Historisch Archief 1877-1940
N°. 1339
DE AMSTERDAMMER
A°. 1903
WEEKBLAD VOOK NEDEELAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden
Voor Indiëper jaar
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . .
f 1.50, fr. p. post f 1.65
mail 10.
, . 0.121/»
Dit blad it. verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 22 Februari.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk eu Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE.te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
I N H O V Di
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Geen verbitte ing,
maar verzoening. Pacificatie en Eenheid van
Bpoorweg-Exploitatie, I, door T. Sanders. De
Koelie-ordonnantiè'n, III. Nog eens Macedonië.
KUNST EN LETTEREN : Muziek in de Ho fdstad,
door Ant. Averkamp. EJ. Thorn. Prikker, (Ed.
Verburgh), Kunstmenschen, beoordeeld do r J.
Tersteeg. Tony Schumacher, Kijkjes op het
dagelijksch leven, beoordeeld door W. F. A. Frag
menten uit een boek van Georgette Leblanc, door
N. J. Beversen. Letterkundige censuur, door N. J.
B. Onze legerwetten, door F. Onze Spelling
kwestie, door Sagittarius. FEUILT.ETON:
Spookhuizen te Amsterdam, IX, (Slot), door Justns
van Manr:k. RECLAME3. VOOR DAMES:
Toezicht op kinderen, door W. A. \V. Moll.
Diefstallen in groote magazijnen. Kinder
arbeid in Pennsylvania, door E. K.?H.
Huisvtrzorging. Een voorbeeld van het practisch
nut van vrouwenkiesrecht, door M. G. Allerlei,
door Caprice. BOUWKUNST: De Beurs te Amster
dam. II, door A. W. Weissman. KUNST : Knnst
te Botterdam, door H. D. UIT DE NATUUR,"
door F J. van Uildriks. SCHAAKSPEL.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. Nederl. Z.-Afrikaansche
Vereeniging. - SCHETSJES : Van Atjóh's strand, door
H. . INGEZONDEN. ADVEKTENTIEN.
IIIIIIIIIIIIIIIHflIUIIIIIIMflHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIHIIIIltlll
Geen verbittering, maar
verzoening.
De lichtingen zijn opgeroepen. e sterkte
der troepen vermeerdert. Oorlogsvaartuigen
liggen voor de stad of worden gereed gehou
den naar 't IJ te stoomen. Marechaussees
rijden langs grachten en straten.
Thans zijn met spoed onder de wape
nen geroepen de miliciens behoorende tot
het blijvende gedeelte der lichting 1902,
met bepaald verlof ia hun woonplaats
woonachtig en behoorende tot de regimen
ten vesting-artillerie, het korps pantser
fort-artillerie, het korps pontonniers, het
korps torpedisten en de compagnieën hos
pitaal-soldaten.
De toestand, waarin Amsterdam ver
keert, heeft dus den schijn van zeer ern
stig te zijn; of hij dat ook inderdaad is?
Wij zouden het niet kunnen verzekeren.
Algemeen constateerde men, ook in de
bladen, reeds vóór eenige dagen, dat er
verademing, ontspanning was gekomen.
De spoorwegstaking was geëindigd en,
men zou zeggen, zóó goed en zóó ver
trouwenwekkend geëindigd, met de be
lofte van de H. IJ. S. M. om de
orgaganisatie van harte te zullen erkennen,
over de grieven nader te zullen onderhan
delen en geen rancune te voeden; de
gemeentewerklieden trokken onder den
drang van hun leiders het ultimatum in;
en een ultimatum, in den roes van de
overwinning der spoorwegstakeis gesteld,
eenmaal teruggenomen, terwijl een deel
der arbeiders zelf het ganschelijk verwerpt,
en de gemeente intusschen haar maatregelen
heeftkunnen voorbereiden, lijkt allerminst
verontrustend meer. Toch, die
troepenbewegiug naar onze stad duidt op een groot
gevaar, dat door de Regeering geducht
wordt. Heeft zij een complot ontdekt,-be
staan er voor haar aanwijzingen, die haar
een burgeroorlog in het klein doen ver
wachten ; acht zij misschien voor de toe
komst voorzieningen noodig, die zij alleen
met een sterke afdeeling troepen gewapend
meent te kunnen tot stand brengen
of, want dat is ook denkbaar, wil zij,
geprikkeld door de heftige kritiek op haar,
onzes inziens, verstandige houding bij de
staking zelf in acht genomen... een soort
van demonstratie geven in den geest van vele
harer bediller?, ten bewijze dat ook zij het
leger als het groote gezagswapen erkent ?
M. a. w. hebben wij hier te doen met een
werkelijk door den hoogen ernst der om
standigheden onverbiddelijk geëischt
beveiligings- en verdedigings-stelsel of
met een militaire vertooning, teneinde de
ontstemdheid van zoo velen te verzachten,
die meenen, dat er aan het leger tijdens
de stakingsdagen en stakingsgeruchten te
weinig is gedacht? Nog eens: wij weten
het niet, de tijd zal het leeren; misschien
de volgende week reeds, als de Kamer
opnieuw bijeenkomt.
Wat dan ook moge blijken, hoe eer er
aan deze oorlogsverschijnselen een eind
kan komen, des te beter.
Immers die troepen- en
vloot-concentratie in en bij Amsterdam, stel dat zij
noodig zij, verscherpt ten zeerste het
conflict.
Moest het tot een treffen met de arbei
ders komen, dit zou niet kunnen geschie
den zonder voor langen tijd daarna de
stemming te verbitteren, en de beweging
een feller karakter te geven ... over het
gansche land.
Hiervan zou almede het leger zelf, dat
duizenden telt die tot den arbeidersstand
behooren, de zeer ernstige gevolgen onder
vinden ; nu reeds voor een deel niet ten
volle betrouwbaar, hoe zou de propaganda
zich daarop richten en er een wèlbereiden
bodem vinden l Men behoeft toch niet zoo'n
menschenkenner te zijn, om te weten wat
soldaten uit den minderen stand zullen
gevoelen, als zij op stakenden hebben ge
schoten, of zich voorstellen misschien daartoe
gedwongen te zullen kunnen worden.
? Ons dunkt, indien het noodig is een
militaire macht te hebben, tot behoud van
rust en oide, dan wordt het meer dan tijd,
die te zoeken buiten de lichtingen voor
landsverdediging bestemd.
Maar wat vooral niet mag voorbij gezien
worden : hoe wordt bij dit geruchtmakend
verzamelen van militairen en oorlogsbodems
de reputatie in het binnen- en buitenland
van Amsterdam en in ''t algemeen van den
Nederlandschen werkman ? Bij 't
palingoproer kon men nog gewagen van een
ontzinde menigte uit »het grauw", maar
hier geldt het de arbeiders-organisatie, waar
toe ook behooren duizenden der beste
werklieden die ons land heeft aan te wijzen.
De kamp van het volk tegen het volk...
zelfs al dreigt hij maar van verre, welk
een schrikbeeld is dat niet?
Niet hoe dien kamp te voeren, maar hoe
hem te voorkomen, dat is voor ieder burger
die zijn land lief heeft de vraag, en dat
te eer op dit oogenblik, nu de troepen- en
vloot-concentratie, al mocht zij noodig zijn
ter beveiliging van een deel der burgerij,
noodwendig de spanning, het wantrouwen
en hec klassebewustzijn, slechts in schijn
te onderdrukken, bij een groot deel der
burgerij des te sterker te maken.
Werkelijke verbetering van den toestand,
zoodat alle militair vertoon volstrekt over
bodig wordt gelijk het dat tot dusverre,
gelukkig, ook was kunnen Regeering
en gemeentebestuur slechts brengen door
daden te verrichten, waaruil het den arbei
ders kan blijken, dat de Overheid hun
belangen, als die van de overgroote meer
derheid der bevolking wenscht te behartigen
naar haar vermogen.
Indien de Overheid op zulk een wijs den
arbeiders verzoenend te gemoet treedt, wie
zou er dan aan kunnen twijfelen, dat dezen
niet evenzeer tot het stichten van den
vrede zich bereid zouden betoonen ?
Op dit oogenblik heeft het er iets van
alsof een deel der werkgeverspartij bij zich
zelf denkt en 't ook zegt: ge hebt ons door
uw staken en uw bedreiging tot staken
willen dwingen; goed, nu zullen wij u
eens laten zien, dat u te dwingen ons
recht is. Welnu, wanneer Gemeentebe
stuur of Regeering in die richting zich tot
eenige daad liet verleiden het is duidelijk
de troepen- en vloot-concentratie zou
geruimen tijd voor Amsterdam noodig blijven,
en de goede naam van onze havenstad
nog verder niet weinig lijden.
Het gemeentebestuur kan tot spoedig her
stel van het vertrouwen en van de te
vredenheid der gemeentewerklieden het
meeste doen. Het hale zijn verzuim in, en
verbetere het loon, waarop het personeel
reeds twee en een halt' jaar gewacht
heeft. Het handele met der} meest mogelijken
spoed en betrachte de te lang vergeten
billijkheid.
De Regeering echter heeft in deze ook
een taak te vervullen. Een zeer
veelbeteekenende zelfs. Want wat het gemeentebestuur
een betere regeling der arbeideloonen veel
te lang deed verschuiven, het was natuur
lijk almede de geldkwestie. De Regeering
zal een stad als Amsterdam aan een
hooger bedrag van inkomsten hebben te
helpen; de berooidheid van de stedelijke
schatkist is vooral aan het Rijk met
zijn onbillijke verdeeling van het belas
tinggebied te wijten, tengevolge waarvan
de hoofdstad steeds meer zijn gefortuneerde
burgers verliest; haar belasting verhoogd j
en haar welvaart bedreigd ziet; zoodat ze j
niet in staat ia haar dienstpersoneel naar j
den geldenden levensstandaard te bezol- '
digen. liet gemeentebestuur moge niet van \
verzuim zijn vrij te pleiten, aan wat hier
in de hoofdstad is gebeurd, heeft het Rijk
wel de meeste schuld. \
En wat de spoorweg-staking betreft, voor '
de Regeering is het plicht haar veelver- [
mogenden invloed aan te wenden, opdat de
Spoorweg-Maatschappij onbekrompen haar
toezeggingen nakome aan de organisatie
gegeven; dit allereerst, maar vervolgens,
nu zij dan toch zeker wel genoeg is inge
licht aangaande den geest, die in de hoogere
en lagere kringen van deze reusachtige
ondernemingen heerscht... moet het haar
bekend zijn, dat een grondige verbetering
van den toestand, dat de zekerheid en <le
veiligheid der spoorweg-exploitatie voor
het binnenland en in aansluiting met
het buitenland, alleen" te verkrijgen is
door den Staat het'spoorwegnet onder
zijn beheer te doen nemen. De Staat, die
ten slotte verantwoordelijk is voor het ver
voer van de Post; de Staat op welkende
zorg rust voor de nakoming van tal van
internationale verplichtingen, ook die niet
gecodificeerd zijn mag zich na het ge
beurde niet langer afhankelijk stellen van
deze of gene particuliere maatschappij.
Spoorweg-naasting, dat is onzes inziens de
onverbiddelijke eisch van het oogenblik;
ook al wist men niet, hoe tegenover enkele
nadeelen welke men vreest, of zegt te vreezen,
groote voordeelen staan, financieele en soci
ale voordeelen van velerlei aard. Hoe lang
reeds hebben wij op deze hervorming aan
gedrongen ; hoe veel klachten zijn er ten
gevolge van het concurrentiestelsel {der
maatschappijen niet door ht t reizend publiek,
door Handel en Nijverheid geuit...! Maar
nu het Rijk zelf de benadeelde is gewor
den, zich eigenlijk voor het buitenland
heeft moeten schamen; het Rijk een etmaal
van radeloosheid heeft doorgebracht, en nu
al zoovele nachten van angst heeft door
leefd, als de man die, met een geladen
levolver op zijn kussen naast zich, ter
nauwernood durft te gaan slapen... is
het nu nog niet genoeg ?
Laat de Regeering zonder verwijl den
volke doen weten, dat het zoo spoedig
mogelijk de spoorweg exploitatie in
Nedeiland onder eigen beheer wenscht te nemen ;
van stonde aan zal de onrust uit de
gemoederen verdwijnen, en het vertrouwen
van het buitenland in de Regeering is
hersteld.
Met iets minder dan zulk een besluit,
al had men tienmaal meer troepen in 't
veld, bereikt men 'geen doel.
Over zooveel, dat op deze uiting van
solidariteitsgevoel onder de arbeiders, en
de daaruit voortgevloeide handelingen der
organisaties, behoort te volgen, spreken
wij thans niet. Ieder niet geheel en al
blind voor de teekenen der tijden, bemerkt
wel, dat er iets veranderd is in de sociale
levensfseer en veel grootere wijzigingen
zich voorbereiden; ook kan het moeielijk
den nadenkende ontgaan, dat wat de
meesten onzer in deze dagen zoo ontsteld
of verheugd heeft, niet veel meer is dan
een kleine kabbeling op een onafzienbaar
watervlak. De Nederlandsche arbeiders
organisaties zijn in hun streven volstrekt
afhankelijk van de beweging en
beweegkracht van over de grenzen. Wat daar
mee niet in samenhang verkeert, gaat
aanstonds weer te loor. Niet het
Nederlandsehe proletariaat of de Nederlandsche
burgerij, maar de machtsverhouding van
het Europeesche proletariaat tot de
Europeesche bourgeoisie bepaalt de duurzame
beteekenis van de winst die behaald wordt
of van de nederlaag geleden. De zoo danig
verontruste geesten mogen zich dus
kalmeeren of zich troosten met 's buurmans leed.
Doch zooveel is zeker, wat de sociale actie
der Nederlansche regeering betreft, deze
is, wie weet het niet! tot dusver treurig
zwak geweest, en Kuypers kabinet gaf
zich nog niet de eer als een uitzondering
op den regel te verschijnen. Het thans
gebeurde moge het tot krachtsinspanning
prikkelen. Welk een zegen voor den lande
zou het niet moeten heeten, zoo er nu
eens een eind kwam aan het politiek ge
redeneer, en Arbeid, Handel en Nijverheid
als de grootste machten werden erkend, naar
wier behoeften de ouderwetsche Staatsinrich
ting en de onproductieve Staatsarbeid zich
hebben te wijzigen. Wanneer b.v. Kuyper
deze troebelen beantwoordde met de vor
ming van een afzonderlijk ministerieel
departement voor den Arbeid; met een ver
vanging van de mislukte Kamers van
Arbeid, door een
arbeidersvertegenwooidiging, gelijk hij het nu, op zijne wijze, met
de Marez Ovens, voor den Landbouw be
doelt ; met de stichting van een Kamer
voor de patroons; met een in medewerking
met de arbeiders behoorlijk ontworpen arbei
derscontract en een wettelijke erkenning
van het Vereenigingaleven, getuigende van
eenige hoogere wijsheid,dan de onderstelling,
dat het recht op onbeperkte vrijlieid van
arbeid het grootste beginsel zou zijn ook
van de toekomstige maatschappij ; alsof
het zedelijk beginsel van solidariteit onder
de arbeiders niet in den loop der tijden ook
het ideaal van een meer zedelijke ver
houding tusschen werkgever en werknemer
zou kunnen verwezenlijken; ja, als ware
juist dit, bij al het onvolkomerie, dat het in
een overgangstijdperk te aanschouwen biedt,
niet liet eenige, waarvan iets beters, zoowel
voor patroon als voor werkman, valt te
hopen.
Laat Kuyper, de gelukkige man, die
door de omstandigheden, zelfs met een
coalitie-kabinet, geroepen wordt zijn
deinocratischen zin, zijn christelijke geloofs
overtuiging, /ijn vaderlandsliefde en zijn
hart voor de misdeelden te tonnen, in dezen
verzoenenden geest woorden spreken en
daden aankondigen.... en Neerlands eer,
Amsterdam's goede naam en onmisbare
rust zijn gered.
Maar ook de werklieden-organisaties, in
't bijzonder de spoorwegmannen, hebben
een plicht in deze dagen te vervullen. Het
is te begrijpen dat de laatste, na de
geweldige gemoeds- en zenuwspanning,
door de hevige uitbarstingen van toorn
onder een deel van het publiek; door de
pogingen van hen, die hun organisatie op
allerlei wijs trachten te breken ; ook door
de geruchten omtrent
Regeerirjgsmaatregelen om hun het recht van staking te
ontnemen niet weinig nerveus zijn ge
worden. Zoo is er van hunne zijde een
reeks van verklaringen verschenen, die
juist hun tegenstanders aanleiding en zeker
den schijn van recht geven hen voor te
stellen als zoo weinig serieuse menschen,
dat zij niet eens begrijpen hoe een
spoorwegstaking een paardenmiddel is,
waaraan men zelfs den sterksten patiënt
niet tweemaal waagt. Als zij deze geheel
overbodige discussies eens achterwege
lieten tot kalmer dagen ook kalmer woor
den kunnen doen kiezen. Noodig toch zijn
zóó veel verklaringen niet. Immers bij al
den ophef, waarmee nu gesproken wordt
van een in den dienst voorzien, bij staking
van de groote
spoorwegwerklieden-vereeniging, zal toch ieder die zijn leven lief heeft,
wel bidden, dat hij van het reizen op zoo'n
dag verschoond mag blijven ; en wat de
bedreigingen met het ontnemen van het
stakingsrecht betreft, ook al wist men niet
tot welk een spanning dit pogen zou leiden,
de Regeering zal zich tot zoo iets zeker
niet laten vinden. Schreef niet een katho
liek als Aalberse tot ons genoegen
zagen wij in de afgeloopen week zijn
artikel, waarop wij verleden week wezen,
nu ook vermeld in de Op: H. CL en in
het N. v. d. D. »er zijn omstandig
heden, dat een werkstaking als laatste
middel volkomen rechtvaardig kan zijn.
In dat geval is zij een wezenlijk recht
van den arbeider. Wil men den arbeider
dit recht, dat hij onbetwistbaar heeft,
ontnemen, zal men dan niet vóóraf er
voor moeten zorgen, dat inderdaad een
gerechtvaardigde werkstaking niet meer
kan voorkomen ? m. a. w. zal men niet eerst
het arbeidscontract rechtvaardig dienen te
regelen, en voor geschillen een onpariijdig
en bekwaam rechter moeten aanwijzen ?
«Evenmin als de staat den eigenaar, om
redenen van algemeen welzijn zijn eigen
domsrecht ontnemen kan zonder schade
vergoeding, evenmin mag de staat den
arbeider zijn recht tot rechtvaardige sta
king ontnemen zonder compensatie, hierin
bestaand: dat voor de handhaving van
zijn recht op rechtvaardige arbeidsvoor
waarden voldoende en afdoende worde
gezorgd.''
Welnu, allerminst van Kuyper is een aan
slag op o!at recht en dat a's een maat
regel van geweld te duchten.
Waartoe dan al die opwinding?
De arbeiders mogen niet vergeten, dat
wat zij gedaan hebben, een groot deel der
natie ten zeerste heeft ontstemd, en dat
dus ook niets natuurlijker was dan de
uitbarsting van woede, toorn, droefheid,
bij tegenstanders, in hun opvatting van
recht en algemeen belang, niets minder dan
de stakers zelf te goeder trouw.
Zouden dan, zoo vragen wij ten slotte,
de troepen en de Cerberus en consorten
niet weder kunnen verdwijnen, opdat het
niet voor het buitenland den schijn
verkrijge, als ware het Nederlandsche volk
zulk een bende, dat alleen de Minister van
Oorlog het regeeren kan ; en als bezielde
den Nederlandschen werkman geen andere
geest, dan die, in de dagen van weleer, toen
Domela Nieuwenhuis het straatproletariaat
zijn opvoeding gaf, zooveel onrust verwekte.
Geen verbittering verder verzoening
zij 't doel. De Regeering heeft dit in haar
macht en de pers kan krachtig daarbij
helpen, door het geharrewar te staken.
Een kind kan, dunkt ons, begrijpen, dat
zwijgen thans goud is, en hoeveel eer dan
nog de Koningin der Aarde, die zich tot
heden door al wat maar den mond wou
roeren in den arm liet nemen.
Laat deze ruzie uit zijn en verzoeken
wij ten vriendelijkste de heeren praters
van beroep zich toch zooveel mogelijk te
matigen, als het Binnenhof hun eerstdaags
spreekruirnte biedt. Denkt er aan, mijne
heeren, al uw wijsheid wordt over de
grenzen gedragen en daar zoo licht als
dwaasheid, ten uadeele van Nederland,
verkocht! Helpt niet verbitteren, maar
verzoenen, in aller belang. Gaan wij te
samen, als na het aanschouwen van een
hevige vechtpartij, ieder weer naar zijn
huis ... en aan zijn werk.
Pacificatie en Eenheid van
Spo orw eg-Exploitatie.
I.
Dat de economische toestanden pri
meeren en dat de sociale daarvan slechts
een uitvloeisel zijn, is dezer dagen weder
bewezen bij de staking van het spoorweg
bedrijf op 31 Januari jl., die een schok
deed gaan door het gansche land en een
oorzaak kan worden van binnen- en
buitenlandsche beroering, zoo geen veilig spoor
tot pacificatie wordt gevonden.
De plotseling ingetreden staking, uit
barsting eener sedert jaren bestaande
spanning tusschen de spoorweg-directies
en hun personeel, heeft zeker meer
algemeene dieper liggende economische oor
zaken, maar dat het dualistische spoorweg
stelsel ons door een partijstemming in 1890
onder het Ministerie Mackay opgedrongen,
een stelsel dat nooit anders dan kwaad
heeft gewrocht, ook op de sociale ver
houding tusschen de directies en hun
personeel ongunstig heeft gewerkt, meen
ik als zeker te mogen aannemen.
In de eerste plaats maakte de verkwisting,
op technisch gebied, die het stelsel met
zich bra?ht, dat geen geld beschikbaar
was om de arbeidsvoorwaarden behoorlijk
te verbeteren.
Een verder gevolg was, dat het zwakke
stelsel de spoor weg-directies noopte hun
steun vooral te zoeken in de kringen der
policiti en der »haute finance", en daarbij
gebruik te maken van niet steeds goed te
keuren invloeden en middelen om hun doel
te bereiken.
De hoogheid, die deze wijze van zaken
doen met zich bracht, maakte, dat de
materieele belangen der arbeiders niet
alleen werden verwaarloosd, maar dat daar
naast hunne organisaties soms niet werden
erkend, dat hunne beleefde verzoeken veelal
ter griffie werden gedeponeerd, dat de toe
stand meer en meer gespannen werd, tot
deze uitbarsting volgde.
Alleen om deze reden zou verandering
van ons stelsel van spoorweg-exploitatie
reeds verademing in den toestand brengen
en den weg effenen om tot betere sociale
verhoudingen terug te keeren.
Maar, zooals ik reeds in 1890 in eene
reeks artikelen in het Dagblad de Amster
dammer heb aangetoond, is het stelsel van
concurrentie, in hoofdzaak tusschen twee
maatschappijen, met een tot heden in de
spoorwegwereld ongekend gebruik van
«running power" op elkanders lijnen, zoo
onhoudbaar en zoo foutief, dat het tot
niets anders kon aanleiding geven dan tot
verkwisting op reusachtige schaal en dat
de concentratie, naast gezonde concurrentie,
die door Minister Havelaar beloofd waren,
nooit konden bereikt worden, maar dat
wel verkregen werd eene verzwakking
van onze spoorwegen, zoowel
technischeconomisch als finantieel, tengevolge der
hoogst ongezonde concurrentie,, die de maat
schappijen onderling voerden 1).
Tot nog toe was de juistheid der cijfers,
waarop ik mijne bestrijding der overeen
komsten van 1890 grondde door niemand,
met eenig tegenbewijs aangetast.
Ook bij de behandeling onzer spoorweg
exploitatie door de Nederl. Vereeniging
voor de Staathuish. en de Statistiek, was
dit niet geschied, zoomin bij de schriftelijke
behandeling door de heeren pre-adviseurs
Plate, v. d. Wall Bake en Treub, als bij
de discussie in de vergadering van 30 Sep
tember 1899, aan de bespreking van dit
onderwerp gewijd 2).
Thans echter heeft de Minister van
Waterstaat, bij de behandeling zijner laatste
begrooting, in de Memorie van Antwoord
op het Voorl. Verslag, der Tweede Kamer,
getracht enkele mijner cijfers te weerleggen.
Daar hiermede de gronden, waarop mijne
veroordeeling der huidige overeenkomsten
berust, schijnbaar worden verzwakt, mogen
de beweringen van den minister, niet
onweêrsproken blijven, vooral ook nietdaarom,
omdat een verkeerde beschouwing van
de technische economie onzer spoorwegen,
zooals door mij werd voorop gesteld, als
van zelf moet leiden tot een min juiste
appreciatie der tegenwoordige sociale crisis
en niet anders kan veroorzaken dan het
vergrooten der bestaande moeielijkheden
waardoor het gevaar ontstaat, dat men bij
het zoeken eener oplossing den verkeerden
weg zal inslaan, om uit den tegen woordigen
toestand van anarchie verlost te worden.
Dat ons spoorwegstelsel na 1890 is ver
zwakt en dat de beloofde concentratie dus
niet is bereikt heb ik aangetoond, door de
daling van het aantal reizigers en van de
vervoerde tonnen, zoowel als van de op
brengsten, per treiukilometer na 1890,
vergelekeu met de negen jaren daarvoor.
De minister komt in hoofdzaak op tegen
mijne cijfers voor het personenvervoer, al
hoewel hij geene cijfers, die dan wel juist
zouden zijn, tegenover de mijne durft stellen.