De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 8 februari pagina 9

8 februari 1903 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

DB AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1337 Koek Island c. v. a 49H3 49% Clev. Akron c. v. » 51 53K Denver & Rio c. v. a 40H 40^ Erie coamons 41 41; s Erie e. v. Ie pref 71 74X Erie origïn. 2e pref. 56^ 63 >4 Er» G9D. Lien Bon ds . . . . 85 X IHinois Central c. v. a 145M Kans. Cily South, commons . . 35^6 34% » » » pref-. . . . 59K 59>S » » » Ie H. obl. . 68% 091/4, Louisville & Norhville c. v. a. . 121 128 St. L. & Sin Fr. commons . . 77 81M Miss. Kans. Texas c. v. a. . . 28^ 28A Nat. Railw. of Mexico c. v. a. . 18% 19X » > » » pref. . . STA 37% N. Y. Ontario & West commons. 33% 34,^ Readin* c. T. a. ...... 62 64 South. P»c. oommons . . . . 65% 65% South. Railway afgaat 3(5% 3G)i Union Factie c. v. a 101% 102 Wabash pref 43'^ 46?ió geeft enkele verrassingen en wel voor de Ie en 2a preferente Eri3 die resp. van 71 tot 74 en van 56 tot 63 avanceerden. De commons S. Francisco gingen van 77 tot 81, de commons Readicg van 62 tot 64 en de pref. Wabash van 43 tot 46 vooruit. Voor de; e belangrijke koereverbeterirgen loopen geruchten omtrent nieuwe combinaties van de Vanderbiit en Pennfylvanie-lijnen. In samenwerking zouden dan gebracht worden o. m,: De Panntylvania, de Bahimore Ohio, de Norfolk, de Ueading, de New- York Central, de Lske Shore, de Michigan Central, de Cheasepeake Ohio. De 3 pCt. obligatiën Kan-as Cily Southern, waarop de Groene ook meermalen de aandacht heeft gevestigd, werden dezer dagen nogal in ruil genomen tegen Union Pacifie, pref. Erie en San Francisco's. Er is dan ook. op vroe. er vermejde gronden, goede reden om voor de bedoelde 3 pCt la hy potheek Gnlf betere koersen te verwachten Nadere bijzonderheden hier over de volgende week, nu ik heden eerst heb ontvangen het secocd annoal report for the fhcal Year ended June 30, 1902. Aawt., Marnixstr. 409. l -)F?hriqno n CTIOTPE Busnun, Borneo". i jl<ebr.lJOd.D.biiGTBE. illtlllMIIIltlllltlllHIMIIIllllllimi lllllllltMlIlUimillflIH flop Yerriest. i. Twintig Vlaamsche Ropuen, 2 delen, / 1.65. Regenboog uit andere kleuren, ?050 Uitgaven van Jules de Meester, Koesselare; voor Noord-Nederland, J. S. de Haas, Amsterdam. November 1.1. heeft Hugo Verriest, pastoor te Ingoyghem (West-Vlaanderen), in enkele steden van ons land gesproken over Guido Gezelle en zy'n betekenis voor Vlaanderen s ontwaakt volksleven, Vlaanderens" bloeiende volkskunst. Sedert is ook in 't Noorden be grepen, wat Hngo Verrieet zelf is, «geweldige Vlaming," als bij zich noemde, de fijabesneden diehterkop, tintelend van leven en poëzie, van humor en blyle zonneschijn! Nu weten we, wat hij, een van Gezelle's oudste leerlingen en Trimden, zelf voor Vlaanderens Herl«virg heeft betekend en noch betekent, Levenwekker als Gezelle door zyn onderwas, kunstenaar ook, dichter ia poëzie en proza. Enkele gedichten van Verriest had Pol de Mont ons al gegeven in de bundel «Sadert Potgieters dood", nu is ook zjjn proza wat meer, toch noch niet ge noeg in 't Noorden bekend geworden, zy'n >R0g«nboog uit * ndere kleuren", zy'n «Twintig Vlaamsche Koppen", de laatste in tamelik lelike banden, groen en oranje. 'n Paar dagen voor Verriests komst naar 't Noorden, 1.1. najaar, heeft dr. Beversen uit Zwolle in 't nummer 9 Nov. van dit Weekblad een en ander uit de «Twintig Vlaamsche Koppen" aangehaald, maar de bundel niet in z'n geheel besproken. Nu ook de »R»genboog" naar 't Noorden kwam, wil ik over beide werkjes iets Eaders zeggen. De twintig Vlaamse koppen ons door Verriest getekend z^in twintig mannen «weerd om her denken, al figuren, die entwie entwat waren,... die Vlaanderen uit de diepte naar de hoogte geheven hebban,... n licht doorstralend den kop, n lUfdegloed doortintelend het hert, innig en diep Vlaanderen!' Guido Gezelle wordt 't laatst in de bundel besproken, maar hij beheerst ze allen, middellik of onmiddellijk onderwas ontwekt. Want als groot dichter mochten we Gezelle al kennen, als Vlaande rens Lavenswekker kenden «re hem noch niet, tenminste niet in zy'n volle kracht. E a zo vinden we hem hier. Gij naamt ons op iu IUYC machtige, armen Kn kvvaïiint op u\ve b"t'st ons zielen wakkei1 warmen, zegt dankbaar een van Gezelle's leerlingen, Karel de Gheldere, eens op cchool noch, in 'n klacht van onvoldaan zijn en licht- en luchtzoaken in enge, dorre geestesomgeving door de Meester. vevèiuep, uau Het niischeii van zijn stem, hem Wiens vlerken ik van een scheen En zenden up Je lucht mocht. Prachtig spreekt Verriest van Gazelle's on derwijs, en we begrijpen de invloed, die dat onderwas noodwendig hebben moest: »Wy' luisterden naar geheel zyn wezen; dat wonderlyk wezen, zoo diep, zoo hoog, zoo breed, echt en waar en innig, zuiver als een crystaal vol zonneglans, zinderde voor ons en zong, en ontwekte eerst in ons en dan ook rondom ons eene onbekende wereld. Wel dat «rezen was vlaamsch, geheel. Het was eiger; uit eigen bloed gesproten, volgroeid uit eigen grond en onder eigen lucht, begaafd met eigen taal en woord, vargende eigen schoonheid uit eigen natuur en land en reikende omhoog op machtige armen ... Vlaanderen. 't Is hu, die de steen weggeschopt heeft en de bronnen uit vlaamschen grond heeft doen spruiten. 't Ia hy, die al de krachten en gaven van het eigen vlaamsch wezen in de jongelingschap van Vlaanderen losgerukt heeft en doen groeien. 't Is hy, die als een zonne er over geschongen heeft, die ze omhangen heeft met zy'n licht en warmte, die ze gekoesterd heeft, doorstraald, doorsprieteld en doortinteld. 't Is hy, die de schoonheid van Vlaanderen, 'n prachtig vertoon, hetft doen bewonderen en beminnen. Hy heeft leven gegeven ; en dat is de vorm geweest en de macht van zy'n geheele genie, van zyn geheelen kop. Hy is het, die in 't Onderwijs het leven gegeven heeft aan de natuurkrachten van ons jonger diet. Hy is het, die het gevoelen en genot van schoonheid in ons volk heeft gewekt. Hy is het, die onze taal, onze eigen taal, in haar levecsrnacbt en pracht, in hare gezonde lieve mooie heusche veerdigheid, heeft doen groeien en bloeien, een »zoet gekeelde blomme", over Nederland. H(j is het, ik herbaal bet, die Vlaanderen gewekt heeft ; die er z\jne ziel, de groote, heeft doen door-ademen, door- zinderen, door zingen in ondoofbare zangen. II y is de Levenswekker. Aan hem zyn w\j ons leven verschuldigd." Eigenlik maar vijf van deze >Vlaamsche kop pen" zyn in 't Noorden min of meer bekend, behalve Gezelle noch de Ba door zijn mooi WestVlaams Idioticon, hier «dichter de Bo", verder Eugeen van Oya, Albrecht Rodenbach en Streuvels. Toch gaan we ook in de anderen belang stellen. Hoe kan 't anders! Belang wekkende koppen zyn 't allen. Van 'n K<irei de Gheldere moet Gazelle gezegd hebben : *Hy en dicht geen onvatbaren rook, geen uitgedunden, weeken waterdamp, maar klinkend metaal, deunende en deugende klokapyze, echt vlaamsch i verruwprachtige verneembaarheid". Van Alfors van Hee zegt Verriest: »gy hebt een aldei fijnste ooge in den kop, een alderfijnsle ooge in den geest, eea aldei fijnste ooge in het hert, een aldei fijnste ooge in de ziel. G j hebt daarmede eene ongehoorde vatbaarheid, om wezen en vorm, gedaante en hoedanigheid, kleur en tinte, zin en levon te zien, te ont leden, te doorgronden, te genieten. Maar de uitsprake daarvan, het getuig, het instrument, het woord, is onvergelykelyk. Gij hebt een schilderend woord, een beetelend woord. Wat gy geschreven hebt : 't Is gegrt tt'ied in koper, 't is gekapt in marmer''. Van 'n Hendrik Persyn : »Ja der hangt hem overal en te aller ure ean zoetzingande vedel in de ziel Vlaanderen ligt vol stralen in zy'n geest en hart ; het oude Vlaanderen, het Vlaanderen van heden, o schoon Vlaanderen." Vai'n Alexis de Carne: »blrjheid zong uit zyn harte, stroomde uit zy'nen mond, straalde uit z\jne oogen, de Carne, die door breed onderwya aan »eigen wezen ' van zyn leerlingen groei en bloei gaf, (ze) stillekes aan (deed) ontplooien onder zyn blijde aanmoedigend woord, uit hun hart en. leven die lome, zware onveischilligheid (ver bande) en ze verving door Instigbeid, lust ! door blijheid om (ods zonnestraal, door vreugde om die rond dringende vlaamactie jeugd, door 't genot van eigen, vrij, bly, doende wezen." Van 'n Amaat Vyacke, »zonnekind" : in zyn woord, werk, peizen, willen en doen. bruischte en spatte een allesoverborrelende leven vol jacht en luimen en kuren. Oaze wereld was hem te nauw. Hij had de bane noodig, de breede bane ; r.een ! de weide, de open weide zonder einden of palen, neen, de woesty'ne, de zandwoestyne, de wouden ondoorgrondbaar, de bergen en vlakten, de try'e natuur, onder Gods bernende zonnestralen. Hy was gekleed in zonnestralen. Ons kleed was hem te nauw, onze stap en garjg ; ocs woord en zang ; onze beschaafde, geregelde, geteekende wereld .... Hy moest en wilde daaruit .... wierd missionaris. Nu mochten stroomen en wentelen, vry, ongedwongen, zingend, wellustig en dankend, die zee, die machtige wateren der groote zee, die dat over matig hart ten boorden toe vervollen. Nu rond ruimte en lucht in het missionarisleven de brand, die hem doorlaaide." Van 'n Gustaf Delescluze : »hij is een sinderend levende zanggel uig; geheel dicht bezet met fijne ta"dekes, metalleifijnstehaiikes, met lichtgevoelenden dons. Een woord, een klank, een oogenglans en lippenplooi, een wind, een adem. een onnoembaar, onzichtbaar iets doet hem zinderen en zingen tot in de ziel. Hy draagt in de ziel eene diepte, eene abyssosdiepte, die dieper daalt dan alle diepten, die hooger ry'st dan alle hoogten, die verder strekt dan alle verten. Boven hem hangen eindelooza blauwe diepten, klaar of donker. Rondom hem spoelt die metelooze zee, zonder palen, noch dalenden horizont. Of liever in hem ligt het wee der onmeetbare eindeloosheid, vol zoet, vol zuur, vol argst en onbepaald eindloos wee, vol ydele liefde. O, dat angstig, zoet, zwy'gend en 01 vatbaar sprekend wee der eindeloosheid!" En zo zou ik met aanhalen voort kunnen gaan, maar waartoe meer, ik hoop, dat in ruime kring, Verriests dichterproza zal gelezen wor den, 't is verrukkeliks taal l Mooi is ook wat wat hy zegt van de in 't Noorden wel bekende Eugeen van Oye, leerling van Gazelle, de dichter- dromer, zyn gedichten, «onbepaald van ly'n en teekening, van tred en beweging, waaiend boomgewas, waaiend riet en wiegelende bloemen. Ze zijn het zingende, het juichende, het klagende en pynende, het neuriënde ge voelen, licht, los, vry, waaiend op lichtgepluimda vederen ; maar innig, rechtzinnig, wezend !" Nog een beeld dus, voói1 mijne onheil u UeUcckt en we.ngevaauid j in het Juister van mijn leven dus een di'nom nog die me daa^l. \:^ een droom . . . mijn aiTem hrrte, ."Ms rreij /ijn 't die 'k door di' nct'vleil des bcrJenkcns di'o.ïbdracli! . . . ga Jan [iij oiik ! word een droom mij. word een sier in mijnen mtelit ! 'k Minne Jen vo,'i'l die vliedt en VÜCLJI z nider te vr.mcn waarheen i 'k minne den uim! die uaai! en wic-t zonder te weten waarheen ! 'k miunc de bloem die bni^i en nijirt /onder te zien alwaar , . . Hiddelld zucht mijn her! en hel zuit'L:t: ol' ik ceu blucniken u aar ! Aandoenl k mooi dat woord over Albrecht Uadenbach, die, jonggestorven, zoveel beloofde, leerling van Verriest, dichter van Gudrun. Tui' \\aarheid strew.t mijn twijfelend ^edueld, »Hy zou geworden zijn de Zinger, de Min nezanger van eertijds: Xog zwerft alhier de /an^'i r, En doolt tii/.wij^cud rond, ^Veev /onu; bij in dr A.:?/-'// van uit den ouden lijd, der helden urooNchcn strijd en irrootsrhi r nederlagen : De lichte .v/'/vn^1 met vroeden /in, het lii'd der abele diehlermin. bel lied ons ingeschapen dat niemand /.iu^eu dmvt : het led der Dielsche knapen, ili'l onacht in veler borM. «Strijdend, met penne en woord, op eersten rang, ging bij worden de dichter, de ziel, het hert, de geest van het herwordend Vlaande ren gewoiden was bij al een licht, ene vuur, een mach', efr.e hoop, eene toekomst!" Twintig jaar oud stieif b:j. Het drijven watten wolkskens van zonnelicht doorboorad. De jongeling ziet ze Jrijven eu droomt: En onbewnst eik wolksken na drijft zachtjes een fantasia, doch in de ruimten smelten bei voorbij, voorbij. voorbij. (Wordt vervolgd) J. AIEIDA NIJLAND. Ave Imperator! Roman uit de dagen van keizer Nero, door J. HAABDI. Leiden, Adriani. Da romanschrijvers hebben nog niet afge rekend met keizer Nero. Niuwelyks heeft Sienckewicz zy'n »Quo Vadis" de wereld in gezonden, of daar komt Nero weer op het tooneel. Het is dan ook een tijdperk, waarin ieder, die zonder veel hoofdbrekens een roman in elkaar wil zetten, zoo heerlyk kan grasduinen. Eigen ideiën zyn orerbodig; de stof, die het pu bliek van letterlievende leesgezelschappen ver mag te boeien, ligt voor het pakken. Aan den eenen kant Nero met zy'ne heidenen, boeven en zwelgers op enkele uitzonderingen na, aan den anderen kant vrome christenen en christinnen. Men legt aan beide zijden er nog een dun laagje verf op, maakt de aanhangers van het oude geloof pikzwart en de volge lingen van Christus tot brave Hendrikken, en klaar is het fundament voor den historischen roman. Nu een botsing tusschen personen van deze twee richtingen en ten elotte wat en tourage, bestaande uit geographische kennis van Rome en halfbakken wetumchap over Romeinsche toestanden, bijeengegaard door een oppervlakkige lezing van acitus en Suetor.iuH. Het is met boeken als met menschen; zy maken soms naam zonder het te verdienen, en bet publiek vallen de schellen eerst van de oogen, wanneer de uitgerer reeds lang zich verkneukelt over een gevulde beurs. Periodiek herhaalt zich deze gebeurtenis Onder zulk een gelukkig gesternte werd »Trilhy ' geboren en onlangs .Qao Vadis". De heer J. Haardt had zy'n roman nog eenige jaren moeten achterhouden, wie weet, hoe genadig de goden voor zyn boek waren geweest. Wy hebben reeds zooveel christenbloed geproefd en zyn er weikel\jk wat beu van. Ware het niet, dat wy in »Qao Vadis" zoo prettig aan het jagen op ketters hadden meegedaan, wy zou den gaarne b\j hem ons hart eens ophalen; maar ook van zwelgen en bloedvergieten kry'gt een mensen genoeg. Wij wülen wat uitrusten. Ik stel my' voor, dat da zege op »Are Imperator" ware neergedaald, indien de ge boorte van dit boek had plaats gehad vóór »Qao Vadis". De goden zien zoo nauw Liet. Wel zyn ia het laatste werk dieper gaande beschouwingen van theologischen en philoeophischen aard, doch in het boek van den heer Haardt treft men gelukkig niet aan dat over dreven gepronk met latynsche woorden, dat onoordeelkundig gebruik maken van berichten, door de schrijvers meegedeeld maar door de geleerden op grond van deugdelijke critiek verworpen. Daarbij legt de Pool het in koen heid van comfaineeren tegen onzen landgenoot stellig en zeker af. Nero in stilte getrouwd natuurlyk met de linkerhand met de van heidin in christione veranderde Metella, na dat bij haar eerst als verliefde vrijer naar christelijke byeenkomsten heeft gebracht bui ten weten van Calpurnius Metellus Cipilid) en in haar kamer aan bare voeten heeft zitten luisteren naar de onbeteekenende, dweepzieke taal van het meieja ik zet het den toekomstigen romanschrijver, die het tijdpeik van Nero kiest, een sterker stukje uit te halen. Meer te verklappen zou onaardig zyn. Er bestaan misschien velen, wier trek in sciiindaaltjes nog niet gestild, wier dorst naar bloed en wreedheid nog niet verzadigd is. Voor hen valt er wat te genieten en zy zullen uit opgewondenheid niet vallen over de eigen aardige nomenclatuur, die de schrijver er op na houdt, wanneer hij zyue personen doopt, en over eenige andere dwaasheden met be trekking tot Rame's plattegrond. Voor hen zal misschien de eenige teleurstelling zijr, dat de christenen niet ter verlichting vau de arena worden gebruikt. R. J. EVERTS JK , Samenleving. Amsterdam, W. Versluys. 1902. De heer Everts is een auteur van groot talent. Voor menigeen bevat deze mededeeling misschien geen nieuws, ook al omdat Samen leving niet zyn eerste werkje is, maar het kan nooit kwaad dat nog eens in 't publiek wordt gezegd, wat door velen in stilte ia gedacht. Ik vjor mij erken zonder aarzelen, dat de twee studies, Samenleving" en Tegenslag", waarran de eerste als titel voor het heele boek is genomer, het beste is wat de Nederlandsche romanlectuur in l',)OÜons hetft geschonken, te oordeelen althans wat ons in 't afgeloopen jaar als het beste is aangeprezen. Noch De Kleine Zielen van Couperus b v, noch I)i Godin die wacht van Augusta de Witt, noch zoovele andere roman?, schetsen en verhalen, waarvan ik, onder levendige belangstelling in onze lite ratuur, kennis heb genomen, hebben bij mij zoozeer de overtuiging gevestigd dat onze letter kundige kunst een toekomtt bt e ff, als de schet sen van den, beer Everts. Allereerst, deze auteur heeft sty'l. Geen karakteristieken stijl, die navolging is cl tot navolging uitlokt; geen gemaniereerdheid, die pronkt met aangeleerde eigenaardigheden; geen schittering, geen ver tooning, maar stijl, waarbij precies (Jat wordt gezegd, die woorden zijn gekozen, die zinsbouw is gebruik*', juist óVgene is gedaan en nage laten, wat den geivilden en geioemchten indruk maakt. Geen woord te veel en geen woord te weinig. Het juiste woord ook, het woord dat in harmonie is met de omgeving en de stemmiig. Bij talenten als de heer Everts gaat men daarop onwillekeurig letten, en als men dan in 184 bladzyden maar tweemaal een woord aantref!, dat detoneert", (?foeteren" opbladz. 13 en over donderen" op pagina 10) en maar nmaal een, dat wat dikwyls voorkomt, (?schamperen ') dan is er alle reden tot tevredenheid. En daarbij een soberheid, die de plasticiteit veel beter bevordert dan de praatzucht van een beroemd ichry'ver, die o. a geen beter middel kent om onbeduidendheid en leegheid te schil deren \an Haagsche aristocratie dau door ;\ile j gedachten en alle gesprekken van Haagsche j fain.éants op te teekenen Pas dit procédéeens | toe op de conversatie in een sigarenwinkel en zeg, cf' ge niet allen eerbied verlist voor een kunst, die het zich zóó gemakkelijk maakt. ] Een voorbeeld daarentegen, een bewijs, als incn ! wil. van Evers' aatfchouwelijkheid en beeldend l vermogen. i In etc exiositie van SamerJevirg ' is de lezer i getuige van do oiitstemtnirg der Kringp.ari.ls, die om 9 uur Joost van der Laan verwachten, een ongewenschten bezoeker, een zwetsenden zieltje-onbezord, die, door de luiheids bacil aangetast, zijn eigen verderf en dood te gemoet VJlt en het noodlot is gewerden van het gezin bovengenoemd. Terwijl ik met de lectuur daarvan. bezig was, werd my zachtjes iets gevraagd. Een ondeelbaar oogen blik had ik toen het gevoel dat Joost mijn kamer binnentrad en zuchtte ik gemelyk, maar gelukkig onhoorbaar: Tui al ?" Wanneer fk bier nu bijvoeg, dat ik me niet zoo heel gemakkelijk laat illusionr.eerer, dan 8, dunkt my, deze verzuchtirg een triomf geweest van den auteur. Ia dit «en schrale lof 1 Niemand, die weet hoe moeilyk het is den dialoogtoon te treffen en in weinige trekjes e* n zuiver beeld te schetsen, zal dit beweren. En evenwel, verbeeld ik my, ziet de heer Everts, mijn opmerkingen lezende, een weinig zuur, omdat hy meent dat vooral de aandacht moest gevestigd worden op zijn psychiatrisch talent van ontleden. Zeker, ook dat talent is by dezen schryver niet gering. De zielsanalyse van Joost van der Laar is veel belangwekkender dan ik straks, door op cien slungel een paar et'quetten te plakken, deed vermoeden. Aan het eind fan de studie gekomen, begrepen we volkomen dat zulk een leven met ztlimcord moest eindigen. En iö£ interessanter wellicht is de ziels- en ly'denr-jeschiedenis der Eringaards. Doch wat zou ons die psychologie kunnen schelen, als de auteur niet door artistiek uit beelden men-chen had weten te scheppen, die, hoe gewoon ook, tot kennismaking uitlokken. De zielegeschiedenis van elk inetschelyk wezen is studie waard, maar de artist die ocs die geschiedenis wil schrijven, heeft in de eerste plaats te bedenken dat zijn beeldend vermogen meer op prijs zal worden gesteld dan de nauwkeu rigste waarneming en de zuiverste analyse. Men ziet, en ook de heer Everts ziet het, hoop ik: my'n lof was welgemeend (n niet gering. De heer Everts is kunstenaar : in Tegenslag", de tragische geschiedenis van Gerard Delfort, even zeer als in Samenleving", al stel ik dit laatste hooger wegens den indruk van noodwendigheid. Noodlot is ook het .toeval", dat den ondergang \an den braven Gerard bewerkt, maar noodlot met een romantisch tintje. Het romantische en het tragische echter zyn, Ik zeg niet in het leven, maar in de kum>t, tamelijk onverzoonlyk. Zoo ten minste gevoel ik, die opgegroeid ben in den bloeitijd der romantiek. De schryver had de omstandigheden immers wat anders kunnen schikken by het toeval" toch ontsnapt de keten van oorzaak en gerolg aan de waarne ming en dan hadden we zooveel narigheid niet beleefd. Waarom, zou ik willen vragen, als de auteur het in zijn macht heeft om te doen gebeuren, wat hy' verkiest, geeft hy aacdoenlvjkleid voor emotie, tragedie in plaats van humor? 't Leven is toch niet n aaneenschakeling van tragische momenten, en niet iattluitend wat droevig is en noodlottig een waardig onderwerp voor de kur.st. De heer Everts leze nog eens de voorrede van Victor Hugo's Cromwell hierover na. Want hy' dwaalt, als bij meent dat artisticiteit zich alleen kan uiten in 't beschrijven van mooi-tragisch voelen". Het leven is ingewikkelder, de samen leving meer samengesteld dan de meetten onzer tegenwoordige woordartisten en ik vrees ook dan de heer E?erts goedvindt te denker. Of zien zy tegen de studie van het meer samen gestelde op? Van den heer Everts zou mij dat spijten. Wat hij rügegeven heeff, is mooi, is echt; masr groot, maar subliem zal hij, naar mijn meening, eerst kunnen worden, wanneer bij zich du1 ft wagen aan een groot werk. Wip, als de auteur van Stinenleiing, getoond heett artistiek begaafd te zyn, moet eindelijk met studies" ophouden en aan het weik t y gen om een flinke schilderij te leveren, een schilderij die een visie geefc van bet leven in velerlei sehakeeringen. Dan zal de humor vanzelf komen. En we krijgen zoe'jesaan weer behoefte aan wat humor in de kursf, niet aan den humor met voorbedachten rade, maar aan den echte p, die het leven zelf weerspiegelt. Er is veel traagheid in de kuist, die alleen het tra gische zoekt. U. P. IHItlllllJIIltilllllUllltlllUKIIIttilHlllllUtlMlIIlllllllllllllllllllllllllllllllII* Ofor opbare yolltsbiblioMeD, Met zeer vele instemming las ik de beide artikelen van dr. II C. Muller over bovenstaand onderwerp in dit Weekblad (nos. van 11 en IS Jan. jl ) Zeker, voor de ontwikkeling van het volk kan niet ge oeg gedaan worden. En er bestaat behoefte aan lectuur bij het volk, op het plat teland het in tal van opzichten zoo stiefmoederlyk bedeelde platteland nog meer dan in de steden. Herhaaldelyk vraagt men roy' --ik ben onderwyzer in een klein Drentsch dorp naar boeken. Da schoolkinderen komen vragen: of de meester riet een mooi boek voor vader had. Soms houden de menschen me op den weg staande: als de meester nog eens wat voor mij te lezen had, ik wil er wel wat voor betaler, enz. Onlangs deelde ik aan myne leeilirgen exemplaren uit van een gratis voor dat doel afgestaan werkje ven E. des Tombe over die renbescherming. De kinderen lezen het thuis, maar de ouders ook. O, ik weet wel by de bespreking van het nut van openbare bibliotheken, denkt men in de eerste plaats aan de steden, vooral aan de groo'.e steden, welker bewoners ook het ge makkelijkst van lectuur zijn te voorzien, maar me duikt onmogelijk is het niet, om ook de plattelanders te bereiken. Men vergete althans tiy de bespreking over dit onderwerp het platteland niet. De dorpsbewoner, s hebben veel metr noodig boeken, liefut goede boeken, dan de stedelingen. Oaidat zij buitendien al zoo teei ontberen. De stedeling ziet allerlei nieuws op straat, voor de winkeliamen, hy leest zyn krant, gaat een enkelen keer, als het er af kan, naar de schouwburg. De plattelander, die minder verdient, leest niet alty'd een krant, en dan nog in den regel geen dagblad l), een schouwburg kent hij niet, vaak niet eens bij naam, op straat ziet hij alleen koeien, mestwagens enz. Wie onze dorpelingen aan lectuur helpt, bewijst ze een weldaad Als het idee van dr. Müllc-r tot plan en het plan tot daad wordt ik hoop van harte, dat dit niet al te lang moge duren dan was dunkt me, op da volgende wy'ze ook de plat telander te bereiken. Ik zou een bibliotheek ergens in een stad opgericht, willen beschouwen als een boekenmagazyn ook voor de omliggende dorpen. In elk dürp zou dan een pereoon moeten zijp, 1; In mijre omgeving bv. is de Mi]>i>cler Ctde krant Dit blad vsrschijnt '2 maal per week. Velen oboi'.neeren zicht echter alle-en op het g&r ommer om de goedkoopte. ADVERTENTIES. Bericht aan de Lezers, Veen's Cacao en Chocolade. Onder het opschrift: Voor de fljselafel" wydt De Hótelhoudtr, het bekende oflicieele orgaan van den Nederland.'chen Hötelhondersbojctl, de volgende waardecrende woorden aan deze echt VaderlandEche industrie,, waarmede ons land zyn naam ook alom in den vreemde hoog houdt: Het is een verblydend, maar inderdaad zeer begrypelyk feit, dat de Veen's Caea» en Chocolade na gedurende een aantal jaren zich door betrekkelijk kleine pro ductie te weinig hebben laten gelden, thans1 by vernieuwing met zoo groote ingenomenheid ontvangen worden. Zeker heeft het krachtig woord van ocs geacht B> stuurslid den heer Jacobi, hotel Funckler, op de vorige jaarvergadering van orzen Bond daar veel toe by'gedragen ; en de exploitatie der thans geheel nieuwe en aanzienlyk vergroote fabriek stelt de directie in staar, weder het btar.dpunt in te nemen waarop deze voortn ffelyke fabrikaten, als inderdaad, de fljcste, alle recht hebben. De firma zendt ons een exemplaar eener mooi - gedachte, kc urig- uitgo voerde plaat als Nieu* j aarscadeau voir de cliënt le ; de kleuren en lichh ffecten zijn byzonder schoon. De bedoeling der uitbeelding op zichzelf en ten opzichte der Veen's fabrikaten laat zich dichterlyk als volgt beschrijven: Zondagavond op zee. Het scheepje dry'ft óp kalme zee, Het maanlicht scbynt met zachten glans En even a's aan 's Hemels trans Heerscht in der menschen harten ?re 6 ; Een Vrede als iedereen ervaart Die 't goede en reine 't hoogóte stelf, En. waar het vriendlyk woord van geldt: Men mint ze want ze zyn het waard !" die zich belastte mtt exemplaren van de catalogus der stadsbibliotbeek ocder zijne dorpsgenooten te verspreiden en te roteer en de nos. der boeken, die zy wetechten. Hem konden dan deze boeken uit de stad toege zonden worden, door hem gedistribueerd en later weer opgebaald en teruggezonden. Op deze wy'ze zou eec bibliotheek voor een stad en de omgeving beide kunnen dienen. Een dergelyke regeling heeft eenige bezwaren, maar deze zyn niet onoverkomelijk, daar ze alle zyn terug te brengen tot n enkel be zwaar, dat voor de oprichting der volksbibliotheken in 't algemeen geldt: hoe komen we aan de centen ? * * * Een bewys dat er werkelyk behoefte bestaat aan derg. volksbibliotheken, bewijst het succep. dat uitgevers en colporteurs van in tilavericgea uitgegeven e romans soms hebber. Voor enkele centen per week heb ja een ifljverirtg en als 't heele werk compleet is, dan vo'gt een aardig cadeau. En de colporteur toont een of ander mooie, soms een heel servies. Welke vrouw zou er dan niet inloopen ? De voddigste boeken vaak op ouderwetsche wy'ze vol moorden en allerlei andere gruwelen worden zoo aan de man gebracht. En die dingen knnr.en heel wat kwaai doen. Ik herinner me, indertyd in de bladen gelezen te hebhen, dat de jonge moordenaar Klaas Boes, voor de rechtbank verklaarde op 't idee van den door hem gepleegien moord te zyn gekomen, door 't lezen van een dergelyken colportage roman. Maar - gelukkig is in de laatste jaren in 't colporteeren van die dingen de klad gekomen, hoorde ik eers een oud-colporteur vertellen. Hy had vroeger andere tijden mee gemaakt. Toen hy trouwde, kon by met zyn vrouw een huwelyksreifja r.aar Duitsehlanl maken ei; by die gelegenheid aardig wat centen stukslaan. Het colporteeren was een goede zaak. Indertyd dacht ik, als ja cu op dezelfde wijze als de uitgevers van die colportsgc-romaca eens degelijke boeken uitgaf, en aan den man trachtte te brengen. Ea ik richtte een ty'dschrift op, «Volkslectuur'' noemde ik her, dat vertalingen opnam van werken van gur.stig bekende buiteniandsehe auteurs. ledere t flavering bevatte vers'olgstukken van een drietal werken, 't Is me niet gelukt het er in te krijgen, en toen de opgenomen weiken ten einde waren, moest ik de uitgave staken met een leelijk deficit in my'n kas. Deze poging hteft me geleerd, dat lief hebbers van meer degelijke lectuur nog altij l schaarsch zy'n, ze moeten gekweekt worden. Dit zal dan ook de taak moeten zyn van da bestuurders der eventueel op te richten volks bibliotheken. Ze zullen zorgvuldig hoewel niet angstvallig moeten kiezen welke boeken opgenomen zullen worden. Uit party-oogpur t mag natuurlijk niets geweerd worden. Met dr. Muller ben ik het eons, dat het oprichten van volksbibliot'aeken door alle partijen kan worden gesteund en ook, meen i k, door alle partijen meet gesteund worden, ala de zaak gezond zal zyn. Ik hoop, dat velen hun kaartje aan dr. Muller zuilen zenden als ze dit nog niet gedaan hebben als bewys van Mrojpathie met de idee : oprichting van openbare volksbibliotheken in Nederland. Ha vel te, 28 Jan. '02. B. BÏMUOLT. Munt- en Penningveiling-. Op l'J Februari en volgende dagen zal dooi den export J. Schulman, ten zijnen kantore Keizersgracht 448, in veiling worden gebracht, het tweede gedeelte van een belangryke ver zameling munten en penningen, afkomstig uit de nalatenschap van den heer H. M. de Bruijn de Neve Moll, rector aan het gymnasium te Zierikzee, van den beer C Prince ta Amsterdam, zoomede de Muntvondsten gedaan te Driewegen (Zeeland), Amersfoort en Jutland. Er zullen geveild worden voornamelijk pen ningen van de J-Vacsche republiek en van Napolecn I, historie- en legpennirger, die betrekking hebben op interessante feiten en bekende personen uit de geschiedenis en ook van dezen ty'd. De stukken afkomstig uit de Muntvondsten zyn meest Hollandscbe munten,. waaronder belangrijke exemplaren. Een numismatische bibliotheek, af'komttig van den heer P. Lankelma te Utrecht, bestaande uit een 1:JO tal boeken, vult de verzameling aan. Do catalogus geeft tal var. fraaie tf beeidingen, van de meest zeldzame ttukker. J. W. N'.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl