Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
No. 1335
worden opgeleid voor de hoogste betrek
kingen als commies en directeur.
Van bevoegde zijde is mij de opmerking
gemaakt, of het wel goed is aan geschikte
jongelui uit de gegoede kringen, waaruit
onze tegenwoordige surnumerairs voort
komen, de gelegenheid te benemen, de
hoogste betrekkingen in ons vak te be
reiken op een andere manier dan langs
de laagste sporten. Zoo verschrikkelijk
vind ik het niet van de
adspirant-hoofdcursianen te vorderen dat zij reeds a's
klerk of assistent in dienst zijn geweest;
maar als men 't absoluut wil, dan zouden
die jongelui zich ook direct aan het toe
latingsexamen voor de hoogere vak-school
kunnen onderwerpen, 't Is slechts be
gonnen om de betere opleiding, voor ieder
een toegankelijk te zien en een einde te
maken aan het privilege van de
gefortuneerden, dat in het hedendaagsche
surnumerairftschap ligt. 't Is algemeen bekend,
dat de surnumerairs na vergelijkend
e samen worden benoemd zonder salaris.
Zij worden niet meer geplaatst in de stad
hunner keuze, worden op gezette tijden
verplaatst en moeten in ± drie jaar zich
voorbereiden voor het commies-examen.
Het behoeft geen betoog, dat die studie
jaren een aardig cenlje kosten evenals
de voorbereidende studie (meestal op een
drilschool).
't Is waar, de minister L°ly heeft 't voor
de lagere ambtenaren mogelijk gemaakt
om met behoud van traktement tot een
maximum van ? 800 langs den
surnumerarrsweg hooger op te komen, 't is een feit
dat slechts weinigen den ongelijken strijd
tegen de gedrilde kostschool-leerlingen
met succes kunnen aanvaarden. Nu wil
let mij voorkomen, dat als er van rechten
sprake is, bekwame in dienst zijnde
ambtenaren noér recht hebben op
rijksopleiding d*n jongelui van wier geschikt
heid nog moet blijken
Ik kan dus gevoegelijk besluiten met
de woorden, neergeschreven op de laatste
bladzijde van m'n opstel in Vragen des
Tyds: »Nu de minister Lely de deur voor de
lagere ambtenaren met natuurlijken aanleg
reeds op een kiertje heeft gezet, is het de
taak van de democraten van alle gadiug,
die deur wijd open te duwen en te zorgen,
dat post en telegraaf een eigen
opleidingscfeool krijgen in den trant van de
hoofdcuraus bij bet leger." Op 't moment is 't aan
tal radioaal bezitters voor verschillende
betrekkingen veel grooter dan 't aantal
te vervullen plaatsen, misschien wordt
hun aantal door opdrijving van 't pijl op
heilzame wijze verminderd, 't Ware te
wenschen.
Schiedam, 18 Aug.
T. H. J. BELONJE.
Militair Allerlei.
Een Mop.
't Was een aardigheid, een mop, door
het Handelsblad medegedeeld, »van be
trouwbare zijde" natuurlijk, want anders
zou je er niet invliegen. Maar de mop is
goed, en ze is gauw naverteld.
Er zou worden begonnen met het voor
bereidend militair onderricht. »Te 7 uur
waren alle aspiranten bijeengeroepen fn
een groote zaal. De jongelui beginnen met
een uur zegge GO minuten te wach
ten : zoo keren zij geduld en.. . militaire
stiptheid. Te 8 uur verschijnt de luitenant,
belast met de voorbereidende oefeningen.
Hij zal de jongelui toespreken, hen er op
wijzen hoe goede wil, stipte gehoorzaam
heid verdacht worden, doch tevens hun
een hart onder den riem steken. Een
prettig woord, opgewekt gesproken, kan
immers zooveel goed doe», den jongelieden,
meer lust en liefde geven voor het werk
dat zij gaan ondernemen I Luister maar:
»Zoo, zijn jullie allemaal voor het reserve
kader of de militie ? Nou, ik heb jullie maar
twee dingen te zeggen. Elkeen, die twee
maal vrijwillig den dienst verzuimt, kan
voor de rest wel opdond.... En ieder die
tweemaal wegens onattentie uit de les
verwijderd wordt, kan ook wel opd....
Sergeant, deel ze maar in."
De luitenant af, om niet meer terug te
komen.
»Reservekader hier!" «Militie hier !'' Zoo
wordt de troep van eenige honderden
burgerjongens verdeeld.
Bij een der troepen, die eindelijk om
een sergeant verzameld is, bevindt zich
een jongen, die wat niet zoo heel merk
waardig k al heel weinig begrip van
militaire gewoonten heeft. Hij rookt nog
steeds een sigaretje, onder het wachten
opgestoken De sergeant ontdekt dit en
zal hem met tact opmerkzaam maken op
het feit, dat zulks geheel in strijd met de
militaire etiquette is,
»Wel G. v. d., wat is dat voor een
lumrael, waar heb jij je opvoeding genoten?
Weet je niet".. . e«j.z.
De jongen, die werkelijk vrij behoorlijk
opgevoed was, doet zijn sigaar weg.
Nu spreekt de sergeant de jonge mannen
toe, die zich moeite willen geven om de
bijzondere kennis te verwerven ten einde
het kader te kunnen helpen vormen dat
de kern en de kracht van ons leger, van
onze landweer moet zijn, dat kader onder
officieren dat wij naderhand zoo
broodnoodig zullen hebben als onze landweer
eea macht wil zija waarmede rekening
gekoudea kan worden.
»Zoo en jullie willen allemaal bij h»t
reservekader ? Nou, dan kan ik je zeggen
dat jullie verd... stommelingen zijn. Je
moet er hard voor exerceeren en hebt er
naderhand niets dan beroerdigheid van".
Tot zoover de sergeant, en dan vertelt de
grappemaker van het Handelsblad verder.
»De aspirant-reserve-onderofficier heeft
dienzelfden avond van zijn voornemen om
bij het reservekader te worden ingedeeld
afgezien. Wat geen verbazing wekken kan.
De tegenstanders van het reservekader,
die onder den vorigen minister van oorlog
zwegen, hebben hun doel bereikt bij dezen
minister van oorlog, die akijd tegen het
reservekader was. EQ dit heeft zoo goed
als zijn doodvonnis ontvangen, vóór er
gelegenheid is geweest otn er een behoor
lijke proef mee te nemen.
Alle aanhangers van oude sleur, alle
tegenstanders van nieuwigheden, die last,
soesah en exercities veroorzaken, kunnen
juichen !'
Niet waar, je kunt er geen steek van
gelooven: 7.00 iets komt iii ons leger niet
woor. Maar de Nieuwe Courant, erg
serieuserig, als een deftige mijnheer van
het kantoor, laat zich nemen. Ja, stel je
voor, ze zet zich recht in haar gtoel en
trekt het ernstige gezicht van een
besognekamer diplomaat, want als het Handelsblad
nou ook al grappen begint te verkoopen,
loopt het op een end.
»Een onderzoek is strikt noodzakelijk".
»Het komt ons voor", en dat zeg j 3 niet
als j9 niks te comoaandeeren hebt, »dat
het Departement van O )rlog een onder
zoek in deze behoort in te stellen en geen
poging onbeproefd mag laten om haar tot
klaarheid te brengen". Het Handelsblad
moet aldus handelend optreden en den
berichtgever »van de betrouwbare zijde"
aansporen de vereischte inlichtingen te
verstrekken.
»Weigert daarentegen de berichtgever
meer gepreciseerde inlichtingen te geven,"
zegt de Nteuwe Courant verder ?
,.geefc hij zijn anonimiteit niet prijs, dan
achten wij een mededeeling daarvan, met
opgave van redenen, in hooge mate
gewenscht. Het Handelsblad zal dan zeker
niet nalaten in zijn kolommen daaraan
publiciteit te geven.
De redea, die gewoonlijk in analoge
gevallen wordt opgegeven om liever niet
openbaar als aanklager *>p te treden, u 1.
deze, dat men als inferieur militair daar
van de gevolgen ducht, kan hier niet
gelden. Een adspirant voor het
reseryekader staat buiten elk militair verbind;
zoo iemand, dan kan deze vrijuit spreken.
De zaak is van gewicht; men verzuime
niet alles in het werk te stellen wat klaar
heid kan verschaffen l"
Maar het Handelsbla l loopt er niet in,
want als je zeventig jaren lang roet dat
bijltje tebt gehakt, dan weet je wel hoe
je een veerlientorre-commissie noodig hebt
om een enkel duf bureau schoon te maken.
En als de Nieuwe Courant na zoo'n mop,
zoo'n reservefcader aneedote, bpgint te
praten van »laster" of »plichtverzuim",
dan wil het Amsterdamsche blad er ver
der niets mee te maken hebben. Alleen wil
zijne redactie dit nog zeggen (en nou zou
je haast gelooven, dat het Handelsblad zelf
de mop voor goede munt opnam):
«Het is niet die ae luitenant, die eene
sergeant, die wij aan de kaak hebbeu
willen stellen. Wij hebben er op willen
wijzen welke geest er tegenover betreeer
vekader heergcht, nu bekend is dat de
hoogstgeplaatste militairen die reservisten niet
met vriendelijke oogen aanzien."
Hier in den Haag! alsof ooit een meer
dere zich zou encanailleeren door zijn
mindere vriendelijk aan te zien, »de Koning
begeert dat het gezag vaderlijk zij," zie
je, dit staat er, maar niet: vriendelijk!
«Een Engelsch admiraal heeft eens ge
zegd," gaat het voort, »»als in een of anderen
tak van dienst iets belangrijks niet goed
loopt, zoekt de oorzaak bij het hoof.l, weest
overtuigd dat de leider niet dtugt." " Dat is
natuurlijk een algemeenheid, doch gedeel- ]
telijk hier van toepassing. Niemand meent
toch, dat een terechtwijjing van de beide
betrokken personen iets zou veranderen aan
de wijze waarop reservisten niet aangemoe
digd en gesteund wjrden door een groot deel
van de officieren en het kader van het vaste
leger. Wij weten ook niet of de ae luite
nant, de ne sergeant wel zoo heel erg
de zondebokken zijn. Hoe hebben zij hun
orders ontvangen, hoe wordt tegen hen
gesproken over reservisten, hoe worden zij
aangemoedigd orn dien extra dienst op
ongelegen uren met opgewektheid te ver
vullen T'
Kom nou, zóó is het geen mop meer.
Neen, dan weet ik er een en die ga ik
nu vertellen.
Uit aardigheid hadden ze een
vereeniging opgericht, op een avond, dat ze wat
aan 't mopperen waren geweest. Je bent
niet eiken dag goed gemutst en dan kan
het gebeuren, dat je zelfs van goede dingen
te veel krijgt naar je zin. Er zijn van die
momenten in je leven, datje, God betere 't,
geen trek hebt in de militaire keuken, of
geen gevoel voor de huiselijkheid van een
soldatenkamer. In die zeldzame stemming
van goddank - nog- mapr- drie - maanden
dienen waren er allerlei nonsensicale denk
beelden voor den dag gekomen. De een
wou verbetering van de strafkamers, een
ander veraangenaming van de oefeningen.
»Neen, een vereeniging om het
Nederlandsche volk te doen begrijpen, dat het werke
lijk weerbaar dient te wezen," riep een
idealist. »Flauwe vent!'1 klonk het toen.
»Zeg, als je nou met geweld een
vereeniging wenscht om iets oncnogelijks te
willen, dan moet je er een vormen om het
militairisme te bestrijden, zie je, dat echt
onhollandsch pruisisch na-apen."
Dat sloeg in. Een anti-militaristisehe
propaganda-vereeniging.
Ze lachten dat ze stikten, 't was zoo iets
als een jenever accijns
beslrijdingsmaatschappij of een vloeken onthouders club.
Asjeblieft, die grap was goed, en ze kregen
er dadelijk zoo'n schik in, dat ze aan 't
werk gingen. Stiekem, zooals je begrijpen
kunt, want de lai moesten er in loopen.
Zoo gebeurde het ook.
Zs lieten een circulaire drukken, waarin
ze allerlei vragen stelden over de toe
standen in het leger, vragen die er
serieus-echt uit zagen, alsof ze werkelijk
geloofden, dat er klachten konden in
komen: over de huisvesting en de voeding,
en de oefeningen en de strafkamer. Alles
heel leuk, precies zoo als je bij Securitas
gaat informeeren naar de soliditeit van
de bijkantoren der Nederlandsche Bank.
De circulaires stuurden ze rond en toen
kwam de grap.
Een sergeant majoor zag toevallig zoo'n
circulaire »Bij Mars!'' vloekte de brave
krijgsman, »jaar heb ja nu het onsveer.
De lucht was reeds lang zwanger van
algemeene vredes-theoriën. Zouden nu de
reservisten ten onzent ook reeds zijn besmet
met dusdanige anti-oorlogs baocillen, zou
den zij het leger willen afsehafF;n en aldus
mij, versierd met de zilveren medaille, aan
d°n dijk zetten!" Anti rnilitairistisch, dat
is, inet-én-pennenstreek-afschafting van
het militarisme! De sergeant maj >or snelde
naar den hoofdman der compagnie, die er
heel goedig inliep, en op zijn beurt er den
bataljons commandant liet inloopen. Een
anti militairistische propaganda
vereeniging, neen maar!
Den volgenden morgen moest het heele
bataljon aantreden, kisten en kasten wer
den onderzocht als viel er een nihilistisch
complot te ontdekken. Hier werd een
exemplaar van »L->oking Bickward'' ge
vonden, daar een nummer van »de Dage
raad"; een sergeant kwam aandragen met
het boek van professor Q jack over de
socialisten verbeeld-j e een boek over de
»so-ci a-lis-ten ...'', en een tamboer werd
gesnapt voor het winkelraam van een
boekhandelaar, waar het boek van Drabbe
te koop lag!
Zoo bracht die welgeslaagde grap het
halve Ne lerlandsche leger in beweging.
Eon grappenmaker heeft de mop willen
voortzetten, hetgeen eigenlijk ft AU w is,
immers op een ui geef je geen vervolg.
Enfin, hij schreef een boekje
»Kazernetoestanden," dat heette te zijn «resultaat van
de circulaire der A. M. P. V. waarvan
de beantwoording door de militaire autori
teiten werd verboden." Wie er toen nog
in liep, niet het Handelsblad, want de grap
kwam niet van «betrouwbare zijde." Van
iemand in Deventer, die als StofFil het
boekje waarmerkte, hadden ze aan de redac
tie nooit gehoord, en toen waren er in het
leger nog geen «aanhangers van oude sleur,
tegenstanders van nieuwigheden, die last,
soeaah en exercities veroorzaken." Toen
waren de reservisten nog niet droog genoeg
achter de ooren om over kazernetoestanden
te oordeelen, was men blijkbaar nog niet
van meening dat er staatsburgers zijn, die
in het algemeen belang fouten willen
constateeren.
DJ jongelui van zoo'n
anti-militairistische propagandaclub neem j 3 niet au
serieux, wel een neefje, of een zoontje van
een vriend, die aan de betronwbare zijde
woont. Misschien wil nu de Nieuwe Courant
nog eens nagaan of »onderzo k no ^zakelijk"
kan heeten. O. I.
IIMUUIllllltlllllMIMIIMIIII
illlllllllllllllllHI
Sociale
Die Hollaaiisclieii
door dr. BERNHARD HARMS.
Wanneer een vreemdeling Nederlandsche
toestanden beschrijft en nog meer wanneer
hij de gebreken tracht aan te toonen en
een verbetering aan de hand doet, dient
zoo'u boek met belangstelling te worden
gelezen. Niet uit het oogpunt van nieuws
gierigheid orn te weten wat er wel van ons
wordt gezegd, als wel uit een practisch
oogpunt. Immers het geschiedt niet zelden,
dat een buitenstaander een geneeswijze
aangeeft, en op maatregelen ter verbetering
wijst, welke door ons, die dagelijks den
toestand onder de oogen hebben en daardoor
weliicht over e;ikele oorzaken heen^ien,
niet worden bedacht. Z >o nam ook ik met
groote belangstelling ter hand het mij door
de Redactie toegezonden werk va^n dr.
Bjrnhard Harms over »Die Hollii'idischen
Arbeitskammern".
De leemte, die men in Duitschland gevoelt,
waar niet, bestaat (en organisatie waarin pa
troons en arbeiders gemeenschappelijk hunne
belangen behartigen, is de oorzaak van het
onderzoek door de schrijver in on? land
ingesteld. Reeds dadelijk zij gezegd, dat
dr. Harms zich zeer goed in onze toestanden
heeft ingewerkt, al mag hij hier en daar
ook een onjuiste opvatting hebben gekregen.
Toch kan ik niet nalaten een vraagteeken
te plaatsen achter deze uitspraak: »E>AS
Prinzip des laisser faire, laisser passer hat
hier bis auf den heutigen Tag seine
begeisterten Auhanger. Alles Gute entspringt
naeh \hnen privater Initiative, der Staat
ist i m wesentlichen Rechtsstaat, er hat weder
die PHicht noch das Recht, sich in die
privaten Angelegen heiten seiner Burger zu
nïischen''. Of het nu bij ons wel zoo erg
is eii of de staat niets meer is dan rechts
staat, zou ik niet gaarne willen beweren.
Maar afgezien daarvan, heeft de schrijver
goed uit zijn oogen gezien. De geschiedenis
van het, ontstaan der tegenwoordige wtt op
de Kamers van Arbeid.de behandeling van
de ontwerpen Schirnmelpenriinck Van der
Oye en Pijtlersen. de bespreking in da
Staten-Generaal, dat alles is door hem met
nauwkeurigheid weergegeven. Ook schetst
hij een klaar beeld van de inrichting der
kamers om dan te komen tot de praktijk.
O?er deze praktijk is hij en geen
wonder, want daarin st^at hij niet alleen
heel slecht te spieben. Op de vraag of de
Kamers geven wat men met de oprichting
er van gehoopt en verwacht had, geeft hij
volmondig ten antwoord: neen. Hij wijt
echter de schuld niet aan de Kamers zelve,
maar aan de inrichting, aan de wat dus.
De samenstelling deugt niet en bovendien
acht hij de oprichting nog te praematuur.
Dit laatste leidt hij af uit het feit, dat
lUHIlullllMilllllllllllllMHIlUHItmH
Onder bovenstaanden titel is bij den uitgever
W. Versluys, onder redactie van den heer H.
P. Bi-emmer te's Gravenhage, een maandelftksehe
uitgave verschenen, die volgens den prospectus
ten doel heeft liefde en belangstelling te wekken
voor moderne kunstwerken.
Aan dit verheven, onbaatzuchtige doel wordt
door den uitgever de meer practisch materieele
wensch toegevoegd, dat die belangstelling groot
genoeg zij, om de uitgave te doen slagen.
Het zou toch ook een vrgwel onhoudbaar
argument zon, te beweren, dat in dezen tijd
gebrek aan belangstelling voor moderne kunst
zulk een uitgave als deze noodig maakt.
Mrjn hemel, waar wordt niet te pas en te
onpas aan het bestaan daarvan herinnerd? Wor
den we al niet overstroomd door praehtuitgaven
en kunsttijdschriften niet talrijke reproducties,
re*ent het geen prentbriefkaarten met moderne
kunst, prijkt die niet op kalenders, Worden
onder haar vlag geen reclamebiljatten van sla
gers en schoenmakers birmengeloodst, ontmoet
uw oog geen meesterwerken op sigarenkistjes,
pakjas chocola, tegels, borden en schotels
ja, waar niet op ? Uit den aard der zaak is
keuze en gehalte, van wat ons op al die ma
nieren geboden wordt nogal uiteenloopend,
maar de beiargslell-r; is er, meer en algemeener
dan ooit.
't Is nu maar de ,:aüg, of deze nieuwe perio
diek door de wijze, waarop zy wordt uitgege
ven, haar nut kan hebben op de vorming van
goeden smaak en of deze leiding van den
kunstzin van het publiek vertrouwen verdient.
Er zal maar delijks een aflevering verschijnen
mst 8 reproducties uit alle scholen en kunst
richtingen sedert het begin der 101e eeuw.
De antecedenten van den redacteur staan er
or.s borg voor, dat in welk genre een keuze wordt
gedaan, steeds dat gekozen zal worden, waarin
de goede hoedanigheden van de soort hst meest
zullen uitkomen en dat hevige sch.,;nkunst, zij
het ook ten koste van populariteit, zal worden
buitengesloten.
D<j reproducties zullen bestaan in licht
drukken, wairvan met nadruk wordt gezegd,
dat er absoluut geen retouche zal worden aan
gebracht. Dit nu verkondt minder een deugd
dan afwezigheid van ondeugd, daar ieder weet,
hoe het retoncheeren, ah het niet zeer be
scheiden en oordeelkundig geschiedt, f yaoniem
is met verknoeien, en we behoeven het eerste
het beste portretalbum maar open te slaan. OCQ
(e zien, hoever die kunst gaat om van een
menschengezieht een glad, nietszeggend masker
te maken en ons het kiekje van den amateur
met heel wat meer pleizier te doen bezien
dan de gruwelijke portretten van zooveel per
dozijn. Aan amateurswerk in den goeden zin
doen ons deze lichtdrukken dan ook denken,
waarvan er enkele geslasgd, maar sommige
nog vrij onbeholpen zijn.
Zoo is van de wazige Biommers met den
besten wil niet veel to maken, geeft de Golf
van Cjurbet contrasten te zien, die in 't
schilderij ver te zoeken zijn, is de Millet erg
vaag, maar toch behouden ze alle, ondanks
hunne gebreken, iets van het eigene der oor
spronkelijke werken.
Maar deze siiapering is een eersteling en mij
dunkt, de ondervinding zal den heer Bremmer
leeren, dat somnrge schilderijen, hoe verleidelijk
ook, ongeschikt voor dergelijke reproducties zijn.
Wrj hopen, dat hij dan meer wei ken zal opdiepen
als de Distel van Allebé, die geestige,
geoadenceerde tseksr.ing.
noch bij de patroons, noch bij de werklieden
een groote neiging bestaat hunne geschillen
bij de Kamers aanhangig te maken. l
De oorzaak daarvan zoeRt hjj in het te i
weinig ontwikkeld gemeenschapsleven der '
arbeiders. De arbeidersvereenigingen zijn j
te zwak, te slap, zoodat behalve in enkele ,
groote steden van de arbeiders niet veel
kracht uitgaat. Het gevolg blijft niet uit,
dat de patroons zich machtig gevoelen en
hunne geschillen met hun personeel zelf
willen beredderen. Waar er van de zijde
der arbeiders geen drang bestaat en ook
niet kan bestaan tor, het inroepen van de
tusschenkomst der Kamers, gaan de meeste
patroons daartoe niet vrijwillig over.
Dit is juist gezien. Minder juist is echter
de verklaring waarom de arbeiders niet
meer tot de kamers komen. Volgens den
schrijver niet, omdat zich soms het geval
voordoet, dat een arbeider-lid niet door dik
en dun de eisenen der arbeiders steunt,
maar met de patroons meegaat. Ik voor
mij geloof niet, dat daarin dereden gezocht
moet worden, maar dat de inrichting der
kamers zelf daarvan de schuld is.
Intereseact is het voorstel tot reorganisatie.
door den schrijver gegeven. Htj wil
terugkeeren tot centralisatie, tot de grondgedachte
van het voorstel-Pijttersen. Door het samen
voegen van verschillende bedrijven tot ae
kamer, is de werkzaamheid van het geheel
verlamd. Daarom moet gestreefd worden
naar een regeling waarbij elk bedrijf tot
zijn recht komt en mede invloed kan uit
oefenen. De volgende sc'aets wordt door
den schrijver gegeven.
De Kamer moet bestaan uit zoovele
afdeelingen als er in de plaats bedrijven
zijn. De Kamer zelf wordt dan gevormd
uit de voorzitters der afdeelingen en uit
een voorzitter bij meerderheid van stemmen
buiten de leden der Kamer om gekozen.
Tegenover de buitenwereld treedt dan niet
een of ander afdfeling, maar de Kamer
als zoodanig op. Wil een afdeeling een of
anderen maatregel, die het door haar ver
tegenwoordigd bedri>f betreft, dan moet zij
de zaak ter tafel brengen bij da Kamer.
Door deze rest l ing wordt aaa een besluit
der Kamer, alzoo vertegenwoordigetde alle
bediijven, meer kracht bijgezet.
Ojk geeft de schrijver zijne meening weer
over de oprichting van een verzosningsraad
en scheidsgerecht waaraan zeker opmerk
zaamheid moet worden gewijd. Esn voor
stander is hij voorts van het opnemen der
verplichting voor lederen werkgever en
werkman om voordat tot staking of
lockout wordt besloten, eerst het geschil bij de
Kamer aanhangig te maken.
Uit het medegedeelde zal wel reeds ge
bleken, zijn, dat het werk ten volle verdient
gelezen te worden.
Kampen. Mr. dr. H. S. VELDMAN,
Aan zoo'n lichtdruk beeft men iets, evenals
aan die van het portret van Veth en het beeld
houwwerk van Minne, maar waar te veel in een
kleine ruimte'wordt aaamgedrongen mist deze
wrjze van reproduceeren de noodige scherpte,
om alles gei oegzaam tot zijn recht te doen.
komen. En als er bvj voorkeur teekenicgen en
schetsen genomen worden en bij uitzondering
een schilderij, zou de uitgave er zeker by winnen.
Waarom ook niet een kort, het werk typee
rend bijschrift ? Het zou den redacteur zoo
z^jn toevertrouwd en de abonnézou er zeker
gaarne de biografn der makers voor missen.
De niet te hooge prijs zal waarschvjnlrjk vele
kunstvrienden er toe verlokken zich deze ver
zameling plaatwerken aan te schelf m.
J. W. N.
L
H. J. A. ffl. SCHAEPMAN.»
J
Wél een markante persoonlijkheid, die
heen ging.
Er zullen nu stemmen over hem spreken
op alle plaatsen, ons heele land door, en
ze zullen gedenken den mensch, den
priester, den geleerde, den staatsman, den
publicist en den dichter.
? Iets over den dichter te zeggen is mij
door de redactie van dit blad opgedragen,
en al voel ik zwaar de eigenaardige
moeilijkheden dit te doen zoo onmiddellijk
na zijn overlijden, zonder tijd of gelegen
heid om nog eens met aandacht zijn
dichtwerk te doorlezen, mij hoofdzakelijk
verlatend op mijn geheugen, toch geloof
ik dat juist daardoor de hoofdkenmerken
van zijn verzen mij forscher voor den
geest staan, dan indien door herlezing
inijn aandacht onwillekeurig werd afgeleid
naar détails.
Als ik denk aan het vers van Schaepman,
dan zie ik een breed, zwierig gebaar
dan hoor ik een soms schel, soms snijdend,
soms vol-sonoor geluid en ik laat dat
gebaar en dat geluid geduldig een wijl
over me heen gaan, niet onbehaaglijk
gestemd door de uiting van gloedvolle
levenskracht, van een vurig, opgewekt
temperament.
Ik zie en hoor een redenaar een
redenaar die het er op toelegt mij te over
tuigen, mee te nemen, te doen gehoor
zamen aan een zekeren dwang, die het
niet zoo nauw neemt met de keuze zijner
argumenten, als er maar kracht uitgaat
van zijn gebaar en kknk van zijn stem,
die zijn fantazie niet beheerscht met artis
tieke nauwgezetheid of fijnen smaak, maar
zelf beheerscht wordt door een verbeelding,
die een warreling van de meest heterogene
visioenen in zijn ziel wekt en ze in
ordelooze rij, in rhetorische taal omgezet, over
zijn lippen stuwt.
Toen ik hem voor 't eerst als redenaar
hoorde, niet in een gedicht, maar in een
voordracht 't was op Oefening kweekt
Kennis in den Haag moest ik voort
durend denken fcan die (korte mededeeling
in 't werk van DeKeijser: «oorspronkelijk
wenschte hij in zeedienst te gaan." Ja, dat
was te begrijpen. Toen die forache ge
spierdheid in haar eerste vaag verkeerde,
kon niet de priesterrok het beeld der
roeping geweest zijn, wel het zeemanspak.
Voor een natuur zóó expansief geen ge
schikter ruimte dan het ruime sop.
De zee met haar breedheid, haar
kracht, haar gebulder, haar strijdlust; er
was verwantschap tusschen httiir en hèna.
Ik hoorde hem dien avond over Voltaire
en Renan, en nooit zal ik den indruk
vergeten. Als redenaar viel hij mij eerst
niet mee. Er was aanvankelijk iets
moeilijks, iets haperends in zijn voordracht.
Stukjes van zinnen strompenden elkaar
na, elkaar niet inhalend. Dach dat was
het begin maar. Langzamerhand kwam hij
in zijn onderwerp, werd hij «arm. En nu
hadden het Voltaire en Kenau zwaar te
verantwoorden. Want het werd een formeel
gevecht, met dreigende armen en gebalde
vuisten. Soms greep hij een van beiden aan
en schudde hern. »Als ik u hier voor mij
had, Voltaire, dan zou ik u rekenschap
vragen!" En als dan de argumenten voor
zijn toorn niet al te vlot kwamen, of niet
al te sterk bleken, dan daverde zijn vuist
neer op het houten lessenaartje, zóó dat
we wel eenige belangstelling voelden voor
het weerstandsvermogen van dat voorwerp.
En toen na Voltaire Renan moest afge
straft worden, die niet als de eerstgenoemde
alleen gespot had m=t het Heilige, maar
maar met veel vermeteler eigen waan «prenait
Ie bon Dien en pitié" (ik hoor 't hem nog
zpgjen!), toen gingen de golven vroi zijn
verontwaardiging zoo hoog, dat de gedachte
aan een bulderende, óverbruisende zee van
zelf in mij opkwam.
Het karakteristieke van Sehaepraan ook
in zijn gedichten is zijn geestdrift en
s'rijdlust. .Met zijn liefde voor het breed-gedragene,
klank volle van Vondel's, het bezielde, vurige
van Da Costa's verzen, tósh volgeling van
de Franscbe romantische lyrici Lftmartire,
Hago, Barbier, is hij vóór alles:
RoomschKatholiek, ijverende voor het alleen-zali
gende geloof, en zich kantend tegen alles
wat dit in den weg staat.
Vraag van hem geen skunst om de
kunst."
In de voorrede zijner Xicuive Gedichten
heeft hij het gezegd: »Men kan twisten
over de vraag wat het hoogste is: alles
aan de kunst te geven, alleen kunstenaar
te zijn of zoo vol mogelijk een man te
zijn op zijn dag. Het eerste kan de
onsterfelijkheid waarborgen; het laatste
geeft h«t leven, met al den arbeid, al den.
etrijd en, moet het, al het lijden, die bet
leven groot maken."
Schaepman heeft het laatste, gekozen.
Ook in zijn verzen was hij de man van
den dag, de militante Katholiek.
Hij ging het Katholieke Nederland /oor