De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 februari pagina 10

22 februari 1903 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1339 Rnmeensche schatkistbiljetten van 1899. De Amsterdamsche bankiershuizen hebben gisteren per draadbericht mededeeling ontvangen dat het resultaat dier conversie byzonder gunstig is. Voor de Spanjaarden en voor de Argentijnen kan eenig koersavance vermeld wordec. De laatstbedoelde stukken zouden voortaan ook op de Italiaansche beurzen ge ntroduceerd worden. Over het geheel is de benrsnoteeriog voor de Zuid-Amerikaansche waarden gunstig, blijkeLS de volgende koersvergelping. Februari. 12 19 Obligatiën 1895 ....... 91 92 * Londen 1883 . . . 83 X 84 » in goud 1879 ... 81 82 % ? Leening 1888 . . . 83 H 85 ^ » » 1889 . . . 76M 78 United St. R. B. £? 20-100 1901?1902 4 pCt.. .... 75^ 11% Funding Lg, X 20?100 5 pCt. 101% 102 !4 Staat Minas Geraes O. 5 pCt. . 80?i 81% » Para £ 20/100 ..... 8BSA 85K Uruguay Republiek. Obligatiën 1896 ...... 78 79 Venezuela. 4 pCt. obl. 1881 ^ 100 ... 36% 37 % 4 . » £ 150-500 ... 36% 37% ' Onder de fabrieken vraagt ditmaal de W ester suikeraffinadery de mededeeling van de koersverbetering van 177 tot 187% Tegenover het voorstel der directie om slechts de helft van de winst over 1902 uit te keeren en de andere helft in kas te houden zal in de algemeene vergadering, den 23 an dezer te houden, door eenige aandeelhouders voorgesteld worden om de directie te machtigen een leening van n millioen gulden uit te geven. Zonder nadere gegevens kan ik niet de preferentie voor een dezer voorstellen dednceeren. Met bijzonder veel genoegen zie ik in de rubriek der scheepvaartmaatschappijen betere koersen voor de Koninkly'ke Pakketvaart, voor de aandeelen Zeeland en vooral voor de aandeelen en Obligatiën van de Zuid- Amerika lijn. Nu het veetransport van Argentiënaar Engeland weder een aanvang kan nemen, kan voor laatstgenoemde maatschappij wederom een goeie toekomst verwacht worden. Dat is gelukkig. NIEUWE UITGAVEN. Geschiedkundige verhalen. Leesboek voor de lagere school ten gebruike hij het onderwas in de Vaderlandsche geschiedenis, door E. MOLT. Tweede stukje. Tweede druk. Met 2 kaartjes. Medemblik, K. H. Idema. Historisch -critisch overzicht der in de vorige eeuw verschenen methoden voor het stelondertotfs, door I. VAN HOOEN Groningen, P. Noordhoff. De Vlaamsche primitieven. Hoe ze waren te Brugge, door KAREL VAN DE WOBSTIJNE. De Nederlandschen Boekhandel, Gent?Antwerpen. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard, No. 8 : Hoog Spel, door M. J. Salverda de Grave Herderscheè, VI. Een grafmonument te Freienwalde, door Mea, met afb. De Geldersche Volksalmanak, door L. E. Het Permanente Hof van Arbitrage, door mr. J. B. Breukelman, met portretten. (Slot). Een bezoek aan den Oosthoek van Twente, door E. J. Wind, met afb. Ver scheidenheid. Feuilleton. IIIIIIIIIIIIIIMIfIHIIItlllllU Nederl. Z.-Afrikaansche Vereeninging. De Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging geeft aan hare afdeelingsbesturen eene korte mededeeling over den tegenwoordigen stand van het bijeengebrachte fonds. Tot uit. December 1902 is met inbegrip van de gekweekte rente ontvangen een bedrag van / 1,489,186.?. Hiervan werd tot dien datum uitgegeven : Overgemaakt naar ZuidAfrika en de concentratie kampen, inclusief goederenverzendingen en vrachten . . pi. m. / 954,380 Ondersteuning in Nederland » » 159,700 Voor het Roode Kruis ...» 82,485 Te zamen pi. m. f 1,196,565 Thans zijn na aftrek v m de uitgaven de beschikbare middelen hier te lande langza merhand teruggebracht op circa / 293,000. Het hoofdbestuur heeft thans besloten tot de oprichting van een Zuid-Afrikaansche Vporschotkas, naar het vo. ratel van mr. G. Vissering, die zich op uitnoodiging van het hoofdbestuur reeds lang met de&e aangelegen heid had bezig gehouden. Door de Voorschotkas wordt toch eene blijvende organisatie in het leven geroepen, die in de zelfde nooden zal voorzien als waarvoor door de Ned. ZnidAfrikaansche Vereeniging gezorgd is, maar die de ondersteuning op meer zakely'ken grond slag zal kunnen verleenen dan tot dusverre geschied is. Het hoofdbestuur acht dit een hoofdvereischte, terwy'l het tevens als een ge zond principe mag beschouwd worden, nu aan de hulpzoekenden de mogelijkheid geopend wordt langzamerhand weer aan het werk te gaan en tot welstand te geraken, de philantropie zooveel mogelijk uit te sluiten. Het is het hoofdbestuur na ry'pe overweging gebleken, dat zonder ingrijpende wijziging in hare organisatie, het voor de Ned. Zuid-Afri kaansche Vereeniging niet inogely'k was het doel te bereiken dat met de oprichting der Voorschotkas wordt beoogd, en het heeft daarom niet geaarzeld alles te doen wat in zyn vermo gen was om het tot stand komen daarvan te verzekeren. Het hoofdbestuur heeft uit het fonds voor de noodlydenden een bedrag van ? 200,000 voor de Voorschotkas beschikbaar gesteld, waarmede deze thans zal trachten voldoende fondsen in handen te krygen, om hare belangry'ke taak zoo goed mogely'k te vervullen. De overblijvende fondsen onder be rusting van het hoofdbestuur, bly'ven bestemd voor gevallen, waarin de Voorschotkas, die slechts zoo zakelijk mogely'k te werk zal gaan, niet zal kunnen voorzien, voor gevallen dus, welke uitgaven a fonds perdus vereischen. waar philantropie inderdaad op haar plaats is. De Zuid-Afrikaansche Voorschotkas zal niet anders zyn dan eene aanvulling van de Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging, eene aanvulling die noodzakelijk werd, nu ten gevolge van .den oorlog verschillende nieuwe behoeften zy'n ontstaan, waarop vroeger niet gerekend was. Daarom zal zij ten nauwste met de Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging verbonden blijven. Overigens bezit de ZuidAfrikaansche Voorschotkas voldoende zelfstan digheid om ten opzichte van andere nog be staande organisaties in dezelfde verhouding te komen als tegenover de Nederlandsch ZnidAfrikaanscha Vereeniging. Het hoofdbestuur vleit zich dan ook met de hoop dat de Voor schotkas, waarbij alleen het zuiver zakelijke op den voorgrond staat, en die dus niet in eene enkele bepaalde richting behoeft te arbei den, het middel zal vormen om te geraken tot eene centralisatie van handelen, tot grootere krachtsontwikkeling. Kras". Ryker dan ooit heeft »Kras" zy'n wintertuin doen opbloeien. Een tooverachtig geheel met onderdeelen, die tot een nauwgezette en her haalde bezichtiging lokken. Als steeds is Kras, met zy'n zoo smaakvol ingerichte en door de kinderen der natuur versierde zalen, Am sterdams en heel Nederlands gastheer, wien ieder allen voorspoed toewenscht, wy'l zyn telkens zich vernieuwende jeugd de gezellig heid door de schoonheid weet te verhoogen. 7an Atjéh's strand. Door H. G. Bruusk afgebroken door het in zee uitstekend rotsgebergte, dat de baai van Tjalang Noorde lijk vormt, doet Panga's strand zich voor als een scherpe grenslijn tusschen het rustelooze water en de kust ; een kromme, lichtgele pen seelstreek tusichen blauw en groen. Waar de kroeëng Panga hare wateren in zee loost, staan, op den rechter oever dier rivier, de overblijfselen van eene Atjèhsche benteng : een groot vierkant, waarbinnen op een heuvel een blokhuisje ; klapperboomen en een groote waringin werpen hun schaduwen op den mooien harden zandgrond ; een bijzonder hooge, bladerlooze tjemara, goed bekend by de zeelui lokt veelvuldig de strandgieren uit tot neerstry'ken op zijne bijna horizontale takken. Van de eertijds sterke paggers is niets overgebleven dan hier en daar een paal en een poort van zware balken, waaraan een deur hangt, alles afkomstig van de Nicero," het Engelscbe stoomschip, dat daar vroeger strandde en waar van het wrak nu nog zichtbaar is by' laag water. Zware y'zeren voorlaadkanonnen, waar onder n zelfs op een draaibare houten affuit, vormen de bewapening van dit historisch vestinkje, waarin Teukoe Radja Lam Illir zich zoo goed wist te verdedigen tegen den aanval van Teukoe Oemar, den avonturier bij uitne mendheid. In deze voormalige benteng had de kompeuni een bivak. Hoewel de ligplaatsen der manschappen wegens gebrek aan materiaal te wenschen over lieten en het patrouille-terrein door de vele moerassen den dienst niet gemakkelijk maakte, vergoedde de ligging aan rivier en zee tegelijk, veel. Immers als na verrichte dagtaak wy ons door een bad verfrischt hadden en vóór het vallen der duisternis, op een aangespoelden boomstam aan het strand gezeten, even gingen uitwaaien," kon zelfs de grootste pessimist niet loochenen, dat hy onder den indruk kwam van het grootsche schouwspel der onder gaande zon. In de verte, vóór de baai van Tjalang rots eilanden als klompen zwart, waartegen de zee schuimspatte. Vóór ons de immense zee vlakte, door de luchtwelving in booglyn van horizon ontmoet, licht bewogen door deininggewieg en donker afstekend tegen de karmozijntinten van het wegstervend zonnelicht. Stilte alom ; alleen de golfzang teer trillend in geheim zinnig geluid het eeuwigdurend lied van komen en van gaan. En dan de schemering, eerst als lichte nevel, steeds toenemend in dichtheid, langzaam wegvegend de omtrekken tot alles wordt n stuk duisternis : de nacht. Maar niet altijd leverde de natuur het schouw spel van rustigen vrede. Als de heftige Westen wind over het onmetely'k watervlak van den Indischen Oceaan gierde, werden de blauwe rimpelgolfjes opgezweept tot vuilgele waterbergen, kookschuim voor zich uitdrijvend. Dan ging de horizon verloren achter de kartelly'n van golf koppen, wier schuimflarden, opgenomen door rukwind, over het water joegen. Tusschen het overheerschend goïfgeloei en het sissen van strandschuim, af en toe het dof geluid als van kanongedonder in de verte. Dan telde men zeven rollers tegelyk en geen Atjèhsch zeeman ou het wagen z'n prahoe door de branding te roeien ; zelfs Pawang Dola niet. 1) Wie Pawang Dola is ? Een bekend figuur in het controle-gebied van Poelö-Rajah, voor wien de zee tusschen Teurèm en Lhöng geen geheimen heeft ; on overtroffen als zeeman, niet te vertrouwen als peperhandelaar, ofücieel Panglima Laoet 2) van den radja van Teunbm, in onzen dienst onontbeerlyk geworden bij het inschepen en debarkeeren van troepen en materiaal. Grooter dan de Atjèher gewoonly'k, is hij magor, doch flink gespierd; overigens het gewone Atjèhsche type. Ieder soldaat in die streek kent den pawang en voelt zyn vrees voor de hevige branding wegvloeien, als hy ziet dat Dola het roer hanteert. Hém vertrouwen zij, en als met meer dere schuitjes moest worden gedebarkeerd, is het een wedstrijd, wie in pawang's prahoe komen zal. Menige sigaar heeft dan ook haar weg gevonden naar Dola's hoofddoek, tevens bergplaats ; de soldaat is niet karig. Het was in de maand November; de inval lende Westmoeson toonde zy'n krachten ; tus schen enkele dagen mooi weer, weken van wind en regen. De geest onder de gebivakkeerde colonne was niet al te opgewekt ; de afmattende patrouilles tegen een vijand, die steeds wegloopt, hadden daartoe veel bijgedragen. De soldaat zal graag z'n krachten inspannen, maar z'n geweer moet af en toe wat te doen hebben. Het krygertje- spelen met den vluggen Atjèher staat hem niet erg aan en maakt hem kregelig. Het terrein was allerafechuwelykst ; waar het vlak was, kwamen veelvuldig diepe moerassen (paja's) voor ; in het gebergte leverden de boomwortels en omgevallen stammen groote zwarigheid ; bovendien stond men telkens voor moeilyk over te trekken rivieren. De voort durende regens hadden veel koorts verwekt. Enkele zware zieken moesten noodzakelijk ge vacueerd worden ; een dokter was er niet. De vivres raakten op en gemeenschap met de buitenwereld had in ruim drie w^ken niet 1) Pawang is een praedicaat, overeenkomende met ons meester." Gelrjk wij spreken van meester smid, mr. timmerman enz., zeggen de Atjèhers Pa wang Laoet, pawang oeteuën (iemand, die goed bekend is met de zee, met de bosschen.) 2) Titel, krygsoverste ter zee. plaits gehad, (over land bestond geen verbin ding). Als het stoomschip in de baai lag, was de zee onstuimig en liet zjj het uitloopen der prahoe toe, dan was de boot juist weggestoomd. Het bivak opbreken kon niet geschieden; eerstens wegens de byna onoverkomelyke be zwaren om eene colonne met zeer beperkten vivres-voorraad door een gedeeltelijk onbekende [ streek te doen marcheereu; bovendien waren de rivieren flink aan het barjiren ; maar vooral waren er te veel zieken, die in tandoe's (draag baren) zouden moeten vervoerd worden en te weinig gezonde dwangarbeiders om als dragers dieast te doan. Op een avond, na beraadslaagd te hebben met. m'n collega, liet ik den pawang by' mg komen. Onze kritieke toestand kon voor den Atjèher, die in het zelfde bivak woonde, geen geheim zijn. Ik liet hem weten, dat we voor slechts n dag mondvporraad hadden. Door de rantsoenen te verkleinen zou echter die tijd tot twee en een halven dag verlengd kunnen worden, juist lang genoeg om het ontworpen plan ten uitvoer te brengen n.1.: den volgenden ochtend zou de pawang trachten door de bran ding te komen, PoelöRajah (het naaste station) met zeilen en roeien te bereiken en den con troleur aldaar een brief overhandigen, waarin dringend om hulp gevraagd werd. Was geen stoomschip beschikbaar, dan zou die hulp voorloopig bestaan in het onmiddellijk terugzenden van de prahoe, gevuld met rijst en voorzien van versche roeiers. Een flinke belooning wachtte den pawang en zyn gezellen, als hy' het waagstuk zou aandurven, en een extrabelooning indien hy slaagde. Goed, toean," antwoordde Dola op mijn voorstel en verwyderde zich om zy'n schuit duchtig na te zien voor den aanstaanden stry'd tegen het ruwe element. Naowelyka vertoonde zich het eerste morgen licht, toen Dola zich aanmeldde. Hij was gereed en vroeg den brief voor den controleur. Nadat ook voldoende leeftocht voor de bemanning in het vaartuigje, dat aan den rivieroever gemeerd lag, was ingeladen, stak de prahoe van wal. Elf flinke roeiers hanteerden de riemen; vy'f aan bakboord-, zes aan stuurboordzyde en achter op het kleine dek stond de pawang zelf met een lange spaan, die by dergelijke scheepjes het roer vervangt en stuurde de pra hoe naar de monding dtr Panga-rivier. Goede reis, pawang," riep ik hem toe en binnensmonds : dat God je helpe l" Intusschen was het helder dag geworden en al wat geen dienst in het bivak te verrichten had, was naar het strand gegaan om het waag stuk van den dapperen Dola gade te slaan. Met verbazende snelheid trekt de prahoe, voortgejaagd door den krachtigen stroom van de barjirende rivier, door de nauwe monding zeewaarts. Reeds ondervindt het in zachte dei ning dea invloed der branding in de verte. Meer en meer nadert het begin van den stry'd. Dèiar, waar de eindrollers der branding in bot sing komen met het in zee stortend rivierwater ontstaat n massa van kokend schuim, waarin draaikolken zich woest bewegen. Deze plaats moet vermeden worden en meer zuidwaarts aangehouden, doch niet te veel, om niet op het strand teruggeworpen te worden. Met onnavolgbare juistheid manoeuvreert de pawang en heeft weldra zijn vaartuig met den hoogen voorsteven in de branding geworpen. Alle krachten worden ingespannen en langzaam komt de prahoe vooruit. Soms terugroeiend om een groote golf, die op het punt van breken staat, te ontwijken, moedigt Dola dan weer de zijnen aan, die als krankzinnigen aan de riemen trekken, om gebruik te maken van de korte rust na zoo'n uitbarsting, en snel tot den volgenden roller te naderen. Reeds zy'n zes rollers gepasseerd en bevindt het schuitje zich tusschen den zesden en laatsten. Met spanning worden aan het strand de pogingen der moedige Atjèhers gevolgd. Als de prahoe, het ne oogenblik opgenomen door de golven, het andere moment in de diepte daar achter verdwijnt, gaan kreten van angst op. i Met een weigemeenden vloek betuigt een Europeesch fuselier, die vóór mij staat, zyn deel neming. Onafgebroken vecht het vaartuigje tegen den laasten roller. Soms schy'nt het, alsof ook deze gepasseerd is en de volle zee bereikt, maar telkens duikt weer een watermassa voor de prahoe op en verspert haar den weg. De stry'd duurt reeds byna een uur en de roeiers worden bly'kbaar moe; ik zie door den verrekijker hunne bewegingen verflauwen; maar de pawang zet hen stellig aan, want eensklaps werken zy' weer als wanhopigen aan de riemen, die buigen onder den zwaren trek; duidelijk hoor ik, ondanks de branding hunne schelle kreten : Illah, Illah l Recht gaat het op den roller aan, die dreigend nadert. Doodstil is het op het strand. Ieder voelt als bij ingeving, dat het kritiek moment daar is. Met uitgestrekten hals, open mond en strakken blik wacht men de beslissing van dezen laatsten strijk af. Wat toen gebeurde deed ons huiveren. Opae nomen door den vreeselyken roller, werd het vaartuigje naar boven geslingerd, als ware het | een notedop en op den rug van de watermassa ! medegesleurd. Van roeien was geen sprake j meer; alles hing af van het roer, dat de prahoe j loodrecht op de richting van de golf' moest houden; kwam zij dwars te liggen dan was ze l verloren. In die oogenblikken kwam Dola's zeeman schap schitterend uit. Met bovenmenschelijke inspanning bewoog hij den zwaren riem en hield het scheepje recht op de golf. Ondanks den afstand, die ons van hem scheidde, kon elk zijner bewegingen opgemerkt worden. Han gend aan den riem, met den rechtervoet zich schrap zettend tegen dea rand der prahoe, teekende zijn donkere gestalte zich scherp af tegen den horizon. Toen gebeurde iets vreesehjks I Het rottantouw, waarmede de roerriem aan den achter steven verbonden was, knapte, en met een zwaai stortte Pawang Dola, het hout steeds in beide handen, achterover in zee ! Onmiddellijk daarop draaide de prahoe, kwam dwars, beschreef een boog om haar lengte as, zoodat wij op de hoofden en schouders der roeiers neerzagen en werd op het oogenblik dat de roller barstte, met een hevigen smak met de kiel omhoog in de diepte geslingerd. Onze ontzetting was niet te beschrijven ! O God, zij verzuipen l" gilde dezelfde fuselier van zooeven. Het hooren van deze menschelijke stem bracht mij weer tot de werkelijkheid en tot nujn plicht terug. Onmiddellijk al wat dry'ven kan in zee gooien," gelastte ik en tientallen rappe handen droegen groote stukken hout aan, waarmede het strand als bezaaid lag. Zoover de diepte en golfslag het toelieten, werden die houtbrokken in zee geduwd, de golven zouden ze wel verder naar de drenkelingen voeren. De ongelukkige Atjehers zag men af en toe door het water opgenomen en weer neergeploft in de diepte. Die het minst vermoeid waren, trachtten nog te zwemmen, maar de zuiging van het water wierp hen herhaaldelijk terug. Wie zoo gelukkig was een drijvend hout te grijpen, was gered, al duurde het geruimen tijd voordat de golven hem op het strand ge worpen hadden. Zeven personen, waaronder de, pawang, kwa men aldus aan land, waar zy bewusteloos neervielen. Vyf dapperen vonden hun graf in de golven. Treurig bewoog zich de stoet der soldaten, die de drenkelingen naar het bivak droegen, over bet mulle zand Op dat oogenblik brak de zon door de wolken en wierp haar gouden licht over het tooneel van jammer, als spotte zy met menschelyk leed. Den volgenden morgen heel vroeg riep de stoomfluit van een in aantocht zynd oorlogsschip my naar het strand. Vóór mij lag de zee, kalm en vriendelyk als een lachende jonkvrouw! Langzaam opstoomend naderde het schip, dat seinde vivres aan boord te hebben. Peinzend zette ik my op een boomstam neder. Een lichte voetstap deed mij opzien; Pawang Dola stond naast mij. Zwijgend wees ik naar de zee. Hy' begreep my en zeide: Wat valt er aan te doen, toean? Allah heeft het aldus gewild!" iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiimiiii mmuiiiiiiiiiiim iiimiiiiiiimiiiiiii Een mening, die bij de fabels thuis hoort. Ziet de een de Maatschappij van Wel dadigheid voor een strafkolonie aan, de ander beschouwt hem voor »een maatschappelik herstellingsoord, een opvoedings instituut op brede schaal voor die gezinnen, die in de grote steden dreigen onder te gaan" (zie het artikel in de Groene van l Febr., waarin mej. de Bosch Kemper geld vraagt voor een op te richten kookschool). Beide meningen zijn ongeveer even onjuist. Nu mag het op zijn minst opmerkelik heten, dat deze geachte dame zo'n scheef oordeel uit spreekt, na Frederiksoord zelf te hebben bezocht en waaraan niet te twijfelen valt door de direkteur Job van der Have op de hoogte te zijn gesteld van het doen en laten der maatschappij, die grotendeels onverdiend nog in zo'n goede reuk staat. Opmerkelik, zei ik, maar verwonderlik is 't wellicht niet. De heer van der Have, die we uit vroegere cirkulaires kennen als een handig man, die het met de waarheid niet zo nauw neemt, zal het »doen" van de oude dame netjes aangedaan hebben gepre senteerd en het »laten" achter de deur hebben laten staan. Als 't nu alleen de kwestie was, om mej. de Bosch Kemper in staat te stellen, zich een naar ik meen juister denkbeeld te vor men van de tegenwoordige Maatschappij van Weldadigheid, zou ik kunnen volstaan met haar te zenden een eksemplaar van de Groene van 18 en 25 Nov. 19ÜO, waarin ik heb aangetoond, dat deze oude dame al voor jaren de ver keerde weg op gegaan is en daar willens en wetens verder op gaat. Doch daar velen van de tegenwoordige lezers der Groene dat opstel waarschijnlik niet hebben gelezen, acht ik me ter wille van de waarheid verplicht, een enkele aan haling daaruit te doen. »Wat was het doel van de stichter der Maatschappij van Weldadigheid? Arme mengen, vooral uit de grote steden, door 't ontginnen van woeste gronden het middel te verschaffen, om in hun onderhoud te voorzien en nuttige leden der samenleving te worden. En nu is het een feit, dat de Maatschappij sedert lang dit doel geheel en opzettelik uit het oog heeft verloren. Want in plaats dat de bevolking geleidelik toe neemt (en dat zou moeten gebeuren, als de edele bedoeling van de stichter zou worden verwezenlikt), neemt ze eerder af. In plaats dat het gebied allengs wordt uitgebreid, heeft rnen voor enige jaren een deel van de grond voor /"1.3UO verkocht. Wat schreef de heer Löhnis op het eind van zijn vijftien jarig direkteurschap? »»Op haar terrein worden een 300tal ge zinnen gevonden, in de loop der jaren aldaar door de afdelingen geplaatst 1). Het streven is om deze mensen een behoorlik bestaan te verschaffen en hun kinderen tot nuttige burgers te vormen. Het opnemen van ver armde gezinnen IK slechts een onderdeel 2) van de tegenwoordige taak der M. v. W.: " in deze laatste zin heeft de oud direkteur welbeschouwd de reden van bestaan aan de Maatschappij van Weldadigheid ontzegd. En onder de tegenwoordige direkteur, de heer Job van der Have, ia dat «onderdeel" bijna rudimentair geworden. In 't vorig jaar schijnt er zelfs geen enkel verarmd gezin te zijn opgenomen. In het bij Hovens Gréve te Steenwijk uitgegeven jaarverslag wordt vermeld, dat twee gezinnen de M. v. W. verlieten, doch van opnemen van nieuwe gezinnen wordt niet gerept. Alleen lezen we in 't verslag van de Algemene Ver gadering op bl. 52, dat de kommissarissen geen termen kunden 'einden, om de vraag aan de orde te stellen, of, en zo ja welke afdelin yen bevoegd zouden worden verklaard, om een nieutv hmagczin naar de Maatschappij op ie ,~ enden" 3). De bewoners vormen al sedert jaren een stationnaire bevolking, die bijna uitsluitend haar brood verdient met landarbeid. Een dergelijke bevolking ran dagloners en pachters vindt men in een menigte andere streken van ons land". De bovenstaande beweringen zijn destijds onweersproken gebleven, wat trouwens niet vreemd is, omdat ze feiten betreffen, die zich door fanfaronnades van wie ook niet laten verjagen naar't gebied van de sprook jes of de laster. Maar wat blijft er dan over van de definitie, die mej. de Bosch Kemper geeft van onze oude dame? En op wat slechte voet met de waarheid staat haar beweren, »dat de op veel plaatsen in ons land bestaande afdelingen aan een verarmd gezin van stedelingen de gelegen heid verschaffen, om zich in Frederiksoord te vestigen" ? Heeft de schrijfster dit gehaald uit een jaarboekje van voor 25 jaar of... heeft de heer van der Have haar dit op de mouw gespeld ? Er worden in gezinnen een vrij groot aantal wezen en verwaarloosde kinderen verpleegd en, voorzover ik w_eet, goed be handeld. Maar of dit aantal in een betrekkelik kleine omgeving niet te groot is? Onderwijzers van de twee rijkscholen, die de meeste van deze »bestedelin#en" onder hun leerlingen tellen, menen deze vraag toestemmend te moeten beantwoorden. Ze beweren, dat de bestedelingen een ver lagende invloed oefenen op 't peil van ontwikkeling van hun leerlingen in't alge meen, dat ze de resultaten van 't onderwijs van de andere leerlingen benadelen. En of het samenbrengen in n buurt van verscheiden door treurige voorbeelden vroeg bedorven, met slechte gewoonten behepte, ja deels zedelik ontaarde kinderen de rein heid, de zin voor 't goede ook bij menig ander kind wellicht bederft, behceft zeker niet te worden gevraagd. Het huisvesten in goede gezinnen op het platteland van verwaarloosde kinderen uit de grote steden verdient alle lof, maar ze moeten «eer ver spreid worden geplaatst en met opneming moet niet worden gewacht, tot ze 10 a 12 jaar oud ziin geworden; mijn kollega's in de M. v. W. oordelen ten minste ongunstig over de resultaten, die men daar, wat leren en opvoeding betreft, in het algemeen heeft bereikt met kinderen van die leeftijd. Nu ik jnaar aanleiding van 't artikel van mej. de Bosch Kemper nog eens de aandacht meende te moeten vestigen op een karakterfout van de oude dame, zou ik gaarne de gelegenheid waarnemen,om enkele opmerkingen te maken rjrntrent hetgeen van mijn schrijven in de Groene van Nov. 1900 wordt gezegd in het Jaarboekje der M. v. W. over 1902. In de eerste plaats mag het minstens vreemd heten, dat noch de bestuurders van de M. v. W., noch de hoofden van de rijkscholen hebben getracht, in dit week blad mijn beschuldigingen te weerleggen of de lezers van de Groene te bewijzen, dat ik me aan allerlei overdrijving schuldig heb gemaakt. Indien mijn schrijven te onwaar of onwaardig mocht geacht zijn, om er notitie van te nemen, waarom wijdt de heer M. E. van der Meulen er dan negen pagina's aan in »Erika"? Wat de hoofden der rijkEcholen destijds heeft bewogen, om de bekende aanbeveling der M. v. W. de wereld in te zenden, laat ik buiten bespreking. Doch ik konstaieer bij deze, dat nooit een van de onderteke naars en twee er van spreek ik dikwils me een woord van bevreemding of afkeu ring omtrent mijn kritiek heeft gezegd. Hooiden van scholen, die jaren te midden van de bevolking der Maatschappij hebben verkeerd, zullen met alles toch wel beter op de hoogte zijn dan mensen van buiten, oordeelt de heer van der Meulen. Volkomen waar, doch iemand, die buiten de LVIaatschappij staat, i's misschien wat vrijer om ronduit z'n mening te zeggen 4). Wel verbaasd! de heer van der Meulen j dist in z'n bestrijding al wetr de leugen 1 op van «huisgezinnen plaatsen, die in de j gewone maatschappij niet terecht kunnen". Wat doet die schrijver? Uit een oud boekje l overschrijven of met opzet een onjuiste j mening helpen standhouden? Is hij zo'n j vreemdeling in Jeruzalem, dat hij niet weet, ! dat de hoeden en hoefjes hoe langer hoe l meer gewoon worden verhuurd, zodat er j heel wat waars ligt in wat een mijner kolI lega's, die in de Maatschappij woont, me j eens zei: »De M. v. W. wordt zoetjes aan j een huisjesmelkster in 't groot". Maar nu komt het mooiste. Twee blad zijden nadat de heer van der Meulen ge sproken heeft van dat «plaatsen van nieuwe huisgezinnen'', zegt hij van mijn bewering, dat de bevolking vermindert en dat er zelfs geen machtiging gegeven wordt om een nieuw gezin te plaatsen : »'t Is volkomen u-aar S). Allerlei oorzaken werken hiertoe mede". Wat zegt men van zo'n bestrijder, die zich zelf uit het zadel werpt? Het bestuur van de M. v. W. mag bij 't lezen van zulk luk-raak-schrijven oofe wel denken: »Heer, bewaar ons voor zulke helpers I" Wat de op te richten huishoud- en kook school betreft, och, die zaak interesseert me helemaal niet. Of een zeker aantal rijkelui in Amsterdam en den Haag. die af en toe een l dienstbode uit de M. v. W. betrekken, er een krijgen, die 't eten koken kent of die 't nog leren moet, laat me volkomen koud. j Met mej. de Bosch Kemper ben ik van 1 mening, dat het voor dames, die veel drukte hebben (met uitgaan, bezoeken ontvangen, enz.), wel aangenaam moet zijn, dat men meisjes uit Frederiksoord krijgt, die van zessen klaar zijn: Ie goed kunnen wassen, stijven en strijken, 2e goed kunnen poetsen, boenen en schuren, 3e goed kunnen opdoen, bedienen en afhalen, 4e goed kunnen naaien, borduren en mazen, 5e goed kunnen koken, stoven en braden, en (ie goed kunnen eten,drinken en slapen. M'n liefje, wat wil je nog meer ? B. S. VEENSTKA. Noordwolde (Fr-), 3 Feb. '03. 1) Dit geldt tans lang niet van alle gezinnen. 2) Ik kursiveer. 3) Ik kursiveer. 4) Als bewijs dat ik me behoorlik op de hoogte had gesteld, voor m'n stuk te schry'ver, diene, dat de bosbouwschool en de landbouw school, waarvan ik beweerde, dat ze »een kwijnend bestaan voortsleepten", reeds zijn opgeheven. 5) Ik kursiveer. ledere zaak heeft hare licht- en schaduw zijde: het hangt er maar van af' op welk standpunt de toeschouwer zich plaatst, maar dat behoorlijke opleiding noodzakelijk is voor het beroep waarin men zijn brood wil verdienen, zal wel niemand ontkennen; voor jongens is dit noodig, en ook voor meisjes. Dat ik met aandrang gelden voor een bescheiden kook- en huishoudschool voor de meisjes op Frederiksoord heb durven vragen, was in aansluiting met het warme pleidooi van een man, die jaren lang aldaar heeft gewerkt, en die het met volle over tuiging uitsprak, dat zij het waard zijn. J. de B. K.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl