Historisch Archief 1877-1940
it
DB AMSTEEDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1337
Koek Island o. v. a ...... 49^ 49%
Clev. Akron c. v. » ...... 51 53K
Denver & Rio c. v. a ..... 401A 40K
Erie commong ....... 41 41%
Erie c. v. Ie pref. ..... 71 74 X
Erie origin. 2e pref. ..... 56 1A 63)4
Erie GOT. Lien Bonds .... 85 X
Illiirois Cantral c. v. a ..... 145M
Kans. Cily South, commons . . 35*6 34%
» > » pref-. . . . 59& 59^
Ie H. obl. . 68% C 9 1/4,
Louisvilie & Norhville c. v. a. . 121 128
St. L. & SMI Fr. commons . . 77 81 1A
Miss. Kans. Texas o. v. a. . . 28Ü28J&
Nat. Railw. of Mexico c. v. a. . 18% 19 1A
, , » pref. . . 37 M 37%
N. Y. Ontario & West commons. 33%6 34 ^
Reading c. v. a ....... 62 04
South. P»c. oommons . . . . 65 $6 65%
South. Railway afgest ..... 3(5% 3G)i
Union Paclfiu c. v. a. . . . . 10l« 102
Wabash pref ........ 43'^ 46%5
geeft enkele verrassingen en wel voor de Ie
en 2a preferente Eri3 die resp. van 71 tot 74
en van 56 tot 63 avanceerden. De commons
S. Francisco gingen van 77 tot 81, de
commoBB Readiog van 62 tot 04 en de pref. Wabash
van 43 tot 46 vooruit. Voor de? e belangrijke
koeraverbeterirgen loopen geruchten omtrent
nieuwe combinaties van de Vanderbilt en
Penmylvanie- lijnen. In samenwerking zouden
dan gebracht worden o. m, : De Panwylvania,
de Bahimore Ohio, de Norfolk, de Reading, de
New- York Central, de Lïke Shore, de Michigan
Centra], de Cheasepeake Ohio. De 3 pCt.
obligatiën Kan -as Cily Southern, waarop de Groene
ook meermalen de aandacht heeft gevestigd,
werden dezer dagen nogal in ruil genomen tegen
Union Pacifie, pref. Erie en San Francisco's.
Er is dan ook. op vroe, er vermelde gronden,
goede reden om voor de bedoelde 3 pC t la hy
potheek Gulf betere koersen te verwachten
Nadere bijzonderheden hier over de volgende
week, nu ik heden eerst heb ontvangen het
second annual report for the riical Year ended
June 30, 1902.
IMIIIIIIItimilinmiHItimillllllMltimiimiHlllllllllllllllllflMUtlltHIC
Hnio Vernest.
i.
Twintig Vlaamsche Koppen, 2 delen,
? 1.65. Regenboog int andere kleuren,
? O 50 Uitgaven van Jules de Meester,
Riesselare; voor Noord-Nederland, J.
S. de Haas, Amsterdam.
November 1.1. heeft Hugo Verriest, pastoor
te Ingoyghem (West-Vlaanderen), in enkele
steden van ons land gesproken over Guido
Gezelle en zyn betekenis voor Vlaanderen s
ontwaakt volksleven, Vlaanderens' bloeiende
volkskunst. Sedert is ook in 't Noorden be
grepen, wat Hugo Verriest zelf is, «geweldige
Vlaming," als hij zich noemde, de fijabesneden
dichterkop, tintelend van leven en poëzie, van
humor ea blij ie zonneschijn! Nu weten we,
wat hij, een van Gezelre's oudste leerlingen en
vrienden, zelf voor Vlaanderens Herleving heeft
betekend en noch betekent, Levenwekker als
Gezelle door zijn onderwijs, kunstenaar ook,
dichter in poëzie en proza. Enkele gedichten
van Verriest had Pol de Mont ons al gegeven
in de bundel «Sadert Potgieters dood", nu is
ook zijn proza wat meer, toch noch niet ge
noeg in 't Noorden bekend geworden, zijn
»R«g«nboog uit tndere kleuren", zijn tTwintig
Vlaamsche Koppen", de laatste ia tamelik
lelike banden, groen en oranje.
'n Paar dagen voor Verriests komst naar 't
Noorden, 1.1. najaar, heeft dr. Beversen uit
Zwolle in 't nummer 9 Nov. van dit Weekblad
een en ander uit de «Twintig Vlaamsche
Koppen" aangehaald, maar de bundel niet in
z'n geheel besproken. Na ook de «Regenboog"
naar 't Noorden knam, wil ik over beide
werkjes iets nadere zeggen.
De twintig Vlaamse koppen ons door Verriest
getekend zijn twintig mannen >weerd om her
denken, al figuren, die entwie entwat waren,...
die Vlaanderen uit de diepte naar de hoogte
geheven hebben,... n licht doorstralend den
kop, n lUfdegloed doortintelend het hert,
innig en diep Vlaanderen!'' Guido Gezelle
wordt 't laatst in de bundel besproken, maar
hij beheerst ze allen, middellik of onmiddellijk
onderwys ontwekt. Want als groot dichter
4* mochten we Gezelle al kennen, als Vlaande
rens Levenswekker kenden we hem noch niet,
tenminste niet in zijn volle kracht. Ka zo
vinden we hem hier.
Gij naamt ons op in mvc muchtiu'e aritu-n
Eu knaiimt op uwe b»i'3t ons zielen wakker wannen,
zegt dankbaar een van Gezelle's leerlingen,
Karel de Gheldere, eens op school noch, in 'n
klacht van onvoldaan zyn en licht- en
luchtzoaken in enge, dorre geestesomgeving door
de Meester.
yers'.aen, aau
liet ruischeii van zijn stem, hem
Wiens vlerken ik van een -- scheen
Ku /.eudeu up de lucht mocht.
Prachtig spreekt Verriest van Gazelle's on
derwijs, en we begrijpen de invloed, die dat
onderwijs noodwendig hebben moest: »Wy
luisterden naar geheel zijn wezen; dat won
derlijk wezen, zoo diep, zoo hoog, zoo breed,
echt en waar en innig, zuiver als een crystaal
vol zonneglans, zinderde voor ons en zong, en
ontwekte eerst in ons en dan ook rondom ons
eene onbekende wereld.
Wel dat wezen was vlaamsch, geheel. Het
was eiger; uit eigen bloed gesproten, volgroeid
uit eigen grond en onder eigen lucht, begaafd
met eigen taal en woord, vargende eigen
schoonheid uit eigen natuur en land en reikende
omhoog op machtige armen ... Vlaanderen.
't Is hij, die de steen weggeschopt heeft en
de bronnen uit vlaamschen grond heeft doen
spruiten.
't Is hy', die al de krachten en gaven van
het eigen vlaamsch wezen in de jongelingschap
van Vlaanderen losgerukt heeft en doen groeien.
't Is hy, die als een zonne er over geschongen
heeft, die ze omhangen heeft met zijn licht en
warmte, die ze gekoesterd heeft, doorstraald,
dooreprieteld en doortitteld.
't Is hy, die de schoonheid van Vlaanderen,
'n prachtig vertoon, het ft doen bewonderen
en beminnen.
Hij heeft leven gegeven ; en dat is de vorm
geweest en de macht van zy'n geheele genie,
van zijn geheelen kop.
Hy is het, die in 't Onderwijs het leven
gegeven heeft aan de natuurkrachten van ons
jonger diet.
Hij is het, die het gevoelen en genot van
gchoonheid in ons volk heeft gewtkt.
Hy is het, die onze taal, onze eigen taal, in
haar levecsmacht en pracht, in hare gezonde
lieve mooie heusche veerdigheid, heeft doen
groeien en bloeien, een «zoet gekeelde blomme",
over Nederland.
Hrj is het, ik herhaal bet, die Vlaanderen
gewekt heeft; die er zijne ziel, de groote,
heeft doen door-ademen, door-zinderen, door
zingen in oodoofbure zangen.
Hy is de Levenswekker. Aan hem
z^n wij ons leven verschuldigd."
Eigenlik maar vyf van deze «Vlaamsche kop
pen" zyn in 't Noorden min of meer bekend,
behalve Gezelle noch de Ba door zijn mooi
WestVlaams Idioticon, hier »iichter de Bo", verder
Eugeen van Oy<), Albrecht Rodenbach en
Streuvels. Toch gaan we ook in de anderen
belang stellen. Hoe kan 't anders! Belang
wekkende koppen zijn 't allen. Van 'n Kirel
de Gheldere moet Gazelle gezegd hebben:
»Hy en dicht geen on vat baren rook, geen
uitgedunden, weeken waterdamp, maar klinkend
metaal, deunende en deugende klokspijze, echt
vlaamsch) verruwprachtige verneenibaarlieid".
Van Alfors van Hee zegt Verriest: »gy hebt
een aldeifijnste ooge in den kop, een
alderfijnste ooge in den geest, een aldei fijnste ooge
in het hert, een aldeifijnste ooge in de ziel.
G(j hebt daarmede eene ongehoorde vatbaarheid,
om wezen en vorm, gedaante en hoedanigheid,
kleur en tinte, zin en leven te zien, te
ontleder, te doorgronden, te genieten. Maar de
uitsprake daarvan, het getuig, het instrument,
het woord, ia onvergelijkelijk. Gij hebt een
schilderend woord, een beetelend woord. Wat
gy geschreven hebt: ? 't Is gegri tl'ied in koper,
't is gekapt in marmer''.
Van 'n Hendrik Persyn: »Ja der hangt hem
overal en te slier ure e an zoet zingende vedel in
de ziel Vlaanderen ligt vol stralen in zyn
geest en hart; het oude Vlaanderen, het
Vlaanderen van heden, o schoon Vlaanderen."
Vaa'n Alexis de Game: »blrjaeid zong uit zyn
harte, stroomde uit zijnen mond, straalde uit z\jne
oogen, de Carne, die door breed onderwijs aan
>eïgen wezen' van zyn leerlingen groei en bloei
gaf, (ze) stillekes aan (deed) ontplooien onder
zyn blijde aanmoedigend woord, uit hun hart en
leven die lome, zware onverschilligheid (ver
bande) en ze vervirg door lustigbeid, lust!
door blyheid om (óds zonnestraal, door
vreugde om die ronddringende vlaamscbe jeugd,
door 't genot van eigen, vrij, bly, doende
wezen."
Van 'n Amaat Vyacke, »zonnekind": in
zijn woord, werk, peizen, willen en doen
bruischte en spatte «en allesoverborrelende
leven vol jacht en luimen en kuren. Ooze
wereld was hem te nauw. Hy had de bane
noodig, de breede bane; reen l de weide,
de open weide zonder einden of palen,
neen, de woest ij ne, de zandwoestyne, de wouden
ondoorgrondbaar, de bergen en vlakten, de
vrije natuur, onder Gods bernende zonnestralen.
Hy was gekleed in zonnestralen. Ons kleed
was hem te nauw, onze stap en gacg; ons
woord en zang; onze beschaafde, geregelde,
geteekende wereld Hy moest en wilde
daaruit.... wierd missionaris. Nu mochten
stroomen en wentelen, vrij, ongedwongen,
zingend, wellustig en daLkend, die zee, die
machtige wateren der groote zee, die dat over
matig hart ten boorden toe vervolden. Nu vond
ruimte en lucht in het missionarisleven de
brand, die hem doorlaaide."
Van 'n Gustaf Dslescluze: »hij is een zin
derend levende zanggel uig; geheel dicht bezet
met fijne ta^dekee, met alïeifijcste hairkes, met
licbtgevoelenden dons. Esn woord, een klank,
een oogenglans en lippenplooi, een wind, een
adem. een onnoembaar, onzichtbaar iets doet
hem zinderen en zingen tot in de ziel. Hij
draagt in de ziel eene diepte, eene
abyssusdiepte, die dieper daalt dan alle diepten, die
hooger rijst dan alle hoogten, die verder strekt
dan alle verten. Boven hem hangen eindelooze
blauwe diepten, klaar of donker. Rondom hem
spoelt die metelooze zee, zonder palen, noch
dalenden horizont. Of liever in hem ligt het
wee der onmeetbare eindeloosheid, vol zoet,
vol zuur, vol argst en onbepaald eindloos wee,
vol ijdele liefde. O, dat angstig, zoet, zwijgend
en 01 vatbaar sprekend wee der eindeloosheid!"
En zo zou ik met aanhalen voort kunnen gaan,
maar waartoe meer, ik hoop, dat in ruime
kring, Verriests dichterproza zal gelezen wor
den, 't is verrukkelikf) taal l Mooi is ook wat
wat by zegt van de in 't Noorden wel bekende
Eugeen van Oye, leerling van Gazelle, de
dichter-dromer, zyn gedichten, «onbepaald
van lijn en teekening, van tred en beweging,
waaiend boomgewas, waaiend riet en wiegelende
bloemen. Ze zijn het zingende, het juichende,
het klagende en pijnende, het neuriënde ge
voelen, licht, los, vrij, waaiend op lichtgepluimda
vederen ; maar innig, rechtzinnig, wezend !"
Kog een beeld dus, vuur mijne ou^eu
u tV>>!<'ckt en wejgeYaaïtl;
in het duister van mijn leven
dus een dri'om nou' die me daairl.
cu droom... nii]n nrrem herte,
blerreij zijn 't die 'k door de neevlen
des hei'ilenkcns ilnu-1' betnicbl ...
era dan -- gij ook ! word een droom mij.
wurd een ster in mijnen miclii :
* *
k MiniH' den vo'^rl die vliedt cli \lieu1
/judcr te vr,ii:c!i waarheen !
'k minue den uiuJ die «aait en wie-t
/onder te weten \\a:'rheèn!
'k minne de bloem die hiu-i en nij^t
/onder (c. zien alwaar . . .
Itulileml zucht mijn heil en hei zwijgt:
oj' ik een bluemken \\aar l
Aandoenl k mooi dat woord over Albrecht
Iladenbach, die, jonggestorven, zoveel beloofde,
leerling van Verriest, dichter van Gudrun.
Ier Waarheid streelt mijn ru^elooze ziel,
»Hy zou geworden zijn de Zanger, de Min
nezanger van eerty'ds:
Nog zwerft alliier de zan^rr,
En eoolt ^ilzwij^eiu! rond,
AVeev zou,^ hij in de ,s\7/'V
van uit den ouden ttjd,
der helden groot -el;en strijd
en groutsehcr nederlagen :
De lieUte i'/o'Of!/,- me! vvoevlen zin,
liet lied der id>ele dichiermin,
het lied ons in^esehapen
dat niemand zingen doivt :
liet lied der Dietsehe knapen,
del smacht in veler borM.
»Strydend, met penne en woord, op eersten
rang, ging bij worden do dichter, de ziel, het
hert, de geest van het herwordend Vlaande
ren geweiden was bij al een liobt, ene
vuur, een maoli', efr.e hooj;, eene toekomst I
Twintig jaar oud stieif bij.
Het drijven watten wolkskens
van zonnelicht dooi'bocrad.
De jongeling ziet ze drijven
eu droomt:
En onbewust elk wolksken na
drijft zachtjes een fantasia,
doch in de ruimten smelten bei
voorbij, voorbij,
voorbij.
{Wordt verrolgd) J. AIKIDA NIJLAND.
Ave Imperator! Roman uit de dagen van
keizer Nero, door J. KAARDT. Laiden,
Adriani.
De romanschrijvers hebben nog niet afge
rekend met keizer Nero. Niuwelyks heeft
Sienckewicz zyn »Quo Vadis" de wereld in
gezonden, of daar komt Nero weer op bet
tooneel. Het is dan ook een tijdperk, waarin
ieder, die zonder veel hoofdbrekens een roman
in elkaar wil zetten, zoo heerlyk kan grasduinen.
Eigen idetën zyn overbodig; de stof, die het pu
bliek van letterlievende leesgezelschappen ver
mag te boeien, ligt voor het pakken. Aan den
eenen kant Nero met zyne heidenen, boeven
en zwelgers op enkele uitzonderingen na, aan
den anderen kant vrome christenen en
christinnen. Man legt aan beide zijden er nog
een dun laag j 3 vetf op, maakt de aanhangers
van het oude geloof pikzwart en de volge
lingen van Christus tot brave Hendrikken, en
klaar is het fundament voor den historischen
roman. Nu een botsing tusschen personen van
deze twee richtingen en ten slotte wat en
tourage, bestaande uit geographische kennis
van Rome en halfbakken wetenschap over
Romeinache toestanden, bijeengegaard door
een oppervlakkige lezing van Tacitus en
Suetoniue.
Het is met boekeu als met menschen; zy
maken soms naam zonder het te verdienen,
en het publiek vallen de schellen eerst van
de ooge:), wanneer de uitgever reeds lang zich
verkneukelt over een gevulde beurs. Periodiek
herhaalt zich deze gebeurtenis Onder zulk
een gelukkig gesternte werd «Trilt y ' geboren
en onlangs 'Qao Vadis". De heer J. Haardt
had zijn roman nog eenige jaren moeten
achterhouden, wie wett, hoe genadig de goden
voor zyn boek waren geweest. Wy hebben
reeds zooveel christenbloed geproeid en zyn
er werkely'k wat beu van. Ware het niet,
dat wy in iQuo Vadis" zoo prettig aan het
jagen op ketters hadden meegedaan, wij zou
den gaarne by hem o r. s hart eens ophalen ;
maar ook van zwelgen en bloedvergieten krygt
een mensen genoeg. Wij willen wat uitrusten.
Ik stel my voor, dat da zege op »Ave
Imperator" ware neergedaald, indien de ge
boorte van dit boek had plaats gehad vóór
»Qjo Vadis". De goden zien zoo nauw Liet.
Wel zijn ia het laatste werk dieper gaande
beschouwingen van theologischen en
philosophischen aard, doch in het boek van den heer
Haardt treft men gelukkig niet aan dat over
dreven gepronk met latijnsche woorden, dat
onoordeelkundig gebruik maken van berichten,
door de schrijvers meegedeeld maar door de
geleerden op grond van deugdelijke critiek
verworpen. Daarbij legt de Pool het in
koenheid van combineeren tegen onzen landgenoot
stellig en. zeker af. Ne.ro in stilte getrouwd
natuurly'k met de linkerhand met de van
heidin in christinne veranderde Metella, na
dat hy haar eerst als verliefde vrijer naar
christelijke bijeenkomsten heeft gebracht bui
ten weten van Calpurnius Metellus Capiti(l)
en in haar kamer aan bare voeten heeft zitten
luisteren naar de onbeteekenende, dweepzieke
taal van hot meisje ik zet het den
toekomstigen romanschrijver, die het ty'dpeik van
Nero kiest, een sterker stukje uit te halen.
Meer te verklappen zou onaardig zyn. Er
bestaan misschien velen, wier trek in
schandaaltjes nog niet gestild, wier dorst naar bloed
en wreedheid nog niet verzadigd is. Voor
hen valt er wat te genieten en zij zullen uit
opgewondenheid niet vallen over de eigen
aardige nomenclatuur, die de schrijver er op
na houdt, wanneer hy zyne personen doopt,
en over eenige andere dwaasheden met be
trekking tot Rome's plattegrond. Voor hen zal
misschien de eenige teleurstelling zyr, dat de
christenen niet ter verlichting vau de arera
worden gebruikt. R.
J. EVERTS JE, Samenleving. Amsterdam,
W. Versluys. 1902.
De heer Everts is een auteur van groot
talent. Voor menigeen bevat deze mededeeling
misschien geen nieuws, ook al omdat
Samenleeing niet zyn eerste werkje is, maar het kan
nooit kwaad dat nog eens in 't publiek wordt
gezegd, wat door velen in stilte is gedacht. Ik
vx>r my' erken zonder aarzelen, dat de twee
studies, Samenleving" en Tegenslag", waarvan
de eerste als titel voor het heele boek is
genomer, het beste is wat de Nederlandsche
romanlectuur in l',(02 ons hetit geschonken, te
oordeelen althans wat ons in 't afgeloopen jaar
als het beste is aangeprezen. Noch De Kleine
Zielen van Coupeius b v, noch DA Godin die
wacht van Augusta de Witt, noch zoovele
andere roman.», schetsen en verhalen, waarvan
ik, onder levendige belangstelling in onze lite
ratuur, kennis heb geromen, hebben bij mij
zoozeer de overtuiging gevestigd dat onze letter
kundige kunst een toekomt! htett, als de schet
sen van den heer Everts. Allereerst, deze auteur
heelt sty'l. Geen karakteristieken stijl, die
navolging is of tot navolging uitlokt; geen
gemaniereerdheid, die pronkt met aangeleerde
eigenaardigheden; geen schittering, geen ver
tooning, maar stijl, waarbij precies Cat wordt
gezegd, die woorden zijn gekozen, die zinsbouw
is gebruik^, juist r ;Vgene is gedaan en nage
laten, wat den gewikien en gewemchten indruk
maakt. Geen woord te veel en geen woord te
weinig. Het jwste woord ook, het woord dat in
harmonie is met de omgeving en de stemmii g.
Bij talenten als de heer Everts gaat men daarop
onwillekeurig letten, en als men dan in 181
bladzijden maar tweemaal een woord aar-treff,
dat detoneert, (?foeteren" op bladz. 13 en over
donderen" op pagina 10) en maar nmaal
een, dat wat dikwyls voorkomt, (?schamperen ')
dan is er alle reden tot tevredenheid. En
daarbij een soberheid, die de plasticiteit veel
beter bevordert dan de praatzucht van een
beroemd i chryver, die o. a geen beter middel
kent om onbeduidendheid en leegheid te schil
deren \an Haagtche aristocratie dau dc-cr Mie
gedachten en alle gesprekken van Haagsche
fair.ëants op te teekenen Pas dit procédéeens
toe op de conversatie in een sigarenwinkel en
zeg, of ge niet allen eerbied verlist voor een
kunst, die het zich zció gemakkelijk maakt.
Een voorbeeld daarentegen, een bewijs, als incn
wil, van Evers' aanfchouwelijkheid enbeelder.d
vermogen.
In de exjo.silie van Sairunlcvirg'' is de lezer
getuige van de ontstemmirg der Kringaarcls,
die om 9 nar Joost van der Laan verwachten,
een ongewenschten bezoeker, een zweteenden
zieltje-onbezord, die, door de luiheids- bacil
aangetast, zyn eigen verderf en dood te gemoet
ijlt en het noodlot is gewerden van het gezin
bovengenoemd. Terwijl ik met de lectuur daarvan
bezig was, werd my zachtjes iets gevraagd.
Een ondeelbaar oogenblik had ik toen het gevoel
dat Jojst mijn kamer binnentrad en zuchtte
ik gemelyk, maar gelukkig onhoorbaar:
al ?" Wanneer ik hier nu bijvoeg, dat ik me
niet zoo heel gemakkelijk laat illusionteerer,
dan in, dunkt mij, deze verzuchtirg een triomf
geweest van den auteur. Is dit een schrale lol ?
Niemand, die weet hoe moeilyk het is den
dialoogtoon te treffen en in weinige trekjes ef n
zuiver beeld te schetsen, zal dit beweren. E a
evenwel, verbeeld ik my, ziet de heer Everts,
mijn opmerkingen lezende, een weinig zuur,
omdat hij meent dat vooral de aandacht moest
gevestigd worden op zijn psychiatrisch talent
van ontleden. Zeker, ook dat talent is bij
dezen schrijver niet gering. De zielsana'yse van
Joost van der Laar is veel belangwekkender
dan ik straks, door op cien slungel een paar
et'quetten te plakken, deed vermoeden. Aan
het eind van de studie gekomen, begrijpen we
volkomen dat zulk een leven met zt-Hmcord
moeat eindigen. En ibg interessanter wellicht
is de ziels- en lijdenc-geschiedecis der Eringa*rds.
Doch wat zou ons die psychologie kunnen
schelen, als de auteur niet door artistiek uit
beelden menschen had weten te scheppen, die,
hoe gewoon ook, tot kennismaking uitlokken.
De zielcgeschiedenis van elk menschelijk wezen
is studie waard, maar de artist die o r. s die
geschiedenis wil echryven, heeft in de eerste
plaats te bedenken dat zijn beeldend vermogen
meer op prys zal worden gesteld dan de nauwkeu
rigste waarneming en de zuiverste at alyse. Men
ziet, en ook de heer Everts ziet het, hoop ik:
myn lof was welgemeend (n niet gering. De
heer Everts is kunstenaar: in Tegenslag", de
tragische geschiedenis van Gerard Delfort, even
zeer als in Samenleving", al stel ik dit laatste
hooger wegens den indruk van coodwendigheid,
Noodlot is ook het toeval", dat den ondergang
lan dsn braven Gerard bewerkt, maar noodlot
met een romantisch tintje. Het romantische en
het tragische echter zijn, ik zeg niet in het leven,
maar in de kumt, tamelijk onverzoenlijk. Zoo
ten minste gevoel ik, die opgegroeid ben in
den bloeitijd der romantiek. De schrijver had
de omttandigheden immers wat anders kunnen
schikken bij het toeval" toch ontsnapt de
keten van oorzaak en gevolg aan de waarne
ming en da.n hadden we zooveel narigheid
niet beleefd. Waarom, zou ik willen vragen,
als de auteur het in zijn macht heeft om te
doen gebeuren, wat hij verkiest, geeft bij aan
doenlijkheid voor emotie, tragedie in plaats
van humor? 't Leven is toch niet n aaneen
schakeling van tragische momenten, en niet
wttluiteKd wat droevig is en noodlottig een
waardig onderwerp voor de kunst. De heer
Everts leze nog eens de voorrede van Victor
Hugo's Cromwell hierover na. Want hij dwaalt,
als bij meent dat artisticiteit zich alleen kan
uiten in 't beschrijven van mooi-tragisch
voelen". Het leven is ingewikkelder, de samen
leving meer samengesteld dan de meesten onzer
tegenwoordige woordartisten en ik vrees ook
dan de beer Everts goedvindt te denker. Of
zien zij tegen de studie »an het meer samen
gestelde op ? Van den heer Everts zou mij dat
spijten. Wat bij rit gegeven heeft, is mooi, is
echt; ma»r groot, maar subliem zal hy, taar
mijn meeting, eerst kunnen worden, wanneer
by zich du1 ft wagen aan een groot werk. Wip,
als de auteur van Stmenhiwg, getoond heeft
artistiek begaafd te zijn, moet eindelijk met
studies" ophouden en aan het werk tijgen om
een flinke schilderij te leveren, een schilderij
die een visie g«eft van het leven in velerlei
schakeeringen. Dan zal de humor vanzelf komen.
En we krijgen zoe<jesaan weer behoefte aan
wat humor in de kursf, niet aan den hutnor
met voorbedachten rade, maar aan den echten,
die het leven zelf weerspiegelt. Er is veel
traagheid in de kuist, die alleen het tra
gische zoekt.
U. P.
IMItllMMIIIIIIIIIIllMIHItHHIIIItllllllllllltlllHIIKIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUM»
0?er opbare Yolltsbibliot&eïeD,
Met zeer vele instemming las ik de beide
artikelen van dr II C. Muller over bovenstaand
onderwerp in dit Weekblad (nos. van 11 en
18 Jan. jl)
Zeker, voor de ontwikkeling van het volk
kan niet ge oeg gedaan worden. En er bestaat
behoefte aan lectuur bij het volk, op het plat
teland het in tal van opzichten zoo stief
moederlijk bedeelde platteland nog meer dan
in de steden. Herhaaldelijk vraagt men m
ik ben onderwijzer in een klein Drentsen
dorp naar boeken. Da schoolkinderen komen
vragen: of de meester riet een mooi boek
voor vader bad. Saaas houden de mensehen
me op den weg staande: als de meester nog
eers wat voor mij te lezen had, ik wil er wel
wat voor betaler, enz.
Onlangs deelde ik aan myne leeilirgen
exemplaren uit van een gratis voor dat doel
afgestaan wertje ven E. des Tombe over die
renbescherming. De kinderen lezen het thuis,
maar de ouders ook.
O, ik weet wel bij de bespreking van het
nut van openbare bibliotheken, denkt men in
de eerste plaats aan de steden, vooral aan de
groo'.e steden, welker bewoners ook het ge
makkelijkst van lectuur zijn te voorzien, maar
mo duikt onmogelijk is het niet, om ook de
plattelanders te bereiken. Men vergete althans
bij de bespreking over dit oiaderwerp het
platteland niet. De dorpsbewoners hebben vee!
meer noodig boeken, liefut goede boeken, dan
de stedelingen. Omdat zij buitendien al zoo
teel ontberen. De stedeling ziet allerlei nieuws
op straat, voor de wirkeliamen, hy leest zijn
krant, gaat een enkelen keer, als het er af
kan, naar de schouwburg. De plattelander,
die minder verdient, leest niet alty'd een krant,
en dan nog in den regel geen dagblad 1), een
schouwburg kent bij niet, vaak niet eens bij
naam, op straat ziet bij alleen koeien,
mestwagens enz.
Wie onze dorpelingen aan lectuur helpt,
bewijst ze een weldaad.
Als het idee van dr. Muller tot plan en het
plan tot daad wordt ik hoop van harte, dat
dit niet al te lang moge duren dan was
dunkt me, op da volgende wy'ze ook de plat
telander te bereiken.
Ik zou een bibliotheek ergens in een stad
opgericht, willen beschouwen als een
boekenrr-agazyn ook voor de omliggende dorpen. In
elk dorp zou dan een persoon moeten zijn,
i 1) Ia mijre omgeving bv. is de Mispeler
Cti de krant. Dit blad verschijnt "2 maal per week.
Velen aboi nceren zich echier alleen op bet
gs.' omtner om de goedkoopte.
ADVERTEBfTIKN.
Bericht aan de Lezers,
Veen's Cacao en Chocolade.
Onder het opschrift: Yoor de fijne
tafel" wijdt De EóMhoudtr, het bekende
otticieele orgaan van clec Nederland: chen
HötelhoudereboDd, de volgende
waardecrende woorden aan deze echt
Vaderlandeche industrie,, waarmede ons land
zyn naam ook alom in den vreemde hoog
houdt:
Het is een verblijdend, maar inderdaad
zeer begrijpelijk feit, dat de Veeii's Cacao
en Chocolade na gedurende een aantal
jaren zich door betrekkelyk kleine pro
ductie te weinig hebben laten gelden,
thans bij vernieuwing met zoo groote
ingenomenheid ontvangen worden. Zeker
heeft het krachtig woord van ons geacht
Bastuurslid den heer Jacobi, hotel Funckler,
op de vorige jaarvergadering van orzen
Bond daar veel toe bijgedragen ; en de
exploitatie der thans geheel nieuwe en
aanzienlijk vergroote fabriek stelt de
directie in staat, weder het standpunt
in te nemen waarop deze voortri ffeiijke
fabrikaten, als inderdaad, de fijcste, alle
recht hebben.
De firma zendt ons een exemplaar
eener mooi? gedachte, kt urig-uitgevoerde
plaat als Nieuvjaarscadeau voir de
clientèle; de kleuren en lichteffecten
zijn byzonder schoon. De bedoeling der
uitbeelding op zichzelf en ten opzichte
der Veen's fabrikaten aat zich dichterlijk
als volgt beschrijven:
Zondagavond op zee.
Het scheepje drijft óp kalme zee*,
Het maanlicht schijnt met zacbten glans
En ever a's aan 's Hemels trans
Heerscht ia der menschen harten src 6 ?,
Een Vrede als iedereen ervaart
Die 't goede en reine 't hoogste stelt,
Ea waar het vriendlyk woord van geldt:
Men mint ze want ze zyn het waard !"
die zich belastte met exemplaren van de
catalogus der stadsbibliotbeek order zyne
dorpsgenooten te verspreiden en te noteeren
de nos. der boeken, die zij wetschten. Hem
konden dan deze boeken uit de stad toege
zonden worden, door hem gedistribueerd en
later weer opgebaald en teruggezonden. Op
deze wy'ze zou een bibliotheek voor een etad
en de omgeving beide kunneu dienen.
Een dergelijke regeling heeft eenige bezwaren,
maar deze zyn niet onoverkomelijk, daar ze
alle zyn terug te brengen tot n enkel be
zwaar, dat voor de oprichting der volksbibli
otheken in 't algemeen geldt: hoe komen we
aan de centen ?
* *
*
Esn bewys dat er werkelijk behoefte bestaat
aan derg. volksbibliotheken, bewijst het succep,
dat uitgevers en colporteurs van in tflaverirgea
uitgegevere romans soms hebben. Voor enkele
centen per week heb j 9 een iftsverirg en als
't heele werk compleet is, dan vo'gt een aardig
cadeau. En de colporteur toont een of ander
moois, soms een heel servies. Welke vrouw
zou er dan niet inloopen ?
Da voddigste boeken vaak op
ouderwetsche wijze vol moorden en allerlei andere
gruwelen worden zoo aan de man gebracht.
En die dingen kunnen heel wat kwaal doec.
Ik herinner me, indertijd in de bladen gelezen
te hebben, dat de jorga moordenaar Klaas
Boes, voor de rechtbank verklaarde op 't idee
van den door hem gepleegjen moord te zijn
gekomen, door 't lezen van een dergelyken
colportage roman.
Maar gelukkig is in de laatste jaren
in 't colporteeren van die dingen de klad
gekomen, hoorde ik eers een oud-colporteur
vertellen. Hij had vroeger andere ty'den mee
gemaakt. Toen hij trouwde, kon bij met zyn
vrouw een huwelijksreifje naar Duitschlanl
maken er. bij die gelegenheid aardig wat centen
stukslaan. Het colporteeren was een goede zaak.
Indertijd dacht ik, als ja tu op dezelfde
wijze als de uitgevers van die colporisgc-romans
eens degelijke boeken uitgaf, en aan den man
traihtte te brengen. a ik richtte een tijd
schrift op, »Volkslectuur" noemde ik het, dat
vertalingen opnam van werken van gur.stig
bekende buitenlandsche auteurs. ledere i (leve
ring bevatte verrolgstukken van een drietal
werken, 't Is me niet gelukt het er in te
krijgen, en toen de opgenomen weiken ten einde
waren, moest ik de uitgave staken rnet een
leelyk deficit in myn kas.
Deze poging heeft me geleerd, dat lief
hebbers van meer degelijke lectuur nog altijd
schaarsch zijn, ze moeten gekweekt worden.
Dit zal dan ook de taak moeten zyn van da
bestuurders der eventueel op te richten volks
bibliotheken Ze zullen zorgvuldig hoewel
niet angstvallig moeten kiezen welke boeken
opgenomen zullen worden. Uit partij-oogpur t
mag natuurlijk niets geweerd worden.
Met dr. Muller ben ik het eens, dat het
oprichten van volksbibliotbeken door alle
partijen kan worden gesteund en ook, meen ik,
door alle partijen miet gesteund worden, ala
da zaak gezond zal zyn.
Ik hoop, dat velen hun kaartje aan dr. Muller
zuilen zenden als ze dit nog niet gedaan
hebben als bewijs van tympathie met de
idee : oprichting van openbare volksbibliotheken
in Nederland.
Ha vel te, 28 Jan. '02.
B. BÏ.YUOLT.
Munt- en Penningveiling:.
Op l b Februari en volgende dagen zal door
den export J. Schulman, ten zijnen kantore
Keizersgracht 448, in veiling worden gebracht,
het tweede gedeelte van een belangrijke ver
zameling munten en penningen, afkomstig uit
de nalatenschap van den heer H. M. de Bruijn
de Neve Moll, rector aan het gymnasium te
Zierikzee, van den heer C Pricce ts Amsterdam,
zoomede de Muntvondsten gedaan te
Driewegen (Zeeland), Amersfoort en Jutland.
Er zullen geveild warden voornamelijk pen
ningen van de Fracsche republiek en van
Napoleon I, historie- en legpennirgen, die
betrekking hebben pp interessante feiten en
bekende personen uit de geschiedenis en ook
van dezen tijd. De stukken afkomstig uit de
Muntvondsten zyn meest Ilollandsche munten.
waaronder belangrijke exemplaren.
Een numismatische bibliotheek, afkomstig
van den heer P. Lankelma te Utrecht, bestaande
uit een 1;>0 tal boeken, vult de verzameling aan,
De catalogus geeft tal van fraaie afbeeldin
gen, van de meest zeldzame stukken.
J. W. N.