De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 februari pagina 2

22 februari 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1359 Dat hij zich verder niet zeer sterk ge voelt in zijne bestrijding blijkt reeds hieruit, dat hij niet durft beweren, dat de beloofde concentratie voor het personenvervoer wel is verkregen, neen, de minister merkt hier omtrent alleen op, dat die daling niet of niet noemenswaard heeft plaats gehad. Minder stellige tegenspraak is niet denk baar, feitelijk geeft da Minister de juistheid mijner stelling toe, maar zegt hij, dat is zoo erg niet, want door de meerdere en zeer vele treinen, die na 1890 zijn ingelegd is het publiek verwend en de voordeelige exploitatie, zooals ze was beloofd, heeft voor eene andere plaats gemaakt, die wel minder voordeelig is, dan die van vóór 1890, maar die meer ten gerieve van het publiek strekt. Dit beweren is slechts schijnbaar juist, want, zooals ik reeds vroeger aantoonde, heefc vóór 1890 het publiek, waarover het ook klaagde, nooit klachten geuit over het te klein aantal treinen. Het argument van den Minister keert zich dus tegen hem zelf, want een spoor weg exploitant, die het publiek met meer treinen verwent, dan waarom het zelf vraagt, slaat een weg in, die in strijd is met ieder begrip van commercieel en goed beheer. 3^ De Minister bestrijdt niet mijne stelling, dat sedert 1890, weder vergeleken met het tijdvak van 1881 tot 1890, het goederen vervoer per treinkilometer is afgenomen en hier is het zeker onmogelijk een dergelijk argument tegen deze gebleken verzwak king onzer spoorwegen aan te voeren, als de Minister bij het personenverkeer trachtte te doen, omdat bij goederenvervoer geen sprake kan zijn van compensatie, ten gerieve van het publiek door meerdere treinen. 4) Ten overvloede wil ik de vermindering van vervoer voor reizigers en goederen heide nog verder aantoonen uit de cijfers van opbrengst per treinkilometer, die even eens eene daling aantoonen. Van af 1883 tot 1890 was de opbrengst per trein kilometer der Nederlandsche spoorwegen gemiddeld f 1309 en van af 1890 tot 1900 gemiddeld f 1.213. Daar vaa af 1883 de tarieven, zoowel voor personen als goederen, behoudens kleine schommelingen (ot'ficieele statistiek van den Minister van Waterstaat) gelijk zijn gebleven bewijzen deze cijfers onloochen baar, dat de beloofde concentratie van vervoer niet is bereikt. (Slot volgt). T. SANDERS. 1) Men zie hierover: L. E. Asser De Spoor wegovereenkomsten en de Publieke Opinie" {Economist, November 1893), de brochure »De Spoorwegovereenkomsten van 1890 en 1897/98" en ^Misstappen op Spoorweggebied" (Vragen des Tijds, September 1902). 2; Wel beweerde professor Treub in die Ver gadering, dat mijne stelling onjuist was, dat de spoorwegtarieven sedert 1890 niet verlaagd waren, maar hij kon geen enkelen grond voor zijn be weren aanvoeren en heeft dat ook sedert niet gedaan, terwijl ik later de juistheid mijner stelling met nieuwe bewijzen en nieuwe cijfers, ontleend aan de offlcieele Regeerings-Statistiek, noar verder heb gestaafd. 3) De twijfel aan de juistheid der aangevoerde cijfers berust bij den Minister dan verder nog op het volgende: Volgens zijn Excellentie is, door mij bij het personenvervoer geen rekening gehouden met abonnementskaarten en kilometerboekjes op de lijnen der Exploitatie Maatschappij en derNed. Centraal Spoorw. Maatschappij. Omtrent de abonnementskaarten kan worden opgemerkt, dat de reizen die daarop gemaakt worden, zoowel vóór als ia 1890, niet iii de Statistieken zijn opgenomen. Dit deel van het eerste argument tegen de aangevoerde cijfers vervalt dus al dadr.lijk, zoodat daarvan slechts de kilometerboekjf-s overblijven. Maar de Minister heeft bij zijn betoog ver geten, dat die in de plaats zijn gekomen voor een zeer bizonder soort van abonnementskaarten, namelijk die voor handelsreiiigers, die bij de invoering der kilometerboekjes zijn afgeschaft. Dat van die zeer goedkoope kaarten een zeer ruim gebruik werd gemaakt is bekend en zeker mag worden aangenomen dat die afschaffing grootendeels opweegt tegen de invoering der küometerboekjps. Het is dus foutief wanneer de Minister een zijdig de meerdere reizigers der kilometerboekjes in het credit der overeenkomsten van 1890 wil brengen. 4) Het is juist wat de Minister in eene noot bij zijn antwoord voegt, dat vóór 1890 elke reiziger en elke ton goed, die zoowel over de lijnen van den Ned. Rijnspoorweg, als over die der Exploitatie Maatsch. werden vervoerd dubbel geteld weiden. De invloed hiervan zou belangrijk kunnen zijn op de verkregen totalen zoo die dubbel getelde getallen groot waren geweest en het zou dan juister zijn geweest niet het aantal reizigers en tonnen per kilometer in rekening te hebben gebracht, maar wel het aantal reiniger-kilometers eri ton-kilometers weder per kilometer. Daar echter die cijfers niet met juistheid uit de cfficieele Reeeerings-Statistiek zijn vast te stellen, omdat de Exploitatie Maatschappij na 1890 eene andere wijze van berekening heeft gevolgd dan daarvoor, bleef er geen ander middel dan de cijfers te gebruiken, zooals ze in de ver handelingen zijn gegeven, na ze vooraf getoest te hebben aan de cijfers der opbrengsten per kilometer, evenals dat hier is gedaan, waaruit volgde, dat de fout, die de Minister vreesde in werkelijkheid niet bestaat. De Koelie-ordonnantiën. in. Wenscht men te onderzoeken welke de toestand der koelies in Deli, Serdang, Lamkat, m. a. w. aan de Oost-kust van Sumatra is, dan kan men o. i. beter terecht bij den heer Kooreman, den oud-resident, die het Bestuur tracht te verdedigen, dan bij mr. v. d. Brand, die dit beschuldigd heeft. Immers, waar de laatste, naar het oordeel van den eerste en van de DeliM armen in het algemeen, overdrijft, kan men er zeker van zijn, dat deze in zijn verdediging veel eer naar het goede dan naar het kwade heeft gezocht. De heer Kooreman weet slechts van enkelen die «wangedragingen'' op hun reke ning hebben. Misstanden, mistastingen en tekortko mingen, ze zijn er, zegt de oud-Kesident, »als het onvermijdelijk gevolg van organisatie zonder samenhang en zonder de middelen voor een stipte uitvoering of handhaving vereischt," maar men moet die dit is het standpunt van den schrijver niet overdreven breed uitmeten,;' »men behoort zich te spiegelen aan de Justitie, r/ie met den in Deli bestaanden toestand rekening houdende, verschoont zooveel du kan, en dan alleen met gestrengheid optreedt, in dien het boosaardig karakter van het vergrijp dat eischt." Of deze verschoonende gezindheid even zeer tegenover de koelies als tegenover hun meesters in werking treedt, en beiden in gelijke mate ten goede komt, wordt hier in het midden gelaten; zeker echter volgt uit deze verklaring, dat we in den heer Kooreman een zoo veel mogelijk verschoonend getuige hebben te zien ons dus veilig op hem mogen verlaten, wanneer wij »den in Deli bestaanden toestand" willen leeren kennen, zonder gevaar te loopen in overdrijving ten nadeele der planters te j zullen vervallen. Welnu, »de in Deli bestaande toestand,1' | volgt onder meer uit enkele feiten, welke tot de geschiedenis behooren. j Zoo weten we dan, in 1864, een jaar \ nadat in Deli door een Europeaan voor i het eerst tabak was geplant, werd daar j de eerste controleur geplaatst, namelijk te i Laboean Deli, wiens geheele personeel bestond uit twee oppassers. j Ten gevolge van de verhouding van de vorsten van Siak en Deli onderling, en j van hen tot het Ned. Gouvernement, «kon- j den zich de eerste Deliplanters beschouwen j onderdanen te zijn van den Sultan van \ dat rijk, en het Europeesoh bestuur moest zich daarbij nederleggen. i »Met toestemming van dien Sultan, althans met zijn medeweten, oefenden de planters op de door hen bezeten of beheerde onder- ; nemingen, politie- en rechtsmacht uit. Zij maakten een arbeid- en loonregeling naar eigen inzicht, straften zelven hun werk lieden, die zich niet aan hun regelingen hielden, dan wel zich schuldig maakten aan overtredingen of geringe misdrijven, deden uitspraak in geschillen tusschen hun werklieden onderling, en tusschen dezen en de over hen gestelden, doch zware mis drijven brachten zij bij den Sultan voor." »De Delisohe planters hadden dus oor- ' spT'inkelijk een soort zelfbestuur, en de latere Langkatsehe en Strdangsche volgden hen na." \ «Zij konden ongeveer doen en laten, wat zij wilden, en tegenover hun werklieden ; optreden, zooals de iulandsche vorsten : tegenover hun onderhoorigen." ; Uit welk een Hel het bloeiend Deli >het belangrijk batig slot-gevend" gewest, is voortgekomen ; men zou het zich kunnen > voorstellen, al had men daarvan nimmer j iets ineer dan het bovenstaande vernomen. Maar, Gode zij dank, de «waarachtige Deli- ', pioniers" maakten van hun »despotiek" i gezag een «verstandig" gebruik; zij traden, j ondanks hun Almacht, bezadigd op, edoch ; er waren «ook anderen, die het hebben j misbruikt door het plegen van ongerechtig- | heden".... j Hoe vele die »verstandigen", «bezadig- i den" en hoe groot het aantal der »anderen" l was, lezen wij niet; daar zal wel uit die ' dagen geen statistiek hieromtrent bestaan ; en wij Nederlanders mogen hopen, dat er nooit iets zal geschreven worden wat op een ware historie van dit helletafereel ge lijkt; van dien gedurende jaren geveetigden toestand »waarvan men te vergeefs in onze geheele koloniale geschiedenis de wedergade zal zoeken"! In 1872 konden alle Europeanen en vreemdelingen, voor zoover zij op de landbouwondernemingen in Deli in dienst waren, onder het bestuur van het Ned. Ind. Gou vernement worden gebracht; in 1873 had men in Deli een assistent.resident, een controleur en 13 gewapende oppassers. In 1874 volgde een voorloopige regeling van de rechtspraak over Europeanen en daarmede gelijkgeatelden, en over vreemde oosterlingen. Intusschen bleef de oude toestand be staan, daar het Europeesch Bestuur on mogelijk op de 18 zeer verspreid liggende ondernemingen, waarop 4358 vaste koelies j werkten, aan het zelfbestuur der planters j en aan hun rechts- en politiemacht een j eind kon maken ; te minder daar de werk lieden, afkomstig van Java, Sumatra's Westkust en andere deelen onzer bezit tingen, onderdanen van de inlandsoke zelf- l besturen bleven, zoodat de planters, met toestemming van ezen rechts- en politie macht konden uitoefenen. In 1870 en 1878 vindt eenige wijziging en uitbreiding van het Europeesch Bestuur ! voor Deli, Serdang, Langkat en Tamiang l plaats, en in 1^80 wordt de eerste koelie- i ordonnantie afgekondigd. \ Welnu in 1$80 verschilde de toestand ! in Deli nog weinig van die in l/iT.'i, ver- j klaart de heer Kooreman, en daar we ! nu weten, uit een bericht van denzelfden j heer, over 1878, dat de toestand op de ! ondernemingen vrijwel dezelfde was ge- i bleven als iri 1873 en vroeger 1) dan | weet men tevens hoe ondanks het Euro- ! peesch Bestuur in Deli en van de oostkust j eenige duizende koelies zoo goed als rechte- j loos, verstoken van alle wezenlijke bescher ming, hebben geleefd, Deli's »bloei" be vorderende. Men verneemt nu verder, dat in 1880 Deli GO ondernemingen telde met 15704 vaste en 2342 losse werklieden onder j het bestuur van n Ass. Resident, n controleur en een Ass. Contro leur, bijgestaan door een politiemacht van pi. m. 30 gewapende personen. Een Bestuur zóó zwak dat het bij het steeds ver meerderend aantal ondernemingen en dus ook van koelies onmogelijk de noodige zorg aan de naleving der koelieordonnantiën kon besteden. Maar de Regeering weigerde steeds de middelen om het Bestuur tot krachtiger optreden in staat te stellen. »Alleen het hoogst noodige werd telkens toegestaan" een deel van het urgent geoordeelde. In 1881 werd de tabakstreek in vijf onderafdeelingen gesplitst met 5 contro leurs en een politie-corps van 148 man. In 1887 werd de betrekking van AssistentResident van Deli opgeheven, een Assis tent-Resident ter beschikking der regeering toegevoegd; het politie corps in de tabak streek met 30 man vermeerderd en vier mantris aangesteld. In 1898 werd het politiecorps nogmaals met 50 man ver sterkt maar »het europeesch personeel bleef tot heden ongewijzigd" terwijl dat Europeesch personeel in 1881 volstrekt noodig geoordeeld ja door den heer Kooreraan zelf als van veel te geringe kracht beschouwd, om toen »de belangen en rechten van werkgever en werknemer te handhaven", bij een totaal van 66 ondernemingen met 15.764 vaste en 2342 losse werklieden thans zijn zorg heeft te besteden aan 139 tabaksondernemingen in Deli, Langkat en Serdang en 39 koffieondernemingen... te samen 170 onder nemingen met 82.000 werklieden, of over de geheele oostkust gerekend, 175 onder nemingen met een arbeiderspersoneel van 100.288 man. Hoe heerlijk het Gouvernement in het »bloeiend, batig-slot gevend" Deli voor de belangen en rechten van den koelie zich heeft ingespannen, men kan het op zijn vingers narekenen, nu de heer Kooreman j zich genoopt zag als ambtenaar den toe- j stand van Deli ter verontschuldiging van zooveel gebrekkigs te schetsen. Doch hierover later. j Thans wenschen wij ons te bepalen tot ; de conclusie waartoe de heer Kooreman j komt: i>dat het bestuur op elk gebied thans den toestand meester is, voor orde en rust kan instaan; dat het zorgen kan voor een ' geregelden gang van xaken en weten al wat gebeurd is, ook op de ondernemingen, doch dat het preventieve kracht mist, de middelen om overeenkomstig de eischen van elke ge- i ordende maatschappij, in voldoende mate te voorkomen: misdrijven, overtredingen, ontduikingen ook van de koelieordonnantie.'' Wellicht vindt niet ieder deze conclusie even helder. Op elk gebied den toe stand meester te zijn, voor orde en rust te kunnen zorgen, maar misdrijven, over tredingen, ontduiking ook van de ordon- ; nantiën niet te kunnen beletten ziedaar ; een ameester zijn" en »een orde en rust", die moeilijk zonder de »verschooning", waarvan wij in het begin spraken, met den »Deli toestand" als verzachtende om- , standigheid, te waardeeren schijnen. In 't bijzonder is dit -»weien van al wat gebeurd is, ook op de ondernemingen'', aan bedenking onderhevig. De vraag is natuur lijk, hoe komt het Bestuur dat alles wat op de ondernemingen gebeurt, te weten? De heer Kooreman zelf vertelt ons dat er in Deli twee dagbladen bestaan, »doch aan hun redactiën ontgaat veel nieuws, omdat veJe nieuwtjes-verspreiders reden hebben zoowel tegen de openbaarheid ais tegen het waarschuwen van de overheid op te zien." Even verder lezen wij: »Van een openbare meening, steeds wakker om de overheid te waarschuwen, heb ik dan ook weinig of niets kunnen bespeuren, zoodat het bestuur bij zijn zorgen voor i de belangen van werkgevers en werknemers j beiden, geheel op eigen kracht heeft moeten ' steunen." j Hoe het komt dat er in Deli juiat ten \ opzichte van het meest ernstige 'geen pu blieke opinie bestaat, heeft de heer Kooreman j zijn gehoor niet meegedeeld, en toch | zou dit allicht, bij het behandelde onder- j werp bijzonder wetenswaardig zijn geweest. j Intusschen is het Bestuur, alleen uit eigen kracht, toch volkomen op de hoogte van al hetgeen er op de ondernemingen ge- j beurt en dat met een personeel van j enkele controleurs. Zijn verdienste wordt er ', des te grooter doorj'a, welbeschouwd, nadert , zij het wonderbare ! i In 1881 werd de tabaksst.reek in vijf onderafdeelingen verdeeld: Medan, La- : boean Deli, Serdan, Boven en Beneden Langkat, ieder onder een controleur. Thans zijn Boven en Beneden Langkat weder ; vereenigd en is de controleur te Tandjoeng Poera door een assistent-resident vervangen. Deze controleurs zijn aan het werk, en houden toezicht op 175 ondernemingen met 100,01)0 arbeiders, verspreid over een kustland van honderden mijlen lengte. Aangaande zulk een controleur in actie \ schreef de bestrijder van «Menschenhandel in Indië" in de Prov. Dr. e/t Bisser ('t. : «Lezer, denk u eens een bergland. Links, rechts, vóór, achter, overal kunt ge uren en uren lang te paard ronddolen zonder buiten den kring te komen, binnen wel ken de ondernemingen liggen, waarop een controleur «toezicht" heeft. Op die onder- j nemingen in alle richtingen werken dui- ; zenden en nogmaals duizenden mensehen. ? En op die allen heeft n man toezicht: de controleur. Vat ge 't bespottelijke ? . Maar goed, als die controleur niets mér , te doen had, zou hij nog met grooten ijver j inspecties kunnen houden, de werklieden ondervragen, spionneeren. . .. Maar ook dat kan niet: het toezicht op de koelies is voor hem een bijbaantje, of beter: het is een klein onderdeel van zijn taak." 't Zou dus te vergeven zijn als het : Bestuur wel eens iets niet wist, van al ? hetgeen op de ondernemingen gebeurt! En dat het werkelijk nog niet zoo heel i precies op de hoogte is van de zaken, leert de heer Kooreman zelf ons. Hij wil b. v. niet beweren, dat de werkgevers nooit het werkcontract hebben misbruikt, door hun werklieden te dwingen om na het verstrijken van hun contract in hun dienst te blijven ter aanzuivering van genoten voorschotten." Neen, 't is ! wel eens voorgevallen, en de heer Kooreman is zelfs gul in zijn erkenning van dit euvel. «Schoon mij hiervan gedurende mijn vijf[ jarig bestuur slechts weinige gevallen zijn gerapporteerd, acht ik het toch mogelijk dat op die wijze «meermalen" 1) tegen de koelie-ordonnantie is gezondigd." En hij heeft gelijk met dit mogelijk te achten, want volgens het rapport van Hoetink, naar de woorden van den Minister, in de brochure elders zelf meegedeeld, was het de voornaamste klacht der Javanen! Zulk een voorbeeld, en dat is jammer, ondermijnt slechts het gezag van Kooreman's verklaringen, welke de gansche lezing door, de strekking hebben, ons de over tuiging te schenken, dat er in Deli slechts «enkelen", «sommigen" zijn wier gedragingen tot klachten aanleiding geven. i Dat het Bestuur volstrekt niet alles wist wat op de plantages voorvalt, geeft de heer Kooreman ons ook te verstaan, waar hij schrijft: i »0f de geneeskundige verpleging, op de kleine plantages, in Serdang behoorlijk is, daarop wordt niet gelet, want deskundige controle ontbreekt, en de werklieden klagen hierover nimmer. Alleen in het geval van schandelijke behandeling van zieken, ont dekt soms het bestuur de ontduiking.''' Alleen SOMS in 't geval van schandelijke behandeling wordt de ontduiking ontdekt... Zoo is er meer. Immers het geval door den heer v. d. Brand meegedeeld, waar hij zegt vijf gruwelijk mishandelde Chineesche wegloopers te hebben zien liggen, was al weder den heer Kooreman onbekend gebleven tot de veel besproken brochure verscheen; en terecht verwijt hij den heer v. d. Brand van die mishandeling, van dat »gruwelstuk", geen aangifte te hebben gedaan. Maar wie zal zeggen, als zoo iets geschieden kan zonder op zijn tijd wereldkundig te wor den ... hoeveel dergelijke gevallen zich kun nen voordoen in de 175 ondernemingen met 100.000 arbeiders ... over zulk een uitge strekte oppervlakte verspreid, bij een vol slagen gebrek van een openbare mecning... onder toezicht van slechts enkele contro leurs? Zoo moeten we vragen omtrent de verzachtende omstandigheid: «den in Deli bestaanden toestand,"waarmee wij »ver ? schoonend" rekening hebben te houden, ingelicht door den heer Kooreman zelf. Nietwaar, we weten het nu zeer secuur, dat tot 1881 elk ondernemer tegenover zijn koelies bekleed was met de meest despotische macht; dat, terwijl het »van algemeene bekendheid is, hoe moeilijk het is in Imhc verandering te brengen in een maal bestaande toestanden." (p. 12) het Europeesche personeel van 1881 tot 1903 ongeveer gelijk in aantal is gebleven ofschoon er ruim honderd ondernemingen met 80.000 werklieden zijn bijgekomen, en het reeds in 1881 veel te zwak was; alsmede dat een Deli ondernemer, hoe ver standig en bezadigd ook, geen hooger doel kan hebbeu dan zoo spoedig mogelijk door zijn koelies geld te verdienen (werkelijk hart voor de koelies kunnen de onderne mers niet hebben, zoo sprak de heer Scherer, en dit spreken sprak als een boek !) Neemt men nu in aanmerking, dat de ondernemers, nog altijd zichzelf hebben te Jielpen en te redden, waar het de rust en de orde op de onderneming geldt dat zij bijgestaan door hun assistenten, Chineesche, Javaansche Klingaleesche tandils nog steeds in de werkliedenkoloniën, de taak elders aan het kampongbestuur opgedragen, vervullen, waardoor zij men behoeft er maar eens even over na te denken! ook ten aanzien van de koelie-ordonnantie niet op zuiver terrein staan; let men op de zoo gebrekkige regeling der rechtspraak; op het gemak om getuigen te verduisteren; op de «weinige gevallen", waarin door den ambtenaar van het O. M. rechtsingang gevraagd en gekregen wordt, immers de meeste ver volgingen door besturende ambtenaren ingesteld, worden te Batavia gestuit...; denkt men daarbij aan de bevoegdheid der ondernemers om verdachte personen aan te houden .. .; en vergeet men niet, om nu maar niet meer te noemen, dat, vol gens de Deli Ct. zelf, men op de plantages rnet te samen zooveel tienduizenden Chineezen, maar zeer zelden een Europeor heeft die hun taal verstaat; dat Javanen in den regel alleen klagen als 't naar hun meening de spuigaten uitloopt, en zij bekend staan als de meest gedwee en onderworpen menschensoort...; dan kan men zoo verstandig en bezadigd zijn als de waarachtigste Deli-pionier, en het toch betwijfelen of de conclusie van den heer Kooreman: dat het bestuur alles weet wat op de ondernemingen gebeurt, wel juist is; en na de verklaring van den heer Scherer, »dat er werkelijk ijrootc misstanden in Deh beslaan," geneigd zijn te vragen of het Bestuur, onder dezen Resident, er wel de helft van wist, b.v. ook van hetgeen gebeurd is op ondernemingen op verren afstand van den zetel van eenig politie-hoofd of' politie-station, zooals er in de Residentie Oostkust van Sumatra zoo velen zijn ! Over 't algemeen treft ons in Koore mans brochure een optimisme, dat, hoe zeer zijn brochure ook naar den vorm uitmunte, aan den indruk, dien ze op den lezer wil maken, schaadt. Zoo lezen wij b.v. «Het op blz. 31 vermelde feit is in hoofdzaak waar. De administrateur liet echter die vrouw niet eerst onder zijn huis vastbinden, doch op zijn kantoor komen, waar hij haar met een rotting op de billen sloeg, zoodanig dat eenige striemen zicht baar waren. Een bloedende, groote vieze etterwond ? had zij echter niet. «Onmiddellijk nadat zij geslagen was, begaf zij zich met haar man naar den Controleur, waaruit volgt, dat de Javanen zeer goed weten, waar zy altijd recht kunnen krijgend De laatste woorden, door ons gecursi veerd, zijn teekenend. Uit n geval, op de 175 ondernemingen, leidt de oud-resident dus af, en acht het ook voor den lezer overtuigend bewezen, dat de Javanen zeer goed weten waar zij altijd recht kunnen krijgen.... Nu zullen we maar niet vragen of die vrouw ook naar den controleur zou gegaan zijn, als zij eens geen man had gehad ; men ziet hoe gemakkelijk de heer Kooreman zich het bewijzen maakt, en met welk een gemoedelijkheid hij generaliseert; en dit laatste wordt juist mr. v. d. Brand zoo bitter verweten. «Zeer goed weten" «altijd recht" het Bestuur «weet alles". Is dat nu werkelijk niet wat al te mal ? ?! (Wordt vervolgd.) 1) Wij cursiveeren. Nog eens Macedonië. De Bulgaarsche regeering heeft getoond, dat zij den ernst van den toestand inziet, en krasse maatregelen genomen tegen de zoogenaamde Macedonische comité's in het vorstendom. Niet slechts heeft zij al deze comité's ontbonden verklaard en beslag gelegd op de in hare bureaux aanwezige boeken, bescheiden en gelden, maar zij heeft ook een aantal van de leiders der beweging in hechtenis genomen, en deze zullen zich nu moeten verantwoorden we gens «het stoken van tweedracht in het binnen- en buitenland." Verder zijn de troepen-cordon s aan de grenzen aanmerke lijk versterkt. Waarschijnlijk is het nemen van die maatregelen voor de regeering van vorst Ferdinand een zeer onaangename plicht geweest, omdat hetgeen de Macedonische comité's beoogen ongetwijfeld met haar eigen wenschen strookt. Maar de mach tige naburen, in 't bijzonder Oostenrijk en Rusland, zouden niet dulden dat zij zich met den stroom liet meêdrijven, en Turkije zou er allicht het voorwendsel in kunnen vinden voor een offensief optreden. De regeering te Sofia moet trachten, in baar eigen land den toestand te blijven beheerschen. Daartoe is in de eerste plaats zelfbeheersching noodig; in de tweede plaats de moed om, tijdelijk althans, zich onpopulair te maken en tegen den stroom op te roeien. Vorst Ferdinand is een te goed diplomaat, om niet te begrijpen, dat deze houding ten slotte aan de vervulling van Bulgarije's wenschen bevorderlijk zal wezen, al schijnt zij, voor ht-toogenblik, te eenenmale m strijd met aspiratiën, die zooal niet gewettigd, dan toch verklaarbaar zijn. Bulgarije is niet de eenige staat, waar men in de Macedonische quaestie eene politiek moet volgen voor welke men niet de minste sympathie gevoelt. Met het machtige Duitschland is het in dit opzicht niet veel beter gesteld dan met het kleine Vorstendom. In een vorig nummer van dit blad wezen wij er op, dat, de praktische en uitvoerbare hervormingsvoorstellen voor Macedonië, door den Franschen Minister van Buitenlandsche Zaken Delcaseége daan, bij Oostenrijk en Rusland volkomen instemming hadden gevonden. Zij pasten echter slecht in het kader der Duitsche politiek, die van de door Bismark aan geprezen onthouding in alle Balkanquaesties lang is teruggekomen, en zich uitput in vriendschapsbetuigingen tegenover Sultan Abdoel Hamid. Spijtig schreef dezer dagen het Berliner Tageblatl: »De heer Delcasséleeft klaarblijkelijk in de over tuiging, dat het Duitsche Rijk aan den Sultan door veel nauwer banden is ge kluisterd, dan in werkelijkheid het geval is. Daarom beijveren zich zijne organen (die hij, als het noodig mocht blijken, kan dêsavoueeren) om voor eene constellatie (?) op het Balkan-schiereiland den weg te effenen. Een deel der Engelsche politici slaat den zelfden weg in, om de uitbreidingspolitiek van Rusland in Centraal- en OostAziëdoor eene afleiding naar den Balkan te beperken. Frankrijk echter zou vóór alle dingen gaarne Oostenrijk verleiden tot eene actieve Balkan-politiek, om het te brengen tot eene tegenstelling met Duitschland, dat volgens den heer Del cassé, zoo als reeds is gezegd, aan de Porte geketend blijft. ' De macht van Oostenrijk-Hongarije zou op die wijze, zoo hoopt men te Parijs voor het drie voudig verbjnd een verloren factor worden. Terwijl men dus te Berlijn alles beproeft om het uitbreken eener katastrophe in Macedoniëtegen te houden, stookt men te Parijs en speelt met het Balkan-vuur, zonder vooruit te kunnen overzien, waar heen zulke knoeierijen (Machenschaften) kunnen leiden." Dat klinkt vrij zonder ling, als men bedenkt, dat de pogingen van Frankrijk, bij welke Oostenrijk en Rusland zich hebben aangesloten, juist gericht zijn op het verhinderen eener uit barsting, door den Sultan te dwingen tot het invoeren van de allernoodigste hervor mingen. Zal men dit doel soms beter be reiken, door eene, wij zouden haast zeggen tegennatuurlijke vriendschap met den Sul tan kunstmatig aan te houden? Zelfs het Duitsche blad moet in het boven aangehaalde artikel erkennen, dat de toestand bedenkelijk wordt nu «niette genstaande alle pogingen tot handhaving van den vrede, zoowel Turkije als Bulga rije, zoowel Oostenrijk-Hongarije als Rumenië, en waarschijnlijk ook Rusland zich genoodzaakt zien, zekere militaire voor zorgsmaatregelen te nemen, om door de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl