De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 1 februari pagina 4

1 februari 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1336 vroeger als van thans, door hem worden gediri geerd. In het volgende nummer hoop ik uit voerig daarover te kunnen refereeren. ANT AVEEKAMP. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIMI1IIIIIIHIIII Een bezoek aan de Vereeniging tot aanmoediging van onbemid delde Kunstenaars. ConradJcade 48 te s' Gravenhage. Het is my een waar genoegen te kunnen cpnstateeren dat onze goede stad een vereerdging rijker geworden is, en dat wel ne met philantropisch- gastronomisch kun <tbeginsel, on der de naam hierboven vermeld. Het doel der Yereeniging bestaat in het voorthelpen van beeldende kunstenaars, welke door maatschappelijke (zegge: minder gunstige finantiëele) toestanden niet in staat zyn zich zelf te ezploiteerer. Zy geeft daartoe expositien, verstrekt den schilder, zoo noodig, lijsten, en tracht zaken voor hem te bewerken. Hst zelfde zal zy doen voor letterkundigen, die geen uitgever kunnen vinden, door zelf als zoodanig op te treden, en door toonknnstenaars in de gelegenheid te stellen zich te doen hooren op door haar aan te kondigen concerten etc. Ieder zich meenende kunstenaar is echter onderworpen aan de beoordeelirg eener Jury, welke alleen hen aanneemt door hun werk toonen iets te kunnen worden voor 't vervolg. Het lidmaatschap is 25 cent per maand, het donateurscbap f 10 per jaar, of een gift in eens van / 25. De Vereeniging is, beginnen met eene ten toonstelling van kunstwerken. Als belangstellende spoede ik my naar de Cjnradkade No 48, en nauwlyks in de gang gekomen werden my'n neusorganen aangenaam aangedaan door de geur die de keukendeur ont snapte en my overtuigde dat daarachter een overheerlijke Indische rysttafel werd toebereid. E m deur ingaande met >buff t" aangeduid! bevond ik my' in een nette restauratiekamer met uitnoodigende gedekte tafeltjes. Tarieven aan de wand van allerhande indische pryzen, ook gewone broodjes met wat er op en verder chocolaad, koffi?, thee, limonades, etc. Een prachtig idee!; hoe dikwy'ls heb ik, hy het bezoeken van vermoeiende buiten- en binnenlandsche musea, niet gesnakt naar een heerlijk «plat-du-jour" en dat zulks hier te kry'gen waf, kwam my des te rationeeler voor, omdat onbemiddelde kunstenaars gewoonlijk met hongerige maag rondloopan. Een gedienstige geest verklaarde my- dat de winst op het buffet gemaakt, ten voordeele van de kas der Vereeniging komt. Vóór my echter aan de sajoers, sambalans, roedjaks, trantjams, etc. te laver, was het noo dig de expositie in oogenschouw te nemen. Ean etage hooger werd ik, in een gemaakte vestibule met piano geleide, onvangen door drie allerliefste jonge dames, welke bereid waren mij eenige min of meer gelukte opmer kingen te maken over het tentoongestelde in de volgende kamers. Ik moet zeggen, het was huiselijk en vriendelijk want nauwelijks had ik de eigenlijke expositie betreden of een goe dige kat heette mijn beenen welkom door een zachte streeling; 'n hartelijkheid die maar niet zoo op alle tentoonstellingen voorkomt. De verlichting liet veel te wenschen over, maar al dadelijk werd my medegedeeld, dat het bestuur nu reeds pogingen deed om een geschikter lokaal te vinder, zoo mogelijk meer in 't centrum der stad. Men gaat zulk een expisitie niet zien o 01 chef-d'oenvres te zuilen vinden, en die waren er dan ook ciet. Wy ontdekte eenige etsen van Derkseu van A' geren, die getuigden van aanleg, en iets beloofden voor 't vervolg; va Rogge f een een goed landschap mtt veel boomstammen, dat verkee d »S:lence" genoemd wordt, waarschijnlijk omdat er gten figuur in voorkomt. J. Linse Jr, was, ook om de qnantiteit, wel de voornaamste inzende*. Een heldere zomersene «Maannacht" (landgoed met vijver) met devotie voor stilte weergegeven, echter zonder het droomerige van Wiggers' achtergronden of het myeterieuse van Isra Is' interieur hoekjes. «Na het o weer", dat we reeds bij Arts & Crafts bewonderden; een goed geslaagd portret a la Veth en een kerk in penneteekening. S'.illeve. s waren er veel, meest allen houten vruchten en bloemen; een stilleven moet materie uitdrukken, elk voor werp op andere wijze geschilderd, wil het beantwoorden aan het doel (zie de oude meeUers) en geen geploeter in dikke verfklodderi zyn; het beste leek ons dat van G. I. Sythcff; ook in diens «Meisjesportret" waren goede kwaliteiten. Van Nieuwenhoven heeft hier een mansportret dat gezien mag worden, maar te kleurloos voor pastei. Van Bennik een «Hooischelf", waarin ok wel wat zit.. . Summa summarum .... Ik weet het niet 't is zoo moeielyk te zeggen of uit het pogen van velen, die hier expoaeeren, iets goeds zal terecht komen, of dat ze maar z Hen blijven voortmodderen. We willen het eerste hopen. Het bestuur der Vereeniging in alle gevallen een woord van lof voor z\jn initiatief en philanthropisch streven. Na de dames mijn compliment gsmaakt te hebben, heb ik mij, mijmerende over het moeilijk te bewandelen pad der kunst, aan een indisch gebakje te goed gedaan. 'B Gravenhage, J. BOONTJE. 20 Januari. iiiiiiiiummHnimniimmii Een herinnering. Dr. H. J. A. M. SCHAEPMAN. Het zal omstreeks 'GS geweest zijn dat de naam van Schaepman die later een huisvriend werd voor 't eerst in onzen familiekring genoemd werd, en op een wtfze die mij onvergetelijk is. Ik was kortelings van 't kloosterkostschool «voor goed" thuis gekomen, alle indrukken van »de wereld" waren mij nieuw en hadden een geheimzinnige beteekenis voor me. Zoo begreep ik volstrekt niet, hoe het kwam, dat mijn vader, die in den huiselijken kring altijd de zachtheid, in schikkelijkheid en goedigheid zelve was, meestal tegen het etensuur korrelig werd, pessimistische wereldbeschouwingen ten beste gaf, en hatelijk over de onbekwaam heid der «tegenwoordige dienstboden" sprak, als de keukenmeid eenige minuten te laat klaar was, of de tweede meid nog moest «gaan dekken" als hij thuis kwam. Later bemerkte ik dat 't eenvoudig een «honger effekt" was aan veel mannen eigen: «il faut guider les maris par l'estomac!'' Eens, toen het tösh al vijf minuten over tijd was, bleek de roastbeef ongaar en moest wtêr naar de keuken terug, ik zag welke moeite mijn vader had een ongeduldig hard woord te zwijgen, hij streek met de witte vingers door zijn, toen nog blonde haren, en nam tot tijdverdrijf de laatste papieren die de post gebracht had en die op een tafeltje naast zijn stoel lagen. Een tamelijk dik pakje, onder kruisband, lag het bovenste; hij opende het; 't was een manuscript: »O daar heb je weer zoo'n jongen papierkladder, die me zijn »ongaar" werk ter beoordeeling gaat zenden; dan moet je dat lezen, en ze verstaan de dichtkunst al even min als de keukenmeiden het koken, en dan moet je nog beleefd zijn, ze aanmoedigen, je hebt de last van 't terugzenden ..." Niemand sprak, de slemming was gedrukt, vader las... Plotseling wordt hij doodsbleek, dikke tranen loopen over zijn wangen; wij zien hem angstig aan; moeder zegt: »Cher ami, wat is er?" »O God !" zei hij ontroerd, «'t is een talent, een dichter!" en met vereering drukte hij 't manuscript tegen zijn lippen. De roastbeef werd binnengebracht gaar en noode lei hij de vellen neer om zijn plicht als huisvader waar te nemen en vóór te snijden; terwijl hij telkens half luid zeide: »'t Is prachtig, 't is heerlijk, wat ben ik gelukkig, wat ben ik gelukkig over die schoonheid van gedachten en woorden: God is goed!" 't Was n van Schaepmaa's eerste ge dichten ; kar 't zijn «Het lied des Konings ?" Vele en velerlei herinneringen zijn mij van Schaepman bijgebleven, doch dit was de eerste maal, dat zijn naam bij ons bekend werd. CATIIA.EINA ALBERDINGK THIJM. Van Eedea contra Van Deyssel, In eene brochure, uitgegeven by' W. Verslnys te Amsterdam en waarvan de volledige titel luidt: Ooer. Woordkunst III. An woord aan L van Dtyssel (gttoeigerd voor de XXste eeuw), beantwoordt Frederik van Eeden het artikel van Lodewyk van D yssel, waarvan een over zicht is gegeven in dit blad van den 141en December 1.1. Thans volge hier een overzicht van Van Eedens verdediging: Het is goed, zegt Van Eaden, dat de botsing is gekomen. Ze heeft hem wel even py'n ge daan, maar hij is er toch hartelijk over ver heugd. Ze behoort tot de dingen, die wat zuiverheid brengen en stijging bevorderen. Dat toch niemand hierin een' geheel per soonlijken strijd zie. Maar voor iedereen is het van het uiterste belang, te weten, in hoever een mensen zichzelven kan bedriegen, in hoever schy'n-schoon op waarachtig schoon kan gelijken, in hoever iemand, die meent en beweert op recht te zyn, kan liegen. «Daarmee is letterlijk ieders ziel en zaligheid gemoeid1'. Van Eeden wil zichzelf niet verdedigen, noch zy'n' tegen stander overtuigen ; hy wil Je waarheid gestand do'jn. Juist door den aanval van zy'ii' tegen stander ziet hy, dat by' de waarheid in veel opzichten tekort, heeft gedaan. Daarom is hy er door verheugd. HU zal Van Deyesel niet «zwyntja", «vofjV, «moerafikikker" of »aap" noemen, ook niet krekel of krokodil, om de altijd twijfelachtige waarde v»a zulke kenschetsingen, maar hij zal hem leugenaar noemen, hetgeen veel duidelyker en volkomen afdoende is. Van Dey-sel liegt bewust. Zyn aanval is leugenachtig als geheel en leugenachtig in bizonderheden. Als geheel, omdat, als zyne meening over de onwaarde van Van Eadens artikel waar was, hy zich dan tegen da plaatsing had moeten verzetten. Hy was er echter niet tegen en had niets aan te merken. Totdat hem de gal overliep en hy zyne eigen rol als ty'dschrift-redakteur belachelijk maakte. De leugenachtige voorstelling, die het stuk als geheel tracht te gever, is deze over eenkomend met de door De Meester en Netscher gegevene , dat Van Eeden, zichzelf niet genoeg gewaardeerd en geroemd achtend, ge bruik miakte van een tijdstip, waarop al zyne oude tegenstanders machteloos waren, om ^plotseling zyne autoriteit te doen gelden en op den voorgrond te komen. Maar geen enkel bewy's werd tot staving van die voorstelling bygebracht. Van Deyssel liegt, waar hy zegt, dat er eene bloeiende litteratuur is met eene vry' juiste publieke meenicg en dat «nagenoeg alle goede kunstenaars" in Nederland het met hem eens zyn, dat Van E;dens werk niets waard is, scby'n- schoon en bedrog. Als dat waar was en geen blut', welke kans zift Van Eeden dan hebben om op datzelfde oogenblik eer.igen indruk te maken tegenover eene zoo krachtige en unanieme veroordeeling ? Als Van Eeden het ter wille der waarheid noodig vond, over eigen rang en verdiensten te spreken, zcüny' dat zonder schroom doen, ondanks den ydelheids-schyn in de oogen der kleindenkenden. Maar waartoe zcu het dienen 'i Er zyn menschen, die Van Deyfsel boven hem, en andere, die hem boven Van Dtjvsel stellen. Maar hebben beiden er iets aan ? Makea zy daardoor beter werk ? Zcühy uit die kleindenkendheid niet het recht hebben af te leiden, dat Van Deyssel zelf het was, die zyne autoriteit bedreigd waande en hevig uitviel, eer hy' hem daartoe de minste rechtstraeksche aanleiding gaf ? Bleek dit niet uit de zwakte van Van Deyssels houding, die leugens behoefde tot steun V Want ook diens voorstelling, als zoiïhy' alty'd met dezelfde beslistheid stelling hebben genomen tegenover Van Eeden en zyn werk, is eene leugen. Hy heeft Van Deyasel niet «overrompeld" met zy'ne opdracht van De Broeders Hy had hem het werk voorgelezen. «Gy gaaft uit drukkelijk uw bewondering te kennen voor sommige tooneelen. b.v. in de tweede acte. Toen meende ik u een genoegen te doen en wilde u my'n dank toonen voor de vele aan gename gesprekken die ik met u voerde en uw onveranderde vriendschappelijkheid in een voor my moeiely'ken tyd en ik vroeg u, of de opdracht u aangenaam zou zijn. »Ja", zeidet ge, «maar nö* aangenamer zou het mij zyn als je my de «witte verzen" opdraagt'1. Daarmee bedoelend: Het Lied van S<:hyjn en Wezen. En ge herhaaldet, met nadruk op 't eerste woord: *nog aangenamer". Dat wilde ik echter niet doen, omdat ik dat geen werk vond om aan iemand op te dragen, en ook omdat ik onze innerlijke wezens verscheidenheid te diep voelde". | Van Deyssel loog, wa^r hy' sprak over Johannes i Via'.or, als zou het besta daaruit slechter zyn dan het slechtste van een' scherp door hem veroordeelden novellist (Frans Netscher) Nu hy Van Eeden voor de rechtbank der openbare meening heeft gehaald onder betichting van schijnheiligheid, acht Van Eeden het »ter waarheid dienende", mede te deelen, dat Van Deyssel hem ia 1892 schreef: Al hot anilere daargelaten, heeft het boek op mij een indruk van zii.'arlieid, massieve intensiteit en gr.iote schooviheid gemaakt Alles begTi.jp il; er nog niet van. M;iar geen boek heeft mij ooit zoo aan trekkelijk geleken om dikwijls lu-elemaal te lezen en te bestudeeren. Bijna geen enkel boek heb ik tweemaal kunnen lezen. Het boek in zijn hoofdlijnen begrijp ik, alleen sommige onderdeelen niet. Ofschoon ik dat nog niet bepaald gevoeld heb, daar ik te veel ouder den indruk der m;ichtiglieid was, geloof ik wel, dat, in hoogste instantie, het mij antipathiek" is, want ware het mij niet antipatbiek, dan zou dat niet anders beduiden dan dat mijn levensopvatting" in haar essentie en in heel haar stelsel door mij overwonnen werd geacht. Van Deyssel moge nu beweren, dat hy toenmaals het slachtoffer was van Van Esdens boerenbedrog en thans veel wy'zer en beter is, dat neemt echter niet weg, dat hy thans ge logen heeft door zich als konsekwent voor te doen. Hy noemt Van Deyssel verder ook een lafaard, omdat deze onderstelde, dat hy hem gevleid zcu hebben uit angst voor zyn' «leeuwenklauw". Wie zelf moedig is, onder stelt eene zoodanige lafheid niet. Hy', die nooit gevreesd heeft zich bloot te geven, vreest dien «leeuwenklauw" evenmin als den klauw van den leeuw, die in den draaimolen achter hem aan draait. Hy plaatst dien klauw naast Kloos' «donderende vuist" in zyn rari teiten-kabinet. Wat hem waarlijk eigen en dierbaar is, hoe kunnen Van Deyssels «leeuwenklauwen" dat bereiken ? En dat Van Deyssel, sprekend over Van Eedens sociaal werk, waarvan hy' door zyne zelfzuchtige afzondering nooit eenig recht benul heeft gehad, zich bedient van afgeeaagde termen en grapjes, ontleend aan de sociaal-democraten, dat is navrant Van Deyssel gaf op, dat hy de groote kunstenaars wilde verdedigen, die Van Eeden zou hebben aangerand, maar eindig Ie me: te spreken van een' «venynigen priemstoot", Jiemzeif toegebracht. Wat was het ware motief ? Zyn die groote kunstenaars dan werkelijk buiten staat zich te verdedigen ? Moeten zy tot de minderwaardigen en stakkers worden gerekend, die men mi 'oogend met rust laat? Kloos is even oud a's hy', Van Deyssel is eenige juren jonger zyn beiden dan afge leefd ? En die anderen, Gorter, Henriëtte Holst, Van Looy, Boeken zyn die allen buiten gevecht ? Gesteld, dat het zoo ware. Maar Bilderdyk dan en De Genestet die waren niet huif, maar heelemaal dood, toen zij door Van Deyssel en anderen in een' hoek werden gezet. Wat beduidt dan Van Deyssels fliuwe onzin ? Z iemand niet zyne meening mogen zeggen over artistieke productie, omdat de kunstenaar teekenen van verzwakking toont ? Hat zcüer droevig uitzien. Van Deyssel pronkt met de gevoelens van piëteit en eerbied jegens de groote kunste naars] Kloos en Gjrter. Maar als die ge voelens hem beletten er voor uit te komen, dat zy' slecht werk maken, dan vindt Van Ejden die gevoelens klein, zwak, onvroom en verwerpelijk. Iemand, die nmaal iets zeer schoons mocht maken, is zeker gelukkiger te pry'zen dan iemand, die veel middelmatigs gaf. Maar n van beiden: of dat zeer schoone is ook schoon door een innerlijk gehalte van eeuwige wijsheid, die den dichter dus nimmer begeven kan en uit zyn wezen bly'kea zal, zoolang zyn lichaiinstoestand zyne zielsbewegingen niet omsluiert óf dat zeer schoone is schoon door een schyn van die wijsheid, zoodat de dichter dan slechts de vertolker is van iets, dat bij niet volkomen begry'pt. Onze piëteit behoort gericht te yn naar de schoonheid en wijsheid, naar de Godheid, maar niet naar het werktuig. Daarom is persoonsvereering vijandig aan de waarheid, gevaarly'k, ja, godslasterlijk. Dat gevoel bracht Van Dayssel tot de belachelyke leugen, dat het slechtste werk van Kloos beter zcüzyn dan het beste van Van Eeden. Indien Van Ejden eene rechtbank kon byeenroepen van de grootsten en wy'sten der wereld, van Jezus, Dante, Sophocles, P.ato, Shakespeare, Gjethe, en hy kon voor die rechtbai k het slechte werk van Kloos leggen, bijvoorbeeld sommige der «Duivel-God" sonnetten, en de «-cheld"- en «faif- son netten zij zcüdan, volkomen eenstem mig, dat werk brandmerken als het brutale schy'n schoon van een' goddelooze en het ge heel zwtkke en waardelooze gery'm van een' verdwaasde. Dat Kloos, die zulk werk maakte, te voren zeer schoon, verheven werk voort bracht, bewijst, dat de eenmail door hem ge uite schoone wijsheid niet innig eigen was aan zyn geheele wezen, maar eene inspiratie van dat Hoogere, waarover hy' geene macht heeft. Het is dus karakterzwakte of gebrek aan wy'sheid, waardoor zyne loopbaan is afgebroken. Datzelfde geldt voor veel van hat werk van Gorter en Henriëtte Holst. Leugenachtig is het, te doen voorkomen, alsof Van Eeden, tejenover die zwakte-verschynselen, op zyne eigen k acht zcühebben gesnoefd. >Ik heb zel's in 't geheel niet zoo hooghar tig en verwaand gesproken als gy dat nu doet. Ik sprak van eigen zwakheid, maar van Gdd's licht en God's kracht. Dat gy die termen niet begrypt en niet gelooft behoeft my niet te verwonderen. Voor wie hun realiteit niet be staat zyn het holle klanken, rhetoriek. Maar zij zijn op geen andere wy'ze uit te drukken, en worden over de wyde wereld en in alle eeuwen verstaan door wie hun werkelijkheid gevoelde. Ia onderkenning en in weerttand-biediug voel ik mijn bewust persoontje een zwak kind dat beschermd en gesteund wordt door een alwy's en almachtig Vader. Dat alleen maakt my rustig en moedig. Als persoon weet ik my blind, zwak en bang". Kracht alleen is niets waard. Maar talent alleen is óók niets waard. Weet Van Deyssel dat wel ? Hier staan geen twee personen tegenover elkstV, maar twee levensbeginselen in oude, diepe veete. Al het werk van Van Eeden, hatzy beter of slechter uitgevallen, strijdt met Van Deyssels essentiëele levensopvatting, in ~>et dezen antipathiek zyn. Van Deyisels aanval lykt op dien van Kloos in 1892. Ouk toen was het een stry'd van levensbeginselen, diep en onverzoenlijk. ET wederom heeft zich hetzelfde merkwaardige verschy'nsel herhaald, de z wakke hartstochtelijk heid, de leugenachtige voorwending, daarin bestaande, dat Van Deyatel, evenals vroeger Kloos, het deed voorkomen, alsof hy'de dingen, die Van Eeden heilig zyn, beter en echter kende dan deze. Van E-iden blyft van Deyasel een'der zeld zaamst begaafde en meest oprecht naar het hoogste strevende menschen vinden en blyft hem onveranderlijk genegen, al is deze in zyn' trots en zyne verbittering nu wel niet larger van zijne liefde gediend. Maar hy' heeft altijd een hiaat gezien in Van Deyssels zeldzaam samenstel, iets waarvoor hy' huiverde en gruwde. j Hij wist voor dezen en diens wondere gaven geen' raad, evenals voor Kloos, dan in dee moedige Godsliefde. «Waarom hebt ge zoolang gezwegen? 0-ndat ge my gehaat hebt". Tuen hy De kleine Republ ek las, haatte hij Van Dayssel. Hy' gevoelde toen nagenoeg het zelfde heftige verzet, dat deze by het lezen van Van de koele meren des Doods heeft gevoeld. Een van beide boeken staat zeker onder daemonische inblazing en is diep, diep slecht. Wie zal over beide schrijvers richten ? Van E3den wenscht zich niet te veroot moedigen voor Van Deyssel met zyn' patroniseerenden toon en zeer weinig welgemeend schynende ontferming, voor Van Deyssel, wiens armzalige leugens hem nog als verscheurd spinrag aan de handen kleven. «Vergeet ge dan hoeveel j iren ik achter de schermen keek en weet wat er waar is van uw groot-doenery' ?'' Ja, trots hun kritisch gevoel waren zy allen treurige keurmeesters. Wat door den een bespuwd en vertrapt werd, werd door den ander geprezen. Wie van die bent heeft Van Eiden zyne meerderheid doen voelen door een gelijkmatig, scherpzinnig, vrijmoedig en liefderijk oordeel? Wel vindt hy' het eene zaligheid, zich te vernederen voor een' hoogstaand rechter. «Maar voor u, arme kerels, tuitelig waikehnd onder uw al te zwaar talent, en weifelend als ge voor 't reëele leven staat, beurtelings het «fuiven", het koningschap, het maixisme en het «aoreele schoor." verheerlijkend, zwak in denkkracht, zwak in wijsheid, zwak in daad, oud voor uw tyd en uw grootheid willende staven door onoprechtheid Job's vrinden zy't ge, «leugenmeesters en kwakzalvers" zooals hy zei, maar mijn rechters niet l «Maar ik weet, myn pleitbezorger leeft" «iie over my richten zal, als ik stof ben." Big het 25 j'trig bestaan van de Vrye Gemeente Toespraak gehouden 30 No vember 1902 Door P H HCGENHOLTZ Jr. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. Deze Toespraak is een feestrede, waarin de voorganger der Vry'e Gemeente dankbaar het 25 jarig bestaan der vereeniging en ook zyn arbeid berde-kt, Gjde da eer gevend indien zyn werk niet y'del is geweest. Met diepgevoelde piëteit brengt hy hulde aan den geestelijken vader der gemeente, zyn broeder dr. Philip Reinhard, wiens naam waarly'k niet alleen door de leden der Vry'e Gemeente met eerbied genoemd wordt. Ook vergeet hy niet wie hem ter zijde «ton den, en hem den gedenkdag tot een feestdag hielpen maken. Als hy' getuigt van het ideaal, dat hun voor oogen stond, die 25 j »ar geleden de grondslagen legden der Gjmeenie, erkent hy, dat het niet is verwezenlijkt, maar wat er bedroevends is op te merken, mag niet ontmoedigen; het . spoort integendeel aan tot vernieuwde inspan-* ning. Bovendien zijn er verschijnselen, die veel goeds voor de toekomst doen verwachten. Maar de toespraak is niet alleen een feest rede; zij is tevens een belijdenisschrift ('geen leerregel) der Vry'a Gemeente, die niet mag ondergaan, als de beer Hugenholtz eenmaal zal ophouden haar voorganger te zyn. Hun die de grondslagen legden der ver eeniging, stond voor oogen het ideaal van on dogmatische vroomheid ; vry godsdienstig leven, zedfclyk idealisme ; de vry'e gemeenschap van innige vromen. In haar midden is plaats voor menschen van allerlei geestesaanleg en geestes richting; verstandelijk ontwikkelden en gemoe delijk aarigelegden ; menschen van de theorie en menschen van de practyk; thiuten en pantheïsten; beslist geloovigen en agnostieken, doch allen verbonden door n behoefte aan hooger leven, n drang naar de onzienlyke dingen, n dorst naar Gad. Van exclusivisme is dus geen sprake. Maar als elke gids dienstige vereeniging gaat ook de Vry'e Gameente uit van een gedachte, en wel van deze: «de godsdienst is een hoog, een heilig, een onmisbaar levensgoed". Vandaar, dat in haar midden niet te huis behooren oppervlakkige Godloochenaars en blootverstandely'ke vrydenkers. Zy verlieten haar dan ook, toen haar woordvoerders beslist en krachtig hun geloof in Gjd beleden. Dit geloof in God wordt niet nader om schreven; aan niemand wordt door 't karakter der gemeente een Godsbegrip opgelegd. Haar voorganger verklaart zich voor een ethisch pantheïtme, dat hem niet verhindert met kracht en beslistheid een God te prediken uit Wien, door Wien en tot Wien alle dingen zyn. Ashten sommigen misschien deze geloofs belijdenis niet scherp genoeg geformuleerd, en anderen haar te veel omvattend, zeker is het dat de voorganger der Vry'e Gemeente 25 j wen lang ernst en nadenken bevorderd heeft by zeer velen, die zich in geen der bestaande kerkgenootschappen t'huïs gevoelden. Zn'n jeugd moge nog lang duren. v. H. Het nieuwe Vlaanderen. Vry'dag 6 Februari zal prof. AusfustVermey'.ea uit Brussel, in Amsterdam (gebouw Maison Stroucken) een voordracht houden over «het nieuwe Vlaanneren", in een openbare verga dering van den Bond van Onderwijzers, oo voor niet-leden toegankelijk (toegangsprijs 25 ets.) Prof. Vermeylen, de ook in het Noorden zoo goed bekende redacteur van het pas opge richte tijdschrift Vlaanderen, zal spreken over het echtste der Vlaamsche beweging, wy'zen op die groeikracht, die nu in het Vlaamsche leeft, de beweging opstuwt en zich in de Vlaamsche kunst uit. Verder aantoonen, wat de positieve, rechtstreeksche werking dier beweging is, zooala die nu begrepen wordt. Ook: waarom zij den steun van-Holland noodig heeft, en wat Holland er bij winnen kan. 'n Belangrijk onderwerp dus, dat zeker velen opwekken zal 't gespierde Vlaamsche woord van Vermeylen te gaan hooren! B;ha!ve in Amsterdam spreekt prof. Ver meylen van ;i?7 Febr. ook nog in andere steden van ons land. LEO N. TOLSTOT, Rusnfche Volkslegenden, Drukkery' 'Vrede" Blaricum 1902 Als 'en boetprediker, 'en grote mansgestalte met ingevallen wangen maar diepe ogen en grote verhevene gedachten, zoo steekt voor my'n verbeelding Graaf Tolstoy daarginds aan de Oosterkim af by het koude blauw van de lucht. Hy wil gloed hebben in het leven, maar hy vindt zjveel kilte; hy wordt verketterd, want zyn denken is in scherpe tegenstelling met wat hy vindt en hy die voorstelt nu maar niet meer te vechten, ondergaat haast hetzelfde als de la Vredesmier in de kleine Johannea. Maar deze man is taai en hoa ook verban nen en vervolgd, hy blyft waarschuwen en aansporen. Dat is nu ook het doel waarmee hy dit bundeltje heeft bijeenverzameld en om die reden ook is het in de drukkerij 'Vrede* ter perse gelegd. 'En goed boekje waaruit veel te leeren valt. Hoe men de liefde wint. Uit het Engelsen door IRIS. Drukkerij »Vrede" Blari cum, 1902, De naam spreekt voor zich zelf. 'En Tolstoiaans boekje, ten minste de gedachte dat men door aanhouden in z'n liefde ten slotte overwint staat in het vorige bjekje even duidelik te lezen als in dit. Met de Kunst, het scheppen, uitbeelden van personen of zaken, hebben ze geen van beiden iets te maken. Haarlem, J. B. SCHEPERS. NIEUWE UITGAVEM. B. ieven van en aan Maria van Reigertberch, uitgegeven d or dr. H. C. Rogge. Leiden, Boek handel en drukkery voorh. E J. Brill «Middel Nederlandse Maria-legenden," van wege de Maatschappij der Naderl. letterkunde, uitgegeven door dr C. G. N de Vooys. Eerste deel: 0/tser liever vrouwen miraculen (naar het Katwykse handschrift). Leiden, Boekhandel en drukke'y' voorh. E. J. Brill. Ooer Woordkunst. III, antwoord aan L VAN DEYSSEL, (geweigerd door De XX« Eeuw.) Amsterdam, W. Versluys. Piima vera, dramatisch gedicht door Nico VAN SUCHTELEN. Haarlem, Erven F. Bohn. Ome Legerwetten, MMtiewtt, Landweetwet, Reservekaier, toegelicht door W. Vosmaer. 's Gravenhage, Martinus Nyhoff Index op jaargangen I-X (1893-1902), van het Tydschrift van het Kouinklyk Neder landsen Genootschap voor Munt- en Pdnningkunde, bewerkt door W. K. F. ZWIEBINGA. Amsterdam, Johannes Muller. Tijdschrift van het Konmklyk Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde, onder de zinspreuk «Concordia res parvae crescunt" te Amsterdam. Amsterdam, Johannes Muller. Inhoud van Tijdschriften, Kosmos. No. 1: Ridaction A nos lecteurs. Mary Pettus Taomas, Captured Cinversation. Pdul Caaumet, Tableaux de la rue. Dr. phil. PdulSsyoiank, Das Dautscha Suidentenlebon. ? Gjrtrud Bakert, Kindertiil ien. Octave Justice, Cithérine Ségurane Mevr. BirentzSshöiberg, De vrouw van mijnheer van Duin. Alice Grieven, Tne London theatres. Dr. F. L jviticus, Die neue deutsche Rechtschreibung von Jahre .1903 Chronique dramatique S. V. G. R , T)e improvisator L i. d. Capelle. Variétés internationales, De tout un peu. Supplément artistique[Jan S'een, Le médécin. Supplément musical, O l Nederland, let op uw saek. De Natuur. Afl l: Da Simplontunnel, door dr. A van Hannekeler. Esn wiskunstenaar onder de insecten, door dr. J C H de Meyere. De visschershaven te Scheveningen, door H. Everwyn.,?Onze zwaluwen, door J. Daald r Dz. De functie van de schildklier, door dr. R G. Rykens. De verbeteringen van het electrisch booglicht, door dr. L Bleekrode. Het vinden van een Mammouth Sterrekundige opgaven en mededeelingen. Opgaven, die voor 't geheele jaar gelden, door dr. Aat. Pannekoek. E'gen Hiard, No. 5: Hoog spel, door M. J. Silverda de Grave?Herderscb.ee, III. Dr. Schaepman f, door j*ir. J. W. van Nispen tot Savenaer, met portret. De Amsterdamsche B ;urs in de Letterkunde, door L Nooter, met afb., I. De oude Baurspoort te AmsterJam, naar de teekening van R Craey'anger, ? Baby, door L?oaora. J. A. Vrugtman, door A. Walland, met portret naar eene foto van de firma Brincker te Zutphen. E m y'spraatj», door een Amsterdammer, met afb. naar foto's van den heer P C Brandt. Verscheiden heid. Correspondentie. Feuilleton. 40 cents per r e g ? 1. 85 cent tot 111.15 p. Met. Franco eu vi'U van invoerrechten toegezon den l Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde,«IIeniiftberg-Z|Jde" van OO cent tot 11 14.65 per Meter. G. Henneberg Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.;, ZUrich. Versterkend, opwekkend is lichtverteerbaar en Verkrijgbaar bij apothekers en drogisten. Piano-, Ornel- en InzieiiiaMBi MEYll,?O.S «fc KALSÜOVEJf, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S m Koop en in HUM, Repareeren Stemmen Ruilen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl