Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1338
«rvan is geschorst, toen men te
Constantinopel bemerkte, welk een slechten indruk
de genomen of voorgenomen maatregel op
de groote mogendheden maakte. Het Jour
nal des Débats merkt in een voor Turkije
bijzonder welwillend artikel op, dat de
Figaro zich waarschijnlijk n nul ver
gist heeft; dat hoogstens van 20.000 tot
30.000 man sprake kan zijn, en dat het
alleszins verklaarbaar is, dat de Turksche
regeering, met het oog op mogelijke gebeur
tenissen, hetzij in Macedonië, hetzij in het
buitenland (Bulgarije) de noodige voorzorgs
maatregelen neemt. Van eenige provocatie
van Turkscbe zijde, van eene tegen Bul
garije gerichte bedreiging, kan volgens net
Journal des Débats geen sprake zijn.
Slechts indien de Bulgaren tusschen beiden
kwamen ten gunste van de Macedoniërs,
gelijk de Grieken dit indertijd deden ten
gunste van de Gretensers, zouden de
toebereidselen van Turkije kunnen overgaan
in handelingen tegen Bulgarije. En als de
Bulgaren thans protesteeren, dan is dit
het beste bewijs, dat zij van plan zijn
eventueel tusschen beiden te komen.
Heel wat pessimistischer laat de Temps
zich uit. Het blad neemt acte van de ver
klaringen der Turksche reg
dat de
onder het bevel staan van Europeesche
l chefs. Ook bij de justitie en de financiën
' zouden Europeesche inspecteurs moeten
worden benoemd.
Wij noemden deze voorstellen duidelijk
en praktisch. Of ze ook afdoende zullen
zijn ? Zeker niet voor hen, die de Oostersche
quaestie eerst dan opgelost achten, als den
Sultan geen duimbreed Europeesch grond
gebied is overgebleven. Evenmin voor hen,
die liefst visschen in troebel water, en dan
natuurlijk hoe troebeler hoe beter.
En zeker allerminst wanneer de Porte,
zoo als men helaas van haar gewend is,
in beginsel alles belooft, maar het bij een
belofte laat. Daarom vooral dient men de
berichten over de voorgenomen afzetting
van Wali's, Kaimakan's,
districts-gouverneuren en belasting-directeuren, en over
de vervanging dier ambtenaren door lieden,
die boven elke verdenking staan, met
groote voorzichtigheid op te nemen.
geruchten omtrent de mobilisatie onjuist
zijn: »de internationale hoffelijkheid staat
niet toe, zulk een démenti in twijfel te
trekken. Maar... als er werkelijk kans
bestond, dat de Turksche regeering niet
slechts hare geregelde troepen, doch ook
de Baschi-Boezoeks naar Macedoniëzond,
KOU de zaak hoogst ernstig worden. Men
mag niet dulden, dat onder voorwendsel
van de orde te handhaven, een cyclopn
van gruwelen over deze ongelukkige provin
ciën worde ontketend." Alles wijst er op,
dat een onderdrukking met de wapenen
in de eerste plaats schrikkelijke
moordtooneelen, in de tweede plaats een conflict
met Bulgarije zou tengevolge hebbeu. »Wat
dit laatste betreft, men dient in te zien,
dat, niettegenstaande den goeden wil en
de volgzaamheid der regeering van vorst
Ferdinand, er voor deze eene .grens is aan
de concessiën, die zij aan de mogendheden
kan maken; dat de solidariteit tusschen
de bevolking van Bulgarije en die van
de vilayets van Monakir en Saloniki, ten
deele ook van Kosscvo, zeer nauw is, en ge
grond op verwantschap, geschiedenis, gods
dienst, belangen en streven; dat wanneer
men aan het Piemont van het Oosten zou
willen voorschrijven te abdiceeren en zijne
plichten en zijne eerzucht op te geven,
de Westersche diplomatie gevaar loopt, tot
onontwarbare binnen- en buitenlandsche
verwikkelingen aanleiding te geven."
Wanneer wij hier de meening van enkele
Fransche bladen geven, dan geschiedt dit,
omdat Frankrijk in deze quaestie eene
wel bescheiden, maar toch zeer verdien
stelijke rol heeft gespeeld. Blijkens een
voor korten tijd gepubliceerd Geelboek
heeft de minister van buitenlandsche zaken
Delcasséduidelijke en praktische voor
stellen gedaan betreffende de invoering der
voor Macedoniëhoog noodige hervormin
gen, en hebben Rusland en Oostenrijk
zich hiermede vereenigd, zoodat men mag
aannemen, dat deze drie groote mogend
heden, voor 't oogenblik althans, ten op
zichte van de Macedonische quaestie ue
lijn trekken. De heer Delcasséstelde zich
ten doel, tegemoet te komen aan de ge
rechtvaardigde grieven der bevolking van
Macedonië, zonder aan de integriteit van
het Turksche rijk afbreuk te doen en
zonder aanleiding te geven tot nieuwe,
onwelkome verwikkelingen.
De leuze »Macedoniëvoor de Macedo
niërs" is bezwaarlijk toetepassen wegens
de groote verscheidenheid van rassen en
nationaliteiten in deze Turksche provincie.
De Fransche consul te Saloniki, de heer
Steeg, deed in zijn rapport van 15 De
cember uitkomen, dat de verschillende
elementen der christelijke bevolking niet
slechts streven naar autonomie of naar
annexatie bij naburige stamverwante staten
(Griekenland, Bulgarije, Servië), maar dat
elk van haar er ook naar tracht, de andere
te overheerschen. Daarin ligt wel de groote
moeielijkheid. De haat, dien de Bulgaren,
de Grieken, de Serviërs van Macedoni
tegen elkander koesteren, maakt de vorming
van een onafhankelijk Macedoniëonmo
gelijk. Men kan bijvoorbeeld niet zelden
Grieken rondweg hooren verklaren, dat zij de
Turksche heerschappij verkiezen boven de
Bulgaarsche, en de Bulgaren zijn voor 't
meerendeel liever Turksche dan Grieksche
onderdanen. En daar die rassen over het
grootste deel van het gebied zijn verdeeld
en dus plaatselijk vermengd, kan men
Macedoniëook niet tusschen Bulgarije,
Serviëen Griekenland verdeelen. Daarom
moet het oppergezag van Turkije over
deze om den voorrang strijdende nationa
liteiten behouden blijven en kan het in
zekeren zin als een waarborg voor de rust
worden beschouwd. Doch alleen onder de
voorwaarde, dat een einde worde gemaakt
aan de misbruiken, onder welke in deze
provincie de inwoners van elk ras en
eiken godsdienst hebben te lijden. In de
eerste plaats moet een goed
gouverneurgeneraal worden aangesteld, bekleed met
de noodige onafhankelijkheid en het noodige
gezag. In de tweede plaats moet een einde
worden gemaakt aan de onwettige en wille
keurige heffing van belastingen en tienden
en moeten de ontvangers dier rciddelen
aan een scherp toezicht en eene strenge
controle worden onderworpen, zoodat de
boeren niet meer door hen kunnen worden
uitgezogen. In de derde plaats moet de
i i r ? j
gendarmerie worden gereorganiseerd, ge
regeld soldij ontvangen, zoodat zij niet
meer het te kort van haar loon door
plundering en afdreiging op de bewoners
verhaalt: verder moet zij, naar verhouding
van de bevolkingscijfers, uit Christenen
en Muzelmannen zijn samengesteld en
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiinnimiwnii
Sociale,
Be wertstatinp en uitsluitingen ia 1901,
Het Centraal Bureau voor de Statistiek
is sedert Juli 1901 begonnen, telkens wan
neer een arbeidsgeschil aan het Bureau
bekend werd, gegevens hieromtrent te
verzamelen door toezending van gelijklui
dende vraagpunten aan da beide in het
geschil betrokken partyen. Op deze wijze
heeft het verkregen een overzicht van de
oorzaken en den loop der werkstakingen
en uitsluitingen, steunende op gegevens
van de werklieden en patroons beiqen. Een
zoodanig overzicht biedt natuurlijk meer
waarborgen voor het verkrijgen van een
goed beeld van de werkstakingen en uit
sluitingen dan couranten berichten doen.
Evenwel heeft het Bureau tot dit laatste
zijn toevlucht moeten nemen voor het eerste
gedeelte van het jaar 1901.
Deze statistiek is thans gepubliceerd en
daarmede is voorzien in een nog bij ons
te lande bestaande leemte. Dergelijke
publicatien z\jn van veel belang voor de
werklieden en de werkgevers, omdat kennis
van feiten zonder twijfel zal medewerken
tot het spoediger afwikkelen van bestaande
geschillen en tot het beperken van den
duur en den omvang der werkstakingen en
uitsluitingen. Over deze, die uiterste strijd
middelen zijn en gevolgen na zich slepen
welke vaak ver buiten het gebied gaan
waarop de strijd zich afspeelt, heeft het
Bureau de volgende opmerkingen gemaakt,
die zóó juist zijn, dat ze wel verdienen
meer gelezen te worden. Niet dat daarin
iets nieuws wordt verteld; integendeel,
maar het wil mij voorkomen, dat niet ge
noeg de gevolgen van een werkstaking of
uitsluiting voor de andere bedrijven aan
het licht gesteld kunnen worden en dat
wanneer deze meer overdacht worden, er
meer op arbitraire uitspraak of bemiddeling
zou worden aangedrongen. Men oordeele
zelf:
De afnemers van het product der onder
neming, welke ten gevolge van de werk
staking of uitsluiting geheel of ten deele
stilstaat, moeten trachten, zoolang de strijd
duurt en voor zoover het mogelijk is, de
benoodigde goederen van elders te betrek
ken. Zijn deze afnemers tevens ondernemers,
die het prod_uct voor eigen bedrijf behoeven,
(b.v. weverijen, die garen betrekken uit
spinnerijen, welke tengevolge van werk
staking of uitsluiting stilstaan) dan dreigt,
als terugslag van elders ontbranden strijd,
wellicht stilstand van dit be_drijf. Zijn het
afnemers voor eigen gebruik, dan rijzen,
men denke b.v. aan eene algemeene werk
staking der bakkersgezellen in eenige stad,
moeilijkheden van anderen, doch veelal
niet minder ernstigen aard. Wordt door het
geschil omgekeerd een bedrijf, dat van
elders zijn grondstoffen betrekt, geheel of
gedeeltelijk tot stilstand gebracht, (eene
staking in de weverijen b.v.) dan zien de
vervaardigers dezer grondstoffen (dus de
spinnerijen) hun afzet voor een deel, wel
licht voor een belangrijk deel, verminderd.
En hoe vaak is niet een bedrijf zoo
wel leverancier voor andere bedrijven,
als afnemer van grondstof of half'bewerkte
grondstof (b.v- weverijen, die garens van
elders betrekken en haar geweven goederen
aan drukkerijen of ververijen afleveren).
Vandaar de algemeene belangstelling
voor deze uiterste strijdmiddelen in ge
schillen tusschen patroon en werkman;
vandaar de pogingen van verschillenden
aard om het uitbreken van werkstakingen
of uitsluitingen te voorkomen of' hun verloop
naar vermogen te bespoedigen. Vandaar
ook, dat men, statistische gegevens op het
gebied der arbeidsverhoudingen willende
verzamelen, is begonnen met het bewerken
eener statistiek der werkstakingen en uit
sluitingen. Eu zulks met dubbel doel.
Eenerzijds om geregeld in het belang eener
juiste en volledige geschiedenis van de
economische ontwikkeling der volken, boek
te houden van het zoo belangrijk en in
het economisch leven zoo diep ingrijpend
verschijnsel der werkstakingen en uitslui
tingen. Anderzijds om partijen zelve te
strekken tot voorlichting, opdat het ge
vaarlijk en in ieder geval tweesnijdend
wapen der werkstakingen niet lichtvaardig
worde ter hand genomen.
Uit het door het Centraal Bureau ver
zamelde materiaal doe ik eenige grepen.
Gedurende 1901 zijn bekend geworden 115
werkstakingen,voorkomende in 53 beroepen.
D£ beroepen die het meest getroffen wer
den door de stakingen zijn die der
veenarbeiders en der landarbeiders en deze
hadden voornamelijk plaats in Groningen
en Friesland. Terwijl in deze beide provin
ciën de stakingen vooral op het platteland
plaats vonden, geschiedde ze in Noord- en
Zuid-Holland voornamelijk in de steden.
Zou daarvoor een reden bestaan ? Over het
algemeen zal het wel waar zijn, dat er in
de steden meer gevaar bestaat voor het
uitbreken van een werkstaking dan op het
platteland. Nu is er echter een bepaald
beroep hetwelk uit den aard der zaak op
het platteland wordt uitgeoefend, waarin
dikwijls conflicten voorkomen; ik bedoel
dat der veen arbeiders. In Groningen en
Friesland kwamen van de 34 stakingen 16
voor onder de veenarbeiders. Op het platte
land vonden aldaar plaats 25. Houdt men
dus de werkstakingen der veenarbeiders
buiten beschouwing, als zijnde van
bizonderen aard, dan Wordt ook hier de voorop
gezette regel, dat de meeste werkstakingen
in de steden plaats vinden, bewaarheid.
De meeste geschillen hebben geduurd van
3 tot 7 dagen. Van de 115 geschillen werd
slechts van 76 de duur aan het bureau
bekend. Meer dan de helft, n.l. 42 duurden
korter dan 7 dagen. Als langste termijn
kwam in elk der volgende vakken: boot
werker, mandenmaker, sigarenmaker, steen
houwer, veenarbeider en zakkendrager l
maal een geschil voor, dat duurde van 6
tot 13 weken. En wat is de uitslag geweest
van dezen strijd, die zonder twijfel in menig
gezin ellende heeft gebracht?
Bootwerker. Het betrof een loonsgeschil
hetwelk beëindigd werd ten gunste der
werklieden door directie onderhandeling der
partijen.
Mandenmaker. Hier was de oorzaak loons
verlaging door den patroon ingevoerd. De
strijd is onbeslist gebleven, daar de werk
lieden een coöperatieve mandenmakerij
hebben opgezet.
Sigarenmaker. De oorzaak was: uitbetaling
van loon beneden den plaatselij ken
loonstandaard en onregelmatig uitgeven van
werk; de eisch: verhooging van 2X 7 K et.
per 100 sigaren voor verschillende merken;
de aanbieding, gedeeltelijke inwilliging. Het
geschil is geëindigd door bemiddeling der
patroons- en werkliedenorganisatie. De
werklieden namen de aanbieding van den
patroon aan, uit vrees voor verplaatsing
van het bedrijf.
Steenhouwer. De eisch was: loon verhooging
van 2 et. per uur. De afloop is gunstig
geweest voor de werklieden door bespreking
van de patroons met het bestuur eener
vakvereeniging.
Veenarbeider. De eisch was:
loonsverhooging van 20 et. per veenroe en het eind
was gunstig voor de arbeiders door directe
onderhandeling.
Zakkendrager. De oorzaak was de afwijking
door de vaste ploeg van de gewoonte om
het meerdere werkvolk, hetwelk bij afwis
seling noodig is, uit het losse werkvolk bij
loting te kiezen; in plaats hiervan werden
5 losse werklieden van de loting vrijgesteld,
zoodat Ie kans voor de anderen om werk
te krijgen, verminderde. Hierdoor besloten
deze zich niet meer beschikbaar te stellen.
Het geschil is geëindigd ten gunste van
de werkgevers (hier de vaste ploeg) door
het verloopen der staking, aangezien de
uitkeeringen aan de stakers ophielden.
Gaat men nu na den uitslag van deze
stakingen, die het langst hebben geduurd
en die daardoor zonder eenige twijfel ellende
hebben gebracht, dan ziet men, dat de
helft is geëindigd met een gunstigen afloop
voor de arbeiders, dat 2 voor hen bepaald
ongunstig zijn geweest en dat l onbeslist
is gebleven. En dan mag zeker de vraag
gedaan worden of in dien uitslag niet een
ernstige waarschuwing voor de arbeiders
als de patroons moet liggen om niet licht
vaardig een werkstaking te beginnen of
uit te lokken. Ook een gewonnen strijd is
niet altijd een .voordeel: niemand komt
zonder kleerscheuren uit den kamp. Hoeveel
ellende wordt er niet geboren tijdens de
staking en hoe lang, zullen de naweeën
daarvan niet worden gevoeld I Hoeveel
verbittering is er niet gevaren in de harten
der partijen, die niet nalaten zal later
haren slechten invloed te doen gevoelen !
Neemt men het geheele aantal geschillen,
dan blijkt, dat van de 88 geschillen waar
van de uitslag bekend is geworden, 39
beslist zijn ten gunste der werklieden, 33
ten gunste der patroons, 17 geschikt zijn
en 3 onbeslist zijn gebleven.
De eischen der geschillen waren van zeer
uiteenloopenden aard. Volgens het onder
zoek van het Centraal Bureau zijn bij 02
de eischen terug te brengen tot
loonsverhooging. De vermindering in loon als aan
leiding tot de geschillen (n.l. 15), waarvoor
als eisch is opgegeven »afzien van voorge
nomen loonsverlaging" ging, naar de be
richten in de dagbladen, gepaard niet slapte
in het bedrijf of het invoeren van nieuwe
machines, waardoor werkkracht overbodig
werd. Dikwijls was het vereenigingsleven
directe oorzaak van het geschil, wanneer
georganiseerden weigerden te werken met
ongeorganiseerden of als eisch gesteld werd
het weder in dienst nemen van ontslagen
werklieden.
Thans komen wij tot de vraag op welke
wijze zijn de geschillen geëindigd ?
Van de 115 geschillen is de wijze van
beëindiging van 53 onbekend gebleven. Van
de overschietende 02 ziin geëindigd:
34 door directe onderhandeling tusschen
partijen of hare vertegenwoordigers;
8 door bemiddeling van derden ;
6 door in dienstneming van andere werk
lieden ;
14 door het verloopen der staking.
Uit deze opgave blijkt weer voor de
zooveelste maal, dat de Kamers van Arbeid
weinig of geen invloed hebben en dat maar
al te waar is de klacht van sommige Ka
mers, dat zij zelden of nooit gemoeid worden
in groote geschillen. Immers slechts 8 zijn
door betn ddeling van derden geëindigd en
daaronder zullen zeker nog wel zijn, die
geëindigd zijn door invloed van een com
missie, staande buiten de partijen en de
Kamers.
Beschouwen wij de wijze van beëindiging
in verband met den uitslag, dan zien wij
een eigenaardig verschijnsel.
Door directe onderhandeling eindigden nl.:
25 ten gunste der werklieden ;
2 » » » patroons;
7 door schikking.
Door bemiddeling van derden :
l ten gunste der werklieden;
l » » » patroons;
G door schikking.
Zou daaruit niet de conclusie getrokken
kunnen worden, dat tot directe onderhan
deling slechts dan wordt overgegaan, als
n der partijen zich de zwakste gevoelt,
met name de patroons, en dat de wijze van
bemiddeling wordt aangegrepen, ais door
de gelijke sterkte de kans om te overwinnen
voor beide partijen gelijk staat ? Immers
waarom zou anders het getal geschillen, die
ten gunste der werklieden geëindigd zijn,
het grootst zijn bij directe onderhandeling,
terwijl bij behandeling door derden boven
aan staan de geschillen, die uit de wereld
geholpen zijn door schikking ?
Meerdere conclusiën zouden uit het ver
zamelde cijfermateriaal te trekken zijn, maar
ik zal het voorloopig hier bij laten.
Wat de uitsluitingen betreft, is het ge
bleken, dat 7 gevallen zqn voorgekomen
waarvan 2 ten gunste der patroons, en 2
ten gunste der arbeiders zyn afgeloopen,
terwijl de uitslag van 2 onbekend bleef en
van l onbeslist.
Uit het bovenstaande zal wel reeds ge
bleken zijn welk goed werk het Centraal
Bureau verricht heeft door zijne aandacht
aan deze statistiek te wijden.
Kampen- Mr. dr. H. S.VELDMAN.
Muziek in de Hoofdstad.
Avonden zooala die van 7 Februari doen goed
in het muziekleven der hoofdstad. Zij ver
kwikken, zy verheffen, zij brengen het publiek
nader tot den kunstenaar en geven dezen de
overtuiging dat lüj door zyn hoorders wordt
gewaardeerd; en eerst wanneer hy dat bewust
zijn heeft, dan kan hy zich geheel geven.
En Ruatgen geeft zich geheel; hjj heeft zich
steeds geheel gegeven vyf en twintig jaren
lang. Van af het eerste oogenblik dat fuj by
ons was, tot op den huldigen dag is hij steeds
geweest de enthousiast voor kunst; de man
die by alles wat hy denkt en doet, geleid wordt
door een heiligen geestdrift voor zy'n heerlyke
kunst en haar te dienen beschouwt als het
meest noodzakelyke element in zy'n
levensop ratting; de man eindelyk die zich nooit be
kommert om personen- of andere questies, doch
pp wien slechts de edele taal der muziek
invloed heeft.
Is het wonder dat zy'n talryke vrienden en
vereerders behoefte hadden hem op de meest
ondubbelzinnige wyze te doen blyken hoezeer
zij hem vereerden, hoezeer zij verheugd waren
dat hy een kwart eeuw in ons midden is en
al dien ty'd met een steeds jeugdige frischheid
van geest en gemoed de geheimnissen onzer
heerlyke muziek voor den toehoorder heeft
ontsluierd ? Is het wonder dat deze betooging
den vorm aannam van een oratie, zoo intiem
van aard en zoo warm en sympathiek van
uiting als slechts mogelijk is tegenover een
karakter als dat van Julius Run t gen ?
Wat Röatgen al die jaren heeft gedaan ? Me
dunkt, de lezer die eenigszins regelmatig myne
opstellen volgt, behoeft biernaar niet te vragen.
Hoe dikwijls beb ik over zy'n talent als com
ponist geschreven ! Het laatst nog toen zy'n
cello-sonate werd uitgevoerd. Hoe dikwyls
heb ik van zy'n groote gaven als pianist mogen
gewagen, om het even of hy Beethoven's of
Brahms' concerten voor piano vertolkt (hier
in Amsterdam belaas te weinig), of hy' de
beroemde werken uit de litteratuur der kamer
muziek weergeeft, of dat hy zicb by zy'n vriend
Messchaert aansluit en den edeleten parelen
uit de litteratuur van het lied, door zy'n fijn
begeleidend klavierspel nieuwen luister toe
voegt ?
Ook als dirigent beeft Böntgen daden
gewrocbt, die hem aanspraak geven op de
erkentelykheid zy'ner stadgenooten. Ik herinner
my uitvoeringen van Bach's Hohe Messe,
Mattbauspassion, van Franck's Béatitudes, van
Brahms' Requiem en andere werken, die groot
genot opgeleverd hebben. Wat by ten slotte
als paedagoog gedaan heeft is niet het minst
belangry'ke gedeelte van zy'n werzaamheid als
kunstenaar, al treden dan ook de resultaten
hiervan niet altijd in de openbaarheid Menig
een echter die vroeger zyn bezielend
onderwys genoten heeft en zy, die het thans nog ge
nieten, zullen zeker met groote dankbaarheid
den kunstenaar hunnen gelukwensen gebracht
hebben.
Dat het Feestconcert" louter uit
compositiën bestond van den jubilaris, behoeft
wel niet in het byzonder vermeld te worden.
Dat het echter allen nieuwe compositiën
waren, getuigt van de werkkracht van Röntgen
en maakte het concert nog zooveel te
belangryker.
De avond werd geopend met eene
orchestbewerking van een oud-Nederlandsch Volkslied
Wie gaat met ons mee over zee?" Uit dit
werk bleek op nieuw hoeveel Röntgen voor
onze volksliederen gevoelt en hoezeer by in
hun karakter doorgedrongen is. In allerlei
varia tien worden de verschillende brokstukken
der volksmelodie met afwisselende
instrumentatien behandeld.
Daarna kwam Bram Eldering aan de beurt om
het nieuwe viool-concert van zijn vriend Röntgen '
ten doop te houden. Het is eene compositie,
dankbaar en effectvol voor viool geschreven, maar
dan moeten de talrijke moeilijkheden zóó
schitterend overwonnen worden als Eldering
dat deed. Het langzame gedeelte maakte
blykbaar op de aanwezigen den meesten indruk.
Röntgen heeft ook hier weder, evenals in zy'ne
andere werken gebruik maakt van motief
materiaal uit den eersten Satz, wat aan de
eenheid der compositie ten goede komt. Met
eene serenade voor orchtst in vier deelen werd
het eerste deel besloten. Dit werk is zeer
frisch van gedachte en pikant van bewerking.
Een mooi melodieus hoorn-motief speelt een
groote rol in den eersten Satz. Het tweede ge
deelte, met zijn effectvolle behandeling der
blaasinstrumen en gedempte violen, herinnert a in de
elfenmuziek der romantische kunst-periode. In
het Andante, beknopt van vorm, vindt
men eene zeer mooie, teeder lyrische melodie
en in het Finale is de componist vroolyk en
dartel. Het hoorn-thema van den eersten Satz
komt hier om een hoekje ky'ken. Met het
grootste genoegen heb ik met Röntgen's sere
nade kennis gemaakt; ik hoop haar nog dik
wijls te hooren.
In het tweede deel werden een achttal lie
deren uit den Gedenck clanck van Valerius
uitgevoerd, door Röntgen bewerkt voor tenor
solo, mannenkoor, orchest en orgel. Men weet
dat Röatgen herhaaldelyk ons oude lied heeft
bewerkt in verschillende phasen. Nu eens waren
het de oude boerenliedjes voor piano en viool,
dan weder contredansen voor
piano-vierhandig, een andermaal waren het bewerkingen
voor n zangstem met piano en ook voor
vier- en meerstemmig a cappella-koor, die onze
aandacht trokken. Thans heeft Röntgen die
stoere en krachtige rolksliederen voor mannen
koor en orchest gezet en daarmede een goede
daad gedaan, want de bewerkingen van Kremser,
die vooral in het buitenland veel gezongen
, worden en aan betrouwbaarheid en sty'l onge
veer alles te wenschen overlaten, moesten nu
maar meteen opgeborgen worden, nu men deze
i er voor in de plaats kan krijgen. Ze klinken
uitstekend en maken op den toehoorder
een geestdriftig stemmenden indruk. De heer
Rogmans verleende in een paar nummers zijn
glansvolle medewerking en aan het slot
van het laatste nummer kwam men door het
orgel tot een machtig klankeffect.
Dat er den geheelen avond door, kransen
en bloemen werden aangedragen om den jubilaris
te huldigen en dat na afloop van het concert
de feestviering op intieme wy'ze in de kleine
concertzaal nog eenigen tijd werd voortgezet,
vermeld ik alleen om der volledigheidswille.
Heeft Amsterdam dus Zaterdagavond een
zy'ner kunstenaars gehuldigd, die op de middag
hoogte staat van zyn talent, 1.1. Dinsdag be
reidde het een warme ovatie aan een der
jongeren die zich met een oratorium voor soli,
koor en orchest, voor het eerst aan een grooter
publiek kwam voorstellen. Ik bedoel den heer
Hub. Cuypers met zyn oratorium Sint Alfonsus"
op woorden van M. B. W. K. (C. ss. B,.).
Er valt in het opus 3 van den heer Cuypers
veel melodische gang waar te nemen. De com
ponist zoekt niet en ten gevolge daarvan ontmoet
men een groote mate van natuurlijkheid in 's
heeren Cuypers' schrijfwijze. Wel zy'n de ge
dachten niet altijd even belangryk; men stuit wel
eens op al te gewone melodische wendingen,
ook vindt men wel eens wat veronderde aan
Mendelssohn's duetten herinnerende passages,
maar toch, zy'n er verschillende plaatsen in
Sint Alfonsus aan te wijzen, waar men een
hoogen dunk verkrijgt van 'B componisten
talent; zoo o. a het slot van het eerste deel
met kinderkoor, het begin van het derde deel,
het koor op de woorden Welk een jubelen",
het koor der goddeloozen, de tenor- en bassolo's
by den dood van Alfonsus en het begin van
bet slotkoor. Waarlijk, in al deze nummers is
de heer Cuypera er in geslaagd muziek van
groote bekoorlykheid te componeeren.
Met zeer veel tact heeft de toondichter gebruik
gemaakt van een compositie van den H. Alfonsus,
het lied Gesümip" zooals ons dit door
pater Bogaerts indertijd is medegedeeld. In de
instrumentatie komen zeer goed gevonden ef
fecten voor, doch daarnaast ook onhandigheden,
welke door den componist by het hooren van
zy'n werk vermoedely'k zelf reeds zyn ontdekt.
Orer het algemeen maakt hy misbruik van te
hooge hoornpassages. Doch de gewichtigste
bemerking omtrent de instrumentatie is
wel die, dat de componist zich vaak de ge
legenheid heeft laten ontgaan, om te schilderen
met zyn orchest. Dus veeleer om hetgeen er
in de partituur niet staat, dan wel om hetgeen
er wel in staat zou men bezwaren kunnen
doen gelden tegen de instrumentatie. Gaarne
zy echter toegegeven, dat er ten opzichte
van het koper een wy'ze oeconomie in acht
is genomen en dat de zangstemmen nooit
door het orchest worden verdrukt. Als een
byzonder goede eigenschap van het werk kan
men nog wy'zen op den zin des componisten
om effectvol voor koor te schrijven. De koren
klinken allen heel mooi en de voortreffelijke
uitvoering ervan was geheel in staat daarop
het juiste licht te doen vallen. Zoowel door
beschaafdheid van klank, als door duidelyke
uitspraak muntten de dames en heeren
koorleden uit; en daar, waar zelfs de zuiverheid
niet geheel boven bedenking was, zooals by' de
mannenkoren Sono stato io l'ingrato", of wel
My'n hart wil u beminnen" was er toch veel
distinctie waar te nemen in de voordracht.
De soli werden vervuld door mej. Annie Siewe
uit Frankfort en de heeren Joh. J. Rogmans,
Jan Dijker <>& Joh. Hoes van hier. Dat deze
voortreffelijke solokrachten en het beproefde
Utrechtsche orchest, den componist trouw ter
zy'de stonden, behoeft eigenlijk niet eens afzon
derlijk vermeld te worden. De componist be
wees door de leiding van zyn werk met rust
en zekerheid zijn schare te kunnen beheerschen.
Als ik nu nog enkele opmerkingen maak,
dan heb ik daarmede op het oog den heer
Cuypers, in het belang van zyn groot compo
sitietalent, eenige wenken te geven, met welker
behartiging zy'n verdere werken zeer zeker
zullen gebaat worden. In de eerste plaats dan
tracbte hy door ernstige contrapuntstudiën
den variatievorm te beheerschen. Van
motiefbewerkirjg n.l. is in 's heeren Cuypers' werk
absoluut geen sprake en juist door den
variatievorm leert men een motief van alle kanten
bekijken en er mee doen, wat er mede gedaan
kan worden. Dan bestudeere hij de werken der
oude meesters, vooral van die Bach en Beet
hoven, maar niet minder ook die der nieuwere
componisten, waaruit vooral veel te leeren valt
voor de moderne instrumentatie. Zooals het voor
de letterkundigen en dichters noodzakelijk is
hun Hooft en Vondel te kennen, zooals het voor
onze schilders een onafwijsbaren eisch is, dat
zy de meesterwerken uit de XVe, XVIe en XVIIe
eeuwsche schilderschool bestudeerd hebben, zoo
moeten componisten geheel op de hoogte zy'n
van wat onze klassieken gewrocht hebben. De
gejolgen zullen zich ras openbaren in grootere
diepte, meer ernst en vooral in strenge
zelfcritiek.
Dan trachtte de heer Cuypers veel muziek te
hooren. Ik ben er vast van overtuigd, als hy
veel instrumentale muziek gehoord had,dan waren
vele passages uit zyn Sint Alfonsus anders
georchestreerd. Voorts schrijve hij eerst kleinere
stukken voor orchest, om zich daarmede kennis
van vorm en routine van instrumentatie te
verwerven en dan... dan zal een volgend
oratorium van den talentvollen componist zeker
een grooten stap voorwaarts beteekenen.
liet maakte overigens een alleraangenaamste!!
indruk, dat de componist zoo warm door uit
voerenden en toehoorders werd gehuldigd.
ANT. AVEKKAMP.
llllllllllllllllHIJIllliimilflIIIIIIJtllflflIlffMIlfllllllllJIHMIllllllll
Collectie Muit te Parijs.
De kleine maar rijke collectie, welke de
onlangs overleden heer Dutuit van onze
zeventiend'eeuwscbe schilders heeft bijeengebracht en
welke nu temidden van allerlei andere kost
baarheden voor 't publiek te zien is, lijkt mij
voor de representatie der Hollandsche Kunst in
Parijs zoo'n belangrijke aanwinst, dat ik er u
na de officieele dagbladverslagen nog eens graag
over kwam praten.
Het was wel toevallig', dat ik het eenig exem
plaar van Primitief Nederlandsche Kunst een
teekening aan Lucas van Leijden toegeschreven
het Jaatst moest zien. Wat een groei, zoo
moest ik weer eens tot mij zelven zeggen, wat
een wassende kracht in de kunst van het tee
kenen, als men in dien Lucas van Leijdeii zijn
gedachten brengt op den tijd van Rembrandt!
En Lucas van Leijden was toch waarlijk geen
kind. Hoe komt op de Leidsche tryptiek door
zijn streng-gehouden Renaissance-stijl heen de
realist al kijken in de schildering van 't
voorgebergte vau Patmos. Ja! de liefde voor de
realiteit ging al komen .... de techniek suk
kelde op zwakke beenen.
De overwint ing van alle techniek, de spot