijgt naar je zin. Er zijn van die momenten in je leven, datje, God betere 't, geen trek hebt in de militaire keuken, of geen gevoel voor de huiselijkheid van een soldatenkamer. In die zeldzame stemming van goddank - nog- mapr- drie - maanden dienen waren er allerlei nonsensicale denk beelden voor den dag gekomen. De een wou verbetering van de strafkamers, een ander veraangenaming van de oefeningen. »Neen, een vereeniging om het Nederlandsche volk te doen begrijpen, dat het werke lijk weerbaar dient te wezen," riep een idealist. »Flauwe vent!'1 klonk het toen. »Zeg, als je nou met geweld een vereeniging wenscht om iets oncnogelijks te willen, dan moet je er een vormen om het militairisme te bestrijden, zie je, dat echt onhollandsch pruisisch na-apen." Dat sloeg in. Een anti-militaristisehe propaganda-vereeniging. Ze lachten dat ze stikten, 't was zoo iets als een jenever accijns beslrijdingsmaatschappij of een vloeken onthouders club. Asjeblieft, die grap was goed, en ze kregen er dadelijk zoo'n schik in, dat ze aan 't werk gingen. Stiekem, zooals je begrijpen kunt, want de lai moesten er in loopen. Zoo gebeurde het ook. Zs lieten een circulaire drukken, waarin ze allerlei vragen stelden over de toe standen in het leger, vragen die er serieus-echt uit zagen, alsof ze werkelijk geloofden, dat er klachten konden in komen: over de huisvesting en de voeding, en de oefeningen en de strafkamer. Alles heel leuk, precies zoo als je bij Securitas gaat informeeren naar de soliditeit van de bijkantoren der Nederlandsche Bank. De circulaires stuurden ze rond en toen kwam de grap. Een sergeant majoor zag toevallig zoo'n circulaire »Bij Mars!'' vloekte de brave krijgsman, »jaar heb ja nu het onsveer. De lucht was reeds lang zwanger van algemeene vredes-theoriën. Zouden nu de reservisten ten onzent ook reeds zijn besmet met dusdanige anti-oorlogs baocillen, zou den zij het leger willen afsehafF;n en aldus mij, versierd met de zilveren medaille, aan d°n dijk zetten!" Anti rnilitairistisch, dat is, inet-én-pennenstreek-afschafting van het militarisme! De sergeant maj >or snelde naar den hoofdman der compagnie, die er heel goedig inliep, en op zijn beurt er den bataljons commandant liet inloopen. Een anti militairistische propaganda vereeniging, neen maar! Den volgenden morgen moest het heele bataljon aantreden, kisten en kasten wer den onderzocht als viel er een nihilistisch complot te ontdekken. Hier werd een exemplaar van »L->oking Bickward'' ge vonden, daar een nummer van »de Dage raad"; een sergeant kwam aandragen met het boek van professor Q jack over de socialisten verbeeld-j e een boek over de »so-ci a-lis-ten ...'', en een tamboer werd gesnapt voor het winkelraam van een boekhandelaar, waar het boek van Drabbe te koop lag! Zoo bracht die welgeslaagde grap het halve Ne lerlandsche leger in beweging. Eon grappenmaker heeft de mop willen voortzetten, hetgeen eigenlijk ft AU w is, immers op een ui geef je geen vervolg. Enfin, hij schreef een boekje »Kazernetoestanden," dat heette te zijn «resultaat van de circulaire der A. M. P. V. waarvan de beantwoording door de militaire autori teiten werd verboden." Wie er toen nog in liep, niet het Handelsblad, want de grap kwam niet van «betrouwbare zijde." Van iemand in Deventer, die als StofFil het boekje waarmerkte, hadden ze aan de redac tie nooit gehoord, en toen waren er in het leger nog geen «aanhangers van oude sleur, tegenstanders van nieuwigheden, die last, soeaah en exercities veroorzaken." Toen waren de reservisten nog niet droog genoeg achter de ooren om over kazernetoestanden te oordeelen, was men blijkbaar nog niet van meening dat er staatsburgers zijn, die in het algemeen belang fouten willen constateeren. DJ jongelui van zoo'n anti-militairistische propagandaclub neem j 3 niet au serieux, wel een neefje, of een zoontje van een vriend, die aan de betronwbare zijde woont. Misschien wil nu de Nieuwe Courant nog eens nagaan of »onderzo k no ^zakelijk" kan heeten. O. I. IIMUUIllllltlllllMIMIIMIIII illlllllllllllllllHI Sociale Die Hollaaiisclieii door dr. BERNHARD HARMS. Wanneer een vreemdeling Nederlandsche toestanden beschrijft en nog meer wanneer hij de gebreken tracht aan te toonen en een verbetering aan de hand doet, dient zoo'u boek met belangstelling te worden gelezen. Niet uit het oogpunt van nieuws gierigheid orn te weten wat er wel van ons wordt gezegd, als wel uit een practisch oogpunt. Immers het geschiedt niet zelden, dat een buitenstaander een geneeswijze aangeeft, en op maatregelen ter verbetering wijst, welke door ons, die dagelijks den toestand onder de oogen hebben en daardoor weliicht over e;ikele oorzaken heen^ien, niet worden bedacht. Z >o nam ook ik met groote belangstelling ter hand het mij door de Redactie toegezonden werk va^n dr. Bjrnhard Harms over »Die Hollii'idischen Arbeitskammern". De leemte, die men in Duitschland gevoelt, waar niet, bestaat (en organisatie waarin pa troons en arbeiders gemeenschappelijk hunne belangen behartigen, is de oorzaak van het onderzoek door de schrijver in on? land ingesteld. Reeds dadelijk zij gezegd, dat dr. Harms zich zeer goed in onze toestanden heeft ingewerkt, al mag hij hier en daar ook een onjuiste opvatting hebben gekregen. Toch kan ik niet nalaten een vraagteeken te plaatsen achter deze uitspraak: »E>AS Prinzip des laisser faire, laisser passer hat hier bis auf den heutigen Tag seine begeisterten Auhanger. Alles Gute entspringt naeh \hnen privater Initiative, der Staat ist i m wesentlichen Rechtsstaat, er hat weder die PHicht noch das Recht, sich in die privaten Angelegen heiten seiner Burger zu nïischen''. Of het nu bij ons wel zoo erg is eii of de staat niets meer is dan rechts staat, zou ik niet gaarne willen beweren. Maar afgezien daarvan, heeft de schrijver goed uit zijn oogen gezien. De geschiedenis van het, ontstaan der tegenwoordige wtt op de Kamers van Arbeid.de behandeling van de ontwerpen Schirnmelpenriinck Van der Oye en Pijtlersen. de bespreking in da Staten-Generaal, dat alles is door hem met nauwkeurigheid weergegeven. Ook schetst hij een klaar beeld van de inrichting der kamers om dan te komen tot de praktijk. O?er deze praktijk is hij en geen wonder, want daarin st^at hij niet alleen heel slecht te spieben. Op de vraag of de Kamers geven wat men met de oprichting er van gehoopt en verwacht had, geeft hij volmondig ten antwoord: neen. Hij wijt echter de schuld niet aan de Kamers zelve, maar aan de inrichting, aan de wat dus. De samenstelling deugt niet en bovendien acht hij de oprichting nog te praematuur. Dit laatste leidt hij af uit het feit, dat lUHIlullllMilllllllllllllMHIlUHItmH Onder bovenstaanden titel is bij den uitgever W. Versluys, onder redactie van den heer H. P. Bi-emmer te's Gravenhage, een maandelftksehe uitgave verschenen, die volgens den prospectus ten doel heeft liefde en belangstelling te wekken voor moderne kunstwerken. Aan dit verheven, onbaatzuchtige doel wordt door den uitgever de meer practisch materieele wensch toegevoegd, dat die belangstelling groot genoeg zij, om de uitgave te doen slagen. Het zou toch ook een vrgwel onhoudbaar argument zon, te beweren, dat in dezen tijd gebrek aan belangstelling voor moderne kunst zulk een uitgave als deze noodig maakt. Mrjn hemel, waar wordt niet te pas en te onpas aan het bestaan daarvan herinnerd? Wor den we al niet overstroomd door praehtuitgaven en kunsttijdschriften niet talrijke reproducties, re*ent het geen prentbriefkaarten met moderne kunst, prijkt die niet op kalenders, Worden onder haar vlag geen reclamebiljatten van sla gers en schoenmakers birmengeloodst, ontmoet uw oog geen meesterwerken op sigarenkistjes, pakjas chocola, tegels, borden en schotels ja, waar niet op ? Uit den aard der zaak is keuze en gehalte, van wat ons op al die ma nieren geboden wordt nogal uiteenloopend, maar de beiargslell-r; is er, meer en algemeener dan ooit. 't Is nu maar de ,:aüg, of deze nieuwe perio diek door de wijze, waarop zy wordt uitgege ven, haar nut kan hebben op de vorming van goeden smaak en of deze leiding van den kunstzin van het publiek vertrouwen verdient. Er zal maar delijks een aflevering verschijnen mst 8 reproducties uit alle scholen en kunst richtingen sedert het begin der 101e eeuw. De antecedenten van den redacteur staan er or.s borg voor, dat in welk genre een keuze wordt gedaan, steeds dat gekozen zal worden, waarin de goede hoedanigheden van de soort hst meest zullen uitkomen en dat hevige sch.,;nkunst, zij het ook ten koste van populariteit, zal worden buitengesloten. D<j reproducties zullen bestaan in licht drukken, wairvan met nadruk wordt gezegd, dat er absoluut geen retouche zal worden aan gebracht. Dit nu verkondt minder een deugd dan afwezigheid van ondeugd, daar ieder weet, hoe het retoncheeren, ah het niet zeer be scheiden en oordeelkundig geschiedt, f yaoniem is met verknoeien, en we behoeven het eerste het beste portretalbum maar open te slaan. OCQ (e zien, hoever die kunst gaat om van een menschengezieht een glad, nietszeggend masker te maken en ons het kiekje van den amateur met heel wat meer pleizier te doen bezien dan de gruwelijke portretten van zooveel per dozijn. Aan amateurswerk in den goeden zin doen ons deze lichtdrukken dan ook denken, waarvan er enkele geslasgd, maar sommige nog vrij onbeholpen zijn. Zoo is van de wazige Biommers met den besten wil niet veel to maken, geeft de Golf van Cjurbet contrasten te zien, die in 't schilderij ver te zoeken zijn, is de Millet erg vaag, maar toch behouden ze alle, ondanks hunne gebreken, iets van het eigene der oor spronkelijke werken. Maar deze siiapering is een eersteling en mij dunkt, de ondervinding zal den heer Bremmer leeren, dat somnrge schilderijen, hoe verleidelijk ook, ongeschikt voor dergelijke reproducties zijn. Wrj hopen, dat hij dan meer wei ken zal opdiepen als de Distel van Allebé, die geestige, geoadenceerde tseksr.ing. noch bij de patroons, noch bij de werklieden een groote neiging bestaat hunne geschillen bij de Kamers aanhangig te maken. l De oorzaak daarvan zoeRt hjj in het te i weinig ontwikkeld gemeenschapsleven der ' arbeiders. De arbeidersvereenigingen zijn j te zwak, te slap, zoodat behalve in enkele , groote steden van de arbeiders niet veel kracht uitgaat. Het gevolg blijft niet uit, dat de patroons zich machtig gevoelen en hunne geschillen met hun personeel zelf willen beredderen. Waar er van de zijde der arbeiders geen drang bestaat en ook niet kan bestaan tor, het inroepen van de tusschenkomst der Kamers, gaan de meeste patroons daartoe niet vrijwillig over. Dit is juist gezien. Minder juist is echter de verklaring waarom de arbeiders niet meer tot de kamers komen. Volgens den schrijver niet, omdat zich soms het geval voordoet, dat een arbeider-lid niet door dik en dun de eisenen der arbeiders steunt, maar met de patroons meegaat. Ik voor mij geloof niet, dat daarin dereden gezocht moet worden, maar dat de inrichting der kamers zelf daarvan de schuld is. Intereseact is het voorstel tot reorganisatie. door den schrijver gegeven. Htj wil terugkeeren tot centralisatie, tot de grondgedachte van het voorstel-Pijttersen. Door het samen voegen van verschillende bedrijven tot ae kamer, is de werkzaamheid van het geheel verlamd. Daarom moet gestreefd worden naar een regeling waarbij elk bedrijf tot zijn recht komt en mede invloed kan uit oefenen. De volgende sc'aets wordt door den schrijver gegeven. De Kamer moet bestaan uit zoovele afdeelingen als er in de plaats bedrijven zijn. De Kamer zelf wordt dan gevormd uit de voorzitters der afdeelingen en uit een voorzitter bij meerderheid van stemmen buiten de leden der Kamer om gekozen. Tegenover de buitenwereld treedt dan niet een of ander afdfeling, maar de Kamer als zoodanig op. Wil een afdeeling een of anderen maatregel, die het door haar ver tegenwoordigd bedri>f betreft, dan moet zij de zaak ter tafel brengen bij da Kamer. Door deze rest l ing wordt aaa een besluit der Kamer, alzoo vertegenwoordigetde alle bediijven, meer kracht bijgezet. Ojk geeft de schrijver zijne meening weer over de oprichting van een verzosningsraad en scheidsgerecht waaraan zeker opmerk zaamheid moet worden gewijd. Esn voor stander is hij voorts van het opnemen der verplichting voor lederen werkgever en werkman om voordat tot staking of lockout wordt besloten, eerst het geschil bij de Kamer aanhangig te maken. Uit het medegedeelde zal wel reeds ge bleken, zijn, dat het werk ten volle verdient gelezen te worden. Kampen. Mr. dr. H. S. VELDMAN, Aan zoo'n lichtdruk beeft men iets, evenals aan die van het portret van Veth en het beeld houwwerk van Minne, maar waar te veel in een kleine ruimte'wordt aaamgedrongen mist deze wrjze van reproduceeren de noodige scherpte, om alles gei oegzaam tot zijn recht te doen. komen. En als er bvj voorkeur teekenicgen en schetsen genomen worden en bij uitzondering een schilderij, zou de uitgave er zeker by winnen. Waarom ook niet een kort, het werk typee rend bijschrift ? Het zou den redacteur zoo z^jn toevertrouwd en de abonnézou er zeker gaarne de biografn der makers voor missen. De niet te hooge prijs zal waarschvjnlrjk vele kunstvrienden er toe verlokken zich deze ver zameling plaatwerken aan te schelf m. J. W. N. L H. J. A. ffl. SCHAEPMAN.» J Wél een markante persoonlijkheid, die heen ging. Er zullen nu stemmen over hem spreken op alle plaatsen, ons heele land door, en ze zullen gedenken den mensch, den priester, den geleerde, den staatsman, den publicist en den dichter. ? Iets over den dichter te zeggen is mij door de redactie van dit blad opgedragen, en al voel ik zwaar de eigenaardige moeilijkheden dit te doen zoo onmiddellijk na zijn overlijden, zonder tijd of gelegen heid om nog eens met aandacht zijn dichtwerk te doorlezen, mij hoofdzakelijk verlatend op mijn geheugen, toch geloof ik dat juist daardoor de hoofdkenmerken van zijn verzen mij forscher voor den geest staan, dan indien door herlezing inijn aandacht onwillekeurig werd afgeleid naar détails. Als ik denk aan het vers van Schaepman, dan zie ik een breed, zwierig gebaar dan hoor ik een soms schel, soms snijdend, soms vol-sonoor geluid en ik laat dat gebaar en dat geluid geduldig een wijl over me heen gaan, niet onbehaaglijk gestemd door de uiting van gloedvolle levenskracht, van een vurig, opgewekt temperament. Ik zie en hoor een redenaar een redenaar die het er op toelegt mij te over tuigen, mee te nemen, te doen gehoor zamen aan een zekeren dwang, die het niet zoo nauw neemt met de keuze zijner argumenten, als er maar kracht uitgaat van zijn gebaar en kknk van zijn stem, die zijn fantazie niet beheerscht met artis tieke nauwgezetheid of fijnen smaak, maar zelf beheerscht wordt door een verbeelding, die een warreling van de meest heterogene visioenen in zijn ziel wekt en ze in ordelooze rij, in rhetorische taal omgezet, over zijn lippen stuwt. Toen ik hem voor 't eerst als redenaar hoorde, niet in een gedicht, maar in een voordracht 't was op Oefening kweekt Kennis in den Haag moest ik voort durend denken fcan die (korte mededeeling in 't werk van DeKeijser: «oorspronkelijk wenschte hij in zeedienst te gaan." Ja, dat was te begrijpen. Toen die forache ge spierdheid in haar eerste vaag verkeerde, kon niet de priesterrok het beeld der roeping geweest zijn, wel het zeemanspak. Voor een natuur zóó expansief geen ge schikter ruimte dan het ruime sop. De zee met haar breedheid, haar kracht, haar gebulder, haar strijdlust; er was verwantschap tusschen httiir en hèna. Ik hoorde hem dien avond over Voltaire en Renan, en nooit zal ik den indruk vergeten. Als redenaar viel hij mij eerst niet mee. Er was aanvankelijk iets moeilijks, iets haperends in zijn voordracht. Stukjes van zinnen strompenden elkaar na, elkaar niet inhalend. Dach dat was het begin maar. Langzamerhand kwam hij in zijn onderwerp, werd hij «arm. En nu hadden het Voltaire en Kenau zwaar te verantwoorden. Want het werd een formeel gevecht, met dreigende armen en gebalde vuisten. Soms greep hij een van beiden aan en schudde hern. »Als ik u hier voor mij had, Voltaire, dan zou ik u rekenschap vragen!" En als dan de argumenten voor zijn toorn niet al te vlot kwamen, of niet al te sterk bleken, dan daverde zijn vuist neer op het houten lessenaartje, zóó dat we wel eenige belangstelling voelden voor het weerstandsvermogen van dat voorwerp. En toen na Voltaire Renan moest afge straft worden, die niet als de eerstgenoemde alleen gespot had m=t het Heilige, maar maar met veel vermeteler eigen waan «prenait Ie bon Dien en pitié" (ik hoor 't hem nog zpgjen!), toen gingen de golven vroi zijn verontwaardiging zoo hoog, dat de gedachte aan een bulderende, óverbruisende zee van zelf in mij opkwam. Het karakteristieke van Sehaepraan ook in zijn gedichten is zijn geestdrift en s'rijdlust. .Met zijn liefde voor het breed-gedragene, klank volle van Vondel's, het bezielde, vurige van Da Costa's verzen, tósh volgeling van de Franscbe romantische lyrici Lftmartire, Hago, Barbier, is hij vóór alles: RoomschKatholiek, ijverende voor het alleen-zali gende geloof, en zich kantend tegen alles wat dit in den weg staat. Vraag van hem geen skunst om de kunst." In de voorrede zijner Xicuive Gedichten heeft hij het gezegd: »Men kan twisten over de vraag wat het hoogste is: alles aan de kunst te geven, alleen kunstenaar te zijn of zoo vol mogelijk een man te zijn op zijn dag. Het eerste kan de onsterfelijkheid waarborgen; het laatste geeft h«t leven, met al den arbeid, al den. etrijd en, moet het, al het lijden, die bet leven groot maken." Schaepman heeft het laatste, gekozen. Ook in zijn verzen was hij de man van den dag, de militante Katholiek. Hij ging het Katholieke Nederland /oor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl