De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 1 februari pagina 3

1 februari 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1336 DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOB NEDERLAND. ook eeriigëgevo/gtftikirig te durven maken ten opaicbte van het onbekende, doch zoolang het aantal georganiseerde arbeiders zulk een bedroe vend klem percentage uitmaakt van alle in een zeker bedrijf werkende personen, als hbr ten opzichte der meeste vakken het geval is, valt o»k langs dezen weg niet veel resultaat te verw Sekten. Evenmin is dit het geval ten opz'chte van een andere bron van infurmat'e, die m genoemd tijdschrift eveneens vermelding vindt, namelijk het aanbod van en de vraag laar werkkracht» n aan de bestaande arbeidsbeurzer. Het bloota feit dat hierbij slechts van twee dergelijke in richtingen melding kan worden gemaakt, ds beurs der Mij. van den Werkenden Stand te Amsterdem en" die van den Christelijken Volks bond te 't-Hage, waarbij de laatste dan nog over een geheel jaar slechts over honderde ge vallen loopt, is zeker voldoende bewijs dat wij cp dat gebied rog zco achlerlijk zijn, dat de meerdere erf mindere bloei dier inrichtingen al lerminst als een maatstaf kan gelden van den stand der abcidsmarkt in het algemeen. Nu rijst hier zeker de vraag of, LU het particulier initia tief zich iu dit opz'c .t in zoo geheel onvol doende mate keft doen gelden, en geen aan leiding bestaat de organisatie dtr arbeidsbeurs van overheidswege ter hand.te nemer. Mejzou daarbij zeker geen nieuwe banen betreden,docli alleen het voorbeeld behoeven te volgen, door tal van buitealandscLe staten gege v eu, waar een dergelijke organisatie zelfs naat t een vrij krach tige particuliere werkzaamheid niet overbodig wordt geacht. Het is in dit verband misschien niet oneigenaardig te wijzen op de onlangs ui'gevaardigde Pruisische mmisterieele circuUire, waarbij aan de gemeentebesturen dringend wordt aanbevolen deze aangelegenheid ter laid te nemec, niettegenstaande in de meeste steden vatt euige beteekenfe de toestand ongetwijfeld vr'ij wat gunbtiger ia dan hier te laudp. Doch tt\ zou een dergelijke aandrang op onze ge meentebesturen worden uitgeoefend en dadelijk ptafctitche resultaten cp'eveier, dan nog zon er vermoedelijk geruime tijd mede gemoeid zijn, aftvoïens langs dezen weg betrouwbaar statis tisch materfasl te verkrijgen zou zijn, ook oradlt speciaal de werkgevers nog eemgen tegenzin Ettrijien. te moeten overwinnen alvorens zij tot dergelijke inrichtingen hunne te e f lucht nemen. De nu het particulier initiatief voortgekomen beurs hier ler stede, welke voor korten tijd opgeheven i?, heeft jaren lang een kwijeedd bestsan voortgesleept, wat uu wel niet als een bewijs kan gelden, dat daaraan geen behoefte bestaat, doch wel dat alleen van etn op onbe krompen scüaal werkende inrichting en dan nog slechts gaandeweg betere resultaten te verwach te* zijn. Naust nkele fouten in den aanvang begaan is ongetwijfeld ook geldgebrek een oorsak der mislukking geweett, waar men bijv. (ie uren der openstelling niet kon regelen naar de bestaande behoefte, doch rekening moest houlen met den betchikbaren tijd van den administrateur, die wegens geringe bezoldiging zijne functie slechts als nevenbetrekking uit oefenen kon. Dat zou altbar. s bij eene ge meentelijke inrichting kunnen worden vsrmeden en bij goed beheer is er dan geen nkele denkbare reden, waarom de werk gevers niet ten slotte tot het bssef souden koiierj, dat o'ok hunne belangen door een goed werkende arbeidsbeurs zouden worden gediend. Dcch als gezegd, voor dat alles is tijd noodig, zoodat de minister, wanneer het hem althans ernst te omtrent den stand der a-beidsnurkt zoo vol ledig mogelijk te worden ingelicht, naar andere middelen zal moeten omzien, om daartoe te geraken. Hiertoe ziu wellicM gebniik te (naken val len vau de aanstaau.de in werking treding der Ongevallenwet, waardoor de Rijksverzskeringsbank in bet bezit zal geraken van tal Van op gaven, die, hoewel voor andere doeleinden ver strekt, tcch zeier-goed aai het hier besproken HiiiHiiiiiiiiiiiiiMiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiuniiiiiiinintuiinHiiM Spookhuizen (e Amsterdam, DOOK JU3TUS VAN MAURIK. 6) Ik was nog een jongen, die Zondags met inyn ouders naar Artis ging, en toen reeds hoorde ik myn vader, op dat huis wy'ïend, zeggen: Daar heb je nu dat spookhuis, wa'ar die vreemde, akelige dingen gebeuren," maar als ik dan, dol nieuwsgierig en gespan nen, vroeg: Welke akelige dingen ?'' kreeg ik ten antwoord: Ja jongen, va1: er gebeurt, weet ik niet, ik heb ook geen tijd cm er naar te informeeren, maar 't most wel iets vreemds zyn, want nie mand blijft er langer in dan een maand of wat..." Mijn moedtr vond het onderwerp te griezelig, en bracht me met takt op iets anders, zoodra ik er over begon. D 3 goede vrouw was zeker bang dat ik me zou opwinden of zenuwachtig maken, Ik vergat eindelijk dat spookhuis geheel, totdat ik eentge jaren later, door een toevallige omstandigheid, er weer aan herinnerd werd en toen ik er naar ging kijken, zag ik dat het röj leeg stond; de gordijnen voor de ramen echter waren weg n de vensterruiten voor 't grootste gedeelte ingegooid, dichtgetimmerd of met papier beplakt. H ie lang het huis wel ledig héft gestaan weet ik niet, want destyds heb ik geen verdere inlichtingan ingewonnen eerst ?eel jaren later vernam ik eea en ander van dit geheimzinnige pand. 't Was niet gemakkelijk achter hst fijne van de zaak te komen, omdat de buren al zoo dik wijls verwisseld waren velen wisten nog dat het huis er geweest was, en ook dat 't afge broken werd, omdat er destydi zulke akelige" lngen gebeurden, maar het echte verhaal" kreeg ik eerst te hooren van eenoude j affroirw, die bij een familie had gediend, die 't spookhuis bewoonde. Zij Was nu op een hofje en ruim zes en zeventfg jaar, maar helder v*n hoofd en bui tengewoon welbespraakt. Mens, mens, zei ze hoofdschuddend... hoe is 't mogelijk dat j s me hebt uitgevonden? ... Wat zeit u ? ... heb u wel andere moeilijker dingen uitgevonden ? . .. Zó s, nou afijn dat is ook uw zaak ... en wat komt u nou hier doen, as 'k vrage mag?'' Ik vertelde haar met een paar woorden waarom ik kwam. Zy hoorde my bedaard aan, nu en dan even knikkend, en vroeg toen : Ga assieblief eris goed in 't licht staan zóó, dat ik uw's gezicht goed kan zien ; m'n ooge beginne me een beetje te foppe... Nou ! uwe ziet er nou eigelijk gezeid te fatsoenlijk uit en oogmerk dienstbaar zouden kunnen wordea gemaskt. De aan de werkgevers opgelegde verp'.tc'jting tot het aanhouden van loonlijsten, alsmede tot het verstrekken van de noodige opgaven voor de vaslstellig der prem'ëj en schadeloosstellingen maken het gemakkelijk een overzicht te verkrijgen van de in de verzekeringspüchtige bedrijven gebezigde werkkrachten, hetwelk, mits op gezette tijden gepubliceerd, een niet te versmaden hulpmiddel zou kunnen op leveren, om althans iets te weten te komen op een gebied, dat thans nog ia volslagen duisternis verkeert. Wellioht zal men hier de tegenwerping doen hoeren, dat een dergelijke voorlichtiög toch no£ eenzijdig zou zijn. Wel kan hngs d en weg eene toe- of afname geconstateerd worden van het aantal werklieden, dat in een btpiald bedrijf werkzaam is, doch ter bcoordeeling van het al of niet heersenen van werkloosheid is dit niet voldoende, daar ook rekening moet ge houden worden met hè' aanta' der^enen, dat te vergeefs voor plaatsing in aanmerking tracht te komer1. latusschen, al zullen dergelijke opgaven dan ook slechts een aanvullend karakter kannen hebben, er zal toch in ieder geval met meer recht eenige gevolgtrekking uit kunnen worden gemaakt, dan u.t de volkomeu subjectieve mededeelingen der Kamers vai Arati), terwijl bij uitbreiding onzer arbeidersverzekering langs dezen weg nog wel meer zal kunnen worden bereikt. De ziekteverzekering bijv. draagt een veel meer individueel karakter, daar ieder ver zekerde ah lid cener ziekenkas is ingeschreven, zoodat dan ook reeds het denkbeeld is opge worpen, die kassen tevens te maken tot dragers der \ e'Zekering tegen werkloosheid, ook omdat de werklooze verzekerde allicht geneigd is aan spraak te maken op de ui'keeriug van zieken geld ia gevallen, waarin bij tog zeer goed ar beid zou kunnen verrichter, wanneer kern de gelegenheid daartoe maar geboden wordt. Is dua eenmaal een maatregel getrdFjo, om het archief der Rijksverzikeringsback dienstbaar te maken aan een betere inr.clit ng van dit deel der arbeidsstatiatiek, dan zou daar later op voortge bouwd kunnen wordei', waarbij intussclieu alleen c'ai eeuig practisch resultaat tt verwachten valt, wanneer met de publicatie der bier op betrek king hebbende besluiten niet zoo lang gewacat wordt, als in ambtelijke kringen wel eens gebruike'ijk is. Retrospectieve beschouwingen op dit gebied hebben skchts een zeer betrekkelijke waarde, daar de toestand zich dikwijls zoo sn>;l wijzigt, dat er kans bestaat op een dwaaUpoor te geraken, door af te gaan op mededeelden, welke reeds verouderd zijn, op het oogenblik dat zij verschijnen. Alleen dan wanneer mogelijkbeid bestaat van de toven besproken loon lijsten geregeld keunis te nemer, wat aan de betrokken werkgevers toch werkelijk niet zulk een overma'i^en last zou kunnen veroorzaken, zcu er langs dezen weg een bevredigend resul taat kunnen worden bereikt. Ook al zal het vermoedelijk niet mogelijk blijken op die wijze een volkomen juist beeld vau den werk«lijken toestand te verkrijgen, zoo zou toch in ieder geval een apparaat m werking zijn gezet, dit als barometer goede dientt-n kan bewijzen. Wij zouden n:et meer als het ware door de werkloosheid worden overvallen, doch gaandeweg gewaarschuwd worden, dat tr eene industrieele depressie in aantocht waartegen het noodig kan blijken maatregelen te nemen. Ttians bemerkt men het kwaad dikwijls eerst aan de gevolgen, zooals zich die doen kennen in grooteren aandrang op de armbesturen, wat dan gewoonlijk aanleiding geeft tot een buiengefroon beroep op de liefdadigheid. Daar gelaten echter dat het niet zonder bedenking is personen, die in den regel zeer goed in staat zijn in h uu onderhoud te vocriier, te helpen langs den weg der armverzorging, is deze ook gewoonlijk niet voor die taak opgewassen, ook al Worden voor dat speciale doel niet on belangrijke geldsommen bijeengebracht. Toen in ?iinnMiiiniiiniiiiiNiimiMiiiiuiimiiiiMiimimiiliiMMiimiiiiiiiiiiiiiiiR te stemmig, dan dat je met een oud mens een gèbbetje zal komme uithale ik spreek d'r iist graag over,'c maakt me altij J zenewachtig, weet n? 't Is a'eyel al zoo lange jiren geiejs en ze benne allemaal dood." 't Kleine, kittige oude vrouwtj 3, dat vlak vóór me was gaan staan, nam weer plaats op haar stoel een groote cypersche poes sprong dade lijk op haar schoo*, zij streelde haar over den rug en vroeg, het hoofd eensklaps iets achter over werpend : Maar waarom wou u 't eige lijk wete ? ' Om er later iets over te kunnen schrijven." Zoo hm ! dat verandert... kan ik er geen kwaad mee, als ik 't u vertel... j s haalt me toch niet voor 't gerecht?'' Geen idee, m'n goeie mensch ..." Nee, lach u der niet om. U kan me niet kwalijk neme, dat 'k voorzichtig ben ik ken u toch niet en ... ik mot nou maar op je eerlijk gezicht aanneme, dat onze regentes, mevrouw Van Brenghen, u hierheen stuurt. Afijn ! ik zal 't maar risikeere, maar ga d'r by zitte, m'n goeie man. want 't duurt 'n beetje lang.. ." zij wees me een matten stoel aan. Om kort te gaan, ik was in betrekking bij de familie Costinho de Bajéros, de naam heb u zeker wel 'ris gehoord, rijke Portugeesche joden, van adel ook. Och! zulke beste men sche. oed voer d'r evenmens daar was 't end van weg. De ouwe heer, erg stil etjss van aard, de6 niemendal meer, hij had geld genoeg maar z'n zoon Julius was in de zaak, ze bavlde 'n kantoor in fff^kte. Mathilde, de dochter, was getrouwd met 'n dokter, ze woonde vlak by op den Amstel tegenover de Kerkstraat, num mer ... O, kan u dat : iet schele ? Ja maar, me lieve mens ik kan toch niet zoo in ne op de spokerij kom ne . . . heb u zoo'n haast ? Niet? LOU?blijf dan kalmpies ziite ; kan ik u soms diene met een koppie koffie ? Niet, Thee dan? Ojk niet? Ji, me goeie man, iets anders heb ik niet in huis. Atrn ! dan zal ik verder vertelle .. . De ouwe mevrouw was een engel van goeiig heid, en zoo verstandig, zoo mooi, zóó'n ouwe vrouw vindt je niet veel heelemaal spierwit haar, lieve bruine ooge ... en zoo slank nog; als je d'r van achtere zag persies d'r dochter. Och, mens l ik bad er zoo'n best leve 'k was er eerst kamermeissie, later kamenier.. . 't eer-ite kwaje woord vau mevrouw moet ik nog kry'ge. 't Was er een huishouwe van vrede en rust totdat die beroerde Sjuul de boel in 't honderd schopte... Wat ie gedaan had ? Nou dat weet ik zoo net niet, maar de centen waren op heelemaal op van de heele familie. Dat kwam ie op een middag an z'n ouwelui ver telle. Nou hoef ik j i niet te zeggen boe de ouwe man anging, hij liep maar aldoor in huis heen en weer, huilend en roepend, dat, ie gerinncweerd was en niavrouw zat als ce^i verweze mens voor d'r te kijke . . . lic-, wat zeit u? Waar of de spoke LOU biijve? Gunst man het begin van dit j mr de gevolgen der reeds sedert geruimen tijd geheerscht hebbende bui tengewone werkloosheid zich hier ter stede op zeer pijnlijke wijze deden gevoslen, is daartoe een fonds gevormd, da', aan de hier gevestigde Vereeniging tot verbetering van Armenzorg ter verdeeling is toevertrouwd. Niettegenstaande deze vereeniging echter op dit gebied een zeer grco'e ervaring bezit, moet zij toch in haar dezer dagen verschenen mededeehngen verklaren, : dat het via\ niet mogelijk was te constateeren, ; of men te doen had met bona-üle werkloozen, i dan wel met personen, die slechts voorgeven in buitengewoie omstandigheden te verkeeren en ' die toestroomen naar een plaats waw gegeven i wordt. Veej; daarbij dat er tal vau gezineen i zijn, die hun nood niet wenschen te klagen, i dat zoowel bedrag sis duur van den onderstand niet gemakkelijk te bi piten zijn, dan blijkt z ker duidelijk dat hier aan de particuliere liefdadighdl een taak wordt toebedeeld, die zij nimmer behoorlijk zükunnen vervuilen en zeker aller minst wanneer daarbij met overhaasting moet worden te werk gegaan. Blijvende verbetering is dan ook alleen te verwachtm van eene or ganisatie, die in plaats van liefdegaven te ver strekken, uitkeenugen doet, waarop de werk loozen onder zekere omstandigheden een recht kunnen doen gelder. Het zou mij te ver vo?ren hier in eene brfpreking te treden der verschillende methoden, die daarbij kunnen worden toegepast, doch bij alle zal wel bekendheid met den feitelijken toe stand als noodzakelijke voorwaarde voor welslagen gelden. Alles wat er du-i toe kan bijdragen om, die bekendheid te verschftfjn, kan beschouwd worden ais een eerste schrede op een gebi -d, wearop inderdaad nog zeer veel te verrichten valt. Rotterdam, Dee. 1902. C. v. D. unn.Pi Müziit in ie Hoofdstad. Wanneer men de ontwikkeling der muziek in Frankrijk nagaat, dan ontwaart men dat de Frai scho componisten, aanvankelijk onder d«a invloed van de knnst der Italianen (J«an, Baptiste Luliy), bijna uitsluitend dramatische neigingen aan den dag bebben gelegd. Ramean, Mo/isigiiy, de Bilg Grétiy en later Boieldieu. Auber, Thomas en Gonnod allen hebben het groote veld hunner werkzaamheid gezoeht en gevonden op het tooneel. Alleen Berlioz, de Franeche Baethoven, zooals men hem m.i. ten onrechte wel eens noemt, heef; zonder de opera te verzaken men decke aan les Troyens, Benvenuto Oellini, Beatrice et Banedict zijn grootste beroemdheid te danken aan zijne symphonische muziek en aan zijne cantaten la Damnation de Fanst en Rjmeo et Juliette. Doch n genre van muziek hebben al deze Fransche componisten onaangeroerd gelaten; ik meen de kamermuziek. Even min nu, als men zich Beethoven kan voor stellen zonder zyne sonates voor piano en andere instrumenten, zorder zy'n trio's en vooral zonder zijn strijk quartetten, even on juist is het Berlioz als den Frani-chen Beet hoven te beschouwen. Den stijl hunner instru mentale werken toch hebben zg geenszins met elkaar gemeen; en wat zon bat anders moeten zijn, indien niet de aard beider compositiën, wat den Franschman het recht zou geven in wat ben je heet gebakerd l Daar kom ik immers van zelf an ... ik kan niet van de hak op de tak sprmge ik moet 't u regelier veitclle, anders kan je 't toch niet boekstave . .. nou, afijn dan, om kort te weze, f-juul zat boven met 'n avekaat te deiiberecre en ik dee maar niks als tillegramme anneme en ieder keer als d'r weer een kwam ging de ouwe heer naar bove en dan kwam ie telkens als en bestorve mens weer beneje en klaagde tege z'n vrouw dat ie nog meer verrinneweerd was. Zóó verliepe d'r een paar dage geen mens dacht an ete of dritke en 't werd hoe langer hoe triesdger in huis ... En nou kom ik an de groote ake ligheid, zie ji. Vrijdags-avonds zit ik bij de naaister, ook een christ d'r waren ve;der joden bocjïn en daar hoore we opeens een slag, dat we allebei opspronge. Ik dacht dat boven de zware linr.epers omviel eu hol de trap op ja l 'k was toen wat kwiek hoor,?maar mevrouw had 't ook gehoerd en was me vó jr. Ik kan nog de bibberasie krijge als 'k er aan denk . .. die beroerde Sjuul had z'n eige voor z'n hoofd geschote in z'n slaapkamer; de deur stond ope. Mevrouw gaf een gil, en viel als een blok neer. .. stijf van d'r zelf. Ocli mens ! och raens ! wat een alterasie ! Toen de goeie ziel wier bij d'r positieve kwam di 6 ze niks als lache. Lacbe meneer ! dat je d'r kippevel van kreeg ... de ouwe heer was lisaal kapot die zat suf en zei r.ika, maar dat beste lieve mensen, lachte naar, en dan weer huilde ze ... a lij a ! om kori te gaan : ze was getroebeleerd. Juffrouw Mathilde d'r man heit 'r naar 'n gesticht gebracht.. . daar is ze gesSorve. Ik heb later andere goeie betrekkirge gehad, maar zóó als bij de Costinho's, nooit nievers meer ..." Maar nu 't fpook f '' Begiypt u dat nou i ^ niet 'l . .. dat was Sjuul, die kon in z'n graf geen runt vinde nou zeien de jodenboojen dat 't kwam omdat ie z'n eige met 't ingaan van de sjabbes ver daan had, maar dat kan ik zoo grif r,iet aanncme, want ik heb eris van een domenee ge hoord, dat zelfmoordenaars d'r altijd last van hebbe dfct ze moete spoke ... Maar weet u wat nou 't vreemdste was 't" Nog niet l" Ik zelf heb nooit niemendal gehoord of gezien en 'k ben toch nog een maand of drie na datum in huis geweest, maar de mensche die er liter kwame wone hebbe d'r gruwelijke last van gehad. Die boorde permalent Sjuul been en weer loopa, 't tikke van de haan van z'n pistool en 't lache van de ouwe me vrouw. Dat lacbe moet toch zoo ellendig geklonke hebbe, dat niemand 't kon uithouwe op die kamer en in de gang. Ze hoorden ook duidflij'i 't ruische van mevrouws zy'en japon za droeg altijd van die zware more-zij en dan dat l&che .. . altijd dat iacbe !" En is er rooit onderzocht van waar dat zoogenaamde lachen kwaiii ? Eii dat zeg ik n nou juistement! Dat was een adem genoemd te worden met den meester uit Bonn 1 Da oorzaak dat de Fransche componisten geen werken voor kamermuziek gecomponeerd heb ben is niet ver te zoeken. Het woord kamer muziek geeft er ons zelf de verklaring van. In Duitschland en Ojsieiryk Hongarije hal men tallooze adellijke familiën, waarvan de voornaamste leden vurige bewonderaars waren van muziek en meestal ook zeer degelijke beoefenaars dezer kunst. Men denke slechts aan H»ydn's beschermheer vorst Esterhazy en men beschouwe slechts de talrijke dedicatiën waarmede de werken van Beethoven zijn voorz en en die a'len er op doelen dat ook die werken in den kring dezer adellijke familiën zyn uitgevoerd en ian wel in een intieme, kleine ruimte in de kamer. In Frar»kryk wis dit niet het geval. Zelden of nooit hoort men er van dat een franseh edel man iets met de muzikale kunst heeft uit staande gehad. Vermoedelijk zal ookhetwufte hcfl iven der laatste Lodewijken wel niet bevrrderly'k zijn geweest aan een rustig, vreedzaam gedijen der muzikale kunst. Hst franscbe volk met zijn eenigszins uiterlijke natuur en zijn leven buiten de intimiteit van de huiskamer, gevoelde geen behoefte aan muziek in bet huisvertrek; het nam daarentegen levendig deel in de kunst buiten de deur. De strijd tnsschen de aanhangers fan de beide rivalen Gluck en P.ccini op het einde der achttiende eeuw moge biervan als bewijs gelden. E»rst later, veel later, toen de Frausche componisten meer bun aindacht wadden aan hetgeen de l'outre Rhin werd geproduceerd : toen züzotder Lijd de suprematie op muzikaal gebied erkenden van een Htydn, Mozart, Beet hoven en Schumanr, begonnen zij hun aandacht meer in het bijzonder te vestigen op dezen tak van kunst, die juist door de groote Duitsche meesters met zooveel voorliefde en zoo uitstekend is beoefend. Het boofd der nieuwe richting, der j-Mne cole frawfrine Ie brave père César Franck is allen anderen hier voorgegaan. Talrijk zijn de compositiën voor kamermuziek, die wij van hem kennen en het is hem waarlijk gelukt in ziji e werken, zooals zijne trio's die door Liszt zco zeer werden geprezen, zijne vioolsonate, zijn piano quintet, zijn str^k quartet enz. den geest der kamermuziek en den vorm die door de Duitecho meesters zijn groote ontwikkeling erlargd bad, met niuuw en oorspronkelijk, ik zou bijra zeggen Fransen leven, te bezielen. Meermalen werden kamarniuziek-compositien van Franck uitgevoerd; bij ons reeds sinds lang, tegenwoordig o k in Duitachland; en steeds b«gint het begrip voor hare schoonheid te wassen. n dei Fransche meesters van dan tegenwoordigen tijd, die zich eveneens veel bezig houdt met hei cotnponeeren van kamermuziek is Vincent d.'Indy, n der voornaamste leer lingen van Franck. Voor een paar jaren hoorde ik van d'Iady het strijk q'iartet op. 45 in E uitvoeren door de hseren Cramer, Spoor, Hof meester en Mossel; thans keeft het ScL -gq'tartet uit Brussel ons kennis doen maken met d'Indy's quartet op. 3G in D. Het eerst genoemde quartet kenmerkte zich, ten gevo ge van het gebruik van a kort hoofdmotief van vier noten, hetwelk in alle deelen voorkwam, door een zeer groote mate van eenheid. Tevens door een bijzondere rijpheid in de beheersching van dat motirf, alsook door zy'n verscheidenheid in klankkleur, ah uitvloeisel van een doelmatige en geschikte behandelirg der instrumenten. Deze laatste eigenschappen treft men ook aan in bot thans ten gehoore gebrachte, vroeger gecomponeerde opus van d'Iridy. Inderdaad weet de componist te woe keren met zyn instrumenten, en talrijk zijn de celoristische nuances, waarmede hy de aan dacht tot het laatste toe gespannen weet te houden. Ia de bewerking der verschillende onder Je-(v n toont d'Iady eveneens zijn meesterhand. Ojk hier vindt men een kernachtig uitgesproken hoofdmotief in den eersten Satz en later in de andere deelen, reminiscentiën daaraan; doch niet zoo gepro nonceerd als in het andere werk. Ia melo disch opzicht komt mij d'Indy's werk mede zeer belangrijk voor; en ware het niet dat het opus zeer uitgesponnen en omvangrijk is, dan zou het, geloof ik, een vaste plaats kannen innemen in het repertoire van ieder quartetgezelschap. Met een der laatste quartBtten van Beethoven op. 127, werd hatprogrammaaangevuld. Onlangs schreef ik over Baethoven's op. 130 Tuana, nu wij zoo kort daarop op 127 gehoord hebben, kunnen wy niet klagen, dat er niet genoeg gelegenheid geboden wordt om de laatste (j'iartetten van Beethoven te hooren. Maar men kan ze ook eigenlyk niet genoeg hooren. Naast de negende symphonie en de »Missa Sjlemnis" zijn het juist de strijk-qnartectein, waarin Beethoven zijn gedachten heeft neerge legd tijdens die periode van zijn geestesleven, dat zy'n genie de hoogste vlucht nam. Won derbaar o. a. is het Adagio met zijn vijf variatiën, die in de grootste verscheiden heid toch hare onderlinge eenheid bewaren. Maar ook het eerste gedeelte, met zijn zwevende driekwartsmaat, na de kernachtige Maestosoinleiding, is heerlijk en bloeiend schoon. B jethoven heeft bij het componeeren dar eerste beide deelen geheel in hoogere regionen ge leefd. Hat is alsof klanken van een betere wereld den toehoorder tegemoet ruischen. Ia het Scherzo en in het Finale worden andere snaren aangeslagen. Man vindt daar iets van dan «Humor" in hoogeren zin. Het is een spelen met klanken en figuren, maar van an, die zetelt op de hoogste hoogten van den O ycnpus. En de uitvoering ? .... Het komt my voor dat de heeren Set g, Oaucher, M'ry en G lillard hunne voornaamste kracht zoeken te leggen in den sty'1, waariu de werken hunner keuze ver tolkt moeten worden. Ia dit opzicht vond ik de wedergave van beide q mtetten, maar vooral die van het eerste, superieur Da vier hoeren zij i ge heel doorgedrongen in den geest der componisten en zij geven met den meesten eenvoud en met den grootsten eerbied de gedachten der toondichters weer. Naar mijn gevoelen echter zullen zij eerst dan aanspraak kunnen maken op de allergrootste bewondering, wanneer zij er meer naar streven, zoowel in het forte en piano als in de nuances die daar tusschan liggen, steeds te streven naar de grootst mogaly'ke klanksehoonheid. Noch in het piano en pianissimo, Loch in het forte kon men bespeuren dat er gep jog l werd in dit opzicht aan de strengste eisenen | te voldoen. Wy zijn in de laatste j wen verwend ' op het gebied van het quartet-spel. Sieeds komen er meer gezelschappan verryzen en dat maakt dat ook de eisenen steeds hooger gesteld worden. Wanneer de heeren Saiör^c. s. nu niet te onverschillig zyn voor de dyi aniische eischen der uitvoering, dan hebben zij het zelf in bun macht, die hoogte te bereiken, waarop slechts enkele uitverkorenen in eenzame afgescheidenbeid mogen trooner. Ik heb gemeend aan het SiLö-g- q lartet een eecigszins uitvoerig artikel te mogen wijden, omdat ik die uiting van kunst belangrijker vind dan het optreden als solisten, van kunate! naars als Eugene Issyie en Enma Nevada. j Trouwens reeds vroeger mocht ik de bui tengewone eigenschappen van den een als violist en de voortreffelijke q'ialiteiten als zangeres van de ander, hier in dit blad bespreken; zoodat mijne lezers my wel zullen willen onthtffjn van da taak uitvoerige mededeelingjn te doen over hun virtuozen-kunst Wel wil ik thans reeds met ean enkel woord vermelden dat op het oogenblik dat dit num mer verschijnt een der grootste kunstenaars van onzen tyd, Richard Strauss in ons midden vertoeft. Ia een drietal uitvoeringen zullen eeiige zy'ner voornaamste compositiën, zoo van NiiitiiMHiiHiiHtiiiiiiiiiiiititinmitmlmtiiiiiimiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiMii* imiiiiiiiiiifiiiiiiiiiMiiiiiitiiiiliiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiitiii mevrouw ... nee maar c^i' kan ik u verasïureerp, zij was 't en r iemand anders !... Ea nou schei ik er uit hoor ! '« zou mezelf zenewachtig rnake want 't benne toch miserabele tye geweest. Een nog later ingesteld onderzoek bij verBcbill«ride peisoren heeft mij eindelijk rte meer natuurlijke, ofschoon minder romantische ver klaring, van het lachenda spook op de Nieuwe Haerergracht geschonken. Een gewone schoorsteenveger namelijk baeft het ontdek', toen hij, voor een paar huu'ders,' die 't dan toch maar eens xoudan wagen, de schoorsteenen nskeck en n ervan, die op inval.eri stond, hsrstelde. Naast den ouderwetschen schoorsteen in de kamer van Julius was een dun, eiken beschot, waarachter een verbrokkeld stuk mu ir mis schien vroeger aan een belendend huia behoolend?stond, met den schoorsteen zelf een vrij groote holle en beschutte ruimte vormend. En in die ruimte haddan tortelduiven zoogeraamde lacWuiven hun nest gemaakt en hun geslacht voortgeplant. Het geruisch van hun vlerken, bet onaangenaam lachen, dat dia vogels by aanstaande verandering vaa wee: gedurig, zelfs des avonds en 's nachts, laten hooren, was waarlijk spookachtig genoeg, en het bou'en beschot, werkend als een klankbodem, had niet weinig er toe bijgedragen om de reeds, door den slechten reuk waarin het buis stond, min of meer zenuwachtige bewoners, een hevigen schrik op 't lijf te jagen. * * Een ze ;r zonderling en bekend spookgeval heeft zich eenige jaren geleden in de Kalverstraat voorgedaan, ten huize van een bakker, die onder den naam van de Frarscbe bak ker" beroemd was door de buitengewoon bros se broodjes, die hij Z-iterdagsavonds verkocht. Gïwoonlyk stonden de klanten queue-makend in den «inkel en op de stoep tot laat in den avond, hunkerend naar de lekkere warme broodjes. Dikwyls werden d^e zelfs door heeren, van een of andere vermakelijkheid huiswaarts keerend, gekocht, om als verrassing voor me vrouw" te worden meegebracht. De booze wereld beweerde, dat de meeste heeren minder oog hadden voor de broodjes, dan voor de bijzonder mooie dienstmeid, die Zaterdagsavonds omdat het dan zoo druk liep" in den winkel meehielp, maar hoe het ook zij, de brokjes" van den Franschen bakker waren door de heele stad beroemd en gezocht. Plotseling verluidde het, dat bij den Frangchcn bakker nu en dan wonderlijke dingen voorvielen. De mooie dienstmeid had aan verschillende bekenden in vertrouwen verteld dat het boven in huis spookte en dat zij er verbazend veel last van had. Ze had het spook herhaalde malen op den zolder heen en weer «zien loopen en verklaarde dat het er uitzag als iemand, goed uit de kluiten gegroeid, die in zijn nachthemd rondliep, met een witten doek om hoofd en gelaa; gebonden. OaJat zij niet sclirikachtig aangelegd was, zou zy' van het spook verder geen nota hebben geLomen, wanneer het haar niet lastig was komen vallen door vlak voor haar bed te gaan staan, in haar kamertje dat zij niet kon afs uiten. Zij wist niet precies of zy het ge droomd had, omdat ze maestal erg slaapdron ken was als zij plotseling in haar rust werd gestoord, maar het kwam haar voor dat het spook zelfs in haar bed wou komen spoken en haar reeds met zijn klauwen had aangepakt. Gelukkig was de verschijning door haar gillen verdwenen en zag ze niets meer tosn ze geheel wakker was. Een large poos bleef zij zonder het g heirazinnig bezoek, maar plotseling op etn Dacht stond de gedaante weer voor haar sponde, hart roerend zuchten! en de armen begeerig naar haar uitstrekkend. 't B grm haar, hoe fi nk zij ook was, toch angsti» te maktn en ze sprak er met baar patroon over, ernstig verzoekeed een degelijk onderzoek in te stellen, omdat zij had meenen op te merken dat het spook zeer menschelijke neigingen had. De bakker haalde ongeloovig de schouders op, sprak van mallemeideckurer," ?erbeelding" en kinderachtigheid" en bemoeide zich nergens mee. Een vrouw aan wie zij steun kon hebben was er niet in huis, zy' moest dus zich zelf helpen en nam haar vrijer, een pootig sergeant vin de artillerie, in haar vertrouwen. Er was geen ander middel op, dan dat zy hem in huis smokkelde en in b,nar kamertje liet logeeren. Zoo geschiedde. Na een paar nachten tevergeefs op de verschijning te hebben ge wacht, kreeg de sergeant gelegenheid om zyn moed te toonen, want het spook verachten weer. Geruischloos binnenkomend, sloop 't r;aar het bed, gereed om zijn prooi met beide armen te grripsn. De artillerist sprong eensklaps uit zyn ver dekte stelling en sloeg, omdat hy in de haast zyn sabel niet vinden kon, het spook met den nachtspiegel zóó geweldig op het hoofd, dat tut smarteJyk kreunend ineenzakte en liggen bleef. Het geheele huishouden kwam op de been door 't rumoer en sloeg de handen boven 't hoofd van verbazing, want een sergeant r a mid dernacht in de meidenkamer, is in een burger huishouden een groote, gruwelijke gebeurtenis. Tot zijn ontzetdng herkende de bakker in het bezwijmde spook zijn jongeren, bij hem inwonenden broeder, een ijverig theologant, over-; dag te bleu om naar een meisje te zie.). De artillerist en de mooie meid gingen kort daarna een of- en defensief verbond aan, en op verzoek van den ziele herder en leeraar des verslagenen werd aan de zaak verder geen ruchtbaarheid gegeven. Hij sprak zoo roerend van inblazingen des duivels, aanvechtingen en vleeschelyke zwakheden en verzocht zóó drin gend om voorbidding, opdat zijn pupil niet weder in de strikken van satan zou verwarren, dat allen diep getroffen, tcrgaven. Het spook' ij den bakker was voor k<iïJ gebari.cu. (Tf'orrft verickjd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl