Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1339
Rnmeensche schatkistbiljetten van 1899. De
Amsterdamsche bankiershuizen hebben gisteren
per draadbericht mededeeling ontvangen dat
het resultaat dier conversie byzonder
gunstig is. Voor de Spanjaarden en voor de
Argentijnen kan eenig koersavance vermeld
wordec. De laatstbedoelde stukken zouden
voortaan ook op de Italiaansche beurzen ge
ntroduceerd worden. Over het geheel is de
benrsnoteeriog voor de Zuid-Amerikaansche
waarden gunstig, blijkeLS de volgende
koersvergelping.
Februari.
12 19
Obligatiën 1895 ....... 91 92
* Londen 1883 . . . 83 X 84
» in goud 1879 ... 81 82 %
? Leening 1888 . . . 83 H 85 ^
» » 1889 . . . 76M 78
United St. R. B. £? 20-100
1901?1902 4 pCt.. .... 75^ 11%
Funding Lg, X 20?100 5 pCt. 101% 102 !4
Staat Minas Geraes O. 5 pCt. . 80?i 81%
» Para £ 20/100 ..... 8BSA 85K
Uruguay Republiek.
Obligatiën 1896 ...... 78 79
Venezuela.
4 pCt. obl. 1881 ^ 100 ... 36% 37 %
4 . » £ 150-500 ... 36% 37%
' Onder de fabrieken vraagt ditmaal de W ester
suikeraffinadery de mededeeling van de
koersverbetering van 177 tot 187% Tegenover het
voorstel der directie om slechts de helft van
de winst over 1902 uit te keeren en de andere
helft in kas te houden zal in de algemeene
vergadering, den 23 an dezer te houden, door
eenige aandeelhouders voorgesteld worden om
de directie te machtigen een leening van n
millioen gulden uit te geven. Zonder nadere
gegevens kan ik niet de preferentie voor een
dezer voorstellen dednceeren.
Met bijzonder veel genoegen zie ik in de
rubriek der scheepvaartmaatschappijen betere
koersen voor de Koninkly'ke Pakketvaart, voor
de aandeelen Zeeland en vooral voor de
aandeelen en Obligatiën van de Zuid- Amerika
lijn. Nu het veetransport van Argentiënaar
Engeland weder een aanvang kan nemen, kan
voor laatstgenoemde maatschappij wederom een
goeie toekomst verwacht worden. Dat is
gelukkig.
NIEUWE UITGAVEN.
Geschiedkundige verhalen. Leesboek voor de
lagere school ten gebruike hij het onderwas
in de Vaderlandsche geschiedenis, door E.
MOLT. Tweede stukje. Tweede druk. Met 2
kaartjes. Medemblik, K. H. Idema.
Historisch -critisch overzicht der in de vorige
eeuw verschenen methoden voor het stelondertotfs,
door I. VAN HOOEN Groningen, P. Noordhoff.
De Vlaamsche primitieven. Hoe ze waren te
Brugge, door KAREL VAN DE WOBSTIJNE. De
Nederlandschen Boekhandel, Gent?Antwerpen.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard, No. 8 : Hoog Spel, door M.
J. Salverda de Grave Herderscheè, VI.
Een grafmonument te Freienwalde, door Mea,
met afb. De Geldersche Volksalmanak, door
L. E. Het Permanente Hof van Arbitrage,
door mr. J. B. Breukelman, met portretten.
(Slot). Een bezoek aan den Oosthoek van
Twente, door E. J. Wind, met afb. Ver
scheidenheid. Feuilleton.
IIIIIIIIIIIIIIMIfIHIIItlllllU
Nederl. Z.-Afrikaansche Vereeninging.
De Nederlandsch Zuid-Afrikaansche
Vereeniging geeft aan hare afdeelingsbesturen eene
korte mededeeling over den tegenwoordigen
stand van het bijeengebrachte fonds.
Tot uit. December 1902 is met inbegrip van
de gekweekte rente ontvangen een bedrag van
/ 1,489,186.?.
Hiervan werd tot dien datum uitgegeven :
Overgemaakt naar
ZuidAfrika en de concentratie
kampen, inclusief
goederenverzendingen en vrachten . . pi. m. / 954,380
Ondersteuning in Nederland » » 159,700
Voor het Roode Kruis ...» 82,485
Te zamen
pi. m. f 1,196,565
Thans zijn na aftrek v m de uitgaven de
beschikbare middelen hier te lande langza
merhand teruggebracht op circa / 293,000.
Het hoofdbestuur heeft thans besloten tot
de oprichting van een Zuid-Afrikaansche
Vporschotkas, naar het vo. ratel van mr. G.
Vissering, die zich op uitnoodiging van het
hoofdbestuur reeds lang met de&e aangelegen
heid had bezig gehouden. Door de
Voorschotkas wordt toch eene blijvende organisatie in
het leven geroepen, die in de zelfde nooden
zal voorzien als waarvoor door de Ned.
ZnidAfrikaansche Vereeniging gezorgd is, maar die
de ondersteuning op meer zakely'ken grond
slag zal kunnen verleenen dan tot dusverre
geschied is. Het hoofdbestuur acht dit een
hoofdvereischte, terwy'l het tevens als een ge
zond principe mag beschouwd worden, nu aan
de hulpzoekenden de mogelijkheid geopend
wordt langzamerhand weer aan het werk te
gaan en tot welstand te geraken, de
philantropie zooveel mogelijk uit te sluiten.
Het is het hoofdbestuur na ry'pe overweging
gebleken, dat zonder ingrijpende wijziging in
hare organisatie, het voor de Ned. Zuid-Afri
kaansche Vereeniging niet inogely'k was het
doel te bereiken dat met de oprichting der
Voorschotkas wordt beoogd, en het heeft daarom
niet geaarzeld alles te doen wat in zyn vermo
gen was om het tot stand komen daarvan te
verzekeren. Het hoofdbestuur heeft uit het
fonds voor de noodlydenden een bedrag van
? 200,000 voor de Voorschotkas beschikbaar
gesteld, waarmede deze thans zal trachten
voldoende fondsen in handen te krygen, om
hare belangry'ke taak zoo goed mogely'k te
vervullen. De overblijvende fondsen onder be
rusting van het hoofdbestuur, bly'ven bestemd
voor gevallen, waarin de Voorschotkas, die
slechts zoo zakelijk mogely'k te werk zal gaan,
niet zal kunnen voorzien, voor gevallen dus,
welke uitgaven a fonds perdus vereischen. waar
philantropie inderdaad op haar plaats is.
De Zuid-Afrikaansche Voorschotkas zal
niet anders zyn dan eene aanvulling van de
Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging,
eene aanvulling die noodzakelijk werd, nu ten
gevolge van .den oorlog verschillende nieuwe
behoeften zy'n ontstaan, waarop vroeger niet
gerekend was. Daarom zal zij ten nauwste met de
Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging
verbonden blijven. Overigens bezit de
ZuidAfrikaansche Voorschotkas voldoende zelfstan
digheid om ten opzichte van andere nog be
staande organisaties in dezelfde verhouding te
komen als tegenover de Nederlandsch
ZnidAfrikaanscha Vereeniging. Het hoofdbestuur
vleit zich dan ook met de hoop dat de Voor
schotkas, waarbij alleen het zuiver zakelijke
op den voorgrond staat, en die dus niet in
eene enkele bepaalde richting behoeft te arbei
den, het middel zal vormen om te geraken tot
eene centralisatie van handelen, tot grootere
krachtsontwikkeling.
Kras".
Ryker dan ooit heeft »Kras" zy'n wintertuin
doen opbloeien. Een tooverachtig geheel met
onderdeelen, die tot een nauwgezette en her
haalde bezichtiging lokken. Als steeds is Kras,
met zy'n zoo smaakvol ingerichte en door de
kinderen der natuur versierde zalen, Am
sterdams en heel Nederlands gastheer, wien
ieder allen voorspoed toewenscht, wy'l zyn
telkens zich vernieuwende jeugd de gezellig
heid door de schoonheid weet te verhoogen.
7an Atjéh's strand.
Door H. G.
Bruusk afgebroken door het in zee uitstekend
rotsgebergte, dat de baai van Tjalang Noorde
lijk vormt, doet Panga's strand zich voor als
een scherpe grenslijn tusschen het rustelooze
water en de kust ; een kromme, lichtgele pen
seelstreek tusichen blauw en groen.
Waar de kroeëng Panga hare wateren in
zee loost, staan, op den rechter oever dier rivier,
de overblijfselen van eene Atjèhsche benteng :
een groot vierkant, waarbinnen op een heuvel
een blokhuisje ; klapperboomen en een groote
waringin werpen hun schaduwen op den mooien
harden zandgrond ; een bijzonder hooge,
bladerlooze tjemara, goed bekend by de zeelui
lokt veelvuldig de strandgieren uit tot
neerstry'ken op zijne bijna horizontale takken. Van
de eertijds sterke paggers is niets overgebleven
dan hier en daar een paal en een poort van
zware balken, waaraan een deur hangt, alles
afkomstig van de Nicero," het Engelscbe
stoomschip, dat daar vroeger strandde en waar
van het wrak nu nog zichtbaar is by' laag
water. Zware y'zeren voorlaadkanonnen, waar
onder n zelfs op een draaibare houten affuit,
vormen de bewapening van dit historisch
vestinkje, waarin Teukoe Radja Lam Illir zich
zoo goed wist te verdedigen tegen den aanval
van Teukoe Oemar, den avonturier bij uitne
mendheid.
In deze voormalige benteng had de kompeuni
een bivak.
Hoewel de ligplaatsen der manschappen
wegens gebrek aan materiaal te wenschen over
lieten en het patrouille-terrein door de vele
moerassen den dienst niet gemakkelijk maakte,
vergoedde de ligging aan rivier en zee tegelijk,
veel. Immers als na verrichte dagtaak wy ons
door een bad verfrischt hadden en vóór het
vallen der duisternis, op een aangespoelden
boomstam aan het strand gezeten, even gingen
uitwaaien," kon zelfs de grootste pessimist
niet loochenen, dat hy onder den indruk
kwam van het grootsche schouwspel der onder
gaande zon.
In de verte, vóór de baai van Tjalang rots
eilanden als klompen zwart, waartegen de zee
schuimspatte. Vóór ons de immense zee
vlakte, door de luchtwelving in booglyn van
horizon ontmoet, licht bewogen door
deininggewieg en donker afstekend tegen de
karmozijntinten van het wegstervend zonnelicht. Stilte
alom ; alleen de golfzang teer trillend in geheim
zinnig geluid het eeuwigdurend lied van komen
en van gaan. En dan de schemering, eerst als
lichte nevel, steeds toenemend in dichtheid,
langzaam wegvegend de omtrekken tot alles
wordt n stuk duisternis : de nacht.
Maar niet altijd leverde de natuur het schouw
spel van rustigen vrede. Als de heftige Westen
wind over het onmetely'k watervlak van den
Indischen Oceaan gierde, werden de blauwe
rimpelgolfjes opgezweept tot vuilgele
waterbergen, kookschuim voor zich uitdrijvend. Dan ging
de horizon verloren achter de kartelly'n van
golf koppen, wier schuimflarden, opgenomen door
rukwind, over het water joegen. Tusschen het
overheerschend goïfgeloei en het sissen van
strandschuim, af en toe het dof geluid als van
kanongedonder in de verte. Dan telde men
zeven rollers tegelyk en geen Atjèhsch zeeman
ou het wagen z'n prahoe door de branding te
roeien ; zelfs Pawang Dola niet. 1)
Wie Pawang Dola is ?
Een bekend figuur in het controle-gebied
van Poelö-Rajah, voor wien de zee tusschen
Teurèm en Lhöng geen geheimen heeft ; on
overtroffen als zeeman, niet te vertrouwen als
peperhandelaar, ofücieel Panglima Laoet 2) van
den radja van Teunbm, in onzen dienst
onontbeerlyk geworden bij het inschepen en
debarkeeren van troepen en materiaal. Grooter dan
de Atjèher gewoonly'k, is hij magor, doch flink
gespierd; overigens het gewone Atjèhsche type.
Ieder soldaat in die streek kent den pawang
en voelt zyn vrees voor de hevige branding
wegvloeien, als hy ziet dat Dola het roer
hanteert. Hém vertrouwen zij, en als met meer
dere schuitjes moest worden gedebarkeerd, is
het een wedstrijd, wie in pawang's prahoe
komen zal. Menige sigaar heeft dan ook haar
weg gevonden naar Dola's hoofddoek, tevens
bergplaats ; de soldaat is niet karig.
Het was in de maand November; de inval
lende Westmoeson toonde zy'n krachten ; tus
schen enkele dagen mooi weer, weken van wind
en regen. De geest onder de gebivakkeerde
colonne was niet al te opgewekt ; de afmattende
patrouilles tegen een vijand, die steeds wegloopt,
hadden daartoe veel bijgedragen. De soldaat
zal graag z'n krachten inspannen, maar z'n
geweer moet af en toe wat te doen hebben.
Het krygertje- spelen met den vluggen Atjèher
staat hem niet erg aan en maakt hem kregelig.
Het terrein was allerafechuwelykst ; waar het
vlak was, kwamen veelvuldig diepe moerassen
(paja's) voor ; in het gebergte leverden de
boomwortels en omgevallen stammen groote
zwarigheid ; bovendien stond men telkens voor
moeilyk over te trekken rivieren. De voort
durende regens hadden veel koorts verwekt.
Enkele zware zieken moesten noodzakelijk ge
vacueerd worden ; een dokter was er niet. De
vivres raakten op en gemeenschap met de
buitenwereld had in ruim drie w^ken niet
1) Pawang is een praedicaat, overeenkomende
met ons meester." Gelrjk wij spreken van meester
smid, mr. timmerman enz., zeggen de Atjèhers
Pa wang Laoet, pawang oeteuën (iemand, die goed
bekend is met de zee, met de bosschen.)
2) Titel, krygsoverste ter zee.
plaits gehad, (over land bestond geen verbin
ding). Als het stoomschip in de baai lag, was
de zee onstuimig en liet zjj het uitloopen der
prahoe toe, dan was de boot juist weggestoomd.
Het bivak opbreken kon niet geschieden;
eerstens wegens de byna onoverkomelyke be
zwaren om eene colonne met zeer beperkten
vivres-voorraad door een gedeeltelijk onbekende
[ streek te doen marcheereu; bovendien waren
de rivieren flink aan het barjiren ; maar vooral
waren er te veel zieken, die in tandoe's (draag
baren) zouden moeten vervoerd worden en te
weinig gezonde dwangarbeiders om als dragers
dieast te doan.
Op een avond, na beraadslaagd te hebben
met. m'n collega, liet ik den pawang by' mg
komen. Onze kritieke toestand kon voor den
Atjèher, die in het zelfde bivak woonde, geen
geheim zijn. Ik liet hem weten, dat we voor
slechts n dag mondvporraad hadden. Door
de rantsoenen te verkleinen zou echter die tijd
tot twee en een halven dag verlengd kunnen
worden, juist lang genoeg om het ontworpen
plan ten uitvoer te brengen n.1.: den volgenden
ochtend zou de pawang trachten door de bran
ding te komen, PoelöRajah (het naaste station)
met zeilen en roeien te bereiken en den con
troleur aldaar een brief overhandigen, waarin
dringend om hulp gevraagd werd. Was geen
stoomschip beschikbaar, dan zou die hulp
voorloopig bestaan in het onmiddellijk terugzenden
van de prahoe, gevuld met rijst en voorzien
van versche roeiers. Een flinke belooning
wachtte den pawang en zyn gezellen, als hy'
het waagstuk zou aandurven, en een
extrabelooning indien hy slaagde.
Goed, toean," antwoordde Dola op mijn
voorstel en verwyderde zich om zy'n schuit
duchtig na te zien voor den aanstaanden stry'd
tegen het ruwe element.
Naowelyka vertoonde zich het eerste morgen
licht, toen Dola zich aanmeldde. Hij was gereed
en vroeg den brief voor den controleur. Nadat
ook voldoende leeftocht voor de bemanning in
het vaartuigje, dat aan den rivieroever gemeerd
lag, was ingeladen, stak de prahoe van wal.
Elf flinke roeiers hanteerden de riemen; vy'f
aan bakboord-, zes aan stuurboordzyde en
achter op het kleine dek stond de pawang
zelf met een lange spaan, die by dergelijke
scheepjes het roer vervangt en stuurde de pra
hoe naar de monding dtr Panga-rivier.
Goede reis, pawang," riep ik hem toe en
binnensmonds : dat God je helpe l"
Intusschen was het helder dag geworden en
al wat geen dienst in het bivak te verrichten
had, was naar het strand gegaan om het waag
stuk van den dapperen Dola gade te slaan.
Met verbazende snelheid trekt de prahoe,
voortgejaagd door den krachtigen stroom van
de barjirende rivier, door de nauwe monding
zeewaarts. Reeds ondervindt het in zachte dei
ning dea invloed der branding in de verte.
Meer en meer nadert het begin van den stry'd.
Dèiar, waar de eindrollers der branding in bot
sing komen met het in zee stortend rivierwater
ontstaat n massa van kokend schuim, waarin
draaikolken zich woest bewegen. Deze plaats
moet vermeden worden en meer zuidwaarts
aangehouden, doch niet te veel, om niet op het
strand teruggeworpen te worden.
Met onnavolgbare juistheid manoeuvreert de
pawang en heeft weldra zijn vaartuig met den
hoogen voorsteven in de branding geworpen.
Alle krachten worden ingespannen en langzaam
komt de prahoe vooruit. Soms terugroeiend om
een groote golf, die op het punt van breken
staat, te ontwijken, moedigt Dola dan weer de
zijnen aan, die als krankzinnigen aan de riemen
trekken, om gebruik te maken van de korte
rust na zoo'n uitbarsting, en snel tot den
volgenden roller te naderen. Reeds zy'n zes
rollers gepasseerd en bevindt het schuitje zich
tusschen den zesden en laatsten.
Met spanning worden aan het strand de
pogingen der moedige Atjèhers gevolgd. Als de
prahoe, het ne oogenblik opgenomen door de
golven, het andere moment in de diepte daar
achter verdwijnt, gaan kreten van angst op.
i Met een weigemeenden vloek betuigt een
Europeesch fuselier, die vóór mij staat, zyn deel
neming.
Onafgebroken vecht het vaartuigje tegen den
laasten roller. Soms schy'nt het, alsof ook deze
gepasseerd is en de volle zee bereikt, maar
telkens duikt weer een watermassa voor de
prahoe op en verspert haar den weg. De stry'd
duurt reeds byna een uur en de roeiers worden
bly'kbaar moe; ik zie door den verrekijker
hunne bewegingen verflauwen; maar de pawang
zet hen stellig aan, want eensklaps werken
zy' weer als wanhopigen aan de riemen, die
buigen onder den zwaren trek; duidelijk hoor
ik, ondanks de branding hunne schelle kreten :
Illah, Illah l Recht gaat het op den roller aan,
die dreigend nadert.
Doodstil is het op het strand. Ieder voelt
als bij ingeving, dat het kritiek moment daar
is. Met uitgestrekten hals, open mond en
strakken blik wacht men de beslissing van dezen
laatsten strijk af.
Wat toen gebeurde deed ons huiveren. Opae
nomen door den vreeselyken roller, werd het
vaartuigje naar boven geslingerd, als ware het
| een notedop en op den rug van de watermassa
! medegesleurd. Van roeien was geen sprake
j meer; alles hing af van het roer, dat de prahoe
j loodrecht op de richting van de golf' moest
houden; kwam zij dwars te liggen dan was ze
l verloren.
In die oogenblikken kwam Dola's zeeman
schap schitterend uit. Met bovenmenschelijke
inspanning bewoog hij den zwaren riem en
hield het scheepje recht op de golf. Ondanks
den afstand, die ons van hem scheidde, kon
elk zijner bewegingen opgemerkt worden. Han
gend aan den riem, met den rechtervoet zich
schrap zettend tegen dea rand der prahoe,
teekende zijn donkere gestalte zich scherp af
tegen den horizon.
Toen gebeurde iets vreesehjks I Het
rottantouw, waarmede de roerriem aan den achter
steven verbonden was, knapte, en met een zwaai
stortte Pawang Dola, het hout steeds in beide
handen, achterover in zee ! Onmiddellijk daarop
draaide de prahoe, kwam dwars, beschreef een
boog om haar lengte as, zoodat wij op de
hoofden en schouders der roeiers neerzagen en
werd op het oogenblik dat de roller barstte,
met een hevigen smak met de kiel omhoog
in de diepte geslingerd. Onze ontzetting was
niet te beschrijven !
O God, zij verzuipen l" gilde dezelfde
fuselier van zooeven.
Het hooren van deze menschelijke stem bracht
mij weer tot de werkelijkheid en tot nujn plicht
terug.
Onmiddellijk al wat dry'ven kan in zee
gooien," gelastte ik en tientallen rappe handen
droegen groote stukken hout aan, waarmede
het strand als bezaaid lag. Zoover de diepte
en golfslag het toelieten, werden die
houtbrokken in zee geduwd, de golven zouden ze wel
verder naar de drenkelingen voeren.
De ongelukkige Atjehers zag men af en toe
door het water opgenomen en weer neergeploft
in de diepte. Die het minst vermoeid waren,
trachtten nog te zwemmen, maar de zuiging
van het water wierp hen herhaaldelijk terug.
Wie zoo gelukkig was een drijvend hout te
grijpen, was gered, al duurde het geruimen
tijd voordat de golven hem op het strand ge
worpen hadden.
Zeven personen, waaronder de, pawang, kwa
men aldus aan land, waar zy bewusteloos
neervielen. Vyf dapperen vonden hun graf in
de golven.
Treurig bewoog zich de stoet der soldaten,
die de drenkelingen naar het bivak droegen,
over bet mulle zand Op dat oogenblik brak
de zon door de wolken en wierp haar gouden
licht over het tooneel van jammer, als spotte
zy met menschelyk leed.
Den volgenden morgen heel vroeg riep de
stoomfluit van een in aantocht zynd oorlogsschip
my naar het strand. Vóór mij lag de zee, kalm
en vriendelyk als een lachende jonkvrouw!
Langzaam opstoomend naderde het schip, dat
seinde vivres aan boord te hebben.
Peinzend zette ik my op een boomstam neder.
Een lichte voetstap deed mij opzien; Pawang
Dola stond naast mij. Zwijgend wees ik naar
de zee. Hy' begreep my en zeide:
Wat valt er aan te doen, toean? Allah
heeft het aldus gewild!"
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiimiiii
mmuiiiiiiiiiiim
iiimiiiiiiimiiiiiii
Een mening, die bij de fabels
thuis hoort.
Ziet de een de Maatschappij van Wel
dadigheid voor een strafkolonie aan, de
ander beschouwt hem voor »een
maatschappelik herstellingsoord, een opvoedings
instituut op brede schaal voor die gezinnen,
die in de grote steden dreigen onder te gaan"
(zie het artikel in de Groene van l Febr.,
waarin mej. de Bosch Kemper geld vraagt
voor een op te richten kookschool). Beide
meningen zijn ongeveer even onjuist. Nu
mag het op zijn minst opmerkelik heten, dat
deze geachte dame zo'n scheef oordeel uit
spreekt, na Frederiksoord zelf te hebben
bezocht en waaraan niet te twijfelen
valt door de direkteur Job van der Have
op de hoogte te zijn gesteld van het doen
en laten der maatschappij, die grotendeels
onverdiend nog in zo'n goede reuk staat.
Opmerkelik, zei ik, maar verwonderlik
is 't wellicht niet. De heer van der Have,
die we uit vroegere cirkulaires kennen als
een handig man, die het met de waarheid
niet zo nauw neemt, zal het »doen" van de
oude dame netjes aangedaan hebben gepre
senteerd en het »laten" achter de deur hebben
laten staan.
Als 't nu alleen de kwestie was, om mej.
de Bosch Kemper in staat te stellen, zich
een naar ik meen juister denkbeeld te vor
men van de tegenwoordige Maatschappij
van Weldadigheid, zou ik kunnen volstaan
met haar te zenden een eksemplaar van de
Groene van 18 en 25 Nov. 19ÜO, waarin ik
heb aangetoond,
dat deze oude dame al voor jaren de ver
keerde weg op gegaan is en daar willens en
wetens verder op gaat.
Doch daar velen van de tegenwoordige
lezers der Groene dat opstel waarschijnlik
niet hebben gelezen, acht ik me ter wille
van de waarheid verplicht, een enkele aan
haling daaruit te doen.
»Wat was het doel van de stichter der
Maatschappij van Weldadigheid? Arme
mengen, vooral uit de grote steden, door
't ontginnen van woeste gronden het middel
te verschaffen, om in hun onderhoud te
voorzien en nuttige leden der samenleving
te worden. En nu is het een feit, dat de
Maatschappij sedert lang dit doel geheel en
opzettelik uit het oog heeft verloren. Want
in plaats dat de bevolking geleidelik toe
neemt (en dat zou moeten gebeuren, als de
edele bedoeling van de stichter zou worden
verwezenlikt), neemt ze eerder af. In plaats
dat het gebied allengs wordt uitgebreid,
heeft rnen voor enige jaren een deel van
de grond voor /"1.3UO verkocht. Wat schreef
de heer Löhnis op het eind van zijn vijftien
jarig direkteurschap?
»»Op haar terrein worden een 300tal ge
zinnen gevonden, in de loop der jaren aldaar
door de afdelingen geplaatst 1). Het streven
is om deze mensen een behoorlik bestaan
te verschaffen en hun kinderen tot nuttige
burgers te vormen. Het opnemen van ver
armde gezinnen IK slechts een onderdeel 2)
van de tegenwoordige taak der M. v. W.: "
in deze laatste zin heeft de oud direkteur
welbeschouwd de reden van bestaan aan
de Maatschappij van Weldadigheid ontzegd.
En onder de tegenwoordige direkteur, de
heer Job van der Have, ia dat «onderdeel"
bijna rudimentair geworden. In 't vorig
jaar schijnt er zelfs geen enkel verarmd
gezin te zijn opgenomen. In het bij Hovens
Gréve te Steenwijk uitgegeven jaarverslag
wordt vermeld, dat twee gezinnen de M. v.
W. verlieten, doch van opnemen van nieuwe
gezinnen wordt niet gerept. Alleen lezen
we in 't verslag van de Algemene Ver
gadering op bl. 52, dat de kommissarissen
geen termen kunden 'einden, om de vraag aan
de orde te stellen, of, en zo ja welke afdelin
yen bevoegd zouden worden verklaard, om een
nieutv hmagczin naar de Maatschappij op ie
,~ enden" 3).
De bewoners vormen al sedert jaren een
stationnaire bevolking, die bijna uitsluitend
haar brood verdient met landarbeid. Een
dergelijke bevolking ran dagloners en pachters
vindt men in een menigte andere streken van
ons land".
De bovenstaande beweringen zijn destijds
onweersproken gebleven, wat trouwens niet
vreemd is, omdat ze feiten betreffen, die
zich door fanfaronnades van wie ook niet
laten verjagen naar't gebied van de sprook
jes of de laster. Maar wat blijft er dan
over van de definitie, die mej. de Bosch
Kemper geeft van onze oude dame? En
op wat slechte voet met de waarheid staat
haar beweren, »dat de op veel plaatsen in
ons land bestaande afdelingen aan een
verarmd gezin van stedelingen de gelegen
heid verschaffen, om zich in Frederiksoord
te vestigen" ? Heeft de schrijfster dit gehaald
uit een jaarboekje van voor 25 jaar of...
heeft de heer van der Have haar dit op
de mouw gespeld ?
Er worden in gezinnen een vrij groot
aantal wezen en verwaarloosde kinderen
verpleegd en, voorzover ik w_eet, goed be
handeld. Maar of dit aantal in een
betrekkelik kleine omgeving niet te groot is?
Onderwijzers van de twee rijkscholen,
die de meeste van deze »bestedelin#en"
onder hun leerlingen tellen, menen deze
vraag toestemmend te moeten beantwoorden.
Ze beweren, dat de bestedelingen een ver
lagende invloed oefenen op 't peil van
ontwikkeling van hun leerlingen in't alge
meen, dat ze de resultaten van 't onderwijs
van de andere leerlingen benadelen. En
of het samenbrengen in n buurt van
verscheiden door treurige voorbeelden vroeg
bedorven, met slechte gewoonten behepte,
ja deels zedelik ontaarde kinderen de rein
heid, de zin voor 't goede ook bij menig
ander kind wellicht bederft, behceft zeker
niet te worden gevraagd. Het huisvesten
in goede gezinnen op het platteland van
verwaarloosde kinderen uit de grote steden
verdient alle lof, maar ze moeten «eer ver
spreid worden geplaatst en met opneming
moet niet worden gewacht, tot ze 10 a 12
jaar oud ziin geworden; mijn kollega's in
de M. v. W. oordelen ten minste ongunstig
over de resultaten, die men daar, wat leren
en opvoeding betreft, in het algemeen heeft
bereikt met kinderen van die leeftijd.
Nu ik jnaar aanleiding van 't artikel
van mej. de Bosch Kemper nog eens de
aandacht meende te moeten vestigen op
een karakterfout van de oude dame, zou ik
gaarne de gelegenheid waarnemen,om enkele
opmerkingen te maken rjrntrent hetgeen van
mijn schrijven in de Groene van Nov. 1900
wordt gezegd in het Jaarboekje der M. v.
W. over 1902.
In de eerste plaats mag het minstens
vreemd heten, dat noch de bestuurders van
de M. v. W., noch de hoofden van de
rijkscholen hebben getracht, in dit week
blad mijn beschuldigingen te weerleggen
of de lezers van de Groene te bewijzen,
dat ik me aan allerlei overdrijving schuldig
heb gemaakt. Indien mijn schrijven te
onwaar of onwaardig mocht geacht zijn,
om er notitie van te nemen, waarom wijdt
de heer M. E. van der Meulen er dan negen
pagina's aan in »Erika"?
Wat de hoofden der rijkEcholen destijds
heeft bewogen, om de bekende aanbeveling
der M. v. W. de wereld in te zenden, laat
ik buiten bespreking. Doch ik konstaieer
bij deze, dat nooit een van de onderteke
naars en twee er van spreek ik dikwils
me een woord van bevreemding of afkeu
ring omtrent mijn kritiek heeft gezegd.
Hooiden van scholen, die jaren te midden
van de bevolking der Maatschappij hebben
verkeerd, zullen met alles toch wel beter
op de hoogte zijn dan mensen van buiten,
oordeelt de heer van der Meulen. Volkomen
waar, doch iemand, die buiten de
LVIaatschappij staat, i's misschien wat vrijer om
ronduit z'n mening te zeggen 4).
Wel verbaasd! de heer van der Meulen
j dist in z'n bestrijding al wetr de leugen
1 op van «huisgezinnen plaatsen, die in de
j gewone maatschappij niet terecht kunnen".
Wat doet die schrijver? Uit een oud boekje
l overschrijven of met opzet een onjuiste
j mening helpen standhouden? Is hij zo'n
j vreemdeling in Jeruzalem, dat hij niet weet,
! dat de hoeden en hoefjes hoe langer hoe
l meer gewoon worden verhuurd, zodat er
j heel wat waars ligt in wat een mijner
kolI lega's, die in de Maatschappij woont, me
j eens zei: »De M. v. W. wordt zoetjes aan
j een huisjesmelkster in 't groot".
Maar nu komt het mooiste. Twee blad
zijden nadat de heer van der Meulen ge
sproken heeft van dat «plaatsen van nieuwe
huisgezinnen'', zegt hij van mijn bewering,
dat de bevolking vermindert en dat er zelfs
geen machtiging gegeven wordt om een
nieuw gezin te plaatsen :
»'t Is volkomen u-aar S). Allerlei oorzaken
werken hiertoe mede". Wat zegt men van
zo'n bestrijder, die zich zelf uit het zadel
werpt? Het bestuur van de M. v. W. mag
bij 't lezen van zulk luk-raak-schrijven oofe
wel denken: »Heer, bewaar ons voor zulke
helpers I"
Wat de op te richten huishoud- en kook
school betreft, och, die zaak interesseert me
helemaal niet. Of een zeker aantal rijkelui
in Amsterdam en den Haag. die af en toe een
l dienstbode uit de M. v. W. betrekken, er
een krijgen, die 't eten koken kent of die
't nog leren moet, laat me volkomen koud.
j Met mej. de Bosch Kemper ben ik van
1 mening, dat het voor dames, die veel drukte
hebben (met uitgaan, bezoeken ontvangen,
enz.), wel aangenaam moet zijn, dat men
meisjes uit Frederiksoord krijgt, die van
zessen klaar zijn:
Ie goed kunnen wassen, stijven en strijken,
2e goed kunnen poetsen, boenen en
schuren,
3e goed kunnen opdoen, bedienen en
afhalen,
4e goed kunnen naaien, borduren en
mazen,
5e goed kunnen koken, stoven en braden,
en (ie goed kunnen eten,drinken en slapen.
M'n liefje, wat wil je nog meer ?
B. S. VEENSTKA.
Noordwolde (Fr-), 3 Feb. '03.
1) Dit geldt tans lang niet van alle gezinnen.
2) Ik kursiveer.
3) Ik kursiveer.
4) Als bewijs dat ik me behoorlik op de
hoogte had gesteld, voor m'n stuk te schry'ver,
diene, dat de bosbouwschool en de landbouw
school, waarvan ik beweerde, dat ze »een
kwijnend bestaan voortsleepten", reeds zijn
opgeheven.
5) Ik kursiveer.
ledere zaak heeft hare licht- en schaduw
zijde: het hangt er maar van af' op welk
standpunt de toeschouwer zich plaatst, maar
dat behoorlijke opleiding noodzakelijk is
voor het beroep waarin men zijn brood
wil verdienen, zal wel niemand ontkennen;
voor jongens is dit noodig, en ook voor
meisjes.
Dat ik met aandrang gelden voor een
bescheiden kook- en huishoudschool voor
de meisjes op Frederiksoord heb durven
vragen, was in aansluiting met het warme
pleidooi van een man, die jaren lang aldaar
heeft gewerkt, en die het met volle over
tuiging uitsprak, dat zij het waard zijn.
J. de B. K.