Historisch Archief 1877-1940
No. 1336
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
l*
DAMEjSL
t», >
Naar e Zwemsctiool!
De drie bovenstaande woorden vormen den
titel van een door wijlen C. H. den Hertog,
geschreven antwoord op een prijsvraag, die in
1881 was uitgeschreven door den
Nederlandscken Zwemband. Als brochure is het kleine
boekje van een twaalftal bladzijden by de
firma Meijer te Amsterdam uitgegeven, en op
den omslag kan men lezen, dat het voor de
somma van vyf centen verkrijgbaar werd gesteld.
Of aan den luiden, warm klinkenden oproep,
gericht tot ouden en tot jongen, door allen,
die den klank vernamen, gehoor is gegeven,
weten wjj niet; maar zeker kan 't geen kwaad,
hem na ruim twintig jaren nog eens helder op
te doen weergalmen, en dan zoo mogelijk,
allen, die de boodschap hooren, ook in haar
te doen gelooven.
Eigenaardig vindt mijn hernieuwde opwek
king een plaats in deze Damesrubriek, want
toen Den Hertog zjjn bazuin deed schallen,
zon men daarvan misschien vreemd hebben
opgekeken, terwijl n n de roepstem «Naar de
zwemschool l" vrouwen en meisjes niet meer
vreemd in de ooren klinkt.
De schrijver van 1881 richtte zeer bepaald
het woord tot de leden van het mannelijke
geslacht, en in «jju liefde voor de edele
zwemknnst hooren we hem, ca een beschrijving van
de heerlijkheden van de zwemschool, uitroepen:
«Welk een genot voor die jonge mannen
en knapen, zoo hun dagtaak te beginnen l Zou
er van die flinkheid en vastberadenheid, die
ze hier toonen, niet wat overblijven voor het
werk, dat hen wacht? Is ook de eerbied voor
het lichaam, dien ze hier leeren, niet de
wortel van andere goede eigenschappen ? Van
zelf komt een zwemmer er immers toe, regel
maat in de verdeeling van zijn dag te brengen.
Al spoedig leert bij, dat wie vroeg op wil zijn,
ook niet te laat naar bed moet gaan, en dat
des morgens voor het lichaam zorg te dragen
en bet des avonds te bederven, wel wat heel
' dwaas zon wezen. Maar ook gij, die wat meer
zorgen hebt, waar kunt ge beter alle drukte
en beschouwing voor een oogenblik op zijde
zetten? Op de wandeling gaan ze mee en in
den slaap vervolgen ze u als bange droomen.
Maar in het zwembassin blijven zaken en
. zorgen en cijfers op 't droge, en terwijl ge
met uw zonen gelijkop kunt meedoen, herin
neren ze u minder dan anders, dat de tijd,
helaas, niet stilstaat."
Maar neen, Den Hertog, helderziend en ruim
van inzicht als hij was, kon hiermee niet
tevreden zijn, en aan 't slot van het boekje
heet het: «Misschien zouden we wel doen,
hiermede te sluiten. Maar omdat we 't zoo
gaarne wenschen, verbeelden we ons de vraag
te hooren, of dit alles slechts voor de sterkere
helft van ons geslacht geldt. En dan haasten
we ons, al zij 't een stout bestaan, te ant
woorden, dat het slechts een vooroordeel is,
van deze lichaamsbeweging de vrouwen en
de meisjes uit te sluiten. Want is er iets waars
in ons betoog, dan geldt het ook voor haar."
Inderdaad, onmogelijk schijnt het niet, dat
onze huid op juist dezelfde heilzame wijze de
werking van het frissche, koude water onder
vindt; dat zij als werktuig van 't gevoel by
ons ook beter haar taak verrichten zal, dus
beter de inwendige lichaamsdeelen zal be
schermen, nauwkeuriger de lichaamswarmte
regelen zal; dat de volkomen reinheid van het
lichaam ons als hun ten goede komt en dat
ook ons de drie noodige dingen, eten, werken,
slapen, bij het dagelyksch bad oneindig beter
zullen afgaan en ons meer genot verschaffen
zullen, dan zonder dat het bad ze vergezelt.
De schryver zegt, dat er slechts een begin
met de zaak moet gemaakt worden. En, of zijn
woord de slapenden heeft wakker geschud, er
is werkelijk kort daarna een begin gemaakt;
de bad- en zweminrichting voor dames aan
de De Ruyterkade dateert van '84 of '85 en
dadelijk mocht zy zich in veel belangstelling
verheugen. Er zijn na dien reeds in de hoofd
stad verscheiden nieuwe gelegenheden geopend,
maar nog voorzeker zy'n er niet genoeg en
veel, veel grooter moet de toeloop worden.
Wie eens den weg erheen heeft leeren vinden,
die komt van 't baden onvermijdelijk ook tot
zwemmen, en boor eens, boe 't broehuretje
van twintig jaar geleden daarvan spreekt.
?Dan komen alle voordeelen aan den dag
van de doelmatige beweging in het water,
krachtiger werking van het hart, diepere adem
haling, betere spijsvertering en sneller afschei
ding van al, wat in het lichaam geen nut
meer doet. En meent nu iemand, dat hy die
voordeelen wel missen kan, omdat hy niet als
zooveel anderen een zittend leven leidt, dan
zy hem herinnerd, hoe bijna alle beweging;
door het een of ander beroep gevorderd, een
zijdig is. Het zwemmen daarentegen brengt
bijna alle spieren in beweging. Kaast die van
armen en beenen, vooral de borstspieren. Er
is geen beter middel dan het zwemmen, om
aan de borst dien fraai gewelfden vorm te
geven, dien men bewondert in de beelden der
antieken."
't Is nu nog winter en de oproep van hier
boven schijnt te onty'de geuit; maar dat is
toch slechts schijn. Wie zich nu ernstig voor
neemt, dezen zomer ermee te beginnen, zal
licht in de maanden, die nog vóór Mei of Juni
aan de beurt zijn, 't koude water 's morgens
meer dan anders op zich laten werken bij
doelmatige wasschingen van 't heele lichaam.
Ga er een kwartiertje vroeger voor uit 't
warme nestje, heusch, ge wint den tyd terug,
doordat al wat gy doet, u vlugger, opgewek
ter afgaat. Begin in tempo's, als u 't plotseling
ontblooten afschrikt, primo hoofd en hals;
secundo. borst en rug; tertio, het middel
mootje. Door oefening leert ge vlug en
zeker heel uw lichaam te doen profiteeren
van, de koude wassching, tot gij aan 't
bad behoefte krijgt, en in uw tobje of
badkuip tot een dompeling besluit. Dan z\jt
ge meer dan klaar voor 't zomersch bad in de
open lucht en hebt ge daarvan eenmaal alle
heil gesnapt, dan
Maar dat behoef ik hier niet te vertellen
aan wie op 23 Februari van het vorig jaar ik
in myn glorie mocht doen deelen van het
zwemmen in den winter. Nu ligt alweer een
jaar meer bij de groep, die achter ons zich
stapelen en met nog meer grond mag ik ieder
op Den Hertog/s roepstem wijzen, want naar
de zwemschool bleef ik dagelijks gaan, ook
toen in 't stukgehakte ijs niet veel meer dan
een onderdompeling mogelijk was. Die con
sequentie moge velen wat te ver gaand schijnen,
de ervaring der gevolgen stemt van uur tot
uur tny' tot de grootste dankbaarheid.
En anderen behoeven immers niet zoo ver
te gaan; de weg erheen dien wil ik echter
telkens weer u wijzen; hij leidt langs 't bordje,
waarop staat den Hertog's woord van «Naar
de zwemschoolP'
L o c h e m. F. J. VAK UILDEIKS.
KMerlitteratünr.
Drie Sprookjes, door ANNA VAN GOCH
KAÜLBACH, te Haarlem bij Vincent
Loosjes.
Een drietal heel lieve sprookjes vooral voor
jongere kinderen geschikt, en daarom zeer
welkom. Want juist voor 't jonge volkje be
neden de tien jaar is er niet zoo heel veel
goeds te vinden. Het eerste «Van twee berken"
vertelt ons de geschiedenis van twee boomen,
die lust krijgen eens bij de menschen te gaan
kijken. Ze scheuren met moeite hunne wortels
uit den grond los en schuiven voort naar den
kant waar de menschen wonen. Hoe ze dat
doen? Ja, 't is een sprookje maar in elk
geval zijn ze zich wél bewust dat ze zich niet
weer zullen kunnen oprichten wanneer ze 't
ongeluk mochten hebben van te vallen. Dit
gebeurt helaas met een van beiden, wanneer
ze een bevroren water moeten oversteken.
Helaas, daar ligt hu, ondertusschen marcheert
de ander alleen verder en vindt weldra een
huisje, waartegen hy gaat leunen. De arme
menschen die daar wonen, hooran iets tegen
de ramen tikken en komen naar buiten, en
daar staat een geheele boom tegen hun huis!
Ze denken dat iemand dien daar gebracht
heeft uit medelijden, om hen aan brandhout
te helpen, 't Is een groote vreugde in 't kleine
gezin en -weldra zijn eenige takken van
den boom afgekapt en knetteren lustig in de
kachel. De boom heeft wel pijn, maar is toch
bly', deze arme menschen zoo gelukkig te
kunnen maken.
Maar den volgenden dag, o wee! dan vindt j
de veldwachter den nitgerukten boom bij dat l
huisje staan, en ook dien anderen een eindje l
verder op het ijs, en dan wordt de bewoner
van 't huisje van diefstal verdacht, en de
boomen weggesleept naar het erf van den
eigenaar van 't bosch waaruit ze ontsnapten.
Nu is 't een moeielijke zaak, om de onschuld
van de armen te bewijzen. De boomen tobben
er erg over en eindelijk worden ze geholpen
door een lijster, die hen in kennis brengt met
een tam eksterpaar, dat praten kan.
En deze twee nemen op zich, den burge
meester overal te vervolgen met de
mededeeling, dat de man onschuldig is. Overal waar
de goede man komt, hoort hij die eksters weer
't zelfde roepen, hij kan er niet aan ontkomen
en eindelijk brengen ze hem er werkelijk toe,
nog eens ry'pely'k over de zaak na te denken,
en daar hy in zijn hart toch ook eigenlijk
dezelfde overtuiging koestert, wordt de man
op vrije voeten gesteld.
En dan krijgen we nog: «Wat Tonny be
leefde" en «Zonnefee". Het tweede is ook
werkelyd een lief sprookje, maar veel hooger
dan de beide eersten staat «Zonnefee".
«Zonnefee was een heel klein vrouwtje, zoo
teer en fijn, dat het weg kon schuilen tussehen
de bladeren van een roos en zich kon wiegelen
op het dunste grashalm pj e. Om haar blanke
glanzige lijfje viel het lange, goudblonde haar
als een manteltje neer; dat haar was fijn als
de lichtste herfstdraden; bij iedere beweging,
bij elk windzuchtje golfde het heen en weer
en dan kwinkelden en schitterden er lichtende
puntjes in als kleine zonnetjes en sterretjes
in de heerlijkste kleuren. Hare oogen waren
blauw als vergeet-mij-niet-blaadjes en ze
glansden diep als de zomerhetuel op heel
warme dagen, waar je zoo heel ver in kant
zien, tot je zoudt willen weten, wat achter die
blauwe diepte ligt. Aan de voetjes had ze
gazen vleugeltjes als een libel.
Zonnefee lachte altijd, blij huppelde ze langs
een zonnestraal naar beneden, en keek overal
nieuwsgierig in, waar de zonnestraal maar
binnen kon dringen. Ze kon alleen leven op
een zonnestraal; als de zon wegkroop achter
de wolken, bleef ze ook verborgen achter dat
dikke gordijn en soms, als 't lang duurde,
viel ze daar in slaap en werd pas wakker als
de lucht weer helder blauw was."
En deze kleine Zonnefee, die eerst zoo'n
heerlijk leventje heeft daarbuiten bij de schit
terende voorjaarsbloemen, komt eindelijk tot
de ontdekking dat er in de groote stad stegen
en sloppen zijn, waar geen zonnestraal kan
doordringen en waar zij dus niet kan
komen. Ze moet daar maar al over denken en
ten laatste ontdekt ze, hoe daar in die don
kere hoeken de mecschen snakken r.aar een
enkel zonneblinkje. Dan gaat ze naar de zon
en vraagt, of ze daar heen mag gaan op een
zonnestraal.
.Ja", zegt de Zon, «maar bedenk wel, dan
moet ik zoo'n zonnestraal van myzelve los
maken en dan kan je nooit weer tot me
terugkeeren en, als je zonnestraal opgeteerd
is, dan moet je sterven."
Toch kan Zonnefee haar plan niet opgeven.
Ze brengt zichzelve ten offer. Heel mooi is 't
beschreven, hoe ze overal de menschen goed
doet en opvroolykt met haar zonnestraaltje,
totdat ze eindelijk, nog stervend, een gera
nium in een donker kamertje nog aan 't bloeien
brengt. Ze bad zoo'n verlangen gehad, om
haar laatste oogenblikken toch nog buiten door
te brengen by de bloemen en vlinders, maar
neen, tot het laatste toe is er werk voor haar
en ze offert zich op, en voelt zich daarin
gelukkig.
Een warm sprookje, vol liefde en gevoel,
jammer dat de teekenaar zoo weinig heeft
medegewerkt om dit, en ook de anderen, tot
hun recht te doen komen. Alleen ia 't begin
van 't boekje geeft hij ons een stemmingsvol
winterboschgezicht. Verder had hy zy'n plaatjes
gerust achterwege kannen laten, want ze bren
gen weinig bij tot de verhooging van den
indruk van 't geheel ,?en dat is toch het
doel van de plaatjes. De teekenaar moet n
hart en n ziel zijn met den auteur, zal zijn
arbeid eenige vrucht dragen. Helaas dat dit,
vooral bij 't illustreeren van kinderboeken,
zoo dikwijls over 't hoofd wordt gezien.
't Boekje ziet er, vooral gebonden, overigens
heel aardig uit, maar de prijs van ? 1.90 is
toch wel wat hoog, dunkt me.
N. VAN HlCHTUM.
Pretjes en kleine teleurstellingen wisselen
elkaar af; met allerlei menschen komt het
jonge goedje in aanraking en daardoor doen
die enkele weken hun op allerlei wijzen goed.
Dat nu een werkstaking weer een rol in
het boek moet spelen, achten wij verkeerd
gezien van de Italiaansche schrijfster; de
qnaesties, die by zoo'n maatschappelijk ver
schijnsel komen kijken, liggen zoo heelemaal
buiten 't bereik van kindergemoederen, dat
het haast niet te vermijden is, hun daarbij
met onbegrypelykheden aan boord te komen
of hen te brengen tot een alleroppervlakkigst
oordeel.
Wat de vertellingen betreft, die de oudste
zuster boeiend weet te verhalen of wel voor
te lezen, 't zijn echte kleine helden, die zy
erin schetst, jongens en meisjes, die zich flink
en eerlijk gedragen, die moed toonen op het
rechte oogenblik en toch niet al te ver van
't heel gewone jonge menschenkind afstaan.
Ook uiterlijk zal dit boek een prettig cadeau
zijn voor onze jongens en meisjes; zulke mooie
platen, zulk glanzig papier en zoo'n prettig
dik boek ! F. J. VAN UILDBIKS.
Daüs-iflyllBD.
Aardige Mrlectenr.
Kleine Helden, Een boek voor jongens
en meisjes, geïllustreerd met 36 platen
van FEBBAÖUTI, door COBDEMA. Bewerkt
door dr. A. A. FOKKER. Amsterdam,
Van Holkema en Warendorf.
Dr. A. A. Fokker heeft de kinderbibliotheken
in ons land aan zich verplicht door de be
werking van dit in Italiëveelgelezen boek,
dat daar reeds een veertigsten druk mocht
beleven. Het is weer, net als Oitore van
De Amicis, onder de titel «Jongensleven" b\j
ons vertaald, een compilatie van verscheiden,
niet met elkaar samenhangende vertellingen,
maar gelukkig is de paedagogische kleur hier
minder sterk. Al ligt de braafheid nog wel in
een duidelijk merkbaar laagje bovenop, ze is
er niet zoo vervaarlijk dik op gesmeerd als
ia het boek van De Amicis.
Daarby zyn de personen, die het
hoofdverhaal vormen, de oudste zuster met haar drie
broertjes en twee zusjes, waar ze op allerliefste
manier als moedertje voor optreedt, alle scherp
omlynde figuren, in wie de jonge lezers zeker
heel veel trekjes van zichzelven zullen her
kennen en van wie ze stellig zullen gaan
houden. Zij leven slechts een korten tyd met
het aardige groepje mee, namelijk den ty'd van
een buiten doorgebrachte zomervacantie, maar
daarin valt er heel wat voor, dat de kinderen
aan ervaring en levenswijsheid doet winnen.
mmmimimmmmmnmmmmimii
VROTTWEBTKLEEDING.
Geachte Redactie,
Naar aanleiding van mevr. Van Loenen-de
Bordes' artikel, en de daarop gevolgde adhesie
betuigingen in uw blad van 18 Januari, wilde
ik in herinnering brengen dat alreeds ten ty de
van het begin der vrouwen-emancipatie in
Amerika, een zekere mrs. BJoomer, voorstelde,
een gemakkelijker en tevens passend eostuum
voor de vrouw aan te raden met name:
een ruimen pantalon om de enkel bevestigd,
waarboven een jacquet met rok, tot even
over de knieën.'
De hierbijgaande illustraties, hoewel
caricaluren, geven aan hoe mrs. Bloomer zich dit
vrottwelyk eostuum voorstelde.
In een oud Atnerikaansch blad vond ik deze
afbeelding.
My dunkt, dat het ideaal van vrouwenkleeding
onmogelijk- bereikt kan worden, zoolang wy |
gedwongen zy'n een vracht rokken mee te j
sleepen, die alle beweging bemoeilijkt. Zelfs de j
reformkleeding voorziet niet daarin, want een j
boven- en een betrekkelijk korten onderrok kun- i
nen hinderlijk zy'n, zoowel bij het oploopen van |
Op 't gebied der danskunst is een nieuw
licht opgegaan.
Miss Isidora Dnncan een jonge Caliiornische,
beeft de eerzucht onze hedendaagsche begrippen
van danskunst omver te werpen en nieuwe
daarvoor in de plaats te geven.
r In een reeks van uitvoeringen maakt zij ons
haar opvatting duidelijk.
Laat ik er bijvoegen dat dit Amerikaansche
meisje met haar fijnbesneden gezichtje, haar
vergeet-my-niet-blauwe oogen, een wonder is
van allerliefely'kste gratie. Zooveel harmonie
is in haar bewegingen, zooveel rhythme en
| zooveel zachte bekoring, dat elke houding, elke
j stand, een naar klassiek model gevormde t eek
ening wordt. Zücopieert dan ook nsar de
beelden der antieken; voor haar bestaan geen
andere voorbeelden.
Een groot genoegen is het, haar in haar
nieuw tehuis hier in de Victoriastrasse, waar
zij en haar zuster zich voorloopig hebben geïn
stalleerd, te mogen bezoeken en te hooren
vertellen. Want hoe jong miss Dnncan ook
nog is ik schat haar op hoogstens 22jaar
zy heeft al heel wat doorgemaakt. Lief en
leed begon voor haar al vroeg in het leven.
De eerste salon waarin men op haar binnen
treden mag wachten, geeft al dadelijk den indruk
weer van den ernst waarmede zij haar nieuwe
kunst opvat. De wanden zijn bedekt met tal
van basreliefs, die het menschelyk lichaam vol
gens den oud-Griekscben cultus, in de eigenlijke
schoonheid en harmonie van lijnen weergeven.
Op tagères, guéridons, tafels, prijken kleinere
en grootere statuetten, op de schrijftafel staan
photo's gegroepeerd van klassieke beelden en
schilderijen, voor haar de eenige waardige
modellen om haa nieuwe kunst naar te
bestudeeren. Want haar daas moet, zooals zij met
zekere emphase verzekert, een weergave zy'n van
niets dan harmonische lijnen en bewegingen.
Zy wil aantoonen, overtuigen, dat de werkelijke
schoonheid van de ly'nen van het menschelyk
lichaam alleen door zuiver natuurlijke bewe
gingen kunnen verkregen worden en dat deze
een gevoel, een impressie kunnen verzinne
beelden, kunnen illuatreeren. Den vorm van
het hedendaagsche ballet vindt zy verouderd j
en leelyk, te eenenmale onvoordeelig voor
het lichaamschoon. In geen enkel opzicht '.
geeft het de mooie ly'nen terug zooals de
Ant eken en Primitieven die, blykens hun
werken, cultiveerden. Het corset is hieraan
veel schuld. Daarom verwerpt miss Duncan
al de hulpmiddelen der tegenwoordige
balletteuse. Zy bedekt h i ar lichaam met niets anders
i dan met het korte of lange gewaad dat de te
| copieeren schilderij haar voorschrijft. En dat
dit in geenen deele iets indecents heeft, is
wel de grootste triomf van haar kunst. ZooaJs
zij byv. La Primavera van Botlicelli, op rhythme
van een zachtsleepende muziek van Ferroni
danst, is een vreugde voor de oogen. Als een
j hinde zweeft zy op haar bloote voeten, die
j de natuur niet zoo heel klein en sierlijk heeft
i gevormd, over het bruine tapijt op het tooneel.
trappen, als by het gaan langs modderige wegen.
Zoo nu eens ieder die iets voelt voor de
idee van mevrouw Van Loenen-de Bordes te
Amsterdam, aan hiïar een naamkaartje stuurde,
wie weet hoe spoedig op een samenkomst dit
onderwerp nader zou kunnen worden besproken.
Natuurlyk zullen »de vrouwen die de broek
aan hebben" in het eerst worden uitgelachen
maar, wie het laatst lacht, lacht het lest I
Hoogachtend.
Uw dw,
V UB A.
Al haar bewegingen zijn absoluut eenvoudig
vol teere, wiegende gratie. Het hoofdje met
het loshangende krullende haar, beweegt als
een bloem op slappen stengel, en wanneer zy
zich achter- of voorwaarts buigt, op deteenen
der voeten zich opricht, weer terugtreedt, de
armen uitstrekt, w arvan handen en vingers
vol expressie zy'n, zich bukt, aan opeens
vooruit zweeft, glijdt en huppelt er springt,
dan is dat alles vol harmonie, vol melodie.
Elke stand is klassiek mooi. En met welke
schijnbaar eenvoudige middelen wordt dit m -oie
tot stand gebracht l
Dansen vertelt Miss Dnncan verder
was van jongs af haar lost en haar leren. In
dansen drukte zij haar oogenblikkeljjke ge
moedsstemming uit, blijheid of verdriet. Boven
de vleugel van haar moeder, die eene zeer
muzikale vrouw was, hing eenmaal de Prima
vera, von Botticelli. Het viel haar moeder in
baar dochtertje op te wekken de figuren dier
schilderij nauwkeurig te bestudeeren, en dan
te beproeven ze weer te geven in dansbewegin
gen, terwy'l zij aan de vleugel het
Fruhlingslied van Mendelssohn beloofde te spelen. Het
kind deed dit. En de proef gelukte zoo vol
komen toen zy' zich door de liefelijke klanken
hoorde begeleiden, dat het haar scheen, alsof
werkelijk de gestalten zich een voor een uit
de schilderij losdansten. Die scène is Miss
Duncan steeds onvergetelijk gebleven.
Reeds als kinderen stonden zij zeer onder
den invloed van Grieksche kunst.
De vader was een gepassioneerd liefhebber
van klassieke oudheden. Zooals andere kinde
ren met sprookjes en volksliedjes werden
grootgebracht, zoo hoorden zij den vader
steeds voorlezen uit klassieke oude werken.
In hun huis waren groootendeels alleen pla
ten en ccpieën naar antieke beelden, en
zij herinnert zich nog levendig, hoe zij als
kind wel uren lang kon zitten ky'ken naar zoo'n
wondermooi beeld, naar die innige harmonie
der lijnen, die zoo diepen indruk op haar
maakte, dat zy beproefde die standen en
houdingen na te bootsen. Eindelijk kreeg zy
de ouderlijke tüestemming om op ten
dansschool haar aangeboren danstalent verder te
ontwikkelen. Maar hoe vlijtiger zy studeerde,
des te meer werden haar die traditioneele
danspassen, zoo leeg van inhoud en vorm, een
ware gruwel. Toen stierf onverwacht de vader.
En het gezin kwam in zorgen. Maar Isidora,
de elfjarige oudste, wist raad. Zy wilde als
dan si eer ar es optreden en les geven. Maar op
elfjarigen leeftijd! Wie zou haar een school
toevertrouwen? Ook hierin wist zij zich te
helpen. Fluks ?werden alle rokjes tot op den
grond verlengd het Californische klimaat
had haar reeds vroeg ontwikkeld werd het
loshangende haar in een wrong opgestoken, en
zoo zag het kind er uit als een zestienjarig
dametje. De fopperij gelukte volkomen. Z
kreeg een massa leerlingen en werd de lieve
ling van de school. Maar wat zy' onderwees
was de oude danskunst. Het nieuwe, haar eigen
vinding, haar eigen opvatting, bewaarde zij
als haar uitsluitend eigendom en geheim.
Toen zij eindelijk wat geld verdiend had
en de kinderschoentjes in den vollen zin van
't woord had afgedanst, besloot zy openlijk op
te treden. Haar eenmaal opgevat streven om
natuurlijkheid, eenvoud en harmonie in de
lijnen der dansbewegingen te brengen, daar
mede tot het ideaal der antieke schoonheids
leer terug te komen, was met haar opge
groeid en had zich in ernstig, energiek willen
ontwikkeld. Dat willen is nu in daden
omSedert korten tijd reist zy met haar impre
sario rond om haar nieuwe kunst te vertoonen.
In München, de kunststad par excellence,
waar zij slechts drie voorstellingen wilde geven,
is zy tot 15 maal opgetreden, en steeds voor
een volle zaal.
Hetzelfde succes heeft zy ook hier in Berlijn
ondervonden, waar in Kroll's theater ongeveer
drie maal 's weeks, by zeer veel verhoogde
prijzen, acht en tien mark, de rijen dicht bezet
zy'n. Wie gevoel heeft voor oude kunst, voor
klassieke standen, zal Miss Duncan's nieuwe
danskunst met vreugde begroeten.
Zooals züonder meer o. a. scènes uit Gluck's
Orpheus, de «Engel met de Viola" van de
Predis verzinnebeeldde in lang donkerpaars
gewaad, met opgedofte koraalrose mouwen, het
kransje van rozen op het voorhoofd, het ge
scheiden donkere haar neervallend langs de
slapen, terwijl in sierlijke bewegingen het
mooi gevormde lichaam zich heen en weer be
woog, de denkbeeldige viola tussehen de armen
wiegend, het hoofd luisterend gebogen, alsof
het de melodieën opving die haar slanke vin
gers daar uit wisten op te roepen dat was
by'na de oorspronkelijke gestalte, die uit de
schilderijlijst was getreden.
Ik zeg met opzet: by'na, want deze kunst
uiting, deze nieuwe opvatting van balletdans
staat nog in het begin van baar ontwikkeling.
Miss DuBcan is in elk geval de eerste geweest
die de «Anregung" gegeven heeft om uit een
bron van oude schatten te putten, en hiervoor
alleen verdient zij reeds de volste waardeering.
Behalve het vele werkelijk zeer mooie dat zij
geeft.
Het is haar grootste verlangen in Berlijn
een dansschool op te richten, waarin zij baar
eigen nieuws kunst kan onderwijzen. Haar
ideaal is: eenmaal «haar" ballet op de planken
te zien.
Daarby' slniten zich allen, die het ernstig
meenen met elke mooie kunstopvatting, gaarne
aan. Mogen wy haar ideaal nog eens ver
wezenlijkt zien!
B e r l y n, Jan. 1903. L. v. 0.
Annie Besant. Diplomaten-diner bij
Loubet. ? Arthur Gundaccar von
Suttner.
Sedert Annie Beaant tot de Hindoes gekeerd
is, om hen bekend te maken met den ?eest
van onderling hulpbetoon en mengchenliefde,
kenmerkend de leerstellingen der theosofen,
breidt zich in Indiëhet aantal belyders der