De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 februari pagina 1

22 februari 1903 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1339 DE AMSTERDAMMER A°. 1903 WEEKBLAD VOOK NEDEELAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . f 1.50, fr. p. post f 1.65 mail 10. , . 0.121/» Dit blad it. verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 22 Februari. Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk eu Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE.te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. I N H O V Di VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Geen verbitte ing, maar verzoening. Pacificatie en Eenheid van Bpoorweg-Exploitatie, I, door T. Sanders. De Koelie-ordonnantiè'n, III. Nog eens Macedonië. KUNST EN LETTEREN : Muziek in de Ho fdstad, door Ant. Averkamp. EJ. Thorn. Prikker, (Ed. Verburgh), Kunstmenschen, beoordeeld do r J. Tersteeg. Tony Schumacher, Kijkjes op het dagelijksch leven, beoordeeld door W. F. A. Frag menten uit een boek van Georgette Leblanc, door N. J. Beversen. Letterkundige censuur, door N. J. B. Onze legerwetten, door F. Onze Spelling kwestie, door Sagittarius. FEUILT.ETON: Spookhuizen te Amsterdam, IX, (Slot), door Justns van Manr:k. RECLAME3. VOOR DAMES: Toezicht op kinderen, door W. A. \V. Moll. Diefstallen in groote magazijnen. Kinder arbeid in Pennsylvania, door E. K.?H. Huisvtrzorging. Een voorbeeld van het practisch nut van vrouwenkiesrecht, door M. G. Allerlei, door Caprice. BOUWKUNST: De Beurs te Amster dam. II, door A. W. Weissman. KUNST : Knnst te Botterdam, door H. D. UIT DE NATUUR," door F J. van Uildriks. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Nederl. Z.-Afrikaansche Vereeniging. - SCHETSJES : Van Atjóh's strand, door H. . INGEZONDEN. ADVEKTENTIEN. IIIIIIIIIIIIIIIHflIUIIIIIIMflHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIHIIIIltlll Geen verbittering, maar verzoening. De lichtingen zijn opgeroepen. e sterkte der troepen vermeerdert. Oorlogsvaartuigen liggen voor de stad of worden gereed gehou den naar 't IJ te stoomen. Marechaussees rijden langs grachten en straten. Thans zijn met spoed onder de wape nen geroepen de miliciens behoorende tot het blijvende gedeelte der lichting 1902, met bepaald verlof ia hun woonplaats woonachtig en behoorende tot de regimen ten vesting-artillerie, het korps pantser fort-artillerie, het korps pontonniers, het korps torpedisten en de compagnieën hos pitaal-soldaten. De toestand, waarin Amsterdam ver keert, heeft dus den schijn van zeer ern stig te zijn; of hij dat ook inderdaad is? Wij zouden het niet kunnen verzekeren. Algemeen constateerde men, ook in de bladen, reeds vóór eenige dagen, dat er verademing, ontspanning was gekomen. De spoorwegstaking was geëindigd en, men zou zeggen, zóó goed en zóó ver trouwenwekkend geëindigd, met de be lofte van de H. IJ. S. M. om de orgaganisatie van harte te zullen erkennen, over de grieven nader te zullen onderhan delen en geen rancune te voeden; de gemeentewerklieden trokken onder den drang van hun leiders het ultimatum in; en een ultimatum, in den roes van de overwinning der spoorwegstakeis gesteld, eenmaal teruggenomen, terwijl een deel der arbeiders zelf het ganschelijk verwerpt, en de gemeente intusschen haar maatregelen heeftkunnen voorbereiden, lijkt allerminst verontrustend meer. Toch, die troepenbewegiug naar onze stad duidt op een groot gevaar, dat door de Regeering geducht wordt. Heeft zij een complot ontdekt,-be staan er voor haar aanwijzingen, die haar een burgeroorlog in het klein doen ver wachten ; acht zij misschien voor de toe komst voorzieningen noodig, die zij alleen met een sterke afdeeling troepen gewapend meent te kunnen tot stand brengen of, want dat is ook denkbaar, wil zij, geprikkeld door de heftige kritiek op haar, onzes inziens, verstandige houding bij de staking zelf in acht genomen... een soort van demonstratie geven in den geest van vele harer bediller?, ten bewijze dat ook zij het leger als het groote gezagswapen erkent ? M. a. w. hebben wij hier te doen met een werkelijk door den hoogen ernst der om standigheden onverbiddelijk geëischt beveiligings- en verdedigings-stelsel of met een militaire vertooning, teneinde de ontstemdheid van zoo velen te verzachten, die meenen, dat er aan het leger tijdens de stakingsdagen en stakingsgeruchten te weinig is gedacht? Nog eens: wij weten het niet, de tijd zal het leeren; misschien de volgende week reeds, als de Kamer opnieuw bijeenkomt. Wat dan ook moge blijken, hoe eer er aan deze oorlogsverschijnselen een eind kan komen, des te beter. Immers die troepen- en vloot-concentratie in en bij Amsterdam, stel dat zij noodig zij, verscherpt ten zeerste het conflict. Moest het tot een treffen met de arbei ders komen, dit zou niet kunnen geschie den zonder voor langen tijd daarna de stemming te verbitteren, en de beweging een feller karakter te geven ... over het gansche land. Hiervan zou almede het leger zelf, dat duizenden telt die tot den arbeidersstand behooren, de zeer ernstige gevolgen onder vinden ; nu reeds voor een deel niet ten volle betrouwbaar, hoe zou de propaganda zich daarop richten en er een wèlbereiden bodem vinden l Men behoeft toch niet zoo'n menschenkenner te zijn, om te weten wat soldaten uit den minderen stand zullen gevoelen, als zij op stakenden hebben ge schoten, of zich voorstellen misschien daartoe gedwongen te zullen kunnen worden. ? Ons dunkt, indien het noodig is een militaire macht te hebben, tot behoud van rust en oide, dan wordt het meer dan tijd, die te zoeken buiten de lichtingen voor landsverdediging bestemd. Maar wat vooral niet mag voorbij gezien worden : hoe wordt bij dit geruchtmakend verzamelen van militairen en oorlogsbodems de reputatie in het binnen- en buitenland van Amsterdam en in ''t algemeen van den Nederlandschen werkman ? Bij 't palingoproer kon men nog gewagen van een ontzinde menigte uit »het grauw", maar hier geldt het de arbeiders-organisatie, waar toe ook behooren duizenden der beste werklieden die ons land heeft aan te wijzen. De kamp van het volk tegen het volk... zelfs al dreigt hij maar van verre, welk een schrikbeeld is dat niet? Niet hoe dien kamp te voeren, maar hoe hem te voorkomen, dat is voor ieder burger die zijn land lief heeft de vraag, en dat te eer op dit oogenblik, nu de troepen- en vloot-concentratie, al mocht zij noodig zijn ter beveiliging van een deel der burgerij, noodwendig de spanning, het wantrouwen en hec klassebewustzijn, slechts in schijn te onderdrukken, bij een groot deel der burgerij des te sterker te maken. Werkelijke verbetering van den toestand, zoodat alle militair vertoon volstrekt over bodig wordt gelijk het dat tot dusverre, gelukkig, ook was kunnen Regeering en gemeentebestuur slechts brengen door daden te verrichten, waaruil het den arbei ders kan blijken, dat de Overheid hun belangen, als die van de overgroote meer derheid der bevolking wenscht te behartigen naar haar vermogen. Indien de Overheid op zulk een wijs den arbeiders verzoenend te gemoet treedt, wie zou er dan aan kunnen twijfelen, dat dezen niet evenzeer tot het stichten van den vrede zich bereid zouden betoonen ? Op dit oogenblik heeft het er iets van alsof een deel der werkgeverspartij bij zich zelf denkt en 't ook zegt: ge hebt ons door uw staken en uw bedreiging tot staken willen dwingen; goed, nu zullen wij u eens laten zien, dat u te dwingen ons recht is. Welnu, wanneer Gemeentebe stuur of Regeering in die richting zich tot eenige daad liet verleiden het is duidelijk de troepen- en vloot-concentratie zou geruimen tijd voor Amsterdam noodig blijven, en de goede naam van onze havenstad nog verder niet weinig lijden. Het gemeentebestuur kan tot spoedig her stel van het vertrouwen en van de te vredenheid der gemeentewerklieden het meeste doen. Het hale zijn verzuim in, en verbetere het loon, waarop het personeel reeds twee en een halt' jaar gewacht heeft. Het handele met der} meest mogelijken spoed en betrachte de te lang vergeten billijkheid. De Regeering echter heeft in deze ook een taak te vervullen. Een zeer veelbeteekenende zelfs. Want wat het gemeentebestuur een betere regeling der arbeideloonen veel te lang deed verschuiven, het was natuur lijk almede de geldkwestie. De Regeering zal een stad als Amsterdam aan een hooger bedrag van inkomsten hebben te helpen; de berooidheid van de stedelijke schatkist is vooral aan het Rijk met zijn onbillijke verdeeling van het belas tinggebied te wijten, tengevolge waarvan de hoofdstad steeds meer zijn gefortuneerde burgers verliest; haar belasting verhoogd j en haar welvaart bedreigd ziet; zoodat ze j niet in staat ia haar dienstpersoneel naar j den geldenden levensstandaard te bezol- ' digen. liet gemeentebestuur moge niet van \ verzuim zijn vrij te pleiten, aan wat hier in de hoofdstad is gebeurd, heeft het Rijk wel de meeste schuld. \ En wat de spoorweg-staking betreft, voor ' de Regeering is het plicht haar veelver- [ mogenden invloed aan te wenden, opdat de Spoorweg-Maatschappij onbekrompen haar toezeggingen nakome aan de organisatie gegeven; dit allereerst, maar vervolgens, nu zij dan toch zeker wel genoeg is inge licht aangaande den geest, die in de hoogere en lagere kringen van deze reusachtige ondernemingen heerscht... moet het haar bekend zijn, dat een grondige verbetering van den toestand, dat de zekerheid en <le veiligheid der spoorweg-exploitatie voor het binnenland en in aansluiting met het buitenland, alleen" te verkrijgen is door den Staat het'spoorwegnet onder zijn beheer te doen nemen. De Staat, die ten slotte verantwoordelijk is voor het ver voer van de Post; de Staat op welkende zorg rust voor de nakoming van tal van internationale verplichtingen, ook die niet gecodificeerd zijn mag zich na het ge beurde niet langer afhankelijk stellen van deze of gene particuliere maatschappij. Spoorweg-naasting, dat is onzes inziens de onverbiddelijke eisch van het oogenblik; ook al wist men niet, hoe tegenover enkele nadeelen welke men vreest, of zegt te vreezen, groote voordeelen staan, financieele en soci ale voordeelen van velerlei aard. Hoe lang reeds hebben wij op deze hervorming aan gedrongen ; hoe veel klachten zijn er ten gevolge van het concurrentiestelsel {der maatschappijen niet door ht t reizend publiek, door Handel en Nijverheid geuit...! Maar nu het Rijk zelf de benadeelde is gewor den, zich eigenlijk voor het buitenland heeft moeten schamen; het Rijk een etmaal van radeloosheid heeft doorgebracht, en nu al zoovele nachten van angst heeft door leefd, als de man die, met een geladen levolver op zijn kussen naast zich, ter nauwernood durft te gaan slapen... is het nu nog niet genoeg ? Laat de Regeering zonder verwijl den volke doen weten, dat het zoo spoedig mogelijk de spoorweg exploitatie in Nedeiland onder eigen beheer wenscht te nemen ; van stonde aan zal de onrust uit de gemoederen verdwijnen, en het vertrouwen van het buitenland in de Regeering is hersteld. Met iets minder dan zulk een besluit, al had men tienmaal meer troepen in 't veld, bereikt men 'geen doel. Over zooveel, dat op deze uiting van solidariteitsgevoel onder de arbeiders, en de daaruit voortgevloeide handelingen der organisaties, behoort te volgen, spreken wij thans niet. Ieder niet geheel en al blind voor de teekenen der tijden, bemerkt wel, dat er iets veranderd is in de sociale levensfseer en veel grootere wijzigingen zich voorbereiden; ook kan het moeielijk den nadenkende ontgaan, dat wat de meesten onzer in deze dagen zoo ontsteld of verheugd heeft, niet veel meer is dan een kleine kabbeling op een onafzienbaar watervlak. De Nederlandsche arbeiders organisaties zijn in hun streven volstrekt afhankelijk van de beweging en beweegkracht van over de grenzen. Wat daar mee niet in samenhang verkeert, gaat aanstonds weer te loor. Niet het Nederlandsehe proletariaat of de Nederlandsche burgerij, maar de machtsverhouding van het Europeesche proletariaat tot de Europeesche bourgeoisie bepaalt de duurzame beteekenis van de winst die behaald wordt of van de nederlaag geleden. De zoo danig verontruste geesten mogen zich dus kalmeeren of zich troosten met 's buurmans leed. Doch zooveel is zeker, wat de sociale actie der Nederlansche regeering betreft, deze is, wie weet het niet! tot dusver treurig zwak geweest, en Kuypers kabinet gaf zich nog niet de eer als een uitzondering op den regel te verschijnen. Het thans gebeurde moge het tot krachtsinspanning prikkelen. Welk een zegen voor den lande zou het niet moeten heeten, zoo er nu eens een eind kwam aan het politiek ge redeneer, en Arbeid, Handel en Nijverheid als de grootste machten werden erkend, naar wier behoeften de ouderwetsche Staatsinrich ting en de onproductieve Staatsarbeid zich hebben te wijzigen. Wanneer b.v. Kuyper deze troebelen beantwoordde met de vor ming van een afzonderlijk ministerieel departement voor den Arbeid; met een ver vanging van de mislukte Kamers van Arbeid, door een arbeidersvertegenwooidiging, gelijk hij het nu, op zijne wijze, met de Marez Ovens, voor den Landbouw be doelt ; met de stichting van een Kamer voor de patroons; met een in medewerking met de arbeiders behoorlijk ontworpen arbei derscontract en een wettelijke erkenning van het Vereenigingaleven, getuigende van eenige hoogere wijsheid,dan de onderstelling, dat het recht op onbeperkte vrijlieid van arbeid het grootste beginsel zou zijn ook van de toekomstige maatschappij ; alsof het zedelijk beginsel van solidariteit onder de arbeiders niet in den loop der tijden ook het ideaal van een meer zedelijke ver houding tusschen werkgever en werknemer zou kunnen verwezenlijken; ja, als ware juist dit, bij al het onvolkomerie, dat het in een overgangstijdperk te aanschouwen biedt, niet liet eenige, waarvan iets beters, zoowel voor patroon als voor werkman, valt te hopen. Laat Kuyper, de gelukkige man, die door de omstandigheden, zelfs met een coalitie-kabinet, geroepen wordt zijn deinocratischen zin, zijn christelijke geloofs overtuiging, /ijn vaderlandsliefde en zijn hart voor de misdeelden te tonnen, in dezen verzoenenden geest woorden spreken en daden aankondigen.... en Neerlands eer, Amsterdam's goede naam en onmisbare rust zijn gered. Maar ook de werklieden-organisaties, in 't bijzonder de spoorwegmannen, hebben een plicht in deze dagen te vervullen. Het is te begrijpen dat de laatste, na de geweldige gemoeds- en zenuwspanning, door de hevige uitbarstingen van toorn onder een deel van het publiek; door de pogingen van hen, die hun organisatie op allerlei wijs trachten te breken ; ook door de geruchten omtrent Regeerirjgsmaatregelen om hun het recht van staking te ontnemen niet weinig nerveus zijn ge worden. Zoo is er van hunne zijde een reeks van verklaringen verschenen, die juist hun tegenstanders aanleiding en zeker den schijn van recht geven hen voor te stellen als zoo weinig serieuse menschen, dat zij niet eens begrijpen hoe een spoorwegstaking een paardenmiddel is, waaraan men zelfs den sterksten patiënt niet tweemaal waagt. Als zij deze geheel overbodige discussies eens achterwege lieten tot kalmer dagen ook kalmer woor den kunnen doen kiezen. Noodig toch zijn zóó veel verklaringen niet. Immers bij al den ophef, waarmee nu gesproken wordt van een in den dienst voorzien, bij staking van de groote spoorwegwerklieden-vereeniging, zal toch ieder die zijn leven lief heeft, wel bidden, dat hij van het reizen op zoo'n dag verschoond mag blijven ; en wat de bedreigingen met het ontnemen van het stakingsrecht betreft, ook al wist men niet tot welk een spanning dit pogen zou leiden, de Regeering zal zich tot zoo iets zeker niet laten vinden. Schreef niet een katho liek als Aalberse tot ons genoegen zagen wij in de afgeloopen week zijn artikel, waarop wij verleden week wezen, nu ook vermeld in de Op: H. CL en in het N. v. d. D. »er zijn omstandig heden, dat een werkstaking als laatste middel volkomen rechtvaardig kan zijn. In dat geval is zij een wezenlijk recht van den arbeider. Wil men den arbeider dit recht, dat hij onbetwistbaar heeft, ontnemen, zal men dan niet vóóraf er voor moeten zorgen, dat inderdaad een gerechtvaardigde werkstaking niet meer kan voorkomen ? m. a. w. zal men niet eerst het arbeidscontract rechtvaardig dienen te regelen, en voor geschillen een onpariijdig en bekwaam rechter moeten aanwijzen ? «Evenmin als de staat den eigenaar, om redenen van algemeen welzijn zijn eigen domsrecht ontnemen kan zonder schade vergoeding, evenmin mag de staat den arbeider zijn recht tot rechtvaardige sta king ontnemen zonder compensatie, hierin bestaand: dat voor de handhaving van zijn recht op rechtvaardige arbeidsvoor waarden voldoende en afdoende worde gezorgd.'' Welnu, allerminst van Kuyper is een aan slag op o!at recht en dat a's een maat regel van geweld te duchten. Waartoe dan al die opwinding? De arbeiders mogen niet vergeten, dat wat zij gedaan hebben, een groot deel der natie ten zeerste heeft ontstemd, en dat dus ook niets natuurlijker was dan de uitbarsting van woede, toorn, droefheid, bij tegenstanders, in hun opvatting van recht en algemeen belang, niets minder dan de stakers zelf te goeder trouw. Zouden dan, zoo vragen wij ten slotte, de troepen en de Cerberus en consorten niet weder kunnen verdwijnen, opdat het niet voor het buitenland den schijn verkrijge, als ware het Nederlandsche volk zulk een bende, dat alleen de Minister van Oorlog het regeeren kan ; en als bezielde den Nederlandschen werkman geen andere geest, dan die, in de dagen van weleer, toen Domela Nieuwenhuis het straatproletariaat zijn opvoeding gaf, zooveel onrust verwekte. Geen verbittering verder verzoening zij 't doel. De Regeering heeft dit in haar macht en de pers kan krachtig daarbij helpen, door het geharrewar te staken. Een kind kan, dunkt ons, begrijpen, dat zwijgen thans goud is, en hoeveel eer dan nog de Koningin der Aarde, die zich tot heden door al wat maar den mond wou roeren in den arm liet nemen. Laat deze ruzie uit zijn en verzoeken wij ten vriendelijkste de heeren praters van beroep zich toch zooveel mogelijk te matigen, als het Binnenhof hun eerstdaags spreekruirnte biedt. Denkt er aan, mijne heeren, al uw wijsheid wordt over de grenzen gedragen en daar zoo licht als dwaasheid, ten uadeele van Nederland, verkocht! Helpt niet verbitteren, maar verzoenen, in aller belang. Gaan wij te samen, als na het aanschouwen van een hevige vechtpartij, ieder weer naar zijn huis ... en aan zijn werk. Pacificatie en Eenheid van Spo orw eg-Exploitatie. I. Dat de economische toestanden pri meeren en dat de sociale daarvan slechts een uitvloeisel zijn, is dezer dagen weder bewezen bij de staking van het spoorweg bedrijf op 31 Januari jl., die een schok deed gaan door het gansche land en een oorzaak kan worden van binnen- en buitenlandsche beroering, zoo geen veilig spoor tot pacificatie wordt gevonden. De plotseling ingetreden staking, uit barsting eener sedert jaren bestaande spanning tusschen de spoorweg-directies en hun personeel, heeft zeker meer algemeene dieper liggende economische oor zaken, maar dat het dualistische spoorweg stelsel ons door een partijstemming in 1890 onder het Ministerie Mackay opgedrongen, een stelsel dat nooit anders dan kwaad heeft gewrocht, ook op de sociale ver houding tusschen de directies en hun personeel ongunstig heeft gewerkt, meen ik als zeker te mogen aannemen. In de eerste plaats maakte de verkwisting, op technisch gebied, die het stelsel met zich bra?ht, dat geen geld beschikbaar was om de arbeidsvoorwaarden behoorlijk te verbeteren. Een verder gevolg was, dat het zwakke stelsel de spoor weg-directies noopte hun steun vooral te zoeken in de kringen der policiti en der »haute finance", en daarbij gebruik te maken van niet steeds goed te keuren invloeden en middelen om hun doel te bereiken. De hoogheid, die deze wijze van zaken doen met zich bracht, maakte, dat de materieele belangen der arbeiders niet alleen werden verwaarloosd, maar dat daar naast hunne organisaties soms niet werden erkend, dat hunne beleefde verzoeken veelal ter griffie werden gedeponeerd, dat de toe stand meer en meer gespannen werd, tot deze uitbarsting volgde. Alleen om deze reden zou verandering van ons stelsel van spoorweg-exploitatie reeds verademing in den toestand brengen en den weg effenen om tot betere sociale verhoudingen terug te keeren. Maar, zooals ik reeds in 1890 in eene reeks artikelen in het Dagblad de Amster dammer heb aangetoond, is het stelsel van concurrentie, in hoofdzaak tusschen twee maatschappijen, met een tot heden in de spoorwegwereld ongekend gebruik van «running power" op elkanders lijnen, zoo onhoudbaar en zoo foutief, dat het tot niets anders kon aanleiding geven dan tot verkwisting op reusachtige schaal en dat de concentratie, naast gezonde concurrentie, die door Minister Havelaar beloofd waren, nooit konden bereikt worden, maar dat wel verkregen werd eene verzwakking van onze spoorwegen, zoowel technischeconomisch als finantieel, tengevolge der hoogst ongezonde concurrentie,, die de maat schappijen onderling voerden 1). Tot nog toe was de juistheid der cijfers, waarop ik mijne bestrijding der overeen komsten van 1890 grondde door niemand, met eenig tegenbewijs aangetast. Ook bij de behandeling onzer spoorweg exploitatie door de Nederl. Vereeniging voor de Staathuish. en de Statistiek, was dit niet geschied, zoomin bij de schriftelijke behandeling door de heeren pre-adviseurs Plate, v. d. Wall Bake en Treub, als bij de discussie in de vergadering van 30 Sep tember 1899, aan de bespreking van dit onderwerp gewijd 2). Thans echter heeft de Minister van Waterstaat, bij de behandeling zijner laatste begrooting, in de Memorie van Antwoord op het Voorl. Verslag, der Tweede Kamer, getracht enkele mijner cijfers te weerleggen. Daar hiermede de gronden, waarop mijne veroordeeling der huidige overeenkomsten berust, schijnbaar worden verzwakt, mogen de beweringen van den minister, niet onweêrsproken blijven, vooral ook nietdaarom, omdat een verkeerde beschouwing van de technische economie onzer spoorwegen, zooals door mij werd voorop gesteld, als van zelf moet leiden tot een min juiste appreciatie der tegenwoordige sociale crisis en niet anders kan veroorzaken dan het vergrooten der bestaande moeielijkheden waardoor het gevaar ontstaat, dat men bij het zoeken eener oplossing den verkeerden weg zal inslaan, om uit den tegen woordigen toestand van anarchie verlost te worden. Dat ons spoorwegstelsel na 1890 is ver zwakt en dat de beloofde concentratie dus niet is bereikt heb ik aangetoond, door de daling van het aantal reizigers en van de vervoerde tonnen, zoowel als van de op brengsten, per treiukilometer na 1890, vergelekeu met de negen jaren daarvoor. De minister komt in hoofdzaak op tegen mijne cijfers voor het personenvervoer, al hoewel hij geene cijfers, die dan wel juist zouden zijn, tegenover de mijne durft stellen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl