Historisch Archief 1877-1940
B*. 1338
DE AMSTERDAMMER
A°. 1903
WEEEBLAD VOOK NEDEBLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerpngracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 '(Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar * mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/>
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 15 Februari.
Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma KUÜOLF ilOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
I N H O U Di
VAN VËBEE EN VAN NABIJ: Een katholiek OTer
de staking. Militair Allei lei, door O. i.
Suiker als voedingsmiddel, door C. J. v. Lookeren
Campagne. Macedonië. SOCIALE AANGE
LEGENHEDEN : De werkstakingen en uil sluitingen
in 1901, door mr. dr. H. 8. Veldman. - KUNST
EN LETTEREN: Muziek in de Horfdstad, uoor
Ant. Averkamp. Collectie Dntnit te Parijs,
door H. W. Hugo Verriest, II, (Slot), door dr. J.
Aleida Nijland. Geschiedenis van Amsterdam
in het begin der 19e eeuw, door B. Johan
Hendrik Geerke ?f, (met portret.) FEUILLE
TON : Spookhuizen te Amsterdam, VIII, door
Justua van Manrik. RECLAMES. VOOB
DAMES: Speelavonden in Engelsche scholen,
door P. Allerlei, door Caprice. UIT DE
NATUUR, door E. Heimans. BOUWKUNST :
De Benrs te Amsterdam, door A. W. Weifcman,
I. KUNST: Groepententoonstelling in l ulchri
Studio, door L Lacomblé. SCHAAKSPEL.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. LETTEREN: Een dn aas boek,
dt or Henri. D. INGEZONDEN. ADVER
TENTIËN.
iiiiiiiMiHiHiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiin
Een katholiek over de staking.
»De spoot wegniaatschappijen gaven toe,
de veemen gaven toe, en de geheele staking
was zoodoende geëindigd met een al geheele
overwinning der werklieden.
Dit is het groote, gewichtige feit. Men
kan vragen, wat voor 't algemeen welzijn
ernstiger gevolgen zou gehad hebben, de
voortgezette staking of dit einde ?
Natuurlijk springen de sociale kwakzal
vers thans op hun markttafeltjes, om hun
nig reddend medicijn aan te bevelen. En
hoe harder gekant, in 't algemeen, tegen
staatstusschenkomst, hoe harder thans wordt
geschreeuwd: een wet, een wet, d&t alleen.
kan ons helpen l
De conservatief-liberale dagbladen roepen
het luidst.
Ook de politiek maakt zich van deze
staking meester, en poogt er een stormram
tegen het anti-liberale ministerie van to
maken. De regeering had tusschen beide
moeten komen ! Grof plichtverzuim ! Poli
tiek van zwakkelingen! Het vocabulaire
is groot en vooral krachtig. Zelfs enkele
katholieke bladen bukken voor dit markt
geschreeuw.
Maar men yrage zich eens kalm af: wat
had de regeering moeten doen ?
Tusschenbeide komen ! Goed, maar hoe ? Bemidde
ling aanbieden! Eilieve, wie herinnert zich
de llauwte niet, die sommige liberale oud
tantes overviel, toen bekend werd, dat
di. Kuyper in de Enschedesche staking
zyn interventie had aangeboden ?
Het verschil is onder meer dit: toen
stond de werkgever sterk, en de Regeering
mocht niet den schijn hebben, de arbeiders
te helpen: dat was een partijdaad.
Thans stond 't anders: zeer duidelijk
waren hier de vereenigde arbeiders de
sterkste partij: thans had de Regeering
wél tusscheu beide moeten komen.
Toen gold het een «particuliere zaak".
Alsof de openbare orde geen ernstig gevaar
loopt bij elke groote, eenigszins langdurende
werkstaking of uitsluiting.
Thans betrof het een openbaar middel
van vervoer. En wie protesteerden het
hardst toen betoogd werd, dat deze open
bare diensten niet in particuliere handen
moesten blijven, doch door den Staat
worden geëxploiteerd?
Toen de Enschedésche fabrikanten dui
zenden werklieden op straat wilden zetten,
om door dezer ellende de honderden van
Van Heek te dwingen hun verzet op te
geven, toen heette dit hun volste recht.
Thans, nu de arbeiders zich aan een
dwingdaad schuldig maken, nu vindt men
aanstonds 't juiste woord: machtsmisbruik.
Men gevoelt, hoe hier een objectieve,
rustige beoordeeling der feiten nog ont
breekt".
Hoe stonden de b ambten tegenover hun
eed ? Kunnen de moralisten hun toegeven,
dat een eed hun niet bond om onderkruipers
werk te doen ? Doch blijft, als men die
vraag bevestigend mag beantwoorden, de
vraag niet rijzen: hoe konden de overige
mannen van 't spoorwegpersoneel, van wie
geen onderkruiperswerk werd vereischt, het
dienstweigeren met huneedovereenbrengen?
Zoo rijzen tal van vragen, die voor elk
verstandig sociaal-politicus 't noodzakelijk
maken, zijn oordeel op te schorten tot
volledig licht is opgegaan; ook over de
houding der Regeering.
Wat tenslotte den thans alom gehoorden
eisch betreft: het staken van ambtenaren
of daarmede gelijk te stellen personen moet
strafbaar worden gesteld, ook hier zouden
wij willen aanraden: overweeg uw advies
nog eens goed.
Waarom straf, wanneer het publiek
ongemak ondervindt, en geen straf, wanneer
een patroon wordt geruïneerd ?
Waarom wel straf', als de tramconducteurs
staken, geen straf als de brood bakkers het
werk neerleggen ?
Vervolgens: er zijn omstandigheden, dat
een werkstaking als laatste middel vol
komen rechtvaardig kan zijn. In dat geval
is zij een wezenlijk recht van den arbeider.
Wil men den arbeider dit recht, dat hij
onbetwistbaar heeft, ontnemen, zal men dan
niet vóóraf ervoor moeten zorgen, dat
inderdaad een gerechtvaardigde, werkstaking
niet meer kan voorkomen ? m. a. w. zal
men niet eerst het arbeidscontract recht
vaardig dienen te regelen, en voor geschillen
een onpartijdig en bekwaam rechter moeten
aanwijzen ?
Evenmin als de staat den eigenaar, om
redenen van algemeen welzijn zijn eigen
domsrecht ontnemen kan zonder schadever
goeding, evenmin mag de staat den arbeider
zijn recht tot rechtvaardige staking ontne
men zonder compensatie, hierin bestaand:
dat voor de handhaving van zijn recht op
rechtvaardige arbeidsvoorwaarden voldoen
de en afdoende worde gezorgd.
Onze conclusie is deze:
Het is zeer voorbarig en lichtzinnig, thans
reeds een definitief oordeel over deze revo
lutionaire werkstaking van het spoorweg
personeel en over de houding der regeering
uit te spreken, omdat alle gegevens ons nog
niet ten dienste staan.
Goed zal men doenj met van niet liberale
zijde bij 't lezen van »liberale': beoordeelin
gen te bedenken, dat heel waarschijnlijk de
objectiviteit in deze ietwat verduisterd wordt
door de begeerte, de anti-Jiberale regeering
een hak te zetten.
Verstandig zal het evenzeer zijn, bij het
zoeken Daar middelen, om stakingen als
deze te voorkomen, even te wachten, tot de
plota opgewelde toorn wat is bekoeld, om
dan vóór alles met eerlijkheid te zoeken
naar de grond oorzaken dezer staking.
Men stelle dan de diagnose, en allicht
zal men bemerken, dat voor deze ziekte
andere medicijnen motten worden voorge
schreven, dan ons op de politieke markt
thans met groot geschreeuw worden aan
geprezen."
Verstandige woorden; wie kan deze
katholiek zijn?
Men leest ze in 't Katholiek Sociaal
Weekblad.
Zij werden geschreven door Mr.
Aalberse, den candidaat voor de Tweede
Kamer in het district Almelo; door den
vriend van wijlen Dr. Schaepman....
Bij de stichting van het Katholiek So
ciaal Weekblad, getuigde Schaepman aan
gaande hem:
»Mijn hartelijkste zegenwenschen verge
zellen de nieuwe onderneming. Aan voor
spellingen waag ik mij niet. Mijn vertouwen
durf ik echter volmondig uitspreken, vol
mondig en grondhartig, in den Redacteur
en Adviseur. Mr. P. J. M. Aalberse is,
daar hij zichzelv' jong noemt, mag ik hem
onder de jongeren rangschikken, onder onze
jongere Katholieken een der ijverigsten,
vaardigsten en kloeksten. Hij kent het
groote levensgeheim: hij is een werker,
een stoere werker ook. Daarbij ook een
geloovig werker, vol hoop en door de hoop
vol moed. Wie van werken en gelooven
gewaagt, gewaagt ook van liefde; de heer
Aalberse heeft zijn taak lief om de taak
zelve. Hoog vat hij haar op en devoot".
Maar welk blad heeft nu dat kloeke
woord van dien Redacteur en Candidaat,
van een voor zijn partij zooveel
beteekenend man, opgenomen en het zijn lezers
o ver verteld ?
Waar werd er hartelijke instemming
mee betuigd, of wie achtte zich geroepen
tot een ernstige wederlegging ?
De diepe zin van Aalberse's opmerkin
gen is toch wel deze: de sociale toestanden
zijn tegenwoordig van dien aard, dat men
zelfs spoor weg-stakingen niet zoo maar
opeens veroordeelen mag.
Als een stem in de woestijn klinkt
Aalberse's waarschuwing.
Men schreeuwt, men tiert, men zwetst...
het is zoo, men verneemt een gekraai en
gekrijt, als stond men op het Amstelveld.
Lees de bladen, en vraag u zelf dan af:
hoeveel ^kwakzalvers" zijn er niet tegelijk
aan het woord?
Elk heeft zijn levens-eiixir, en wie spreekt
op wetenschappelijke manier; beschouwt
het euvel van alle zijden ; onpartijdig d.i.
met een open oog voor de deugden en de
zwakheden van partij en tegenpartij; wie
doet een onderzoek naar den oorsprong
en het wexen der ziekte?
Militair Allerlei.
Zoo'n luitenant!
Een »oud-opperofficier" heeft in de
Bredasche Courant van 11 Januari eens een
hartig woordje gesproken over »de mili
taire pers", en dat is maar goed ook.
Een «voormalige kolonel der artillerie"
redigeert een tijdschrift, geheeten De
Militaire Gids, en als ik nu den
oudopperofficier goed heb begrepen, dan is
het dien voormaligen kolonel eigenlijk
zoo'n beetje, te doen om »een koninkje op
eigen terrein te zijn". Nou, dat is heel
verkeerd, al is de redacteur van De Mili
taire Gids nog bescheiden genoeg om
op »eigen terrein" te blijven. En als je
het goed nagaat, dan is die heele Gids
overbodig. Hebben we niet een Mili
tairen Spectator, »die meer dan CO jaren
telt en een historisch traditie vertegen
woordigt van niet geringe beteekenis".
»Het militair weekblad heeft als vluchtige
revue met korte tusschenpoozen verschij
nende, alle reden van bestaan". Maar
zoo'n Gids, en dan nog wel een onbe
trouwbare.
Erger nog, veel erger!
Een luitenant der infanterie waagt het in
dien Gids met een majoor van meening téver
schillen, beschuldigt dien majoor zelfs van
onwetenschappelijk geknutsel. Verbeeldje,
een majoor, die on wetenschappelijk knutselt.
En dan welk een majoor! N.B. een ^wiens
verdiensten herhaalde malen openlijk wer
den erkend en beloond". Zie je, dat die
man verdiensten had, beteekende nog niet
genoeg, maar ze werden zelfs beloond,
herhaalde malen beloond. Ga nu maar
eens bij je zelf na, of het dan niet heel
hard is om door een luitenant wetenschap
pelijk te worden bestreden. Maar ik heb
nog niet genoeg van dien majoor verteld,
»hij werd zelfs dezer dagen tot een hoogst
gewichtig staatsambt geroepen". Hij heeft
leercursussen geschreven en langen tijd
geredigeerd den Militairen Spectator »die
meer dan zestig jaren telt".
De luitenant der infanterie heeft mis
schien nog niet zooveel bladzijden
volgepend als de majoor dikke boeken, hij kan
tegenover de herhaalde belooninpen van
den majoor slechts n Militaire Willems
orde stellen, en terwijl de majoor leeraar
was op den Cursua en op de Militaire Aca
demie, ja zelfs op de Hoogere Krijgsschool,
en bovendien de heele krijgsgeschiedenis
doorstudeerde, heeft de luitenant alleen
maar op Atjeh meegevochten en den oor
log in Zuid-Afrika meegemaakt.
En zoo'n luitenant wil beter weten dan
de majoor, hoeveel frontbreedte een com
pagnie en een bataljon in oorlogstijd
moeten hebben.
't Gekste van 't geval is, dat een kapi
tein van de infanterie met dien luitenant
meedoet. De oud-opperofficier van de
Dredasche Courant, die geen koninkje op eigen
terrein wil wezen, vond natuurlijk het feit
ergerlijk genoeg om niet van des kapiteins
medeplichtigheid te zwijgen, want die kapi
tein heeft natuurlijk dien luitenant opgezet
om mee te doen: ze hebben dit samen in
de Transvaal geleerd.
Ja, we krijgen nog last van dien
ZuidAfrikaanschen oorlog: de Duitschers be
ginnen ook al van nieuwigheden te praten
en de Franschen niet minder. Die nieuw
lichters zijn in staat alle leerboeken te
wijzigen. Waar moet dat heen l
Erg jammer is het, dat de oud-opper
officier nu maar niet dadelijk heeft gezegd,
hoe het eigenlijk wezen moet, en daaren
tegen bescheidiglijk mededeelt, niet na te
willen gaan, of er grond is voor het mathe
matisch «geknutsel" van de beide schrijvers
in den Militairen Gids. Want de lezers
van de Bredasche Courant weten aldus
nog niet precies, wie er gelijk heeft.
Eigenlijk had »hoogerhand" zich er al
lang mee moeten bemoeien, dan was het
in eens uitgeweest.
Maar met »hoogerhand" kan een
oudopperofficier tegenwoordig ook al niet meer
opschieten. Hij zou dien luitenant wel gauw
den mond hebben gesnoerd, en hem, in af
wachting van de in voering der doodstraf voor
aanranding van de discipline, exemplairlijk
hebben gecorrigeerd. Wat doet daarentegen,
»hoogerhand" »waar men allen zoo gaarne
centraliseert en bedisselt" ('t is de
oudopperofficier, die het zegt, en die kan het
toch weten): niets, zelfs niets, »om den
onaangenamen toon aan banden te leggen,
al ware het slee >ts om het goed fatsoen
naar buiten te bewaren''.
Stel zelfs het onmogelijke geval, dat
zoo'n luitenant het beter zou weten, dan
een majoor, ja, zelfs dan een majoor met
veel belooningen, had dan die luitenant
niet moeten zwijgen, nadat majoor in de
»Vereeniging ter bevordering van de
krijgswetenschap" had meegedeeld, het beter te
weten. Maar daar heb je nu het gevolg
van zoo'n vereeniging. Wordt de k rijgs
wetenschap niet geleeraard in de officieele,
of half officieele leerboeken ? Welnu, wat
valt er dan nog verder over te praten ?
Had trouwens ook de Militaire Spectator,
die »de historische traditie vertegenwoordigt
van niet geringe beteekenis'', niet reeds
voldoende gezegd: 't ia zóó, en niet anders?
Die luitenant doet het (altijd weer in
samenspanning met dien kapitein) voor
komen, alsof hij zelf door den majoor een
beetje op de teenen zou zijn getrapt, maar
wijselijk zwijgt de oud-opperofficier daar
over, want als je het in je leven tot
opperofficier hebt gebracht, dan weet je heel
goed, dat de luitenants, die zich wel eens
gekwetst gevoelen, hebben te zwijgen.
Tegenwoordig zie je echter de raarste
dingen. Stel je voor een tijdschrift, dat de
belangstelling wil opwekken voormüitaire
toestanden en vraagstukken van actueel
belang en daartoe de medewerking tracht
te krijgen van «vooruitstrevende" of (zoo
als de oud opperofficier ze ook noemt)
«verlichte geesten'1.
Verlichte geesten! Neen, lach nu eens
even mee «verlichte geesten" die, gelijk
de oud-opperofficier zoo raak opmerkt, «geen
open oogen hebben voor den grooten arbeid
door hunne voorgangers verricht."
Slaapkoppen, niet waar, die kerels, die niet
eens open oogen hebben !
Vooruitstrevenden ! Geven dan de regle
menten en dienstvoorschriften niet meer
| aan, hoever de spits, en de voorhoede en
j de voortroep vooruit mogen gaan!
j Zie, we kry'gen zoo langzamerhand toch
j meer en meer gelukkige leekenen des tijds,
, want niet alleen willen de heeren van de
| bureaukruk het publiek voorlichten, ook
de oud-opperofficieren zetten zich weer in
hun schrijfstoel, en zij hebben toch heel
wat beter kijk op de militaire eischen dan
i zoo'n kapitein, die alleen maar wat in
Indiëen in Zuid-Afrika van den oorlog
? heeft gezien, en zoo'n luitenant, die de
, Hoogere Krijgsschool afliep en wel uit
muntte in moed, trouw en beleid, maar
daarom toch niet meer van de frontbreedte
! weet van een bataljon, dan een majo T,
die jaren achtereen de krijgsgeschiedenis
bestudeerde en doceerde.
De »alles bedisse'ende en centraliseerende"
hoogerhand doet niets, welnu de oud-opper
officier worde ons een gids, die ons niet
»van den wal in de sloot helpt", die even
kernachtig en waardeerend, als in zijn
Bredasche Courant-artikel, naar de wijze
van het Reglement van krijgstucht, »zacht
en vaderlijk" (en zonder na te gaan of er
grond is voor het beweren van den luitenant)
de «vooruitstrevende geesten" bezweert.
O. J.
Suiker als voedingsmiddel.
Het wil nuj toeschenen, dat voeding van het
vee, zoowel van wetenschappelijke ah van
praktische zyde, beter bestudeerd is dan die
van den menach. De oorzaak van dit verschijnsel
mag wel hierin gezocht worden, 1. dat het vee
niet wordt gevraagd of het lust heeft zich aan
eene voeding-proet met al hare lasten te onder
werpen en 2. dat de voeding van den mensch
in den regel gecompliceerder is, dan die van het
vee. In elk geval meen ik, op grond van vroeger
gedane waarnemingen (als voormalig directeur
van het rykalandbouwproefstation. te Hoorn) en
op grond van hetgeen ik hoorde en las over
voeding van de mensch, te mogen besluiten, dat
in het algemeen over voeding van het vee gezon
dere begrippen heerschen dan over die van den
mensch. Waar het economische en daarmede
de beurs meer op den voorgrond treedt, zooals
by de voeding van het vee, is het trouwens
niet te verwonderen, dat de belanghebbenden
dieper in de kwestie doordringen dan waar de
smaakzin, zooals bij de voeding van den mensch
den boventoon voert. Duitache veehouders hebben
reeds lang de waarde van suiker als veevoer
erkend, eerat door het voederen van suiker
bieten, later door het voederen van
accynsvrije, z«ogenaamd gedenatureerde *) suiker
of melaase, de Hollandsche door het voederen van,
de z.g. kalfroom. **) Toch zijn er, onder degenen,
die meenen op de hoogte te zyn van de voeding
van den mensch nog personen, die suiker ala niet
veel ineer dan een genotmid lel beschouwen. Waar
accynsvry'e suiker aan het vee wordt gevoerd
en als voeding van den menach de hooge aceyna
moet worden betaald, ia suiker feitelijk voor het
vee een goedkoop voedingsmiddel en voor de
mingegoeder. onder de menschen een luxe
artikel.
Wanneer een man met wetenachappelyke
opleiding als Dr. Leoni (zie zijn artikel Suiker
als voedingsmiddel" in het nummer van dit
weekblad van 4 Jan. 11.) nog de stelling durft
te verdedigen, dat auiker nieta meer is dan
een genotmiddel van twijfelachtige waarde of
zelfa schadelijk, dan mag men aannemen dat
ook onder een deel van het suikeretend publiek
omtrent dit punt nog twijfel beataat.
De ondergeteekende die meent, dat de ar
gumenten van Dr. Leoni bij zijne beatryding
van de voedingswaarde van suiker of niet steek
houdend zijn of reeda lang door anderen weerlegd
werden, kreeg by het lezen van zijn artikel weer
opnieuw den indruk, dat in ona land aan voeding
van den menach van werkelyk deakundige zyde
meer de aandacht diende te worden geschonken
dan tot dusverre het geval waa en dat van die
zijde het publiek ook meer behoorde te worden
voorgelicht.
Het ligt niet op my'n weg om de juistheid
van het betoog van den Heer Birnie (zie zy'n
artikel in het Weekblad van 21 December)
tegen de mijns kziena onjulate beweringen van
Dr. Leoni te verdedigen. Wanneer de heer
Birnie het beter vindt, een artikel ala dat van
Dr. Leoni dood te zwijgen, dan behoeft de
ondergeteekende zeker geen ongevraagde repliek
te leveren. Ala bevestiging van hetgeen boven
als zyne meening is gezegd, dat namelyk kennis
van voedingsmiddelen en voeding van den
menach ook jby" wetenachappelijk gevormde
per*) Dit is auiker vermengd met roet,
vischof vleeschmeel, of afvalstof, ontstaan bij het
drogen van pulp. Voor zulke a liker behoeft
in Duitschland geen accyns betaald te worden.
**) Voor deze in Delft gefabriceerde kalf
room," die by het fokken goed voldoet, wordt
veel auiker gebruikt.
aonen in ons land somtyds veel te werschen
kan overlaten, wenscht ondergeteekende daarom
alleen op een paar punten in het artikel van
Dr. Leoni te wjjzen, zonder het stuk in zyn
geheel te willen kritiseeren.
Op gezag van Dr. König deelt de echiijver
mede, dat by de bereiding van suiker gepaard
gaan bizondere verontreinigingen en
vervalschicgen, welke de suiker nog meer tot een
hoogt t ongezonde voedingsstof maken". Volgens
de volgende alirea scby'nt dit te slaan op de
toevoeging van een hoogst ongezonde kleurstof,
ultramarijn of Berlynsch blauw."
Ik neem aan, dat Dr Leoni niet bedoeld
heeft, dat ultramary'n en Berlijnsch-blauw het
zelfde ia Hoe komt by echter aan de bewering,
dit Berlijr.seh- blauw voor het -witmaken van
suiker wordt gebruikt en hoe aan de uitspraak,
dat de sporen ultramary'n in geraffineerde aui
ker nadeelig zouden zyn ?
Ultramary'n ia volstrekt geen noodzakelijk
bestanddeel van witte suiker maar bovendien
orschadely'k. Zoo zegt professor dr. v. Wagner
te Würzburg (Chemische Technogie) omtrent
deze ullramaryn-kweetie: Man hat in
neuerer Zeit die Frage aufgeworfen, ob der
Ultramarinzuaatz zum Zucker nicht nachtheilig
sei. Wenn man aber in Betracht ziehr,
das s das Ultramarin aua lauter der Gesundheit
nicht sctüllichen Subatanzen beateht, dasa
ferner die Menge des Ultramarina im Zncker
eire verschwindend kleine iet auf 50 000 K G.
Zucker genügen in der Regel 1!4 K.G. Ultra
maria , so wird diese Frage unbedingt mit
Nein beantwortet werden mihaen."
Iets verder wordt een voortrtffely'k voedings
middel als suiker door dr. Leoni verdacht
gemaakt, door te wijzen op de kans, dat er door
de fabricage andere acbadelyke atoffen in voor
komen.
Zou de heer Leoni ala wetenscbappelyk man
niet beter hebben gedaan, alvorens deze opmer
king publiek te maken, met eerst ernstig na
te gaan of werkelijk zulke verontreinigde auiker
in den handel wordt gebracht, al meent hij zich
in deze weer op het oordeel van dr. König te
kunnen beroepen.
In een volgende alinea maakt de achryver
eene vergelijking tusschen auiker als
voedingamiddel en aatdappelen, brood, groenten en
vruchten. Wie ter wereld zal echter suiker in
de plaats van de laatstgenoemde
voedingamiddelen willen stellen, de heer Birnie zeker het
allerminst al wil hij ook suiker niet alty'd op
hetzelfde tydstiptals het andere voedael nemen.
Wat er nu volgt ataat in verband met deze
vergelijking en met het feit, dat de schry'ver
niet achynt te weten, dat de vooratandera van
suiker als voedael voor Ben menach, deze niet in
plaats van maar naast andere voed ngsmiddelen,
die rijk zyn aan anorganische zouten, wen t c hen
te stellen, hetzij ala jama, dua gemengd met
vruchtendeelen, hetzy ala andere apyzen of
dranken, hetzij in by'zocdere gevallen
onvermsngd tusschen twee gewone maaltyrien in. Het
geen in de volgende drie alinea's wordt opge
merkt heeft daarom geen zin. Om dezelfde
reden kan ook d^ voorstelling alaof de eiwit
stoffen van het voedael in het lichaam tot i
ooizuur, phosphorzuur en zwavelzuur worden
geoxydeerd, onbeaproken bly ven Ook het pluimpje,
dat dr. Leoni aan de natuur geeft om te
zorgen, dat in de vruchten en groent en (waarom
ook niet in honig, vleeach en viach ?) alty'd
jniat zooveel kalium en natrium enz. voorkomt,
ala noodig ia om de in het lichaam van den
menach (ook van het dier ?) gevormde zuren
te neutraliseeren, kan, verdiend of onverdiend,
onbesproken blyven. Misschien heeft de natuur
daarom ook gezorgd dat in de koemelk onge
veer o maal zooveel zouten aanwezig is ala in
de moedermelk om by' de eeratgenoemde auiker
te kunnen gebruiken.
Voor den landbouwkundige Jy'kt het by deze
beschouwingen van dr. Leoni andera wel wat mal,
dat de groenten,om voldoende zouten te bevatten,
dan niet met afval en uitwerpselen'' moeten
gemeat zyn. Het volgt volgens den fchryver uit
de physiologie van de plant. Jammer, dat het
achryver te ver zou voeren" dit aantewyzen.
Nu moeten we het maar op autoriteit aanne men,
en omdat de natuur by de levering van groenten
en vruchten geen gebruiksaanwy'zing heeft
gevoegd, weten we nog riet, of we de aardap
pelen in water moeten koken of gepoft eten
met of zonder 4out. Ook weten we nog niet, of
we botdr en slaolie mogen gebruiken, ot de
spijzen met melk in plaats van boter moeten
klaar maken en by <ie sla fijne grondnoten (de
grondstof van de slaolie) moeten voegen of ala
van ouds de fabriekmatig er uit bereide olie.
Na eene analyse van suikerbiet en eene
onjuiste van suikerriet met n.b. 7 pCt.
suikervormende ? stoffen, waarvan ondergeteekende
de bedoeling niet duidelyk ia geworden, komt
achry ver ten alotte tot de conclusie, dat suiker
in voedingswaarde te vergelyken is met alcohol.
Het dwaze van deze bewering aan te toonen
zou ondergeteekende ook te ver voeren." Hy
eindigt dus met de aandacht te vestigen op
hetgeen prof. G. von Bunge te Basel in zy'n
Lehrbuch der Physiologie dea Menschen", 2e
deel, p. 140 e. v. over alcohol zegt en de lezing
aan te bevelen van het werkje van prof. dr. A.
Stutzer te Königaberg, Zucker und Alkohol,
Die Eigenschaften von Zucker und Alkohol in
phyaiologiacher, sozialer und
volkawirtschsftlicher Beziehung."
C. J. v. LOOKEREK
Macedonië.
De sensatie-berichten van den Figaro
over de mobilisatie van 250 000 man
Turksche troepen zijn niet bevestigd. Het
blad verzekert nu, dat het bevel tot mobi
lisatie wel degelijk door de Turksche regee
ring is gegeven, doch dat het weder is
ingetrokken, of dat althans de uitvoering