Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1336
vroeger als van thans, door hem worden gediri
geerd. In het volgende nummer hoop ik uit
voerig daarover te kunnen refereeren.
ANT AVEEKAMP.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII
IIIIIIIIIIIMI1IIIIIIHIIII
Een bezoek aan de Vereeniging
tot aanmoediging van onbemid
delde Kunstenaars.
ConradJcade 48 te s' Gravenhage.
Het is my een waar genoegen te kunnen
cpnstateeren dat onze goede stad een
vereerdging rijker geworden is, en dat wel ne met
philantropisch- gastronomisch kun <tbeginsel, on
der de naam hierboven vermeld.
Het doel der Yereeniging bestaat in het
voorthelpen van beeldende kunstenaars, welke
door maatschappelijke (zegge: minder gunstige
finantiëele) toestanden niet in staat zyn zich
zelf te ezploiteerer. Zy geeft daartoe expositien,
verstrekt den schilder, zoo noodig, lijsten, en
tracht zaken voor hem te bewerken. Hst
zelfde zal zy doen voor letterkundigen, die
geen uitgever kunnen vinden, door zelf als
zoodanig op te treden, en door toonknnstenaars
in de gelegenheid te stellen zich te doen
hooren op door haar aan te kondigen concerten etc.
Ieder zich meenende kunstenaar is echter
onderworpen aan de beoordeelirg eener Jury,
welke alleen hen aanneemt door hun werk
toonen iets te kunnen worden voor 't vervolg.
Het lidmaatschap is 25 cent per maand, het
donateurscbap f 10 per jaar, of een gift in
eens van / 25.
De Vereeniging is, beginnen met eene ten
toonstelling van kunstwerken.
Als belangstellende spoede ik my naar de
Cjnradkade No 48, en nauwlyks in de gang
gekomen werden my'n neusorganen aangenaam
aangedaan door de geur die de keukendeur ont
snapte en my overtuigde dat daarachter een
overheerlijke Indische rysttafel werd toebereid.
E m deur ingaande met >buff t" aangeduid!
bevond ik my' in een nette restauratiekamer
met uitnoodigende gedekte tafeltjes. Tarieven
aan de wand van allerhande indische pryzen,
ook gewone broodjes met wat er op en verder
chocolaad, koffi?, thee, limonades, etc.
Een prachtig idee!; hoe dikwy'ls heb ik,
hy het bezoeken van vermoeiende buiten- en
binnenlandsche musea, niet gesnakt naar een
heerlijk «plat-du-jour" en dat zulks hier te
kry'gen waf, kwam my des te rationeeler voor,
omdat onbemiddelde kunstenaars gewoonlijk
met hongerige maag rondloopan. Een gedienstige
geest verklaarde my- dat de winst op het buffet
gemaakt, ten voordeele van de kas der
Vereeniging komt.
Vóór my echter aan de sajoers, sambalans,
roedjaks, trantjams, etc. te laver, was het noo
dig de expositie in oogenschouw te nemen.
Ean etage hooger werd ik, in een gemaakte
vestibule met piano geleide, onvangen door
drie allerliefste jonge dames, welke bereid
waren mij eenige min of meer gelukte opmer
kingen te maken over het tentoongestelde in
de volgende kamers. Ik moet zeggen, het was
huiselijk en vriendelijk want nauwelijks had
ik de eigenlijke expositie betreden of een goe
dige kat heette mijn beenen welkom door
een zachte streeling; 'n hartelijkheid die maar
niet zoo op alle tentoonstellingen voorkomt.
De verlichting liet veel te wenschen over,
maar al dadelijk werd my medegedeeld, dat
het bestuur nu reeds pogingen deed om een
geschikter lokaal te vinder, zoo mogelijk meer
in 't centrum der stad.
Men gaat zulk een expisitie niet zien o 01
chef-d'oenvres te zuilen vinden, en die
waren er dan ook ciet. Wy ontdekte eenige
etsen van Derkseu van A' geren, die getuigden
van aanleg, en iets beloofden voor 't vervolg;
va Rogge f een een goed landschap mtt veel
boomstammen, dat verkee d »S:lence" genoemd
wordt, waarschijnlijk omdat er gten figuur in
voorkomt. J. Linse Jr, was, ook om de
qnantiteit, wel de voornaamste inzende*. Een
heldere zomersene «Maannacht" (landgoed met
vijver) met devotie voor stilte weergegeven,
echter zonder het droomerige van Wiggers'
achtergronden of het myeterieuse van Isra Is'
interieur hoekjes. «Na het o weer", dat we
reeds bij Arts & Crafts bewonderden; een
goed geslaagd portret a la Veth en een kerk
in penneteekening. S'.illeve. s waren er veel,
meest allen houten vruchten en bloemen; een
stilleven moet materie uitdrukken, elk voor
werp op andere wijze geschilderd, wil het
beantwoorden aan het doel (zie de oude
meeUers) en geen geploeter in dikke
verfklodderi zyn; het beste leek ons dat van
G. I. Sythcff; ook in diens «Meisjesportret"
waren goede kwaliteiten. Van Nieuwenhoven
heeft hier een mansportret dat gezien mag
worden, maar te kleurloos voor pastei. Van
Bennik een «Hooischelf", waarin ok wel wat
zit.. . Summa summarum ....
Ik weet het niet 't is zoo moeielyk te
zeggen of uit het pogen van velen, die hier
expoaeeren, iets goeds zal terecht komen, of
dat ze maar z Hen blijven voortmodderen.
We willen het eerste hopen. Het bestuur der
Vereeniging in alle gevallen een woord van
lof voor z\jn initiatief en philanthropisch
streven.
Na de dames mijn compliment gsmaakt te
hebben, heb ik mij, mijmerende over het moeilijk
te bewandelen pad der kunst, aan een indisch
gebakje te goed gedaan.
'B Gravenhage, J. BOONTJE.
20 Januari.
iiiiiiiiummHnimniimmii
Een herinnering.
Dr. H. J. A. M. SCHAEPMAN.
Het zal omstreeks 'GS geweest zijn dat
de naam van Schaepman die later een
huisvriend werd voor 't eerst in onzen
familiekring genoemd werd, en op een
wtfze die mij onvergetelijk is.
Ik was kortelings van 't
kloosterkostschool «voor goed" thuis gekomen, alle
indrukken van »de wereld" waren mij nieuw
en hadden een geheimzinnige beteekenis
voor me. Zoo begreep ik volstrekt niet,
hoe het kwam, dat mijn vader, die in den
huiselijken kring altijd de zachtheid, in
schikkelijkheid en goedigheid zelve was,
meestal tegen het etensuur korrelig werd,
pessimistische wereldbeschouwingen ten
beste gaf, en hatelijk over de onbekwaam
heid der «tegenwoordige dienstboden" sprak,
als de keukenmeid eenige minuten te laat
klaar was, of de tweede meid nog moest
«gaan dekken" als hij thuis kwam. Later
bemerkte ik dat 't eenvoudig een «honger
effekt" was aan veel mannen eigen: «il
faut guider les maris par l'estomac!''
Eens, toen het tösh al vijf minuten over
tijd was, bleek de roastbeef ongaar en
moest wtêr naar de keuken terug, ik zag
welke moeite mijn vader had een ongeduldig
hard woord te zwijgen, hij streek met de
witte vingers door zijn, toen nog blonde
haren, en nam tot tijdverdrijf de laatste
papieren die de post gebracht had en die
op een tafeltje naast zijn stoel lagen. Een
tamelijk dik pakje, onder kruisband, lag
het bovenste; hij opende het; 't was een
manuscript:
»O daar heb je weer zoo'n jongen
papierkladder, die me zijn »ongaar" werk ter
beoordeeling gaat zenden; dan moet je dat
lezen, en ze verstaan de dichtkunst al even
min als de keukenmeiden het koken, en dan
moet je nog beleefd zijn, ze aanmoedigen,
je hebt de last van 't terugzenden ..."
Niemand sprak, de slemming was gedrukt,
vader las...
Plotseling wordt hij doodsbleek, dikke
tranen loopen over zijn wangen; wij zien
hem angstig aan; moeder zegt:
»Cher ami, wat is er?"
»O God !" zei hij ontroerd, «'t is een talent,
een dichter!" en met vereering drukte hij
't manuscript tegen zijn lippen.
De roastbeef werd binnengebracht
gaar en noode lei hij de vellen neer om
zijn plicht als huisvader waar te nemen en
vóór te snijden; terwijl hij telkens half
luid zeide:
»'t Is prachtig, 't is heerlijk, wat ben ik
gelukkig, wat ben ik gelukkig over die
schoonheid van gedachten en woorden:
God is goed!"
't Was n van Schaepmaa's eerste ge
dichten ; kar 't zijn «Het lied des Konings ?"
Vele en velerlei herinneringen zijn mij
van Schaepman bijgebleven, doch dit was
de eerste maal, dat zijn naam bij ons
bekend werd.
CATIIA.EINA ALBERDINGK THIJM.
Van Eedea contra Van Deyssel,
In eene brochure, uitgegeven by' W. Verslnys
te Amsterdam en waarvan de volledige titel
luidt: Ooer. Woordkunst III. An woord aan
L van Dtyssel (gttoeigerd voor de XXste eeuw),
beantwoordt Frederik van Eeden het artikel
van Lodewyk van D yssel, waarvan een over
zicht is gegeven in dit blad van den 141en
December 1.1.
Thans volge hier een overzicht van Van
Eedens verdediging:
Het is goed, zegt Van Eaden, dat de botsing
is gekomen. Ze heeft hem wel even py'n ge
daan, maar hij is er toch hartelijk over ver
heugd. Ze behoort tot de dingen, die wat
zuiverheid brengen en stijging bevorderen.
Dat toch niemand hierin een' geheel per
soonlijken strijd zie. Maar voor iedereen is
het van het uiterste belang, te weten, in hoever
een mensen zichzelven kan bedriegen, in hoever
schy'n-schoon op waarachtig schoon kan gelijken,
in hoever iemand, die meent en beweert op
recht te zyn, kan liegen. «Daarmee is letterlijk
ieders ziel en zaligheid gemoeid1'. Van Eeden
wil zichzelf niet verdedigen, noch zy'n' tegen
stander overtuigen ; hy wil Je waarheid gestand
do'jn. Juist door den aanval van zy'ii' tegen
stander ziet hy, dat by' de waarheid in veel
opzichten tekort, heeft gedaan. Daarom is hy
er door verheugd.
HU zal Van Deyesel niet «zwyntja", «vofjV,
«moerafikikker" of »aap" noemen, ook niet
krekel of krokodil, om de altijd twijfelachtige
waarde v»a zulke kenschetsingen, maar hij
zal hem leugenaar noemen, hetgeen veel
duidelyker en volkomen afdoende is. Van Dey-sel
liegt bewust. Zyn aanval is leugenachtig als
geheel en leugenachtig in bizonderheden.
Als geheel, omdat, als zyne meening over
de onwaarde van Van Eadens artikel waar
was, hy zich dan tegen da plaatsing had
moeten verzetten. Hy was er echter niet tegen
en had niets aan te merken. Totdat hem de
gal overliep en hy zyne eigen rol als
ty'dschrift-redakteur belachelijk maakte.
De leugenachtige voorstelling, die het stuk
als geheel tracht te gever, is deze over
eenkomend met de door De Meester en Netscher
gegevene , dat Van Eeden, zichzelf niet
genoeg gewaardeerd en geroemd achtend, ge
bruik miakte van een tijdstip, waarop al zyne
oude tegenstanders machteloos waren, om
^plotseling zyne autoriteit te doen gelden en
op den voorgrond te komen. Maar geen enkel
bewy's werd tot staving van die voorstelling
bygebracht.
Van Deyssel liegt, waar hy zegt, dat er
eene bloeiende litteratuur is met eene vry'
juiste publieke meenicg en dat «nagenoeg alle
goede kunstenaars" in Nederland het met hem
eens zyn, dat Van E;dens werk niets waard
is, scby'n- schoon en bedrog. Als dat waar was
en geen blut', welke kans zift Van Eeden
dan hebben om op datzelfde oogenblik eer.igen
indruk te maken tegenover eene zoo krachtige
en unanieme veroordeeling ?
Als Van Eeden het ter wille der waarheid
noodig vond, over eigen rang en verdiensten
te spreken, zcüny' dat zonder schroom doen,
ondanks den ydelheids-schyn in de oogen der
kleindenkenden. Maar waartoe zcu het dienen 'i
Er zyn menschen, die Van Deyfsel boven hem,
en andere, die hem boven Van Dtjvsel stellen.
Maar hebben beiden er iets aan ? Makea zy
daardoor beter werk ?
Zcühy uit die kleindenkendheid niet het
recht hebben af te leiden, dat Van Deyssel
zelf het was, die zyne autoriteit bedreigd
waande en hevig uitviel, eer hy' hem daartoe
de minste rechtstraeksche aanleiding gaf ?
Bleek dit niet uit de zwakte van Van Deyssels
houding, die leugens behoefde tot steun V
Want ook diens voorstelling, als zoiïhy'
alty'd met dezelfde beslistheid stelling hebben
genomen tegenover Van Eeden en zyn werk,
is eene leugen.
Hy heeft Van Deyasel niet «overrompeld"
met zy'ne opdracht van De Broeders Hy had
hem het werk voorgelezen. «Gy gaaft uit
drukkelijk uw bewondering te kennen voor
sommige tooneelen. b.v. in de tweede acte.
Toen meende ik u een genoegen te doen en
wilde u my'n dank toonen voor de vele aan
gename gesprekken die ik met u voerde en
uw onveranderde vriendschappelijkheid in een
voor my moeiely'ken tyd en ik vroeg u, of de
opdracht u aangenaam zou zijn. »Ja", zeidet
ge, «maar nö* aangenamer zou het mij zyn
als je my de «witte verzen" opdraagt'1. Daarmee
bedoelend: Het Lied van S<:hyjn en Wezen.
En ge herhaaldet, met nadruk op 't eerste
woord: *nog aangenamer". Dat wilde ik echter
niet doen, omdat ik dat geen werk vond om
aan iemand op te dragen, en ook omdat ik
onze innerlijke wezens verscheidenheid te diep
voelde". |
Van Deyssel loog, wa^r hy' sprak over Johannes
i
Via'.or, als zou het besta daaruit slechter zyn
dan het slechtste van een' scherp door hem
veroordeelden novellist (Frans Netscher) Nu
hy Van Eeden voor de rechtbank der openbare
meening heeft gehaald onder betichting van
schijnheiligheid, acht Van Eeden het »ter
waarheid dienende", mede te deelen, dat Van
Deyssel hem ia 1892 schreef:
Al hot anilere daargelaten, heeft het boek op mij
een indruk van zii.'arlieid, massieve intensiteit en
gr.iote schooviheid gemaakt Alles begTi.jp il; er nog
niet van. M;iar geen boek heeft mij ooit zoo aan
trekkelijk geleken om dikwijls lu-elemaal te lezen en
te bestudeeren. Bijna geen enkel boek heb ik tweemaal
kunnen lezen. Het boek in zijn hoofdlijnen begrijp
ik, alleen sommige onderdeelen niet.
Ofschoon ik dat nog niet bepaald gevoeld heb,
daar ik te veel ouder den indruk der m;ichtiglieid
was, geloof ik wel, dat, in hoogste instantie, het mij
antipathiek" is, want ware het mij niet antipatbiek,
dan zou dat niet anders beduiden dan dat mijn
levensopvatting" in haar essentie en in heel haar
stelsel door mij overwonnen werd geacht.
Van Deyssel moge nu beweren, dat hy
toenmaals het slachtoffer was van Van Esdens
boerenbedrog en thans veel wy'zer en beter is,
dat neemt echter niet weg, dat hy thans ge
logen heeft door zich als konsekwent voor
te doen.
Hy noemt Van Deyssel verder ook een
lafaard, omdat deze onderstelde, dat hy hem
gevleid zcu hebben uit angst voor zyn'
«leeuwenklauw". Wie zelf moedig is, onder
stelt eene zoodanige lafheid niet. Hy', die
nooit gevreesd heeft zich bloot te geven,
vreest dien «leeuwenklauw" evenmin als den
klauw van den leeuw, die in den draaimolen
achter hem aan draait. Hy plaatst dien klauw
naast Kloos' «donderende vuist" in zyn rari
teiten-kabinet. Wat hem waarlijk eigen en
dierbaar is, hoe kunnen Van Deyssels
«leeuwenklauwen" dat bereiken ?
En dat Van Deyssel, sprekend over Van
Eedens sociaal werk, waarvan hy' door zyne
zelfzuchtige afzondering nooit eenig recht
benul heeft gehad, zich bedient van
afgeeaagde termen en grapjes, ontleend aan de
sociaal-democraten, dat is navrant
Van Deyssel gaf op, dat hy de groote
kunstenaars wilde verdedigen, die Van Eeden
zou hebben aangerand, maar eindig Ie me: te
spreken van een' «venynigen priemstoot",
Jiemzeif toegebracht. Wat was het ware motief ?
Zyn die groote kunstenaars dan werkelijk
buiten staat zich te verdedigen ? Moeten zy
tot de minderwaardigen en stakkers worden
gerekend, die men mi 'oogend met rust laat?
Kloos is even oud a's hy', Van Deyssel is
eenige juren jonger zyn beiden dan afge
leefd ? En die anderen, Gorter, Henriëtte
Holst, Van Looy, Boeken zyn die allen
buiten gevecht ?
Gesteld, dat het zoo ware. Maar Bilderdyk
dan en De Genestet die waren niet huif,
maar heelemaal dood, toen zij door Van
Deyssel en anderen in een' hoek werden
gezet. Wat beduidt dan Van Deyssels fliuwe
onzin ?
Z iemand niet zyne meening mogen
zeggen over artistieke productie, omdat de
kunstenaar teekenen van verzwakking toont ?
Hat zcüer droevig uitzien.
Van Deyssel pronkt met de gevoelens van
piëteit en eerbied jegens de groote kunste
naars] Kloos en Gjrter. Maar als die ge
voelens hem beletten er voor uit te komen,
dat zy' slecht werk maken, dan vindt Van
Ejden die gevoelens klein, zwak, onvroom en
verwerpelijk.
Iemand, die nmaal iets zeer schoons
mocht maken, is zeker gelukkiger te pry'zen
dan iemand, die veel middelmatigs gaf. Maar
n van beiden: of dat zeer schoone is ook
schoon door een innerlijk gehalte van eeuwige
wijsheid, die den dichter dus nimmer begeven
kan en uit zyn wezen bly'kea zal, zoolang zyn
lichaiinstoestand zyne zielsbewegingen niet
omsluiert óf dat zeer schoone is schoon
door een schyn van die wijsheid, zoodat de
dichter dan slechts de vertolker is van iets,
dat bij niet volkomen begry'pt.
Onze piëteit behoort gericht te yn naar
de schoonheid en wijsheid, naar de Godheid,
maar niet naar het werktuig. Daarom is
persoonsvereering vijandig aan de waarheid,
gevaarly'k, ja, godslasterlijk.
Dat gevoel bracht Van Dayssel tot de
belachelyke leugen, dat het slechtste werk van
Kloos beter zcüzyn dan het beste van Van
Eeden. Indien Van Ejden eene rechtbank kon
byeenroepen van de grootsten en wy'sten der
wereld, van Jezus, Dante, Sophocles, P.ato,
Shakespeare, Gjethe, en hy kon voor die
rechtbai k het slechte werk van Kloos leggen,
bijvoorbeeld sommige der «Duivel-God"
sonnetten, en de «-cheld"- en «faif- son
netten zij zcüdan, volkomen eenstem
mig, dat werk brandmerken als het brutale
schy'n schoon van een' goddelooze en het ge
heel zwtkke en waardelooze gery'm van een'
verdwaasde. Dat Kloos, die zulk werk maakte,
te voren zeer schoon, verheven werk voort
bracht, bewijst, dat de eenmail door hem ge
uite schoone wijsheid niet innig eigen was aan
zyn geheele wezen, maar eene inspiratie van
dat Hoogere, waarover hy' geene macht heeft.
Het is dus karakterzwakte of gebrek aan
wy'sheid, waardoor zyne loopbaan is afgebroken.
Datzelfde geldt voor veel van hat werk van
Gorter en Henriëtte Holst.
Leugenachtig is het, te doen voorkomen,
alsof Van Eeden, tejenover die
zwakte-verschynselen, op zyne eigen k acht zcühebben
gesnoefd.
>Ik heb zel's in 't geheel niet zoo hooghar
tig en verwaand gesproken als gy dat nu doet.
Ik sprak van eigen zwakheid, maar van Gdd's
licht en God's kracht. Dat gy die termen niet
begrypt en niet gelooft behoeft my niet te
verwonderen. Voor wie hun realiteit niet be
staat zyn het holle klanken, rhetoriek. Maar
zij zijn op geen andere wy'ze uit te drukken,
en worden over de wyde wereld en in alle
eeuwen verstaan door wie hun werkelijkheid
gevoelde.
Ia onderkenning en in weerttand-biediug voel
ik mijn bewust persoontje een zwak kind dat
beschermd en gesteund wordt door een alwy's
en almachtig Vader. Dat alleen maakt my
rustig en moedig. Als persoon weet ik my
blind, zwak en bang".
Kracht alleen is niets waard. Maar talent
alleen is óók niets waard. Weet Van Deyssel
dat wel ?
Hier staan geen twee personen tegenover
elkstV, maar twee levensbeginselen in oude,
diepe veete. Al het werk van Van Eeden,
hatzy beter of slechter uitgevallen, strijdt
met Van Deyssels essentiëele levensopvatting,
in ~>et dezen antipathiek zyn.
Van Deyisels aanval lykt op dien van Kloos
in 1892. Ouk toen was het een stry'd van
levensbeginselen, diep en onverzoenlijk. ET
wederom heeft zich hetzelfde merkwaardige
verschy'nsel herhaald, de z wakke hartstochtelijk
heid, de leugenachtige voorwending, daarin
bestaande, dat Van Deyatel, evenals vroeger
Kloos, het deed voorkomen, alsof hy'de dingen,
die Van Eeden heilig zyn, beter en echter
kende dan deze.
Van E-iden blyft van Deyasel een'der zeld
zaamst begaafde en meest oprecht naar het
hoogste strevende menschen vinden en blyft
hem onveranderlijk genegen, al is deze in zyn'
trots en zyne verbittering nu wel niet larger
van zijne liefde gediend. Maar hy' heeft altijd
een hiaat gezien in Van Deyssels zeldzaam
samenstel, iets waarvoor hy' huiverde en gruwde.
j Hij wist voor dezen en diens wondere gaven
geen' raad, evenals voor Kloos, dan in dee
moedige Godsliefde.
«Waarom hebt ge zoolang gezwegen? 0-ndat
ge my gehaat hebt".
Tuen hy De kleine Republ ek las, haatte hij
Van Dayssel. Hy' gevoelde toen nagenoeg het
zelfde heftige verzet, dat deze by het lezen
van Van de koele meren des Doods heeft gevoeld.
Een van beide boeken staat zeker onder
daemonische inblazing en is diep, diep slecht.
Wie zal over beide schrijvers richten ?
Van E3den wenscht zich niet te veroot
moedigen voor Van Deyssel met zyn'
patroniseerenden toon en zeer weinig welgemeend
schynende ontferming, voor Van Deyssel, wiens
armzalige leugens hem nog als verscheurd
spinrag aan de handen kleven.
«Vergeet ge dan hoeveel j iren ik achter de
schermen keek en weet wat er waar is van
uw groot-doenery' ?'' Ja, trots hun kritisch
gevoel waren zy allen treurige keurmeesters.
Wat door den een bespuwd en vertrapt werd,
werd door den ander geprezen.
Wie van die bent heeft Van Eiden zyne
meerderheid doen voelen door een gelijkmatig,
scherpzinnig, vrijmoedig en liefderijk oordeel?
Wel vindt hy' het eene zaligheid, zich te
vernederen voor een' hoogstaand rechter.
«Maar voor u, arme kerels, tuitelig waikehnd
onder uw al te zwaar talent, en weifelend als
ge voor 't reëele leven staat, beurtelings het
«fuiven", het koningschap, het maixisme en het
«aoreele schoor." verheerlijkend, zwak in
denkkracht, zwak in wijsheid, zwak in daad,
oud voor uw tyd en uw grootheid willende
staven door onoprechtheid Job's vrinden
zy't ge, «leugenmeesters en kwakzalvers" zooals
hy zei, maar mijn rechters niet l
«Maar ik weet, myn pleitbezorger leeft"
«iie over my richten zal, als ik stof ben."
Big het 25 j'trig bestaan van de Vrye
Gemeente Toespraak gehouden 30 No
vember 1902 Door P H HCGENHOLTZ Jr.
Amsterdam, Van Holkema en Warendorf.
Deze Toespraak is een feestrede, waarin de
voorganger der Vry'e Gemeente dankbaar het
25 jarig bestaan der vereeniging en ook zyn
arbeid berde-kt, Gjde da eer gevend indien
zyn werk niet y'del is geweest. Met diepgevoelde
piëteit brengt hy hulde aan den geestelijken
vader der gemeente, zyn broeder dr. Philip
Reinhard, wiens naam waarly'k niet alleen
door de leden der Vry'e Gemeente met eerbied
genoemd wordt.
Ook vergeet hy niet wie hem ter zijde «ton
den, en hem den gedenkdag tot een feestdag
hielpen maken.
Als hy' getuigt van het ideaal, dat hun voor
oogen stond, die 25 j »ar geleden de grondslagen
legden der Gjmeenie, erkent hy, dat het niet
is verwezenlijkt, maar wat er bedroevends is
op te merken, mag niet ontmoedigen; het .
spoort integendeel aan tot vernieuwde inspan-*
ning. Bovendien zijn er verschijnselen, die veel
goeds voor de toekomst doen verwachten.
Maar de toespraak is niet alleen een feest
rede; zij is tevens een belijdenisschrift ('geen
leerregel) der Vry'a Gemeente, die niet mag
ondergaan, als de beer Hugenholtz eenmaal
zal ophouden haar voorganger te zyn.
Hun die de grondslagen legden der ver
eeniging, stond voor oogen het ideaal van on
dogmatische vroomheid ; vry godsdienstig leven,
zedfclyk idealisme ; de vry'e gemeenschap van
innige vromen. In haar midden is plaats voor
menschen van allerlei geestesaanleg en geestes
richting; verstandelijk ontwikkelden en gemoe
delijk aarigelegden ; menschen van de theorie
en menschen van de practyk; thiuten en
pantheïsten; beslist geloovigen en agnostieken,
doch allen verbonden door n behoefte aan
hooger leven, n drang naar de onzienlyke
dingen, n dorst naar Gad.
Van exclusivisme is dus geen sprake. Maar
als elke gids dienstige vereeniging gaat ook
de Vry'e Gameente uit van een gedachte, en
wel van deze: «de godsdienst is een hoog, een
heilig, een onmisbaar levensgoed". Vandaar,
dat in haar midden niet te huis behooren
oppervlakkige Godloochenaars en
blootverstandely'ke vrydenkers. Zy verlieten haar
dan ook, toen haar woordvoerders beslist en
krachtig hun geloof in Gjd beleden.
Dit geloof in God wordt niet nader om
schreven; aan niemand wordt door 't karakter
der gemeente een Godsbegrip opgelegd. Haar
voorganger verklaart zich voor een ethisch
pantheïtme, dat hem niet verhindert met kracht
en beslistheid een God te prediken uit Wien,
door Wien en tot Wien alle dingen zyn.
Ashten sommigen misschien deze geloofs
belijdenis niet scherp genoeg geformuleerd, en
anderen haar te veel omvattend, zeker is het
dat de voorganger der Vry'e Gemeente 25 j wen
lang ernst en nadenken bevorderd heeft by
zeer velen, die zich in geen der bestaande
kerkgenootschappen t'huïs gevoelden. Zn'n jeugd
moge nog lang duren.
v. H.
Het nieuwe Vlaanderen.
Vry'dag 6 Februari zal prof. AusfustVermey'.ea
uit Brussel, in Amsterdam (gebouw Maison
Stroucken) een voordracht houden over «het
nieuwe Vlaanneren", in een openbare verga
dering van den Bond van Onderwijzers, oo
voor niet-leden toegankelijk (toegangsprijs 25
ets.) Prof. Vermeylen, de ook in het Noorden
zoo goed bekende redacteur van het pas opge
richte tijdschrift Vlaanderen, zal spreken over
het echtste der Vlaamsche beweging, wy'zen
op die groeikracht, die nu in het Vlaamsche
leeft, de beweging opstuwt en zich in de
Vlaamsche kunst uit. Verder aantoonen, wat
de positieve, rechtstreeksche werking dier
beweging is, zooala die nu begrepen wordt.
Ook: waarom zij den steun van-Holland noodig
heeft, en wat Holland er bij winnen kan.
'n Belangrijk onderwerp dus, dat zeker velen
opwekken zal 't gespierde Vlaamsche woord
van Vermeylen te gaan hooren!
B;ha!ve in Amsterdam spreekt prof. Ver
meylen van ;i?7 Febr. ook nog in andere
steden van ons land.
LEO N. TOLSTOT, Rusnfche Volkslegenden,
Drukkery' 'Vrede" Blaricum 1902
Als 'en boetprediker, 'en grote mansgestalte
met ingevallen wangen maar diepe ogen en
grote verhevene gedachten, zoo steekt voor
my'n verbeelding Graaf Tolstoy daarginds aan
de Oosterkim af by het koude blauw van de
lucht. Hy wil gloed hebben in het leven, maar
hy vindt zjveel kilte; hy wordt verketterd,
want zyn denken is in scherpe tegenstelling
met wat hy vindt en hy die voorstelt nu maar
niet meer te vechten, ondergaat haast hetzelfde
als de la Vredesmier in de kleine Johannea.
Maar deze man is taai en hoa ook verban
nen en vervolgd, hy blyft waarschuwen en
aansporen. Dat is nu ook het doel waarmee
hy dit bundeltje heeft bijeenverzameld en om
die reden ook is het in de drukkerij 'Vrede*
ter perse gelegd. 'En goed boekje waaruit veel
te leeren valt.
Hoe men de liefde wint. Uit het Engelsen
door IRIS. Drukkerij »Vrede" Blari
cum, 1902,
De naam spreekt voor zich zelf. 'En
Tolstoiaans boekje, ten minste de gedachte dat
men door aanhouden in z'n liefde ten slotte
overwint staat in het vorige bjekje even
duidelik te lezen als in dit. Met de Kunst, het
scheppen, uitbeelden van personen of zaken,
hebben ze geen van beiden iets te maken.
Haarlem, J. B. SCHEPERS.
NIEUWE UITGAVEM.
B. ieven van en aan Maria van Reigertberch,
uitgegeven d or dr. H. C. Rogge. Leiden, Boek
handel en drukkery voorh. E J. Brill
«Middel Nederlandse Maria-legenden," van
wege de Maatschappij der Naderl. letterkunde,
uitgegeven door dr C. G. N de Vooys. Eerste
deel: 0/tser liever vrouwen miraculen (naar het
Katwykse handschrift). Leiden, Boekhandel
en drukke'y' voorh. E. J. Brill.
Ooer Woordkunst. III, antwoord aan L VAN
DEYSSEL, (geweigerd door De XX« Eeuw.)
Amsterdam, W. Versluys.
Piima vera, dramatisch gedicht door Nico
VAN SUCHTELEN. Haarlem, Erven F. Bohn.
Ome Legerwetten, MMtiewtt, Landweetwet,
Reservekaier, toegelicht door W. Vosmaer.
's Gravenhage, Martinus Nyhoff
Index op jaargangen I-X (1893-1902),
van het Tydschrift van het Kouinklyk Neder
landsen Genootschap voor Munt- en
Pdnningkunde, bewerkt door W. K. F. ZWIEBINGA.
Amsterdam, Johannes Muller.
Tijdschrift van het Konmklyk Nederlandsch
Genootschap voor Munt- en Penningkunde,
onder de zinspreuk «Concordia res parvae
crescunt" te Amsterdam. Amsterdam, Johannes
Muller.
Inhoud van Tijdschriften,
Kosmos. No. 1: Ridaction A nos lecteurs.
Mary Pettus Taomas, Captured Cinversation.
Pdul Caaumet, Tableaux de la rue. Dr. phil.
PdulSsyoiank, Das Dautscha Suidentenlebon. ?
Gjrtrud Bakert, Kindertiil ien. Octave
Justice, Cithérine Ségurane Mevr.
BirentzSshöiberg, De vrouw van mijnheer van Duin.
Alice Grieven, Tne London theatres. Dr. F.
L jviticus, Die neue deutsche Rechtschreibung
von Jahre .1903 Chronique dramatique
S. V. G. R , T)e improvisator L i. d. Capelle.
Variétés internationales, De tout un peu.
Supplément artistique[Jan S'een, Le médécin.
Supplément musical, O l Nederland, let op
uw saek.
De Natuur. Afl l: Da Simplontunnel, door
dr. A van Hannekeler. Esn wiskunstenaar
onder de insecten, door dr. J C H de Meyere.
De visschershaven te Scheveningen, door H.
Everwyn.,?Onze zwaluwen, door J.
Daald r Dz. De functie van de schildklier, door
dr. R G. Rykens. De verbeteringen van
het electrisch booglicht, door dr. L Bleekrode.
Het vinden van een Mammouth
Sterrekundige opgaven en mededeelingen. Opgaven,
die voor 't geheele jaar gelden, door dr. Aat.
Pannekoek.
E'gen Hiard, No. 5: Hoog spel, door M. J.
Silverda de Grave?Herderscb.ee, III. Dr.
Schaepman f, door j*ir. J. W. van Nispen tot
Savenaer, met portret. De Amsterdamsche
B ;urs in de Letterkunde, door L Nooter, met
afb., I. De oude Baurspoort te AmsterJam,
naar de teekening van R Craey'anger, ?
Baby, door L?oaora. J. A. Vrugtman, door
A. Walland, met portret naar eene foto van de
firma Brincker te Zutphen. E m y'spraatj»,
door een Amsterdammer, met afb. naar foto's
van den heer P C Brandt. Verscheiden
heid. Correspondentie. Feuilleton.
40 cents per r e g ? 1.
85 cent tot 111.15 p. Met. Franco
eu vi'U van invoerrechten toegezon
den l Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte,
witte en gekleurde,«IIeniiftberg-Z|Jde"
van OO cent tot 11 14.65 per Meter.
G. Henneberg Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.;, ZUrich.
Versterkend,
opwekkend is
lichtverteerbaar en
Verkrijgbaar bij apothekers en drogisten.
Piano-, Ornel- en InzieiiiaMBi
MEYll,?O.S «fc KALSÜOVEJf,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S m Koop en in HUM,
Repareeren Stemmen Ruilen,