De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 15 februari pagina 5

15 februari 1903 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1338 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. iitiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiMinnniiiiiiiitiMiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiniiiintiiiiiiniiiMiiiiintiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiMiintiiiii » \\a. <e //r l» HIIMItlJIMMIMMMlIIMI 5> in Engelsche scholen. Adèle Schreiber deelt, in de Elbinger Zeitung 't een en ander over dit onderwerp mee. Daar aan is 't volgende ontleend: Men klaagt over de verruwing onzer jeugd ; men leest gruwelijke verhalen over woeste, ongemanierde kinderspelen, waarbij menigmaal wreed opgetreden wordt en zelfs kleinen ver wondingen oploop; algemeen wordt gejammerd: >De kinderen uit de groote steden willen niet meer spelen." De waarheid is, dat ze niet meer kunnen spelen, omdat ze 't hebben verleerd. In de duffe, overbevolkte woningen, waar de harde strijd om 't dageJykach brood al 't andere op den achtergrond dringt, waar de kleinen vaak reeds in hun prilste jeugd voor en na schooltijd moeten meewerken, daar kan aan der kinderen ingeschapen speeldrift geen voedsel worden gegeven, daar kunnen de ouders (uit gebrek aan tijd en de noodige opgewekte stemming) haar geen goede leiding geven ook. Hoogstens biedt de straat, wat hun het huis ontzegt, de straat met al haar gevaren en verkeerde voor beelden. Is 't wonder, dat de daar gespeelde spelletjes maar al te vaak door ruwheid en ge meenheid zich kenmerken ? * * * Vele zy'n de middelen, aan de hand gedaan om dit kwaad althans binnen engere grenzen te beperken. Duitscbland vond zijn > Kinderhorte", Engeland schiep de instelling der vroolyke avonden. Haar hoofdzetel heeft ze in Lon den, maar Manchester, Leeds, Birmingham enz. volgden het voorbeeld van de metropole. In Londen alleen telt ze in de verschillende stadswijken 50 afdeelingen. Doel: niets anders, dan den kinderen der volksschool prettige avondjes te bereiden. 't Programma, zeer eenvoudig, bevat vóór alles de bepaling, den kleinen gasten volledige vrijheid te laten; 73 schoolgebouwen, na den namiddagschooltijd voldoende gelucht, staan der vereenigins; ten dienste. Bijzondere waarde wordt er aan gehecht, dat de kinderen helder gewasschen en gekamd komen. In de >hal" worden ze ontvangen door de vrijwillige helpsterg, meest jonge meisjes uit de aanzienlijke kringen, gedeeltelijk echter ook door oud-leerlingen van de gemeentescho len, die een heerly'ke herinnering hebben be waard aan 't eens genotene en nu uit warme erkentelijkheid de behulpzame hand komen bieden. Opgewekte muziek, een polonaise, opent den avond. Dan volgt vry'e keuze van het spel. ?Wie wil naar de poppenkamer ?" >Wie wil teekenen of kleuren ?" >Wie wil een geschie denis hooren vertellen, met bouwsteenen en legkaarten spelen, aan bewegingsspelen enz. meedoen ?" Geen zweem van die stijfheid en bloöheid, die maar al te vaak de uitnoodigingen b\j families kenmerken. De oogen glinsteren van pret, bleeke wangen beginnen te gloeien; binnen een paar minuten zijn de kleinen ver trouwelijk en o, zoo spraakzaam; heel spoedig leeren ze zich onder den invloed dezer speelavonden op behoorlijke wijze te ver maken. Wat hun voorloopig nog maar eens per week kan worden aangeboden, dat leeft in hun herinnering gedurende de overige dagen voort: ze vertellen 't hun makkers, deel en er hun kleinere broertjes en zusjes 't een en ander van mee; hun gedachten worden in een gezonde, heilzame richting geleid. 12 000 kinderen nemen er tegenwoordig in Londen aan deel: toch nog altijd veel te weinig! De onderwijzersfessen) dringen zonder ophou den b\j het comitéop meerdere plaatsen aan, omdat 't vooruitzicht op een speelavond een bepaald tooverachtigen invloed heeft op het gedrag in de klaxse en de regelmatigheid van het schoolbezoek. (Geeft dat niet meer, dan alle mogelijke verbods- circulaires ?) De kosten zy'n al zeer gering: tegenwoordig behoeft men voor deze 12,000 kinderen maar een ? 3600: d. i. voor elk kind zijn 50 prettige avondjes gekocht voor 30 cent De organisatie der vereeniging is dan ook voor beeldig. De schoollokalen staan gratis teharer beschikking; 't schoonhouden ervan vraagt pi.m. ? 900 ; drukwerken en porto's ongeveer evenveel; ? 1200.?behoeft men voor 't huren van pianino'g ; de overige ? 600 worden aan den aankoop van speelgoed besteed Dit bedrag is opvallend laag; maar 't meeste speelgoed kr\jgt de vereeniging ten geschenke. Oude en nieuwe poppen, kleur- en bouwdoozen, pren tenboeken en hobbelpaarden, geïllustreerde tijdschriften voor uitknippen en opplakken der platen, alles neemt ze met groote dankbaar heid aan. Met het aankleeden der poppen voor de vereeniging houden zich vele kleine en groote dochters van welgestelde lieden in haar vrije uren onledig; om haar aan te vuren wordt er elk jaar een tentoonstelling georganiseerd van de cadeau gekregen poppen, die bovendien de schatkist met een viy groot bedrag stijft; den meesten en besten arbeid wordt en pry's gegeven. Ware wonderwerken van liefdevollen y'ver kan men daar aanschouwen; soms stukken, die in de fijnste winkels nog opzien baren zouden. Zeker, ook veel gebroken en defect speelgoed komt binnen, maar dit doet aan de goede stemming niet in het minst afbreuk. Met een groote kast vol keurige poppen-invalides, die deels de armen, of de beenen, dan wel de koppen misten, hebben we 't spreekuur van een dokter gespee'd: de kleinen vermaakten zich daarbjj kostelijk. *) 'n Zydelingsch voordeel daarby' is, dat menige kleine zóó spelenderwijs eenige notie krygt van eenvoudige hygiënische voorschriften, die haar in beur later leven zeker ten goede zal komen. Zelfs kunnen er al van hebben gepro fiteerd de werkelijke babies thuis, die zoo vaak aan de zorg dezer 7-, 8-, 9 jarige moe dertjes moeten worden toevertrouwd. (Intusschen schuilt hier ook een gevaar, dunkt me: dat slechts aan te duiden, zal hier wel vol doende zijn.) In 't algemeen worden op de «avondjes" de kleinen niet getrakteerd, tenzij de een of andere kindervriend het genot moet willen smaken, de gasten te onthalen op koek, fruit, limonade, thee. Van tyd tot tijd vinden ook voorstellingen plaats: comische voordrachten, buikspreken, goochelen, t- overlantaarn, kinematograaf en phonograaf brengen afwisseling in het pro gramma. Ook 'n marionetten-theater en een liefhebbery-toon eelgazelschap doen af en toe het hunne; terwijl eens per jaar een aantal kunstenaars gratis een voorstelling van luimigen aard den kleinen beschermelingen der vereeniging aanbieden. Met waren hartstocht studeeren de kinderen-zelf kleine tooneelstnkjes, een spel met zang en dergelijke, in. Van de tot hun genoegen uitgeknipte en opge plakte-, of ook wel geteekende prentjes maken de kleinen voor 't Kerstfeest geluktoenschen. En wanneer deze waardelooze stukken papier, die zeker niet aan artistieke eischen voldoen, door de kinderen, met voorliefde anonym, ge zonden worden aan ouders of bloedverwanten, dan bereiden ze toch meer vreugde, dan de kostbare kaarten met gouden randen, die zich bij dit feest ophoopen op de tafels der rijken. De plakboeken, 's avonds gevuld, de kunst bloemen, dan vervaardigd, gaan naar de hospi talen ei ziekenhuizen: zóó leeren armen den nog ongelukkigeren een genoegen bereiden. Van groot belang is echter ook de zydelingsche invloed ten goede, dien deze speelavondjes door de kleinen op de ouders uitoefenen. Vaak is het te-huis, waaruit deze kinderen komen, allertreurigst; vaak heerscht er ontucht, bruta liteit en gemeenheid; wordt er van moord en doodslag als de meest alledaagsche dingen ge sproken; toch zijn vooral de moeders vatbaar voor de leeringen, die ze, half onbe wust, van het kroost ontvangen. Ze verheugen zich, als ze de kleinen, die vroeger hun ver maak zochten in zinnel jos lawaai en geschreeuw, nu werkelijk zien spelen, dansen en zingen. Nagenoeg elke helpster krijgt al spoedig haar bijzondere lievelingen, over wie ze zich ook bekommert na den speelavond, met wier gezin ze al gauw omgang zoekt, 'n Bijzondere ver melding verdient nog het feit, dat de jonge meisjes en vrouwen een grooten invloed krijgen op de verwilderde straatjongens: er ontwaakt in hen een geest vau ridderlijkheid, en als ook in de z. g. tNoify-room " de zaal, waar met oorverdoovend lawaai mag gespeeld, een klein oproertje dreigt uit te breken (kinderen zijn kinderen 1), dan vindt de leidster meestal den grootsten steun bij een paar van de oudere knapen, wier autoriteit dadelijk de rust herstelt. 't Spel is voor de harmonische ontwikkeling van het kind even onontbeerlijk als eten en slaap. Jean Paul noemt het spel *die erste Poesie des Menschen." 't Kind de gelegenheid tot spelen bieden, beteekent dus: het poëzie, schoon heid, kunst te geven. Met de stelling: »Z>e kunst voor het volk!'' mag derhalve gerust in n adem genoemd worden: «Foor het kind het spel." Ook ten onzent wordt er meer in deze rich ting gedaan dan vroeger. Maar nog by lange na niet genoeg. Vele handen en beurzen moeten hulp verleenen, willen we doen in dezen, wat plicht is. Moge het bovenstaande daartoe op wekken I Dat er op dit gebied overigens nog wat anders te doen valt, hoop ik later hier eens aan te toonen. P. *) Mei vergunne my' in dit verband het volgende mee te deelen uit eigen ervaring: In een der gasthuizen ergens in ons land lag naast een «betalend" patientje een kosteloos verpleegd kind. Kreeg de eerste veel bezoek en had ze volop speelgoed, de laatste zag nooit iemand (moeder was zélf ziek) en ook had ze niets, om mee te spelen. Medelijdend van aard gaf de eerste af en toe wat van het hare aan No. 2. Zoo ook een mooie pop, waarvan ze dol veel hield Door zenuwachtigheid of wild heid drukte No. 2 deze pop de oogen in. Groot verdriet by de eerste. De behandelende medicus, wien 't ge.al ter ooren kwam, beloofde haar, ook die oogen te zullen genezen, als ze zelf niet meer zoo met haar zieke oogjes knip te, wat de genezing tegenhield. De kleine ging hiermee accoord. 'n Paar propjes watten in de oogholten, een verband er over, zoo werd ziek popje in een leeg ledikantje gelegd, als een heuscti patientje. Na een paar weken werd ze er uit genomen, en toen bleek de kunst van den oogarts eerst recht: prachtige heldere oogen keken het verbaasde kind aan, toen het verband weggenomen was. Dien ochtend hebben haar eigen kijkers sterker getraand, dan ooit anders. llllllllllllinilllHIIHtlllltlllHltll llllllllllllltllflllll Achter de schermen ! - Mevrouw Carlier. Een oorzaak van vele kinderziekten. In Leipzig is een brochure verschenen van Tony Kellens, handelend over tooneelspeelsters. Daarin wordt de loopbaan der actrices van maatschappelijk en zedelijk standpunt bezien. Een waarschuwend woord richt hij tot jonge meisjes, die neiging gevoelen zich aan het tooneel te wijden. Uitgebreid materiaal van statistieke en his torische gegevens, wordt afgewi seld door anecdoten, die het lezen dezer studie veraan genamen. De gevolgtrekkingen van den schrij ver zijn verre van bevredigend. Onmiskenbaar blijkt, wat de kunstenares, die met ernstige toewijding werkzaam wil zy'n, te lijden heeft van het ras der agenten, de zakendoenery der directeuren en de wangnnst harer vrouwelijke collega's. Met schelle tinten schildert Tony Kellens de wereld der coulissen en wat daaromheen krioelt. Misstanden uit de tooneel-wereld t Henen ten bate der beoefenaarstere der tooneel-speelkunst, is het schoon e doel, dat hy beoogt. Moge zyn krachtige stem niet wezen als van een roepende in de woestijn ! Mochten meisjes en vrouwen aan wie >de goddelijke vonk" ontbreekt zoo spoedig mogelyk van de planken verdwijnen. Alle partijen zou den er door gebaat zijn: zij-zelf, de kunst en het publiek. »Ne foi'.ons point notre talent Nous ne ferions rien avec grace"... Stakkertjes, die blind zijn voor haar tekort komingen, die zelf niet voelen, dat zy' onge schikt zyn, zich op de planken te bewegen en op dat allermoeilijkst terrein een karakter uit te beelden, bewijzen Afdoend, dat haar ontbreekt het intuïtief vermogen, onmisbaar voor de tooneelspeelster. Wy, Hollanders, worden bij onze eerste tooneel-gezelschappen nog onthaald op vrouwen en meisjes, die onnatuurlijk, onsierlijk en aanstellerig over het tooneel hippen, met geen ander gebaar ter versterking van het gesproken woord, dan arm-rukken, hup ! naarboven en klets ! naar-beneden, zooals in het kinderspelletje >alle vogels vliegen l" Vrouwen en meifjes met spraakgebreken, die voor de S een afschuwelijk gesis doen hooren, met onbe schaafde krijschstem, of nasaal, miauwerig ge luid. Waarom getroosten die schepseltjes zich de ontberingen en teleurstellingen aan haar inspannend leven verbonden ? Waarom houden zy geen rekening met de rechtmatige eischen van het publiek ? Het verkoopen van grut terswaren en vogelvoeder is een eerzaam, nuttig en winstgevend bedrijf. Kunnen zij zich niet aan zoo iets wijden ? * * * Op voorstel van den heer Delcassé, minister van Buitenlandsche Zaken in Frankrijk, is het kruis van het Legioen van Eer toegekend aan mevrouw Carlier, de dertigjarige weduwe van den Franschen consul te Sicas. In den winter van 1895,96 was de heer Carlier consul te Sivas; hu en zijn heldhaftige echtgenoote waren getuigen van de wandaden door Turken gepleegd aan Armeniërs en Christe nen. In den schrikkely'ken nacht vati 12 Novem ber was het Fransche Consulaat te Sivas propvol met Armeniërs, al te gader vluchtelingen, die niet meer wisten in hun radeloosheid, waar heen te trekken, om niet te vallen onder het moordend staal der woeste Turken. De heer Carlier beschikte over twee! soldaten, ter verdediging van zyn vrouw, zijn kindje, zyn dienstbode, zyn huis en zich zelf! Eén der soldaten stond hu af, om een kerk te bewaken waarin twee duizend Christenen gevlucht waren. Eén man om den toegang tot de kerk te ver sperren l Met den anderen soldaat ging de onver. schrokken Carlier op weg om de overrompelde zendelingen in hun huizen moed in te spreken Mevr. Carlier en het dappere dienstmeisje, elk met een revolver gewapend, schoten op de Tur ken, die het waagden de deuren van het Consu laat te naderen. In de Revue des deux Monden, nummer van 15 Januari j 1. heeft mevr Carlier haar herinneringen aan die bange tijden, ter lezing geboden. Het artikel, dat waarschijnlijk door elke vrouw zal gelezen worden, heet: »Le Journal de la femme d'un consul de France." Zij schrijft op eenvoudige, bescheiden wijze, niet zich-zelf zoekend en verheerlijkend. De brave vrouw heeft slechts oogen en bewonde ring voor haar onvergetelyken echtgenoot. Delcasséheeft een aanval gewaagd op de groote bescheidenheid der kloeke vrouw en haar open lijk een hulde gebracht, waarmee de heele wereld wel zal instemmen. * * * In het Maandblad gewy'd aan Hygiëne en Industrie, onder redactie der heeren dr. Van Hamel Roos en Harmens, no. van 7 Febr j.L, wordt onder den titel van »Een oorzaak van vele kinderziekten" nog eens in herinnering gebracht, het gevaar dat er voor kinderen in gelegen is, door Jan-en-Alleman gezoend te worden. Een vieze en gevaarlyke gewoonte van volwassenen, om hun vochtige, zoengrage lippen te plekken op de satynige, roze huid van een kindergezichtje. Arme kleintjes! ze kijken zoo bedrukt tijdens die weeëexecutie, waarvan zij een instinctmatigen afkeer hebben. Een practische Amerikaan, dr. Ware, heeft in de Wetgevende Vergadering van den Staat Virginië, een wetsvoorstel ingediend, »tot ver bod van kussen". De Duitsche professor, dr. Kallowitz, voert schrikwekkende voorbeelden aan van verkoudheid, luchtpy p-ontsteking en dyphteritis, alles gevolgen van de onzinnige zoengewoonte. Natuurlijk bestaan voor volwas senen de gevaren aan kussen verbonden even goed. Men mag echter veronderstellen, dat die oud-en wys-genoeg zyn, om gematigdheid te betrachten in hun liefkozingen. Juist het ge vaar voor kinderen, is de wonde plek waarop het verstands-licht moet vallen. Hulpeloos en weerloos staan zy tegenover het onfrissche, opdringerige geliefkoos van ouderen. Een andere Duit&che geleerde, dr. Finger, meent: »0ver de vraag, of' het kussen in som mige gevallen schadelijk voor de gezondheid kan zijn, bestaat onder de doctoren geen twijfel meer. Het kan leiden tot overbrengen van besmettelijke ziekten. In het bizonder is er onder de besmettelijke ziekten n die dikwijls door kussen wordt overgebracht. In Duitschland zyn ongeveer drie procent van alle gevallen, waarin daze ziekte zich voordoet, het gevolg van kussen en wel, omdat de ver schijnselen dezer ziekte zich dikwijls vertoonen in de mondholte, op de lippen, op de tong en op het gehemelte en de vochtafscheidingen die besmettelijk zyn, zich vermengen met het speeksel en dit besmettelijk maken. In Slavi sche landen, in het bizonder in Russische dorpen, waar het gebruik is, dat by iedere begroeting een kus gewisseld wordt, is deze gewoonte oorzaak, dat de besmettelijke ziekte het menigvuldigst door kussen wordt over gebracht. Vooral kinderen worden op deze wijze veelvuldig besmet." Ieder bescherme dus in eigen omgeving zyn kinderen! Wy doen het jonge goedje meer genoegen en volstrekt geen kwaad door het eens vriendelijk toe-te-knikken en een hand te geven, dan het in aanraking te brengen met onze lippen. CAPRICE. UIT DE NATUUR. IX. Van een hondenneus. Van middag heb ik hier in Amsterdam en wel in de Plantage weer eens iets gezien, dat in een groote stad maar heel zelden schijnt voor te komen, n m. dat een hond al snuffelend langs de straat het spoor van zyn meester zoekt en vindt. De verplichte muilband scheen het dier weinig te hinderen. Wat in dorpen en kleine stelen een alledaagsch verschijnsel is, wordt in da drukke straten der groote steden een zeldzaamheid. Geen wonder, alles heeft zyn grenzen, ook de scherpte van een hondenneus. Hoe zou zoo'n dier het spoor van zijn baas of vrouw of voeten kunnen terugvinden als duizenden andermans voeten daarover heen zijn gegaan en onder zoo talrijke andere geuren den eersten bekenden geur hadden begraven ! Want, dat het een reukspoor is, dat door de hond zoo wonderlijk snel en zeker wordt gevolgd, staat wel vaat. Lang echter niet zoo gemakkelijk is het, uit te maken wat de hond daar op den grond toch eigen ly k ruikt. Is het de eigenaardige geur van zijn meester? Ruikt hij alleen den geur, dien de laarzen op de straatsteenen hebben achtergelaten ? Of hebben alleen de voeten van elk mensen een eigen geur, zoo dat een hond dien onder duizenden herkennen kan ? Voor de hard ligt de onderstelling, dat een hond den eigen geur van zijn meester en ook dien van de huisgenooten kent. Immers een kleedin<stuk, voor welk lichaamsdeel het ook gediend heeft, een mutsje, een borstrok of een kous, kan een daarop gedresseerJen bond er toe brengen den gewonen drager van dat voor werp te gaan zoeken, 't Is niet aan te nemen, dat het dier het voorwerp als zoodanig herkent en zich herinnert, datzelfde hemdje b. v. door den eigenaar te hebben zien dragen. Vooral wanneer in een huisgezin veel kin deren zyn, is 't verbazingwekkend te bemerken, met welk een zekerheid zoo'n »stom" dier, ra eventjes snuffelen weet uit te maken, aan welk der kinderen het zakdoekje toebehoort. Maar dan moet het voorwerp nog kort geleden door den eigenaar gedragen zijn. Geeft men den besten speurhond een kleedingstuk, dat pas uit de wasch komt, dan probeert hy niet eens te gaan zoeken. Ook als men om het dier op de stellen, hetzelfde kleedingstuk beurtelings door verschillende personen uit het gezin of door vreemden liet dragen, toont het dier door zyn gedrag duidelijk, dat hy van zyn stuk gebracht is. Nu is het ook buiten kyf, dat ieder mensch een eigen indiviudeelen geur bezit; leden van hetzelfde gezin hebben geuren, die veel op elkaar gelijken, maar die alle toch iets verschillends hebben. Waarschijnlijk hebben familie leden ook een gemeenschappelyken familiegenr. Niet alleen de neus van een hond is in staat die geuren te onderscheiden, er zijn ook menseden met een scherpen neus, die, na eenige oefening op den reuk af kunnen zeggen, wie kort geleden in een vertrek is geweest of een voorwerp heeft aangeraakt, mits het een hun goed bekend persoon geldt. Nu is er hier geen sprake van tijdelijke geu ren door toiletartikelen, tabaksrook, stoffen door het ambt of de betrekking van den per soon in kwestie aan zyn lichaam of zyn klee ding meegedeeld; dat zyn dirgen die bijna iedereen ruiken kan en die dan bovendien als herkenningsmiddel dienen, maar van een blyvenden alles doordringende eigen geur, die wel licht een gevolg is van een of meer speciale vet zuren, die by de stofwisseling kunnen ontstaan. Jaijer en Bethe hebben hier over teer be langwekker de proeven genomen, de eerste in het Tydschrift voor Wetenschappelijke zoolosie, Bethe is het Archiv für Pnysiologie 1898 Niet lang geleden hoorde ik zelf door een onderwijzeres, die tnsschentijds een nieuwe leerling in de klasse kreeg uit een gezin waarvan zy vroeger meer kinderen in de ban ken had gehad, »zy heeft het zelfde geurtje als haar broertje, daaraan allen zou ik haar dade lijk herkend." Ik vroeg, omdat ik zelf lang geen goeden neus heb, is het een >aavje"t (Zoo worden binner.monds, de kinderen hooien 't nooit, wel eens jonge leerlingen genoemd, die al drie banken ver door een scherpen, meestal ziekely'ken geur te onderscheiden zy'n. Maar, »Neen, dat volstrekt niet. Een byzondere reuk, zoo als je aan andere kinderen ook wel merkt, die is by allemaal verschillend l" En nu, aangenomen het bestaan van een specialen geur voor elk individu, zou men ge neigd zy'n wel zonder proef of bewijs aan te nemen, dat, door middel van dien geur, een langs den grond snnffolende hond zijn meester terug vindt. Maar daar zegt de onverbiddelijke methode: Experimenten l En er is geëxperimenteerd. Vooral Romanes was het, die de talrykste wetenschappelijke proeven nam, onder getuigen met notitieboek jes in de hand. Enkele der meest overtuigende zal ik even noemen. l Een goede jachthond die altijd het spoor van Romanes met graagte volgt, wordt met den wind naar A gebracht. De baas komt iets later ook met den wind, zonder dat de hond het merkt. De man gaat in zijn gewone laarzen vi]f honderd pas verder, dus met den wind naar B. (Op twee honderd pas zou de hond hem nog direct hebben kunnen ruiken, althans bij weinig wind of windstilte) Nu wordt de hond op 't spoor gebracht. Hij snuffelt even en draaft onmiddellijk zy'n meester na. 2. Proef als l; maar 12 andere menschen vol: en, als de ganzen, den baas van den hond en drukken zy'n voetspoor. Op 300 pas splitst zich de rij, 6 man gaan rechts of met den baas, de anderen loopen recht door. Na een weinig aarzelen neemt de hond het spoor van zijn baas op, volgt het snel, loopt, bij de split «ng ge komen, een paar pas te ver, keert terug en vindt terstond het goede spoor. 3. Een kennis van Romanes, den hond onbe kend trekt de laarzen van den baas aan ; de hond volgt het spoor van den vresmde, alsof het zy'n baas was. 4. Romanes trekt de laarzen van zijn vriend aan, de hond doet alsof zyn baas nooit op den proef weg geloopen had. 5 De kennis van K gaat blootsvoets den weg op. De hond weigert. 6. Romanes doet evenzoo ; de hond neemt zy'n spoor op en volgt het langzaam en weifelend. 7. R spijkert bordpapier onder zy'n zooien, c1 e hond weigert. 8. R. herhaalt den tocht op nieuwe kousen, de hond weigert; daarna op sedert den morgen gedragen kousen: de hond reageert niet. 9. R. wandelt eerst 300 M. in zy'n gewone laarzen, dan 150 pas op nieuwe pantoffels, dan 50 op bloote voeten. De hond snelt voort zonder aarzelen tot aan 't eindpunt van den weg. 10. De gewone jachtlaarzen worden met zoo sterke snysolie gedrenkt, dat een mensch nu het spoor kan volgen. De hond doet alsof er geen anysolie bestond. Dit tiental proeven gepikt uit een dertigtal, geeft ons als voldoende recht tot de conclusie: een hond ruikt, kent en volgt de schoenen van zijn meester. Ook den individueelen geur der voeten kent een goede speurhond, maar daar hij niet anders gewoon is dan den leergeur er by waar te nemen, raakt hij een poos in d«i war, maar hy kan met eenige moeite het spoor volgen. Of een twaalftal andere sporen het bekende reukspoor dekken en of er een andere sterke geur by komt, hindert den curi euzen hondenneus niet; en is de hond eens op 't goede spoor, dan laat hij zich door een kleinigheid, als schoenen uittrekken, niet van de wy's brengen, dan is de lyfgeur voldoende om hem op den rechten weg te houden. Raakt echter niets van 's meesters lichaam den grond en is de bijzondere leergeur ook verdwenen, dan is het spoorzoeken den hond niet meer mogelyk. Nu zou men zoo zeggen, daarmede ;s alles verklaard, maar dat lijkt er niet naar. Er zit nog meer in een hondenneus dan een mensch zou droomen. Het vreemdste geval is dit: Brengt men een goeden jachthond niet by 't begin maar in 't midden van een spoor, is b.v. de baas van A naar B. gewandeld en komt de hond halfweg A. B. dwars op 't spoor, dan zal een goede hond altyd dadelijk het spoor volgen in de rlchti g A. B. en niet omge keerd ; de hond vindt dan zyn meester geregeld. Maar aan een reukspoor kan zoo'n beest toch niet merken of 't van rechts naar links loopt of omgekeerd, tenzij de hiel een anderen geur heeit dan de teenen. Mogelyk H 't ook dat een hond van twee voetstappen, die een seconde na elkaar gezet zy'n, kan weten welke het laatst is geprent. Maar het experiment leert al weer, dat dit niet zoo is. Loopt de proefnemi r achteruit en komt de hond midden op den weg op 't spoor, dan is het dier meestal een poos in de war, loopt eerst verkeerd, maar komt spoedig tot inzicht en vindt zyn meester. Bij het volgen van 't spoor van jachtdieren nemen goede honden maar heel zelden het verkeerde spoor op ; wel maken zy soms groote kringen. Hier moet wel aangenomen worden dat de hondenneus in staat is, het verschil in verschheid van de hazepootindrukjes te onderscheiden, al zy'a die n seconde na elkaar gezet; in dien korten tijd toch, was de haas t f de vos al verder dan de plek, die de hond rondloopt om de sporen te vergelijken. Blijkt dit door nadere proefnemingen geen aannemelijke verklaring, dan blijft ons n iets an ders doen dan maar weer het zoölogisch excuus te maken en van instinct te praten. Corr. Nog nooit in mijn leven ben ik zoo vaak met den vereerenden titel van mevrouw geadresseerd, dan sedert de redactie een paar van myn opstelletjes op dezelfde pagina heeft geplaatst als de rubriek : Voor onze dames Die naam komt mij niet toe, ik ben een dood ge wone meneer, en dat kronikeur van Artis, mag ik my ook niet laten welgevallen, want dan zou ik eiken keer over Artis moeten schrijven,wat stellig niet iedere lezer bevallen zou, die my tot nu toe volgde. Wel wil ik 't hier gaarne vertellen als er wat in Artis te zien is. Ga in deze week de goudfasanten eens bezoeken (by 't Aqua rium) ; dan zult u eens zien, hoe zonderling de mannetjes ritselen met hun gouden war g kraag en 100 pronken voor de wytjes. De moe der van 't jonge aapje is dood, en nu wordt Baby met de flesch grootgebracht, u kunt baar kleine bandjes en mooie gitoogjes door dereten van de kist heen zien, die haar tot wieg dient. De vijf lage peperboompjes (tusschen de groene kerrie heesters, over de reigers- en meeuwenvolière) beginnen te bloeien, rose sterretjes op het bruine hout. Vergiftig goedje zoo'n peperboompje of Daphne. Nu ze twee maanden te vroeg bloeien komen er toch geen bessen aan, denk ik, want de bestuivende insecten zyn er nog niet; rijpen en toch van mooie roode vruchten, dan zal de tuinman ze er wel alle afgeknepen hebben vóór een onnoozele kinderhand ze in den mond kon steken. Wat die snoeier Zaterdag en Woensdag middag daar in de hooge iepen deed ? Hij zoekt de ringetjes van de ringelvlinder; met elk ringetje worden een honderdtal eieren vernietigd en evenveel rupsen kunnen geen boomen meer kaal vreten ; de snoeier kry'gt een stuiver voor elk ringetje en hy' maakt een aardig weekloon; de afgesneden takken met bloemknoppen van den iep moet n eens van nabij bezien, de bloempjes vormen al mojie bronskleurige erwtjes; de eland smult er dagelijks van. De beide groote hazelaar over de groote waterhoentjeovolière (tusschenroof dieren en beren) laten nu de roode pluimpjes van de vruchtbloemen zien ; de gele katjes zijn leeg; de lagere struiken bij de apenkooi over de gele kornoelje beginnen. De kornoelje zelf durft nog niet, een enkele knop was begin Januari al open; nu zyn er veel meer, maar bloeien is het nog niet; dan is de heele boom n gele ruiker; al blijft het zoo zacht in de lucht, het duurt nog wel een paar weken, ik heb nog tyd genoeg om te waarschuwen. Wandel als 't guur is, de serre eens in, daar is het al vol zomer. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl