Historisch Archief 1877-1940
Na 1338
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Beurs te Amsterdam
DOOR
A. W. WEISSMAN.
I.
In het jaar 1836 was de Beurs, die ruim
twee eeuwen aan de Noordzijde van het
Rokin gestaan had, en die door den zeer
bekwamen stads- bouwmeester Hendrick de
Keyser werd ontworpen en uitgevoerd, bouw
vallig'. Ten minste, dit werd
door de deskundigen beweerd.
En in dien tijd hechtte
men aan oude bouwwerken
niet zoo veel waarde, als wij
doen. Sloopen gold als een
verdienstelijk werk. Zoo deed
de Raad der stad Haarlem in
1824, toen men iets ter ver
fraaiing der stad noodig had,
omdat er een tentoonstelling
gehouden worden zou, de
<jroote Houtpoort afbreken,
en door de barrière, die er
nog is en die door Suys, een
architect van naam, ontwor
pen werd vervangen.De.Raad
der stad Amsterdam wilde
niet achterblijven, sloopte,
wat later, de Haarlemmer
poort en stelde er
deWillemspoort voor in de plaats, die,
door C. Alewijn ontworpen,
onlangs op ''haar beurt ter
nauwernood aan den moker
van den slooper ontsnapt is.
Men was in 1836 blij, dat
de Amsterdamsche Beurs
met fatsoen kon worden af
gebroken, en geloofde gaarne
de mannen van het vak, die
den afbraak aanbevalen.
Zoo is dan toen Hendrick
de Keyser's schepping ver
dwenen.
Die oude Beurs was ge
volgd naar die van Antwerpen
en Londen. Zij vormde een
langwerpig open plein met
overdekte galerijen er om
heen. In de 17e eeuw vond
men haar even fraai als
practisch. Zelfs toen zij haar
sier l ij ken toren, in 1668 af
gebroken, welks klokkenspel
naar den Munttoren ver
huisde, miste, werd zij nog
een merkwaardig bouwwerk
geacht. Blondel, die in de
18e eeuw zijn «Cours
d'Architecture" uitgaf, zegt: «La
Bourse d'Amsterdam est un des plus beaux
batiments dans son genre." En nog in
het begin der 19e eeuw schreef Durant,
in zijn «Précis des leo >ns d'architecture
données a 1'ÉcolePolytechnique" van het
gebouw: «La Bourse d'Amsterdam, batie j
par Keyser, mérite d'être examinêe a cause
de la simplicitéde son plan et du bon
?effet qui en resulte pour la décoration."
Bij mooi weder stonden de kooplieden
in de open lucht; kwam er regen of sneeuw,
dan vluchtten zij onder de galerijen. In
de 17e en 18e eeuw, toen de handel hier
bloeide, en groote zaken gedaan werden,
vernam men niet van klachten over dezen
toestand. In 1836 moest een houten
hulpbeurs op den Dam, destijds nog zonder het
monument, gemaakt worden; zij kreeg
de gedaante, die de oude gehad had.
Negen jaren hebben de Amsterdamsche
kooplieden van die hulpbeurs gebruikt
gemaakt.
De stads-glazenmaker Jan Vos, tevens
dichter, had de Beurs in de 17e eeuw aldus
ibezongen:
»Itoemt Eplies'n op haer kerok,
Tyrus op haer marckt en haven,
JJabel "p haer metselwerck,
Memphis op haer spitse graven,
J-lome op haer heerschappij:
Heel de werelt roemt op mij.''
Het Amsterdamsen metselaarsgilde, dat
dit vers, zeker ora het »metselwerck", mis
schien ook omdat het door een gildebroeder
gemaakt was, toepasselijk vond, deed het
schilderen in zijn fraaie gildekamer boven
de Waag op de Nieuwmarkt, waar zij, die
op het gemeente-archief komen snuffelen,
de regels nog kunnen zien prijken.
Jan Vos zou, had hij de houten
hulpbeurs gezien, zijn dichtvuur niet dus hebben
doen blaken. De «Edelachtbare Raad"
gelijk men in den tijd van Koning Willem I
de stedelijke regeering noemde, zon dan
ook op middelen, om Amsterdam van een
betere Beurs te voorzien.
Een commissie werd benoemd, en deze
schreef een prijsvraag uit, waaraan de
bouwmeesters der geheele wereld konden
deelnemen. Het gebouw, dat men
verdangde, mocht f 600,000 kosten. Doch daar
? de prijs, die werd uitgeloofd, slechts /"500
bedroeg, en den bekroonde de uitvoering
niet zou worden opgedragen, was de deel
neming niet groot.
Isaac Warnsinck, te Amsterdam den
22 Maart 1811 geboren, behaalde den prijs
voor een ontwerp op het Rokin en de
premie voor een ontwerp op den Dam.
Deze bouwmeester was de zoon van den
«Ridder" W. H. Warnsinck en een leerling
van Jan de Greef.
Deze Jan de Greef, de vader van Baatiaan
de Greef, den lateren stads-architect, was
een man van groote gaven. Hij heeft met
Tieleman Fran?iscus Suys, professor in de
bouwkunst aan de Koninklijke Academie
van Beeldende Kunsten te Amsterdam,
samengewerkt, toen de Nieuwe Luthersche
kerk, die door brand geteisterd werd, moest
worden hersteld. De Greef, 2 Juli 1784
te Dordrecht geboren, trok de aandacht
van Koning Lodewijk Napoleon, die hem
voor zijne rekening naar Percier te Parijs
zond, en hem ook in Italiëdeed reizen.
In 1810 weer in het vaderland terug
gekeerd, moest hij zich met een betrekking
bij den kort te voren geschapen Water
staat tevreden stellen. Maar Willem I
strekte over hem zijn beschermende hand
uit. Toen de Koninklijke Genie- en
Artil| Haarlem, te Zeist, te Soestdijk, om Arnhem
en om Den Haag, door hem geschapen,
worden nog heden, en terecht, bewonderd.
Ook den Hout en de bolwerken te Haarlem
heeft hij aangelegd, benevens de bolwerken
te Ui recht.
Zocher had de huizen op verscheidene
buitenplaatsen ontworpen en uitgevoerd.
Het is wel jammer dat deze scheppingen,
met haar hooge klassieke zuilen, geheel in
den geest van Palladio, meerendeels zijn
trouwelijken voet. Hij had van die heeren
vernomen, dat het plan bestond, een deel
van het Damrak te dempen, om terrein
te verkrijgen. Die demping keurde hij in
zijn artikel af.
Het laat zich verklaren, dat Warnsinck
naar de pen greep. Grievend was het voor
hem, als prijswinner te worden op zij ge
schoven. Tegen die behandeling te protes
teeren kon hem wel niet baten, maar hij
wilde toch zijn o verkropt gemoed lucht geven.
De Beurs,'naar het ontwerp van J. D. Zocher.
lerie school naar een Fransch voorbeeld
gevolgd, door den Koning te Delft was
opgericht, werd Jan de Greef daar als
professor in de handteeken- en bouwkunde
aangesteld; tevens werd de kunstenaar
belast met het verbouwen van het Oude
Hof aan het Noordeinde te 's-Gravenhage
tot Koninklijk Paleis en met het bouwen
van het lustslot Soestdijk. In 1825 aan
vaardde De Greef de betrekking van
Directeur der Stads-werken te Amsterdam,
die hij tot zijn dood, den 2 December 1835,
vervulde. Ónder zijn leiding werd het
Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsen
gracht tot Paleis van Justitie verbouwd
en het Entrepotdok gemaakt.
Nadat Warnsinck zijn opleiding bij De
Greef voltooid had, ging hij reizen, en
bezocht hij Frankrijk, Italië, Oostenrijk,
Hongarije, Duitschland en Engeland. Hij
was dus zeker niet de eerste de beste, en
mocht met eenigen grond verwachten, dat
hij een zijner twee ontwerpen uitgevoerd
zou zien.
Doch het geschiedde anders. De Raad,
wiens zittingen destijds niet openbaar waren,
nam in 1839 het besluit, dat de Beurs
gebouwd, zou worden naar een ontwerp,
opgemaakt door Jan David Zocher.
verdwenen. Want zij deden Zocher van
zijn gunstigste zijde kennen.
Voor den heer A. van der Hoop, J-et
Amsterdamsche raadslid, beroemd zoo om
zijn harddravers als om zijn kabinet van
schilderijen, bouwde Zocher het huis op de
buitenplaats Sparrenberg bij Haarlem. En
toen nu deze architect met het ontwerpen
van de Nieuwe Beurs belast werd, fluisterde
de booze wereld van zijn relaties met dit
invloedrijke raadslid.
De geheimzinnigheid, waarmede alles
behandeld werd, was in 1839 niet minder
groot dan in 1890. Ieder was er nieuws
gierig naar, het ontwerp te zien. En in
Januari van 1840 werd aan den algemeenen
wensch voldaan, door de tentoonstelling
van het model in het openbaar. Met die
tentoonstelling was geenszins bedoeld, de
gelegenheid te geven tot critiek. Tot het
bouwen naar Zocher's plan was reeds be
sloten, en daarom kon die critiek toch niet
j baten.
Maar in het Algemeen Handelsblad van
31 Januari 1840 vond een artikel plaats,
dat door iemand, die zich »Scrutator"
noemde geschreven, een alles behalve
gunstig oordeel over het ontwerp behelsde.
Dit stuk geeft een eigenaardig kijkje op
Er verscheen omstreeks aenzelfden tijd
bij J. C. van Kesteren een vlugschrift van
een ongenoemde, dat den ietwat zonder
lingen titel droeg van: »Status Quo van
Amstels Beursgebouw, aan deszelfs inge
zetenen gewijd."
Het is een zonderlinge brochure, ook om
haar inhoud. De schrijver, die de
Nederlandsche taalregels al heel slecht toont te
kennen, doet telkens aanhalingen uit
vreemde talen, wat hem nog minder goed
afgaat. Leefde hij nog, de sociaal-demo
craten zouden hem zeker tot de hunnen
mogen rekenen. Want telkens verneemt
men van zijn ergernis over het feit »dat
zij, die door hun stand in de maatschappij
vermogend ziju, hetzij door tijdelijke mid
delen, hetzij door rang of waardigheid hun
oordeel opdringen aan de onvermogenden.',
Blijkbaar behoorde de ongenoemde schrij
ver tot de laatste categorie en bedoelde
hij met de eerste de leden van den «Edel
Achtbaren Raad." Dit lichaam had het
geheel bij hem verkorven, omdat het door
een zekeren »N.N." in het Handelsblad
van 13 Februari 1840 een artikel had
laten plaatsen, dat Zocher tegen»Scrutator"
in bescherming nam.
«In dit geschrijf" zoo vaart de
ongeKoning Willem II verlaat de Beurs na hare inwijding.
N« Er zijn twee Zochers geweest, die beiden
Jan David heetten. De vader was de
aanlegger van het park te Soestdijk, de
zoon, die 12 Februari 1790 te Haarlem
werd geboren, even als Jan de Greef
kweekeling van Koning Lodewijk Napoleon.
Hij studeerde te Parijs en reisde in Italië.
Zocher was, evenals zijn vader, aan
legger van tuinen. Hij volgde daarbij de
Engelsche manier. De buitenplaatsen om
de toestanden dier dagen. De ingezetenen
mochten wel het model zien, doch toelichting
kregen zij niet. Zelfs omtrent het bouw
terrein liet de »Ed. Achtb. Raad'' hen in
het onzekere.
»Scrutator" was niemand anders dan
Isaac Warnsinck zelf, gelijk uit een later
openbaar gemaakt vlugschrift bleek. Deze
prijswinnaar behoorde tot den deftigen stand
en verkeerde met raadsleden op zeer ver
noemde uit, »wordt een toon van eigen
gezag, deskunde en wat al meer gevoerd,
dat het algemeen, hetwelk zich meer of
min heeft uitgelaten over het Beursmodel
er van moet schrikken en beven. Maar
dat schrijven was noodig om de waarheid
te benevelen en met geweld van
magtspreuken den invloed te verdooven, die
ten nadeele van het ontwerp in het midden
was gebragt. Maar wij zijn niet vervaard,
de waarheid is onze leus en dit zal ook
het gewigt zijn waar wij het schrijven van
N. N. mede zullen wegen."
Dit is lang niet malsch. Maar N. N.
had door zijn artikel tot een scherp oor
deel uitgelokt. Hij was opgekomen tegen
de onderstelling «dat het tentoonstellen van
het model ten doel zou hebben, om de
aanmerkingen van Amstels ingezetenen uit
te noodigen." Hij kon, uit de beste bron,
zijn lezers inlichten >dat de tentoonstel
ling geschied was, opdat
Amstels burgerij bij voorraad
zou kunnen zien, hoedanig
Beursgebouw zij te wachten
heeft en om haar nieuws
gierigheid te voldoen." De
stadsregeering zoo zei hij
«dacht er niet aan, om het
altijd uiteenloopend oordeel
van het algemeen of den
raad van naamlooze schrij
vers in te roepen, en het
was niet waar, dat de leden
van den Ed.Achtb. Raad
dezer stad, alleen, om maar
niet langer zonder Beurs
gebouw te zijn, tot den stap
waren overgegaan." De heer
N. N., die naar het schijnt
de heer Van der Hoop in
hoogst eigen persoon was,
vond het «ongepast, dat
Amstels ingezetenen critiek
uitoefenden, in stede van
vertrouwen te stellen in het
oordeel, in de wijsheid en
in het voorzichtig beleid
hunner burgervaderen, die
niet dan na rijp overleg in
deze zaak, welke nu vier
jaren is hangende geweest,
gehandeld hebben en zich
zeker niet door eenige bet
weters of nijdigaards zullen
laten overhalen tot intrek
king van hun besluit."
Het laat zich verklaren,
dat zulke mededeelingen den
anonymus tot verzet hebben
geprikkeld. Hij beschuldigde
den heer Van der Hoop, door
slinksche streken het zoover
gebracht te hebben, dat
Zocher met het maken van
het Beursplan werd belast.
En ook anderen dachten aan
den invloed van dien kunst
beschermer en
paardenliefhebber. Een mededeeling,
voorkomende in het Han
delsblad van 10 Sept. 1845
bewijst,fdat, wie zoo dachten, het aan het
juiste eind hadden. Die mededeeling luidt:
«De Heer A. ^ran der Hoop alhier heeft
aan den Heer J. D. Zocher ten geschenke
gegeven een prachtige gouden snuifdoos,
op wier deksel een uitmuntende afbeel
ding van het Beursgebouw gegraveerd is."
Warnsinck zond nu een vlugschrift in
het licht, getiteld: «Bouwkundige Aan
merkingen op het onlangs tentoongestelde
model van eene Koopmansbeurs voor de
stad Amsterdam/' Zocher maakte daarop
openbaar: «Een kort antwoord op de aan
merkingen des heeren I. Warnsinck," dat
deze laatste door een »Beknopte wederleg
ging van het kort antwoord des heeren
J. D. Zocher" deed volgen. In hun ver
bleekte gele en grijze kaften, versierd met
«vignetten" die al heel weinig fraai zijn,
zien deze boekjes er uit als overblijfselen
van een ver verleden. Toch zijn er pas
drie en zestig jaren verloopen, sinds zij
verschenen. Maar als men de bruin ge
worden blaadjes gaat lezen, is het alsof
men de geschiedenis weer meemaakt.
Warnsinck besluit zijn eerste brochure
aldus: «Dit gebouw, dat naar ons inzien
noch originaliteit, noch karakter, noch
wezenlijke schoonheid bezit, omdat hetzelve
geen bepaald denkbeeld in zich sluit, zal
geplaatst worden tegenover het meesterstuk
van Van Campen, dat, hoewel tegenwoor
dig minder aan deszelfs veranderde be
stemming beantwoordende, toch altoos het
schoonste gebouw onzer stad en wellicht
van het gansche land is. Hoedanig zal de
onderlinge vergelijking bezer beide ge
bouwen uitvallen 1 Zullen wij ons kunnen
verheugen, dat, na verloop van twee eeuwen,
de kunst bij ons is vooruitgegaan ? En,
zoo wij zelve al niet, om deze of gene
reden, tot een ongunstig besluit kunnen
of willen geraken: zal het nageslacht even
toegeeflijk zijn';"
De schrijver heeft blijkbaar verwacht,
dat het nageslacht deze vragen ontken
nend zou beantwoorden. Thans, nu haast
zonder protest tot het sloopen van het
monument is besloten, schijnt het wel of
Warnsinck gelijk heeft gehad.
Zocher's antwoord komt op het volgende
neer: «Ik, van mijnen kant, houd staande,
dat de geprojecteerde Beurs welvoegelijk
zal zijn. Hoe zal men nu den langen
strijd tusschen ja en neen beslissen, indien
niet mijn gevestigde naam en de veelvul
dig door mij daargestelde en in het alge
meen ook goedgekeurde werken voor mij
spreken mogen? Zal dan de heer Warn
sinck zijn eigen spraak alleen als zuiver
en onvervalscht beschouwen, in weerwil
van de getuigenis van meer bevoegde,
althans van meer erkende regters, die hun
oordeel schriftelijk aan de Ed.Achtb. Rege
ring van Amsterdam hebben bekend ge
maakt?''
Zoo gaat de grootheid dezer wereld
voorbij. Wat is er van Zochers
gevestigtigden naam, wat van zijn veelvuldige
werken gebleven? Zocher en Warnsinck
zijn in dezelfde vergetelheid geraakt.