De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 1 februari pagina 5

1 februari 1903 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1336 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. l* DAMEjSL t», > Naar e Zwemsctiool! De drie bovenstaande woorden vormen den titel van een door wijlen C. H. den Hertog, geschreven antwoord op een prijsvraag, die in 1881 was uitgeschreven door den Nederlandscken Zwemband. Als brochure is het kleine boekje van een twaalftal bladzijden by de firma Meijer te Amsterdam uitgegeven, en op den omslag kan men lezen, dat het voor de somma van vyf centen verkrijgbaar werd gesteld. Of aan den luiden, warm klinkenden oproep, gericht tot ouden en tot jongen, door allen, die den klank vernamen, gehoor is gegeven, weten wjj niet; maar zeker kan 't geen kwaad, hem na ruim twintig jaren nog eens helder op te doen weergalmen, en dan zoo mogelijk, allen, die de boodschap hooren, ook in haar te doen gelooven. Eigenaardig vindt mijn hernieuwde opwek king een plaats in deze Damesrubriek, want toen Den Hertog zjjn bazuin deed schallen, zon men daarvan misschien vreemd hebben opgekeken, terwijl n n de roepstem «Naar de zwemschool l" vrouwen en meisjes niet meer vreemd in de ooren klinkt. De schrijver van 1881 richtte zeer bepaald het woord tot de leden van het mannelijke geslacht, en in «jju liefde voor de edele zwemknnst hooren we hem, ca een beschrijving van de heerlijkheden van de zwemschool, uitroepen: «Welk een genot voor die jonge mannen en knapen, zoo hun dagtaak te beginnen l Zou er van die flinkheid en vastberadenheid, die ze hier toonen, niet wat overblijven voor het werk, dat hen wacht? Is ook de eerbied voor het lichaam, dien ze hier leeren, niet de wortel van andere goede eigenschappen ? Van zelf komt een zwemmer er immers toe, regel maat in de verdeeling van zijn dag te brengen. Al spoedig leert bij, dat wie vroeg op wil zijn, ook niet te laat naar bed moet gaan, en dat des morgens voor het lichaam zorg te dragen en bet des avonds te bederven, wel wat heel ' dwaas zon wezen. Maar ook gij, die wat meer zorgen hebt, waar kunt ge beter alle drukte en beschouwing voor een oogenblik op zijde zetten? Op de wandeling gaan ze mee en in den slaap vervolgen ze u als bange droomen. Maar in het zwembassin blijven zaken en . zorgen en cijfers op 't droge, en terwijl ge met uw zonen gelijkop kunt meedoen, herin neren ze u minder dan anders, dat de tijd, helaas, niet stilstaat." Maar neen, Den Hertog, helderziend en ruim van inzicht als hij was, kon hiermee niet tevreden zijn, en aan 't slot van het boekje heet het: «Misschien zouden we wel doen, hiermede te sluiten. Maar omdat we 't zoo gaarne wenschen, verbeelden we ons de vraag te hooren, of dit alles slechts voor de sterkere helft van ons geslacht geldt. En dan haasten we ons, al zij 't een stout bestaan, te ant woorden, dat het slechts een vooroordeel is, van deze lichaamsbeweging de vrouwen en de meisjes uit te sluiten. Want is er iets waars in ons betoog, dan geldt het ook voor haar." Inderdaad, onmogelijk schijnt het niet, dat onze huid op juist dezelfde heilzame wijze de werking van het frissche, koude water onder vindt; dat zij als werktuig van 't gevoel by ons ook beter haar taak verrichten zal, dus beter de inwendige lichaamsdeelen zal be schermen, nauwkeuriger de lichaamswarmte regelen zal; dat de volkomen reinheid van het lichaam ons als hun ten goede komt en dat ook ons de drie noodige dingen, eten, werken, slapen, bij het dagelyksch bad oneindig beter zullen afgaan en ons meer genot verschaffen zullen, dan zonder dat het bad ze vergezelt. De schryver zegt, dat er slechts een begin met de zaak moet gemaakt worden. En, of zijn woord de slapenden heeft wakker geschud, er is werkelijk kort daarna een begin gemaakt; de bad- en zweminrichting voor dames aan de De Ruyterkade dateert van '84 of '85 en dadelijk mocht zy zich in veel belangstelling verheugen. Er zijn na dien reeds in de hoofd stad verscheiden nieuwe gelegenheden geopend, maar nog voorzeker zy'n er niet genoeg en veel, veel grooter moet de toeloop worden. Wie eens den weg erheen heeft leeren vinden, die komt van 't baden onvermijdelijk ook tot zwemmen, en boor eens, boe 't broehuretje van twintig jaar geleden daarvan spreekt. ?Dan komen alle voordeelen aan den dag van de doelmatige beweging in het water, krachtiger werking van het hart, diepere adem haling, betere spijsvertering en sneller afschei ding van al, wat in het lichaam geen nut meer doet. En meent nu iemand, dat hy die voordeelen wel missen kan, omdat hy niet als zooveel anderen een zittend leven leidt, dan zy hem herinnerd, hoe bijna alle beweging; door het een of ander beroep gevorderd, een zijdig is. Het zwemmen daarentegen brengt bijna alle spieren in beweging. Kaast die van armen en beenen, vooral de borstspieren. Er is geen beter middel dan het zwemmen, om aan de borst dien fraai gewelfden vorm te geven, dien men bewondert in de beelden der antieken." 't Is nu nog winter en de oproep van hier boven schijnt te onty'de geuit; maar dat is toch slechts schijn. Wie zich nu ernstig voor neemt, dezen zomer ermee te beginnen, zal licht in de maanden, die nog vóór Mei of Juni aan de beurt zijn, 't koude water 's morgens meer dan anders op zich laten werken bij doelmatige wasschingen van 't heele lichaam. Ga er een kwartiertje vroeger voor uit 't warme nestje, heusch, ge wint den tyd terug, doordat al wat gy doet, u vlugger, opgewek ter afgaat. Begin in tempo's, als u 't plotseling ontblooten afschrikt, primo hoofd en hals; secundo. borst en rug; tertio, het middel mootje. Door oefening leert ge vlug en zeker heel uw lichaam te doen profiteeren van, de koude wassching, tot gij aan 't bad behoefte krijgt, en in uw tobje of badkuip tot een dompeling besluit. Dan z\jt ge meer dan klaar voor 't zomersch bad in de open lucht en hebt ge daarvan eenmaal alle heil gesnapt, dan Maar dat behoef ik hier niet te vertellen aan wie op 23 Februari van het vorig jaar ik in myn glorie mocht doen deelen van het zwemmen in den winter. Nu ligt alweer een jaar meer bij de groep, die achter ons zich stapelen en met nog meer grond mag ik ieder op Den Hertog/s roepstem wijzen, want naar de zwemschool bleef ik dagelijks gaan, ook toen in 't stukgehakte ijs niet veel meer dan een onderdompeling mogelijk was. Die con sequentie moge velen wat te ver gaand schijnen, de ervaring der gevolgen stemt van uur tot uur tny' tot de grootste dankbaarheid. En anderen behoeven immers niet zoo ver te gaan; de weg erheen dien wil ik echter telkens weer u wijzen; hij leidt langs 't bordje, waarop staat den Hertog's woord van «Naar de zwemschoolP' L o c h e m. F. J. VAK UILDEIKS. KMerlitteratünr. Drie Sprookjes, door ANNA VAN GOCH KAÜLBACH, te Haarlem bij Vincent Loosjes. Een drietal heel lieve sprookjes vooral voor jongere kinderen geschikt, en daarom zeer welkom. Want juist voor 't jonge volkje be neden de tien jaar is er niet zoo heel veel goeds te vinden. Het eerste «Van twee berken" vertelt ons de geschiedenis van twee boomen, die lust krijgen eens bij de menschen te gaan kijken. Ze scheuren met moeite hunne wortels uit den grond los en schuiven voort naar den kant waar de menschen wonen. Hoe ze dat doen? Ja, 't is een sprookje maar in elk geval zijn ze zich wél bewust dat ze zich niet weer zullen kunnen oprichten wanneer ze 't ongeluk mochten hebben van te vallen. Dit gebeurt helaas met een van beiden, wanneer ze een bevroren water moeten oversteken. Helaas, daar ligt hu, ondertusschen marcheert de ander alleen verder en vindt weldra een huisje, waartegen hy gaat leunen. De arme menschen die daar wonen, hooran iets tegen de ramen tikken en komen naar buiten, en daar staat een geheele boom tegen hun huis! Ze denken dat iemand dien daar gebracht heeft uit medelijden, om hen aan brandhout te helpen, 't Is een groote vreugde in 't kleine gezin en -weldra zijn eenige takken van den boom afgekapt en knetteren lustig in de kachel. De boom heeft wel pijn, maar is toch bly', deze arme menschen zoo gelukkig te kunnen maken. Maar den volgenden dag, o wee! dan vindt j de veldwachter den nitgerukten boom bij dat l huisje staan, en ook dien anderen een eindje l verder op het ijs, en dan wordt de bewoner van 't huisje van diefstal verdacht, en de boomen weggesleept naar het erf van den eigenaar van 't bosch waaruit ze ontsnapten. Nu is 't een moeielijke zaak, om de onschuld van de armen te bewijzen. De boomen tobben er erg over en eindelijk worden ze geholpen door een lijster, die hen in kennis brengt met een tam eksterpaar, dat praten kan. En deze twee nemen op zich, den burge meester overal te vervolgen met de mededeeling, dat de man onschuldig is. Overal waar de goede man komt, hoort hij die eksters weer 't zelfde roepen, hij kan er niet aan ontkomen en eindelijk brengen ze hem er werkelijk toe, nog eens ry'pely'k over de zaak na te denken, en daar hy in zijn hart toch ook eigenlijk dezelfde overtuiging koestert, wordt de man op vrije voeten gesteld. En dan krijgen we nog: «Wat Tonny be leefde" en «Zonnefee". Het tweede is ook werkelyd een lief sprookje, maar veel hooger dan de beide eersten staat «Zonnefee". «Zonnefee was een heel klein vrouwtje, zoo teer en fijn, dat het weg kon schuilen tussehen de bladeren van een roos en zich kon wiegelen op het dunste grashalm pj e. Om haar blanke glanzige lijfje viel het lange, goudblonde haar als een manteltje neer; dat haar was fijn als de lichtste herfstdraden; bij iedere beweging, bij elk windzuchtje golfde het heen en weer en dan kwinkelden en schitterden er lichtende puntjes in als kleine zonnetjes en sterretjes in de heerlijkste kleuren. Hare oogen waren blauw als vergeet-mij-niet-blaadjes en ze glansden diep als de zomerhetuel op heel warme dagen, waar je zoo heel ver in kant zien, tot je zoudt willen weten, wat achter die blauwe diepte ligt. Aan de voetjes had ze gazen vleugeltjes als een libel. Zonnefee lachte altijd, blij huppelde ze langs een zonnestraal naar beneden, en keek overal nieuwsgierig in, waar de zonnestraal maar binnen kon dringen. Ze kon alleen leven op een zonnestraal; als de zon wegkroop achter de wolken, bleef ze ook verborgen achter dat dikke gordijn en soms, als 't lang duurde, viel ze daar in slaap en werd pas wakker als de lucht weer helder blauw was." En deze kleine Zonnefee, die eerst zoo'n heerlijk leventje heeft daarbuiten bij de schit terende voorjaarsbloemen, komt eindelijk tot de ontdekking dat er in de groote stad stegen en sloppen zijn, waar geen zonnestraal kan doordringen en waar zij dus niet kan komen. Ze moet daar maar al over denken en ten laatste ontdekt ze, hoe daar in die don kere hoeken de mecschen snakken r.aar een enkel zonneblinkje. Dan gaat ze naar de zon en vraagt, of ze daar heen mag gaan op een zonnestraal. .Ja", zegt de Zon, «maar bedenk wel, dan moet ik zoo'n zonnestraal van myzelve los maken en dan kan je nooit weer tot me terugkeeren en, als je zonnestraal opgeteerd is, dan moet je sterven." Toch kan Zonnefee haar plan niet opgeven. Ze brengt zichzelve ten offer. Heel mooi is 't beschreven, hoe ze overal de menschen goed doet en opvroolykt met haar zonnestraaltje, totdat ze eindelijk, nog stervend, een gera nium in een donker kamertje nog aan 't bloeien brengt. Ze bad zoo'n verlangen gehad, om haar laatste oogenblikken toch nog buiten door te brengen by de bloemen en vlinders, maar neen, tot het laatste toe is er werk voor haar en ze offert zich op, en voelt zich daarin gelukkig. Een warm sprookje, vol liefde en gevoel, jammer dat de teekenaar zoo weinig heeft medegewerkt om dit, en ook de anderen, tot hun recht te doen komen. Alleen ia 't begin van 't boekje geeft hij ons een stemmingsvol winterboschgezicht. Verder had hy zy'n plaatjes gerust achterwege kannen laten, want ze bren gen weinig bij tot de verhooging van den indruk van 't geheel ,?en dat is toch het doel van de plaatjes. De teekenaar moet n hart en n ziel zijn met den auteur, zal zijn arbeid eenige vrucht dragen. Helaas dat dit, vooral bij 't illustreeren van kinderboeken, zoo dikwijls over 't hoofd wordt gezien. 't Boekje ziet er, vooral gebonden, overigens heel aardig uit, maar de prijs van ? 1.90 is toch wel wat hoog, dunkt me. N. VAN HlCHTUM. Pretjes en kleine teleurstellingen wisselen elkaar af; met allerlei menschen komt het jonge goedje in aanraking en daardoor doen die enkele weken hun op allerlei wijzen goed. Dat nu een werkstaking weer een rol in het boek moet spelen, achten wij verkeerd gezien van de Italiaansche schrijfster; de qnaesties, die by zoo'n maatschappelijk ver schijnsel komen kijken, liggen zoo heelemaal buiten 't bereik van kindergemoederen, dat het haast niet te vermijden is, hun daarbij met onbegrypelykheden aan boord te komen of hen te brengen tot een alleroppervlakkigst oordeel. Wat de vertellingen betreft, die de oudste zuster boeiend weet te verhalen of wel voor te lezen, 't zijn echte kleine helden, die zy erin schetst, jongens en meisjes, die zich flink en eerlijk gedragen, die moed toonen op het rechte oogenblik en toch niet al te ver van 't heel gewone jonge menschenkind afstaan. Ook uiterlijk zal dit boek een prettig cadeau zijn voor onze jongens en meisjes; zulke mooie platen, zulk glanzig papier en zoo'n prettig dik boek ! F. J. VAN UILDBIKS. Daüs-iflyllBD. Aardige Mrlectenr. Kleine Helden, Een boek voor jongens en meisjes, geïllustreerd met 36 platen van FEBBAÖUTI, door COBDEMA. Bewerkt door dr. A. A. FOKKER. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. Dr. A. A. Fokker heeft de kinderbibliotheken in ons land aan zich verplicht door de be werking van dit in Italiëveelgelezen boek, dat daar reeds een veertigsten druk mocht beleven. Het is weer, net als Oitore van De Amicis, onder de titel «Jongensleven" b\j ons vertaald, een compilatie van verscheiden, niet met elkaar samenhangende vertellingen, maar gelukkig is de paedagogische kleur hier minder sterk. Al ligt de braafheid nog wel in een duidelijk merkbaar laagje bovenop, ze is er niet zoo vervaarlijk dik op gesmeerd als ia het boek van De Amicis. Daarby zyn de personen, die het hoofdverhaal vormen, de oudste zuster met haar drie broertjes en twee zusjes, waar ze op allerliefste manier als moedertje voor optreedt, alle scherp omlynde figuren, in wie de jonge lezers zeker heel veel trekjes van zichzelven zullen her kennen en van wie ze stellig zullen gaan houden. Zij leven slechts een korten tyd met het aardige groepje mee, namelijk den ty'd van een buiten doorgebrachte zomervacantie, maar daarin valt er heel wat voor, dat de kinderen aan ervaring en levenswijsheid doet winnen. mmmimimmmmmnmmmmimii VROTTWEBTKLEEDING. Geachte Redactie, Naar aanleiding van mevr. Van Loenen-de Bordes' artikel, en de daarop gevolgde adhesie betuigingen in uw blad van 18 Januari, wilde ik in herinnering brengen dat alreeds ten ty de van het begin der vrouwen-emancipatie in Amerika, een zekere mrs. BJoomer, voorstelde, een gemakkelijker en tevens passend eostuum voor de vrouw aan te raden met name: een ruimen pantalon om de enkel bevestigd, waarboven een jacquet met rok, tot even over de knieën.' De hierbijgaande illustraties, hoewel caricaluren, geven aan hoe mrs. Bloomer zich dit vrottwelyk eostuum voorstelde. In een oud Atnerikaansch blad vond ik deze afbeelding. My dunkt, dat het ideaal van vrouwenkleeding onmogelijk- bereikt kan worden, zoolang wy | gedwongen zy'n een vracht rokken mee te j sleepen, die alle beweging bemoeilijkt. Zelfs de j reformkleeding voorziet niet daarin, want een j boven- en een betrekkelijk korten onderrok kun- i nen hinderlijk zy'n, zoowel bij het oploopen van | Op 't gebied der danskunst is een nieuw licht opgegaan. Miss Isidora Dnncan een jonge Caliiornische, beeft de eerzucht onze hedendaagsche begrippen van danskunst omver te werpen en nieuwe daarvoor in de plaats te geven. r In een reeks van uitvoeringen maakt zij ons haar opvatting duidelijk. Laat ik er bijvoegen dat dit Amerikaansche meisje met haar fijnbesneden gezichtje, haar vergeet-my-niet-blauwe oogen, een wonder is van allerliefely'kste gratie. Zooveel harmonie is in haar bewegingen, zooveel rhythme en | zooveel zachte bekoring, dat elke houding, elke j stand, een naar klassiek model gevormde t eek ening wordt. Zücopieert dan ook nsar de beelden der antieken; voor haar bestaan geen andere voorbeelden. Een groot genoegen is het, haar in haar nieuw tehuis hier in de Victoriastrasse, waar zij en haar zuster zich voorloopig hebben geïn stalleerd, te mogen bezoeken en te hooren vertellen. Want hoe jong miss Dnncan ook nog is ik schat haar op hoogstens 22jaar zy heeft al heel wat doorgemaakt. Lief en leed begon voor haar al vroeg in het leven. De eerste salon waarin men op haar binnen treden mag wachten, geeft al dadelijk den indruk weer van den ernst waarmede zij haar nieuwe kunst opvat. De wanden zijn bedekt met tal van basreliefs, die het menschelyk lichaam vol gens den oud-Griekscben cultus, in de eigenlijke schoonheid en harmonie van lijnen weergeven. Op tagères, guéridons, tafels, prijken kleinere en grootere statuetten, op de schrijftafel staan photo's gegroepeerd van klassieke beelden en schilderijen, voor haar de eenige waardige modellen om haa nieuwe kunst naar te bestudeeren. Want haar daas moet, zooals zij met zekere emphase verzekert, een weergave zy'n van niets dan harmonische lijnen en bewegingen. Zy wil aantoonen, overtuigen, dat de werkelijke schoonheid van de ly'nen van het menschelyk lichaam alleen door zuiver natuurlijke bewe gingen kunnen verkregen worden en dat deze een gevoel, een impressie kunnen verzinne beelden, kunnen illuatreeren. Den vorm van het hedendaagsche ballet vindt zy verouderd j en leelyk, te eenenmale onvoordeelig voor het lichaamschoon. In geen enkel opzicht '. geeft het de mooie ly'nen terug zooals de Ant eken en Primitieven die, blykens hun werken, cultiveerden. Het corset is hieraan veel schuld. Daarom verwerpt miss Duncan al de hulpmiddelen der tegenwoordige balletteuse. Zy bedekt h i ar lichaam met niets anders i dan met het korte of lange gewaad dat de te | copieeren schilderij haar voorschrijft. En dat dit in geenen deele iets indecents heeft, is wel de grootste triomf van haar kunst. ZooaJs zij byv. La Primavera van Botlicelli, op rhythme van een zachtsleepende muziek van Ferroni danst, is een vreugde voor de oogen. Als een j hinde zweeft zy op haar bloote voeten, die j de natuur niet zoo heel klein en sierlijk heeft i gevormd, over het bruine tapijt op het tooneel. trappen, als by het gaan langs modderige wegen. Zoo nu eens ieder die iets voelt voor de idee van mevrouw Van Loenen-de Bordes te Amsterdam, aan hiïar een naamkaartje stuurde, wie weet hoe spoedig op een samenkomst dit onderwerp nader zou kunnen worden besproken. Natuurlyk zullen »de vrouwen die de broek aan hebben" in het eerst worden uitgelachen maar, wie het laatst lacht, lacht het lest I Hoogachtend. Uw dw, V UB A. Al haar bewegingen zijn absoluut eenvoudig vol teere, wiegende gratie. Het hoofdje met het loshangende krullende haar, beweegt als een bloem op slappen stengel, en wanneer zy zich achter- of voorwaarts buigt, op deteenen der voeten zich opricht, weer terugtreedt, de armen uitstrekt, w arvan handen en vingers vol expressie zy'n, zich bukt, aan opeens vooruit zweeft, glijdt en huppelt er springt, dan is dat alles vol harmonie, vol melodie. Elke stand is klassiek mooi. En met welke schijnbaar eenvoudige middelen wordt dit m -oie tot stand gebracht l Dansen vertelt Miss Dnncan verder was van jongs af haar lost en haar leren. In dansen drukte zij haar oogenblikkeljjke ge moedsstemming uit, blijheid of verdriet. Boven de vleugel van haar moeder, die eene zeer muzikale vrouw was, hing eenmaal de Prima vera, von Botticelli. Het viel haar moeder in baar dochtertje op te wekken de figuren dier schilderij nauwkeurig te bestudeeren, en dan te beproeven ze weer te geven in dansbewegin gen, terwy'l zij aan de vleugel het Fruhlingslied van Mendelssohn beloofde te spelen. Het kind deed dit. En de proef gelukte zoo vol komen toen zy' zich door de liefelijke klanken hoorde begeleiden, dat het haar scheen, alsof werkelijk de gestalten zich een voor een uit de schilderij losdansten. Die scène is Miss Duncan steeds onvergetelijk gebleven. Reeds als kinderen stonden zij zeer onder den invloed van Grieksche kunst. De vader was een gepassioneerd liefhebber van klassieke oudheden. Zooals andere kinde ren met sprookjes en volksliedjes werden grootgebracht, zoo hoorden zij den vader steeds voorlezen uit klassieke oude werken. In hun huis waren groootendeels alleen pla ten en ccpieën naar antieke beelden, en zij herinnert zich nog levendig, hoe zij als kind wel uren lang kon zitten ky'ken naar zoo'n wondermooi beeld, naar die innige harmonie der lijnen, die zoo diepen indruk op haar maakte, dat zy beproefde die standen en houdingen na te bootsen. Eindelijk kreeg zy de ouderlijke tüestemming om op ten dansschool haar aangeboren danstalent verder te ontwikkelen. Maar hoe vlijtiger zy studeerde, des te meer werden haar die traditioneele danspassen, zoo leeg van inhoud en vorm, een ware gruwel. Toen stierf onverwacht de vader. En het gezin kwam in zorgen. Maar Isidora, de elfjarige oudste, wist raad. Zy wilde als dan si eer ar es optreden en les geven. Maar op elfjarigen leeftijd! Wie zou haar een school toevertrouwen? Ook hierin wist zij zich te helpen. Fluks ?werden alle rokjes tot op den grond verlengd het Californische klimaat had haar reeds vroeg ontwikkeld werd het loshangende haar in een wrong opgestoken, en zoo zag het kind er uit als een zestienjarig dametje. De fopperij gelukte volkomen. Z kreeg een massa leerlingen en werd de lieve ling van de school. Maar wat zy' onderwees was de oude danskunst. Het nieuwe, haar eigen vinding, haar eigen opvatting, bewaarde zij als haar uitsluitend eigendom en geheim. Toen zij eindelijk wat geld verdiend had en de kinderschoentjes in den vollen zin van 't woord had afgedanst, besloot zy openlijk op te treden. Haar eenmaal opgevat streven om natuurlijkheid, eenvoud en harmonie in de lijnen der dansbewegingen te brengen, daar mede tot het ideaal der antieke schoonheids leer terug te komen, was met haar opge groeid en had zich in ernstig, energiek willen ontwikkeld. Dat willen is nu in daden omSedert korten tijd reist zy met haar impre sario rond om haar nieuwe kunst te vertoonen. In München, de kunststad par excellence, waar zij slechts drie voorstellingen wilde geven, is zy tot 15 maal opgetreden, en steeds voor een volle zaal. Hetzelfde succes heeft zy ook hier in Berlijn ondervonden, waar in Kroll's theater ongeveer drie maal 's weeks, by zeer veel verhoogde prijzen, acht en tien mark, de rijen dicht bezet zy'n. Wie gevoel heeft voor oude kunst, voor klassieke standen, zal Miss Duncan's nieuwe danskunst met vreugde begroeten. Zooals züonder meer o. a. scènes uit Gluck's Orpheus, de «Engel met de Viola" van de Predis verzinnebeeldde in lang donkerpaars gewaad, met opgedofte koraalrose mouwen, het kransje van rozen op het voorhoofd, het ge scheiden donkere haar neervallend langs de slapen, terwijl in sierlijke bewegingen het mooi gevormde lichaam zich heen en weer be woog, de denkbeeldige viola tussehen de armen wiegend, het hoofd luisterend gebogen, alsof het de melodieën opving die haar slanke vin gers daar uit wisten op te roepen dat was by'na de oorspronkelijke gestalte, die uit de schilderijlijst was getreden. Ik zeg met opzet: by'na, want deze kunst uiting, deze nieuwe opvatting van balletdans staat nog in het begin van baar ontwikkeling. Miss DuBcan is in elk geval de eerste geweest die de «Anregung" gegeven heeft om uit een bron van oude schatten te putten, en hiervoor alleen verdient zij reeds de volste waardeering. Behalve het vele werkelijk zeer mooie dat zij geeft. Het is haar grootste verlangen in Berlijn een dansschool op te richten, waarin zij baar eigen nieuws kunst kan onderwijzen. Haar ideaal is: eenmaal «haar" ballet op de planken te zien. Daarby' slniten zich allen, die het ernstig meenen met elke mooie kunstopvatting, gaarne aan. Mogen wy haar ideaal nog eens ver wezenlijkt zien! B e r l y n, Jan. 1903. L. v. 0. Annie Besant. Diplomaten-diner bij Loubet. ? Arthur Gundaccar von Suttner. Sedert Annie Beaant tot de Hindoes gekeerd is, om hen bekend te maken met den ?eest van onderling hulpbetoon en mengchenliefde, kenmerkend de leerstellingen der theosofen, breidt zich in Indiëhet aantal belyders der

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl