Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEKDAMMEB WEEKBLAD VOOR KEDERLAW».
No. 1338
blijf in het katholieke Grave niet nalaten
de hem aangeboren neiging tot journalieken
arbeid te sterken tot een onweerstaanbaren
drang, .om te getuigen tegen zooveel wat
hem in het Brabantsch staatkundig en
maatschappelijk leven
veroordeelenswaardig voorkwam. Een aantal bladen dienden
hem gaarne tot orgaan voor zijn zaakrijke
beschouwingen. Eerst het Vaderland, de
N. Rott. CL en het Handelsblad; in 1883
ook het Dagblad De Amsterdammer, waarbij
hij in Augustus 1885 tot redacteur-ver
slaggever werd aangesteld, wat hem ge
legenheid schonk zich geheel aan de jour
nalistiek te wijden en Grave, waar het
verblijf voor den militanten directeur niet
altijd even aangenaam kon wezen, te ver
laten. Wanneer wij hier er aan herinneren
dat Geerke destijds uit Grave het eenige
liberale blad in de prov. Limburg De
Volksvriend redigeerde, zal het voldoende
verklaard zijn, dat er eenige spanning
tusschen hem en de katholieke geestelij sen
ontstond, die hem ten slotte naar het einde
van zijn ambtenaarloopbaan ten zeerste
deed verlangen.
Geerke, hoezeer een onberispelijk
telegraafdirecteur, kon niet nalaten de pen
te voeren, en schreef ook in die dagen
buiten De Volksvriend meermalen artikelen
welke de aandacht trokken. Vooral waa
dit het geval met hetgeen hij in '78 i«
het Vaderland te lezen gaf over den school
strijd en het Openbaar Onderwijs in Bra
bant en Limburg; evenzoo, om slechts een
paar onderwerpen te vermelden, met zijn
brieven in de N. Rott. in 1880 en 1881,
over de Beersche Maas ; causeriën die niet
alleen zeer op prijs werden gesteld, maar
tevens vele honderden guldens voor de
slachtoffers der overstrooming hem deden
toekomen, die door zijn bemiddeling werden
uitgereikt; iets wat hem zelfs eens het voor
recht schonk door een pastoor vereerd te
worden met den naam van «Man Gods" en
onwillekeurig moest bijdragen, om de ver
houding tot de geestelijkheid een weinig
minder gespannen te maken.
Ook destijds was zijn ijver onbeperkt.
Van 1879 tot 1882 redigeerde hij de Echo
van de Maas, welke te Oss verscheen, en
zijn artikelen in dat blad, onderteekend
Alexius van Delphi, getuigden van zijn
democratische, anti-clericale en
anti-plutocratische gezindheid, die hem zijn leven
lang is bijgebleven. Voorts vertaalde hij
de werken Prètre en Ignace de Loyola,
beiden van Spuller, doch vond nog boven
dien den tijd zijn letter- en
tooneelkunkundige aspiratiën te verplegen. Zoo gaf
hij een aantal vertalingen van
tooneelstukken, naar aanleiding waarvan de heer
Rössing hem eens de eer toekende een
der eersten te zijn geweest, die bij deze
bewerkingen op een losse vrije spraak
lette. Wij noemen hier Een stap van den
weg; Ultimo, de laatste van de maand;
De erfenis tan mijnheer Plumet; Gevolgen;
De straf eener vrouw; Narcisz; Eerlyke
arbeid; Ferriol; Een Hypochonder ; Politie
zaken (de Gouden Spin); Cireus-menschen;
Zooals de oude zongen; de Vonk, enz.,
waarvan het meerendeel vertolkt werd
voor Le Gras en Haspels, de laatstge
noemde drie voor het Kon. Ned. Tooneel.
Deelen wij nu verder nog mee, dat Geerke,
behalve voor zijn ambtsbezigheden, zijn
journalistisch werk en zijn letterkundigen
arbeid, den tijd moest vinden om het
algemeen belang te behartigen, als Voor
zitter van de Afd. van de Maatsch. tot
Bevordering van Nijverheid, als Voor
zitter van de Afd. der Noord-Brab. Maat
schappij van Landbouw, en als lid van
het Hoofdbestuur; dat hij zich voor alles
interesseerde wat de ontwikkeling en wel
vaart van zijn omgeving kon bevorderen,
en hij, waar er iets te werken viel, immer
bereid was zijn persoon beschikbaar te
stellen, dan zal men begrijpen dat het
Dagblad de Amsterdammer zich gelukkig
mocht rekenen, toen het in Augustus 1885
den heer Geerke tot zijn redactie-personeel
zag toetreden, als opvolger van den heer
De Meester, wiens jeugdigen ijver en ont
luikende talenten het zoo zeer had ge
waardeerd.
* *
Voor Geerke was zijn komst te Amster
dam het begin van een nieuw leven, en
voor iemand van zijn hoedanigheden begon
dat nieuwe leven onder omstandigheden,
die hem als verslaggever tot de volle
ontplooing van zijn karaktereigenschappen en
krachten noopten. Het waren de dagen
van strijd tusschen liberalisme en bet op
komend radicalisme, tusschen radicalisme
en socialisme en ook, en wel voor
namelijk, van strijd tusschen het gezag,
vertegenwoordigd door de politie, en het
nog niet tot socialisme opgegroeid, onte
vreden proletariaat.
Politieke vergaderingen van allerlei aard
waren aan de orde van den dag. Werd
toch al, door de steeds toenemende
uitbreiding der hoofdstad en de vermenig
vuldiging van de instellingen, die het
maatschappelijk leven op allerlei wijs en
in talloos vele schakeeringen te voorschijn
riep, het terrein van den verslaggever
frooter en grooter, alleen reeds de
opomende arbeiders-organisatie , vergde een
niet gering deel van des reporters tijd ...
en al te vaak ook meer dan een be
scheiden deel van diens goedmoedig
heid en geduld. Woelige en woeste ver
gaderingen waren er soms, waarin de «loon
slaven der Pers" avonden achtereen hun
aanteekeningen hadden te maken, omringd
door vurig hartstochtelijke redenaars en
hoorders, din, geprikkeld door hetgeen de
redacties der bladen hun verweten, maar
moeielijk hun vijandige gezindheid wisten
te verbergen; vergaderingen ook, waarbij
en waarna de politie handelend meerde
te moeten optreden, eindigende met een
klopjacht, als in een dal van Josaphat,
waar, voor een woedend, eer losgelaten dan
behoorlijk geleid, agentendom, het wild
verzameld was. Het Volkspark, Maison
Stroucken, Constantia, het Waterlooplein,
het Palingopioer, we behoeven deze woor
den slechts te noemen, om hen, die de
jaren van '80 tot '95 in de hoofdstad
hebben doorgebracht, zich een tijdperk te
doen herinneren, waarin de verslaggevers
der bladen maar al te dikwijls te midden
van een strijdtooneel leefden, waarop links
en rechts de slagen vielen.
Welnu, op dit strijdtooneel gevoelde
niemand meer dan Geerke zich tehuis.
Zeker heeft geen enkele journalist van
onzen tijd van zoo vele schuilnamen zich
bediend als deze redacteur-reporter. Men
kende hem als Spiritus Asper Jr., als
A. v. Delphi, als Secans, als Soranus, als
v. Ipscheuten, als Jan de Wit... waar
hij als schrijver optrad, maar tevens -kon
van hem getuigd worden, dat niemand
meer dan hem het zich verschuilen vreemd
was. Reeds zijn hooge, veerkrachtige,
forsche gestalte teekende hem als een man
van persoonlijken moed, en inderdaad de
wijze, waarop hij in dagen van spanning
als reporter zich gedroeg, deed hem kennen
als de plichtgetrouwe, die, waar het noodig
was, de gevaren tegemoet trad, onvervaard
en onversaagd. En deze persoonlijke moed
was geheel vrij van de ijdelheid, die er
toe drijft zich met opzet op den voorgrond
te stellen, gevaren te zoeken, ter verhoo
ging van eigen naam. Neen, hij werd
geleid door een hooger motief. Zijn demo
cratische gezindheid, zijn hartgrondige
afkeer van onrecht, bedeelden hem met
het gevoel van zedelijk geroepen te zijn
in dagen, troebel van klassenhaat, zich
volkomen op de hoogte te stellen van
hetgeen er omging, en de waarheid aan
het licht te brengen ten nadeele of ten
voordeele, het deed er niet toe, van welke
partij ook. Zijn reporterschap was hem een
taak, hem opgedtagen door niet minder
hooge zedelijke machten dan de Waarheid,
de Menschelijkheid en het Recht, en zoo
werd zijn arbeid dan ook een
hervormingswerk.
»Hij was," zoo lezen wij in het Volk,
»de eerste burgerlijke journalist, die on
partijdige en uitvoerige verslagen van
arbeidersvergaderingen publiceerde. Ook
was hij het die door zijn juiste verslagen
het optreden der politie in de woelige
dagen omstreeks '90 aan de kaak stelde.
De arbeiders zullen zijn aandenken niet
vergeten."
Wij zijn er zeker van dat zijn
collegaas, die hem in dien tijd gekend hebben,
al mogen zij de uitspraak van het arbei
dersblad misschien niet naar de letter
kunnen beamen, bij zijn verscheiden het
hooge karakter van zijn arabtsopvatting
van harte erkennen en waardeeren, en
dat zij met ons bereid zijn, het
eeresaluut te brengen aan Geerke, als den
eerlijken, ijverigen, door waarheid en
menschenliefde bezielden reporter; den
persriddêria de hoogere beteekenis van het wooi d,
die zijn wapen tot aller voorbeeld heeft
gehanteerd met moed, beleid en trouw.
Geerke's verslagen hadden, het behoeft
niet gezegd te worden, een goeden naam;
ook om de wijze waarop zij waren samen
gesteld. Hij streefde niet alleen naar on
partijdigheid, maar trachtte zoo volledig
mogelijk te zijn; een voordeel dat echter
voor een blad, hetwelk over een beperkte
ruimte te beschikken heeft, ook weieens
zijn bedenkelijke zijde had. Het lag min
der in zijn aard en geestesaanleg om
het gesprokene samen te vatten, dan
om, waar hij zich beperken moest, meer
eclectisch te werk te gaan; en natuurlijk
eenige beperking is zelfs bij de belang
rijkste en uitvoerigste verslagen een door
den omvang van elk blad gestelde eisch.
Mocht echter Geerke, door den nood ge
drongen, den een of anderen spreker iets
te weinig geven, zeker heeft nooit iemand
zich te beklagen gehad, dat een woord,
een zinsnede van bijzondere klank of be
teekenis, door hem veronachtzaamd was
geworden. Met telegrafische snelheid nam
hij dergelijke uitlatingen op, zoodat men
in zijn verslagen, bij gemis van enkele
onderdeden, een bij uitstek getrouw beeld
van den hoofdinhoud van rede of debat
vond. Zoo is hij, door zijn vertrouwdheid
met de onderwerpen in politieke vergade
ringen behandeld, door kennis en opmer
kingsgave, meermalen de reporter geweest,
die woorden heeft »vereeuwigd" welke
ook voor de sprekers zelf een verrassende
beteekenis hebben verkregen. Als een
voorbeeld daarvan noemen wij hier het
»Heere, mijn God, zij kunnen niet wach
ten, geen dag en geen nacht!" uit een
gebed van Kuyper, met zijn deputaten,
dat door Geerke mede werd aangehoord.
Toen hij deze zoo plechtige en innige
belijdenis van den anti-revolutionairen leider
vernam, werd het den reporter te
macht'g; haalde hij fluks zijn potlood te voor
schijn en grifte deze thans den gansenen
volke onvergetelijke bede... op zijn manchet.
Zoo dankt onze premier aan Geerke de
frisch gebleven herinnering aan het heiligst
oogenblik van zijn democratisch leven, maar
hoe velen zullen er niet zijn, die op gelijke
wijs door den nu overledene een klaarder
gedachtenis aan hun eigen woorden en
handelingen hebben bewaard!
Maar Geerke was, gelijk de degelijke
reporter behoort te zijn, een zeer veelzijdig
ontwikkeld man. Zijn studie van letteren
en theologie, gevolgd door die voor de
telegrafie, hadden hem gemeenzaam ge
maakt met onderwerpen en zaken van zeer
uiteenloopenden aard, en zijn scherpzinnig
heid, bij den lust om zich steeds verder
te bekwamen, teneinde niet verplicht te
zijn in het maatschappelijk leven zich
binnen al te engen kring te bewegen,
maakten hem in zekeren zin tot een onmis
homo, op velerlei gebied tot oordeelen in
staat. Zoo kan het ons dan ook niet ver
wonderen, dat hij de rechte man gebleken
is, om de Aannemers tot een Bond te ver
eenigen, en om zelf gedurende vele jaren het
blad De Aannemer te redigeeren, zoodat
hem, bij zijn graf, door dit gilde de warmste
dank werd gebracht. Voor het technische
en materieele toch was hij, ook als reporter,
niet minder belangstellend en ijverig dan
waar het de behandeling van staatkundige
en maatschappelijke denkbeelden betrof.
Zijn verslagen aan deze soort van onder
werpen gewijd, genoten de algemeene waar
deering; en wel het beste bewijs van de zorg
en bekwaamheid, die hij daarbij aan den dag
legde, is het feit, dat, toen in 1900 hier
de Tentoonstelling tot bevordering van de
veiligheid in fabrieken en werkplaatsen werd
gehouden, Gaerke zijn artikelen, daarover
in de Amsterdammer verschenen, zag
BEKROOND. Geen wonder, dat hij dit
als een der aangenaamste herinneringen
aan zijn verslaggeversloopbaan beschouwde
een eer dan ook welke hier te lande nie
mand zijner collegaas ooit genoten heeft.
* *
*
Toen de redactie van De Amsterdammer
zich verplicht achtte van dat blad en zijn
eigenaar afscheid te nemen, een nieuw or
gaan trachtte te stichten, was ook Geerke
mede-onderteekenaar van de circulaire, die
zij tot het publiek richtte. Drie maanden
later bleek, dat ook het Dagblad niet kon
worden voortgezet, en Geerke, zonder vaste
betrekking als Reporter, wijdde van nu
aan zijn krachten aan de Aannemer, en
werkte als politiek of plaatselijk brief
schrijver aan eenige bladen mede, waar
onder er waren, met welke hij reeds
vroeger in zoodanige betrekking stond.
Want evenals hij gedurende zijn ver
blijf te Grave den tijd had uitgekocht
om in wijder kring werkzaam te kunnen
zijn, deed hij dat als redacteur en reporter.
Zoo redigeerde hij van. Amsterdam uit in
'87 de Voorwaarts, schreef brieven aan de
Prov. Drentsche en Asser CL, causeriën in
het Prov. Utr. Dagblad welke vóór eenige
jaren ten gevolge van een verschil in rich
ting eindigden; correspondentiën in de
Goorrecht- Oldambter, hoofdartikelen en van
»IJ en Amstel" in de N. Winsohoter Gt.
enz. In '91 redigeerde hij de Gemeentestem,
een weekblad voor Gemeentezaken, gaf
van '92 tot '95 raadsoverzichten in het
Nieuwsblad vwr Nederland, en voerde van
1898 1901 in de Echo zijn v. Ipscheuten
en Jhr. v. d. Roompotte ten tooneele.
Voegen wij hieraan nog toe, dat Geerke
van 1886 tot 1891 met M. v. Harpen De
Portefeuille onder zijn leiding had, en van
1889 tot 1891 ook aan De Mijncourant
verbonden is geweest, en hij nu onlangs
het redacteurschap van De Vrije Gedachte
aanvaardde, dan blijkt genoegzaam hoe
hij steeds al zijn kracht heeft ingespannen,
om te voldoen aan een drang naar werken
die hem eigen was, en ten bate van zijn
klein gezin, waarvoor hij met een liefde
die tot alle zelf beheersching en zelfver
loochening in staat stelde, heeft geleefd.
Als politicus paste Geerke niet volkomen
in een partijverband. Meer gevoelsmensch
dan tot wijsgeerige bespiegelingen geneigd,
leefde hij allerminst voor eenig staatkun
dig stelsel. Vurig anti-clericaal kon men
hem liberaal, zelfs oud-liberaal noemen;
maar de democraat in hem bracht hem
bij de geavanceerden als Vooruitgang,
vroeger bij de radicalen, het laatst bij de
Vrijzinnig-Democraten terecht. Met de
vrije school heeft hij zich nimmer kunnen
verzoenen. Brabant en Limburg zaten hem
daarvoor te vast in zijne herinnering. Zijn
eigenlijke politiek-beginsel wies op uit zijn
democratische gezindheid: zijn liefde voor
het proletariaat. Dit belette niet, dat hij
geruimen tijd de officieele journalist van
de Liberale Unie is geweest. Voor een
aantal provinciale bladen, die onder de
Liberale uwe leiding stonden, leverde hij
wekelijks het artikel, dat dan vermenig
vuldigd werd.
Het sterkst echter, en dat is natuurlijk,
was Geerke, waar hij de kerkelij ken kon
bestrijden en tevens voor de verbetering
der wetgeving op sociaal gebied mocht op
komen. Waar dit het geval was, overtrof
hij de meesten, zoo niet allen, in rijkdom
van materiaal. Door zijn langdurige deel
neming aan het publieke leven, vooral
door zijn reporterschap, dat hem genood
zaakt had zooveel vergaderingen bij te
wonen, was hij bedeeld met een zeer uit
gebreide kennis aangaande de politieke
partij geschiedenis van den tegenwoordigen
tijd. Hij wist op een haar na wat de
leiders en de leidertjes zoo nu en dan
hadden geleeraard en hij maakte daar
van dikwijls een zeer juist gebruik. Onver
klaarbaar is het ons meermalen voorge
komen, dat de dagbladen, die verslagen
gaven van hetgeen andere bladen over
politiek schreven, en daarbij hoe
kan het anders ook wel zeer onbedui
dende artikeltjes vermeldden steeds
b.v. de Nieuwe Winschoter over 't hoofd
zagen, waarin Spiritus Asper Jr., zoo
vaak, toegerust met een groote mate
van zaken-kennis, den spijker op den kop
sloeg. Het leek wel of de
RedacteurReporter niet mee mocht doen in het
groote concert.
Dat dit hem grieven moest, is natuur
lijk ; dat het hem wel eens gegriefd
heeft, is ona bekend. Hoe jammer
dat zij nu na den dood van den braven
redacteur-reporter, lid van het hoofdbe
stuur van hunnen kring, die fout niet
meer herstellen kunnen!
Wij laten hier volgen een deel van het
laatste door hem geschreven artikel; dat
hij zelf in druk niet meer heeft kunnen
lezen. Handelend over de spoorweg
werkstaking geeft het een afdoend bewijs
voor de warmte ook voor de bezadigd
heid waarmee hij zijn democratische
beginselen trouw is gebleven tot... aan
zijn dood.
Uit het laatste politieke artikel
van J. H. Geerke.
«.Jaar ia jiar uit is er, niettegenstaande ern
stige waarschuwingen van sociologen, door de
mannen, die boven de arbeiders stonden,
ge| zondigd tegen de samenwerking, .die volgens
enri Mazel noodig is voor het bestaan van
een krachtige maatschappij.
De arbeiders werden in den regel niet als
sunergoi", 1) als medewerkers beschouwd, maar
als loonslaven, die maar altijd moesten voeden
den Molocb van het groot kapitaal. Daarbij lag
het grofste egoisme ten grondslag.
Niemand heeft dit beter gezegd dan dr. Kuyper,
; toen hij op het christelijk-sociaal congres in 1891
de christenen van hoogeren stand en de Patri
monium mannen op het gevaar wees.
//En zoo is dan" zeide hij, wat tot dusver
alleen onder de Joden gezien werd: aan het
ne uiteinde der sociale linie bezitters van
millarden en aan het andere uiteinde
mierarme tobbers", allengs de sociale toestand van
heel Europa geworden; en dat nog wel zonder
het palliatief, dat huiselijke band en
mededoogeu met den verarmden geloofsgenoot ver
zachtend werken deed. En zoo heerscht dan
thans in heel Europa een welgedane bour
geoisie over een verarmden werkenden stand,
die gestadig haar kapitaal moet voeden, en
gedoemd is, om hetgeen voor die kapitaal
voeding geen dienst meer kan doen, te laten
verzinken in het moeras van het proletariaat.
Een sociale nood nog daardoor verergerd, dat
de weelderige bourgeoisie haar weelde ook
uitstalt; aldus een valsche behoefte bij den
mindere prikkel; en door het ondermijnen van
die tevredenheid, die ook met weinig gelukkig
kan zijn,, te feller naarmate er minder voor den
arme te genieten viel, den koortsachtigen harts
tocht naar genotzucht in hem doet ontbranden".
Eigenbelang dus dreef de bezittende klasse,
da aristocratie van het geld door dr. Kuyper
een aristocratie van veel lager kaliber" genoemd,
dan .waartegen de Fransche revolutie ging
om zonder rekening te houden met het algemeen
belang, toestanden in het leven te roepen, die
eindelijk Karel Mars deed uitroepen:
Proletariërs van alle landen vereenigt u !" en nu
deze raad is opgevolgd, waarvoor de aristocratie
van het geld eerst hoonlachend de schouders
ophaalde, nu het vereenigingsleven zich heeft,
kunnen uiten tot een daad van kracht, keert
men zich tot het proletariaat, en verwijt het
door egoïstische handelingen de sociale synergie"
te hebben verstoord.
Als //sunergoi" heeft men de arbeiders echter
nooit erkend, want noch in de politiek, noch
in de regeling van hun loon en arbeidstijd gaf
men hun medezeggenschap. Het stembiljet werd
hun onthouden en elke verbetering van hun
socialen toestand hebben zij van de aristocratie
van het geld, soms met geweld moeteu afdwingen.
Men zal schouderophalend antwoorden, dat
het zoo erg niet is of was. Laten wij weer dr.
Kuyper doen spreken;
Wat nu de onhoudbaarheid van den soci
alen toestand betreft,, gelijk die uit het indivi
dualisme der Fransche revolutie geboren werd,
daarover kan dunkt mij, ouder christenmannen,
niet veel verschil van opinie beslaan. Zoo ge
u nog een menschelijk hart in den boezem
voelt kloppen eu zoo ooit het ideaal van ons
heilig evangelie u verrukt heeft, moet ook in
u elke betere aspiratie vl'oeken tegen den
actueelen toestand. Immers gaat het zoo voort,
dan wordt het al minder een hemel en krijgt
het al meer iets van een hel op aarde. Van
den Christus raakt onze maatschappij los;
voor den Mommom ligt ze ie het stof ge
bogen; en door den rusteloozen prikkel van
het brutaalst egoisme, waggelen, gelijk de
Psalmist klagen zou, de fundamenten der
aarde. Alle binten en ankers van het maat
schappelijk gebouw verschuiven; desorganisatie
kweekt demoralisatie; en in de toenemende
brooddronkenheid van den n tegenover het
steeds klimmend gebrek van den ander, speurt
ge eer iets van de ontbinding van het lijk,
dan van den frisschen blos en de gespierde
veerkracht eener bloeiende gezondheid".
Dr. Kuyper zag dan ook geen beterschap te
kennen als op den socialislis hen weg", mits men
onder socialistisch maar niet verstond het pro
gramma der sociaal-democratie, maar in dit op
zich zelf zoo schoone woord" alleen uitsprak
dat ook onze vaderlandsche maatschappij, om
met Da Costa te spreken, geen hoop zielen op
een stuk grond is", maar een van God gewilde
gemeenschap, een levend menschelijk organisme".
Dat alles heeft men echter jaar in, jaar uit,
wel verkondigd dr. Kuyper is daarvan het
voorbeeld maar men heeft alle waarschu
wingen in den wind geslagen.
Zelfs heeft men geweigerd de organisaties der
sunergoi" der medewerkers" te erkennen;
daarvan gaf het bestuur der H. IJ. S. M. een
schitterend voorbeeld, en het is nog zoo lang
niet geleden, dat de veemen te Amsterdam
daaraan medededen.
Nu kan men van de lankmoedigheid, goed
willigheid en gemoedelijkheid der sunergoi"
veel vorderen, maar het is nu toch wel wat al
te g°k dezen menschen een sociale misdaad"
te verwijten, omdat zij, voor een oogenblik van
de positis gebruik makende, de H. IJ. S. M.
voor een voldongen feit plaatsen.
Het is waar, zij deden dit de maatschappij
niet alleen, doch ook duizenden, die van de
spoorwegen gebruik maken maar hebben we
ons ooit, wanneer we in een cou(éplaats namen,
bekommerd om het lot van den machinist of
den stoker op de locomotief, om dat van de
wisselwachters, van de lampenisten, van de
menseden, die de waegons schoonmaken, van
de seinwachters, in n woord van dat groot
aantal beambten der spoorwegen, dat van den
vroegen morgen tot den laten avond feitelijk
in onzen dienst loonslaaft?
We vroegen er niet naar, we lieten ons met
een: b^n ik mijns broeder hoeder?" rondrijden
door heel Nederland.
Waarom zouden die menseben zich om het
algemeen belang bekommeren wair dit kennelijk
zich zoo weinig om hen had bekommerd ?
En dan, laat men dat niet vergeten, ook hier
gold de theorie van het zelfbehoud. Wanneer
men niet in eens ferm en krachtig sloeg, juist
zijn kracht zocht in dat geen rekening houden
met het algemeen belang, dan zou men nooit het
resultaat behaald hebben, dat thans verkregen is.
Wat is trouwens het algemeen belang P Dat
gene wat de machthebbenden er wel van hebben
willen maken.
Wat iu den regel het algemeen belang genoemd
wordt, is het belang der bezittende klasse, maar
niet van de geheele gemeenschap; m. a. w.: het
belang der gemeenschap is niet altijd het alge
meen belang.
1) Een Grieksch woord dat medewerkers
beteekent.
En na durf ik gerust de stelling verkondigen.
dat de stakers, bewast of onbewust, hebben
gehandeld in bet belang der gemeenschap.
Het belang der gemeenschap vordert dat er
een einde kome aan toestanden, waarop dr.
Kuyper in 1891 weer en waarom bij reeds in
1875 in de staten-generaal, er op wijzende dat
er wel een wetboek voor den handel was, riep
om een wetboek ook voor den arbeid. De
overheid belpe den arbeid aan recht. Ook voor
den arbeid- «toet de mogelijkheid geboren, dat
bij zich zelfstandig organiseere en voor zijn
rechten kunne opkomen" zeide hij op bovenge
noemd congres.
Geen mooie speechen, geen lange kranten
artikelen helpen echter zoo veel als het bloote
feit, dat, waar de overheid der arbeid nog niet
aan recht geholpen heeft, de arbeiders toonen,
er over uit te zijn zich zelve te helpen.
Waar aan den nen kring rechtsverzekering
is gegund, mag, wil men voortaan voorkomen
wat plaats heeft gehad, aan den anderen kring
gelijke rechtszekerheid niet worden onthouden.
Ook dit heeft dr. Kuyper geleeraard, en waar
hij nu zelf overheid is geworden, verwachten
wij, onder den drang der omstandigheden, spoe
dige hulp en kloeke daad.
Men zal ons wijzen op het voorbeeld der
gemeente werklieden in Amsterdam, die
eenigszins in den roes van het succes, niettegenstaande
er een soort van arbeidscontract met de gemeente
bestaat, toch jiet een staking dreigen.
Bet reglement wil, dat de dienstbetrekking
tusschen gemeente en werklieden 14 dagen te
voren moet worden opgezegd, maar tevens is
gebleken dat' reeds den 3den September 1900
de Centrale Bond van gemeentewerklieden zich met
een adres tct den gemeenteraad heelt gewend
met billijke wenschen omtrent het arbeidscontract
en de loonen. Déheer Gerritsen, die er als
ex-wethouder over oordeelen kon, heeft in de
jongste raadszitting zelf medegedeeld, dat tal
van vergroeide oorzaken" oorzaak zijn geweest,
dat soms nog te lage loonen aan werklieden zijn
uitbetaald.
Nu is er in dat werkliedenreglemeut alleen
van arbeidsduur, maar niet van loonregeling
sprake, zoodat de directeuren der gemeentebe
drijven daarin de vrije hand hadden.
Men heeft beweerd, dat degemeente-werklieden
geen recht tot staken hadden, maar zij hebben
toch zeker bet recht in massa het werk neer te
leggen, wanneer zij 14 dagen vooruit waar
schuwen, dat zij dit zullen doen.
Wat in Amsterdam voorvalt of vermoedelijk
zal voorvallen, is de schuld van B. en W., die
de klachten der gemeente-werklieden te veel en
bagatelle hebben behandeld. Wie daarvan meer
wil weten, leze het uitnemend raadsoverzicht,
voorkomende in het ochtendblad van De Tele
graaf van Donderdag 5 Februari j 1.
En nu nog n vraag. Onder allerlei hoofd
jes" als De Capitulatie", .Capitulatie uit vrees,"
Coup D'etaf' Anarchie," hebben zoowel liberale
als clericale bladen hun verontwaardiging getoond
over den schrik, die hun op 't lijf is gejaagd.
Er zijn er die er op aandringen, dat leiders van
vereenigingen, als die van spoor- en
tramwegpersoneel, zullen worden gestraft. Er zal wel
ergens een artikel in de wet zijn te ontdekken,
waarmee men de onverlaten kan vinden. Dat
zou een voorbeeld zijn voor de leiders van
andere werklieden-organisaties.
Maar, waar we boven aan de hand van dr.
Kuyper een schets gaven van onze maatschappij,
daar vragen we: wie zouden voor de gemeenschap
gevaarlijker zijn, de vereenigde werkgevers, die
schuld dragen aan den toestand, of de vereenigde
werklieden, diej zich vereenigd hebben om te
voorkomen, dat zij door de actie van het groot
kapitaal geheel en al zouden verzinken in het
moeras van het proletariaat."
En als dan eindelijk door den rusteloozen
prikkel van het brutaalst egoisme, in de oogen
der half radelooze bourgeoisie, de fundamenten
der aarde waggelen, als de binten en ankers
verschuiven aan wie dan de schuld ?
SPIRITUS ASPEK JR."
* *
*
Woensdag hebben wij den werkzamen man
begraven. Voor menigeen, die hem kende
als den blozenden, nog opgewekten,
welbespraakten dagbladschrijver, was zijn sterven
geheel onverwacht. Voor wie meer intiem
met hem omgingen, gelijk voor hem zelven,
kwam de dood, hoe plotseling ook op dat
oogenblik, als een einde dat zich reeds had
aangekondigd. Een paar jaar al gevoelde
hij zijn leven ondermijnd en bedreigd door
een hartkwaal,en nauwelijks veertien dagen
vóór zijn verscheiden, gaf hij zijn zoon,
leeraar aan de H. B. S. te Venlo, eenige
wenken welke hij noodig achtte, voor het
geval dat de dood hem verrassen mocht,
al meende hij dan ook, dat de mogelijk
heid van nog jaren gespaard te zullen
worden, niet buitengesloten was.
Aan zijn graf spraken enkelen een woord
van hulde ter nagedachtenis van den
»braven" man. Een aantal kransen dekte
het lijkkleed. Maar de schoonste hulde
voor een welbesteed en zorgzaam leven,
klonk daar in de snikken en blonk daar
in de tranen van dien eene, die hem beter
gekend had dan wij allen bij zijn uitvaart
aanwezig: zijn zoon, die mede namens zijn
moeder een woord van dank sprekende,
gebroken van smart daar stond als een
toonbeeld van de hartelijkste vereering
en liefde.
MHItHIIIMIItllllllDIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHItllllllllllllllllllllllllfHMMIIIW
tin Litoy 75 cent
bedrukt tot fl 3.35 per Meter I
Franco en vrO van invoerrechten
toegezonden I Stalen ommegaand; evenzoo van
zwarte, witte en gekleurde
Hennebergi Zflde" van 6O et tot fl 14.65 p. Meter.
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich.
VERaTERKIN GSMIDDEL.
Verkrijgbaar büapothekers en drogisten.
Piano-, Orpl- en MnzietaM
HEYROOS «k KALSHOVER,
Arnhem, Eoningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hm
Bepareeren Stemmen Ruilen.