De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 februari pagina 3

22 februari 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1339 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. voor Macedoniëaangekondigde gebeurte nissen niet te worden verrast." Over de toerustingen van Rusland gaf de Engelsche Standard al berichten, die wel wat fan tastisch klinken. Het Russische ZwarteZee-eskader zou gereed worden gemaakt om naar den Bosporus te stoomen, en te Burgas en Varna troepen aan wal te zetten. In verband hiermede zou reeds bevel gegeven zijn tot het mobiliseeren van »eenige divisiën" infanterie en cavallerie in Zuid-Rusland. Wij zouden aan dit bericht, dat er nog al onrustbarend uitziet, mér waarde hech ten, wanneer het inderdaad bleek, dat Duteehland, al was het dan ook maar alleen door eene passieve houding aan te nemen, de Porte stijfde in haar verzet tegen de invoering van de door Frankrijk, Oostenrijk en Rusland als een onafwijsbaar minimum aangegeven hervormingen voor Macedonië. Gelukkig schijnt dit niet het geval te zijn. Een Reuter-telegram van 18 Februari meldde uit Berlijn, dat de Duitsche regee ring, na onderzoek van het- hervormings plan voor Macedonië, opgemaakt in onder ling overleg tusschen de kabinetten te Petersburg en te Weenen, haar gezant te Constantinopel opdroeg, dat program te aanvaarden en op de uitvoering daarvan bij de Turksche Regeering aan te dringen. Dat hier, naast Rusland en Oostenrijk, ook niet Frankrijk is genoemd, is nog een restantje van de spijtigheid, die ook in de artikelen van het Berliner Tageblatt door straalde. Doch dit doet thans minder ter zake. De hoofdzaak is, dat de groote mogendheden ne lijn trekken tegenover den Sultan, en voor de Turksche politiek van uitvluchten niet het kleinste achter deurtje meer openlaten. Muziek in de Hoofdstad. Nu de Nederlandsohe opera des heeren Van der Linden Mozart's don J u au beeft opgevoerd en wij Amsterdammers dus in den laatsten tijd de drie voornaamste dramatische schfppingen van den genialeu componist ten tooneele hebben gezien!) nu is het wederom overtuigend geble ken dat »don J.uan" zoowel in muzikaal als in dramatisch opzicht de eerste plaats inneemt, niet alleen onder de opera's van Mozart, maar in de geheele dramatische litteratuur vóór Beethoven's Fidelio. Het is begrijpelijk dat Mozart, na het succes van Ie Nozze di Figaro," zich tot denzelfden librettist wendde, die voor hem het voortreffe lijke tekstboek uit Beaumarchais' «rMaria^e de Figaro" bewerkt had. En Da Ponte was aan stonds bereid. Hij sloeg Mozart de don Juan-stof voor, welke den componist dadelijk in hooge mate 1) Immers het Amsterdamsche Lyrische Too neel heeft reeds vroeger »Le Nozze di Figaro" en »die Zaubeiflöte" opgevoerd. ^«IHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIItlllllUII llltllllllllllllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIHUHIH Spookhuizen Ie Amsterdam, 9) DOOR JÜSTüS VAN MAURIK. (Slot). Iemand had mij verteld, dat op de Haarlem merdijk het huis PRIHS HENDRIK" bekend stond als een spookhuis". Op de 2e verdieping nl. had jaren geleden de vrouw van een zeekapitein zich in een bedstede den hals afgesneden; zij werd dood gevonden met een nog levend kind aan de borst. Men beweerde dat die vrouw daar rondspookte om haar kind te vinden en gedu rende vier jaren wilde niemand de woning huren. Ik wilde toch eens weten of er in dat huis en in die buurt nu nog iets van bekend was, ging dus naar den Haarlemmerdijk en schelde aan de bewuste bovenwoniog aan. Een bejaard heertje kwam juist de trap af en vroeg vinnig over zy'n bril heen kijkend met den deurknop in de hand: Moet u by myn weze ?" Woont u twee hoog ?" Jawel, wat had u, is u soms van ds be lasting ?" Neen, in 't geheel niet, ik kom eenvoudig voor me zelf vragen om . .." Met een onderzoekenden ietwat benauwden blik, over zyn bril, bekeek de oude heer my van 't hoofd tot de voeten en zei haastig invallend: Als je een ly'st of zoo hebt, pak 'm dan maar niet uit, daar doen ik nooit an, nooit l" Ik haastte my hem hoogst ernstig te verze keren, dat ik zeil een aartsvyand van lijsten was, en zér kort samengevat vroeg ik hem wat ik weten wilde. Hy hoorde my met opgetrokken wenkbrau wen en ongeloovig glimlachend aan, haalde toen met medelijdend hoofdschudden zy'n schou ders op, en vroeg : Heb u daar al 'reis meer last van gehad ? ... Spoke ? Je bent niet goed,-man. Ik woon hier veertien jaar... nooit wat gemerkt we houwen ons hier in huis met geen hekserij of spoke op ... heb u anders niets ? by' wees hoofdwenkend naar de deur. Plotseling klonk een schelle oude vrouwen stem boven uit 't portaal: Wat is d'r Jakob ?" 't Was de vrouw van 't oude heertje, die nieuwsgierig had geluisterd zy' herhaalde: Wat mot ie hebbe, vader ?" Hy vraagt na spoke, riep hy naar boven, hebbe wy' hier ooit spoke gehad V" Ken je begry'pe daar doene me nietan, Wacht ik kom by em ..." Ik zag eerst haar afgedragen leeren pantof fels, daarna een paar dunne stokkerige beenen in zwarte kousen, toen een wit.e... Bet, doen je rokken in orde !" riep 't oude heertje, die dat witte ook had gezien. aanstond. De nieuwe opera zou in Praag voor het eerst worden uitgevoerd, want in Weenen was het terrein voor Mozart niet gunstig, daar het tooneel beheerscht werd door den Italiaan Salieri en diens werken. Buitetdien bad Mozart den geestdriftigen Pragenaars, na zijn Figaro, moeten beloven dat zijn volgende werk voor Bobeme's hoofdstad bestemd zou worden. Hij zou dan daarvoor een honorarium van 100 du katen ontvangen; gewis geen kleinigheid voor den steeds in geldverlegenheid verkeerenden componist. In September van het jaar 1787 begaf. Mo zart zich naar Praag om zijn »don Giovanni" te voltooien. Heel veel haast maakte bij er echter niet mede. Het grootste gedeelte er van moest zelfs daar nog geschreven worden en op den vooravond der eerste uitvoering (29 October 1787) was de Ouverture nog niet eens gecompo neerd. Nadat hij laat van zijn vrienden afscheid had genomen, zette hij zich aan den arbeid en terwijl zijn vrouw hem op zijn verzoek allerlei verhaaltJBS en sprookjes zat op te disschen, schreef bij die heerlijke Ouverture neder, die hij vermoedelijk wel reeds lang van te voren in het hoofd had. Mozart's genie was zóó groot en zijn voorstellingsvermogen zóó rijk, dat bij met het grootste gemak de meest gecompli ceerde muziek kon concipieeren en in het ge heugen houden, vóórdat hij zijne gedachten op het papier zette, 's Morgens om 7 uur dan kwam de copiist de letterlijk nog natte partituurbladen uit zijn handen nemen om er de orchestpartijen van af te schrijven en zouder repetitie werd de Ouverture door het goed geschoolde Pragerorchest gespeeld, zoodanig dat de componist er lachend van zeide: //sie sei recht gut von Stat ten gegangen, wenn auch viele Noten unter die Pulte gefallen seien." Het intelligente Prager publiek bereidde het werk een schitterende ontvangst en den compo nist een warme ovatie, Mozsrt die zelf van bet klavier af dirigeerde, was zeer tevreden met de voorstelling en toen hij, na de eerste drie op voeringen gedirigeerd te hebben, weer naar Weenen vertrok, kon hij gerust zijn over het lot zijner opera. Eerst zeven maanden na Praag kwam Weenen met den Don Giovanni voor den dag. Aanvankelijk vond het werk weinig bijval bij de Weeners, daar hun kunstsmaak door Salieri's opera vTarure" zoodanig verbasterd was dat hun de zin voor het schoone in den Don Juan ontbrak. Mozart's vrienden wisten het echter door te zetten, dat de opera op het repertoire bleef en langzamerhand mocht zij zoodanig de sympathie winnen van het publiek dat zij in hetzelfde jaar nog vijftien maal werd opgevoerd. Na Praag en Weenen volgden Mannheim, Hamburg en Berlijn en wei met een Duitsche vertaling. Het kan zijn nut hebben, thans nog eens te citeeren wat de kritiek van die dagen op het werk aan te merken had. Men leest in de Chronic von Berlin: Nicht Kunst in Ueberladung der Instrumente, ^sondern das Herz, Empfiadung und Leide schaften muss der Tonkünstler sprechen lassen; »dann scbreibt er gross, dann kommt sein Name »auf die Nachwelt und ein immer grünender »Lorbeer blüht ihm im Tempel der Unsterb»lichkeit. Gretry, Monsigny und Philidor wer,den davon Beweise sein. Mozart wollte bei ^seinen! Don Juan etwas ausserordentliches, j-unnacbahmlich Grosses schreiben; so vitl ist gewiss das Ausserordentliche ist da, aber nicht »das unnachabmlich Grosse! Grille, Laune, »Stolz, aber nicht das Herz waren Don Juan's Schöpfer." Zooals men ziet, het was bij Mozart's leven al niet anders dan thans. Als er eens iemand roeping gevoelde een geschiedenis van de muziekcritiek te schrijven, dan zouden er, geloof ik, zonderlinge dingen voor den dag komen. Goethe begreep het werk beter. In de briefIIMHtlllllMIIIIIIIIIIIIII De juffrouw sloeg brommend: nou ! alles is toch helder en schoon, haar kleêren glad, draaide zich om en liet my in een goedmoedig gezichtje zien, met ingevallen mond en roode opgezette koontjes. En wat wou u nou eigelijk ?" vroeg zy', haar knijp oogjes vlak op my richtend. Ze streek vluchtig met den rug van haar mager klauwhandje ouder langs haar neus en herhaalde : Wat wou u?" Ik vertelde nog eens de reden van myn komst en eindigde met goed op het woord spoken" te drukken. Heb je 't ooit zóó zout gegeten ?" vroeg de echtgenoot, en hoogmoedig lachend : Wy benne niet bygeloovig, hè, Betje ?" O, heere nee! maar meheer ziet er toch ook niet dom of onnoozel uit, en nou meheer 't zeit, rappeleer ik me dat ik toch wel 'ris zoo ies in de buurt heb gehoord van eenkapteinsvrouw, die d'r graf uitkwam, omdat. .." Juist! juist! dat is 't ! ... en ?" Ja ? nou dan doet 't me plezier dat ik uwe toch terecht hellepe kan, maar dan mot, u hier niet weeze, die spookt in 't huis Prins Hendrik! 'n endje terug in de straat tweemaal schelle." Ik had me in het huis vergist ! In een der volkrij kste achterstraten van de Jordaan, dicht bij de Willemsstraat, mijn zegsman wist niet heel juist de plaats aan te geven stond, in een gang uitkomende in een dwarsstraat, een huis, waarvan men vertelde dat er nu en dan op geheimzinnige wy'ze steenen, stukken coke en kluiten aard door de zolderiug in een der benedenksmers vielen. Ik had reeds dikwijls over het nog altijd onverklaarde steenwerpen en sirihspuwen" in Indiëgelezen en vond dus de gelegenheid om misschien op eigen bodem een gelijksoortig verschycsel waar te nemen verleidely'k genoeg, om mij de moeite van een onderzoek te getroosten. Het is niet zoo gemakkelyk als men opper vlakkig zou denken, om zoo'n huis te vinden, want het klinkt allerzonderlingst wanneer een in die buurt rondwandelend heer, nu eens hier, dan eens daar, aan deze of gene vraagt: Weet u me ook te zeggen waar dat huis staat, waar die steenen en cokes vallen." De bewoners van die buurten kennen een soort telegrafie zonder draad en lichten elkander reeds op een afstand in van alles wat vreemd is of zonderling schijnt in hun wyk. Men heeft dus veel kans om spoedig een troepje menschen om- en achter zich te kry'gen eu door hen ongenadig in de maling" te worden genomen. Daarom moet de onderzoeker hoogst voor zichtig, langzaam en bedaard te werk gaan, wél weten, wie hy aanspreekt en voor geen klein geruchtje vervaard zijn. Meestal stond men my beleefd en vriendelyk te woord, nu en dan bekeek nnn my' wantrouwend en vroeg of ik van de stad" was, een enkele maal kwam een verloopen, ongeschoren, ruw indi»idu in een oud blauw boezeroen met witte draagbanden er over naar me toe, versperde my' den weg en vroeg onbeschoft: Wat zoek je hier ?" Een vriendelyk mensch, die me even terecht wisseling tusschen Schiller en Goethe (1797) spreekt eerstgenoemde als zijn meening uit, dat uit de opera in het a'gemeen «wie aus den Ctören des alten Bacchusfestes das Trauerspiel in einer edleren Gestalt, sich loswickeln sollte." Goethe's antwoord daarop luidde: »Ihre Hcffnuog, die Sie von der Oper haben, würden Sie neulich im Don Juan auf einen hohen Grad erfüllt gesehen haben; dafür steht aber auch dieses Slück ganz isolirt, und durch Mozart's Tod ist alle Aussicht auf etwas Aebnliches vereitelt." Als men de handeling en den 1ekst van Don Juan toetst aan onze hedendaaagsche begrippen van litteraire en dramatische kunst dan blijft er niet veel over. Künkklare onzin, tastbare on gerijmdheden t n hier en daar een schijnschoone theaterhandigheid. Ziedaar de eigenschappen van het tekstboek! Hoe bet, n.l. mogelijk is dat Elvira aan Leporello 's houding en stem niet tot het besef komt, dat zij niet met Don Juan te doen heeft, komt ons onverklaarbaar voor, en zoo zijn er tallooze dingen, waarbij meu de schou ders ophaalt. Toen men in München den »Don JUÉU" op het draaibare tooneel van den resi dentie-schouwburg f ing rpvoeren, maakte Hermann Levy wel een nieuwe bewerking *an den tekst, maar alle dwaasheden uit het werk ver wijderen, vermocht ook hij niet. In het begin van de zeventiende eeuw toen de SpaarjBche geestelijke Gabriël Tellez onder den »nom de plume" Tirso de Molina de sage van »Don Juan Tenorio" in de wereld zond, warea de begrippen en de kunstsmaak geheel verschillend met die van thans. Zelfs toen Mol ere zijn »Don Juan ou Ie festin de p'erre" schreef (1665) mocht men nog niet al te hooge eischen etellen aan den waarheidszin van het publiek. Thans moet men echter den tekst maar aanvaarden, als een concessie aan den toectnaligen tijdgeest. Maar hoe heerlijk heeft Mozirt bet werk gereleveerd door iijn verrukkelijke mutiek. Hoe wordt men niet van meet af gevangen genomen door de bekoring van 's componisten genie en door de charme die van zijn liefelijke Muze uitstraalt! Het zou een vergeefsch pogen zijn enkele num mers uit de partituur in het bijzonder op den voorgrond te plaatsen. Hier zijn waarlijk alle nummers doortrokken van de poëzie, die van Mozart's onuiiputtelijke vindingskracht uitgaat. Het is een eeuwig frisch en jong werk en in tegenstelling met mijn collega van de Chronic von Berlin uit het jaar 1790, durf ik gerust te beweren dat de geschiedenis thans reeds heeft, uitgemaakt dat de //immer gnmeüde Lorbeer dem Componisten im Tempel der Unsterblichktit blüht." In de uitvoering viel een goeden geest en een frisschen stroom waar ie nemen. Be houdens een paar te langzame tempi, zooals o. a. in de btide Zerline-aria's «Batli, batti, o bel Masetto" en //Vedrai carina," iets waar moeilijk over te strijden valt, mag men den kapelmeester Desider Markus den lof toezwaaien het werk op een levendige en intelligente wijze te hebben weergegeven. Het is dan ook aan hem in de eerste plaats te danken, dat aan den »Don Giovanni" een zoo goede vertolking is ten deele gevallen. Naast den heer Markus wil ik dadelijk noemen de beeren de Backer en van Duinen. Ook zij hebben door de losheid en levendigheid van bun spel en door hunne schoone sonore stemmen, het werk gedragen. Nu mag men zich wel herinneren een a'Andrade als Don Juan of een Fischer van de oude Rotterdamsche opera als Leporello, maar ver gelijkingen maken is een ondankbaar werk en ik wil liever dankbaar zijn voor het vele wat ons beide zangers te genieten hebben gegeven. Slechts wil ik hen er op wijzen dat, zij toch vooral trachten meer voornaamheid in hun zang te leggen. Don Juan is een edelman van top tot teen en Ltporello is zijn vertrouweling, die ?IIIIIIIHIIimillllllllllllllllllllllllllllinilllHIIIUIIIIIIIIIIHIIIIIIÜIIIIIIIIIM wil helpen," zei ik, hem vlak 't gezicht ziende. Hy' begreep zeker dat hy zoo iemand niet was, bromde iets van : Jullie steke overal je neus in ..." en verdween in een kelderwoning. Eir delijk vond ik een eenigszins breede gang" op den hoek was een kleine winkel met vóór het venster een sLoeptafeltje, een slaperig kind zat er bij en breide; de Haan gracht was duidelijk ruikbaar. Ik liep door tot op een soort binnenplaatsje, met een enkelen boom, die schuins voor een zeer oudeiwetsch hoog huis met een brokkelenden trapjesgevel groeide. Ik kreeg den indruk, dat dit wel 't gezochte perceel kon zy'n, ging een eind terug en sprak een flinke, stevige vrouw aan, die op den drempel van een huisje garnalen zat te pellen. Toen ik haar voorbijkwam had zij me reeds verwonderd aangezien, ze begreep bly'kbaar r.iet, wat een heer, die er niet uitzag als een huisjesmelker of opzichter, in haar gang kwam zoeken. Juffrouw," zei ik zoo beleefd mogelyk, u kan me misschien terecht heljien . .." Ik haalde mijn notitieboekje voor den dag, en toen zij dat zag viel zij me haastig in de rede met: Kollikteer je soms ?" Ze stak een propje garnalen in haar mond en zei al kauwend: Dan mot ik niks van je hebbe.. ." Volstrekt niet juffrouw l Integendeel, u kan aan mij wat verdienen, ik wil u graag iets geven voor uw inlichtingen . .." O, zoo ! dat's tof! wat wou uwédan weteïik biri tot uw'a dispesiaie. Wie mos uwe hebbe F Mot u soms bij de instrumentmaker Mynders weze ? Die woont drie hoog, daar," ze wees op het huis. Neen juffrouw, ik zoek zoozeer geen per soon, maar hum, ja, hum I..." 't Was een kunststuk om die juffrouw aan haar verstand te brengen, wat ik weten wilde. Zij keek me, terwijl ik sprak, hce langer hoe onbenulliger aan, en hoewel ik haar reeds, door een kwartje, gunstig voor my meende gestemd te hebben, schudde zij voortdurend het hoofd, bewerend dat zij d'r geen steek van snapte, wat meheer eigelik wou ... Steene gooie, in 'n bewoond huis, ze had er ncoit ies van vernome, de huisheer zou je lekker bedanke ! Je mos 't ereis perbeere, de opzichter zette je op stel en sprong op straat. .." Ik begon een zeer gering denkbeeld te krygen van my'n talent als interviewer, want toen ik haar nogmaa's met veel geduld de zaak had uitgelegd zei ze : En al zouen ze d'r mekaar nou met steene en zwijndery gooie, wat kan dat uwe dan schele! Weet u wat ? Ga maar'ris mee naar ouwe Klaas, de schoenmaker, die woont hier al dertig jaar in de straat; as d'r wat van steene gooie bekend is, mot hy 't wete." Terwijl ik met de gedienstige vrouw meeging, zag ik dat zy' my' van terzyde met een soort medelijden aanzag. Ik had met opzet het woord spoken nog niet gebruikt, omdat ik haar geen vrees wilde aan jagen, maar nu ik toch afscheid van haar zou nemen zei ik : Ik zoek eigenlyk een huis waar 't niet zuiver is .. ." Zij liet my' niet uitspreken, maar sloeg, groote oogen opzettend, haar handen in elkaar van veel van zijn heer en meester heeft overge nomen en wiens manieren, trots zijn nederige afkomst, steeds den omgang met den edelman verraden. In den zang van beide heeren, vooral bij de recitatieven, kon men menigmaal een over halen van den toon waarnemen. Als zij dit kon den nalaten zou bun voordracht reeds belangrijk winnen aan distinctie. De heer De Vos zong de weinig sympathieke Ottavio-partij recht goed. Ook de heeren van Helvoirt Pel en Leeuwin, waren als Comthur en Masetto, zeer te lover. Minder goed was het gesteld met de damesrollen. Het komt mij voor dat onze opera-zangereesen Mozart niet voldoende studeeren. Wil men Mozart goed zingen, dan moet daarmede reeds een aanvang worden gemaakt in de leerjaren, maar vooral moet die studie nooit onderbroken worden. Ik weet wel, het moderne repertoire stelt andere eischen ; doch juist bet cultiveeren van Mozart's zangmuziek zal het iedereen gemakkelijker maken ook aan die eischen te voldoen. Wat heeft Wagner niet dikwijls geklaagd over het gemis aan zangkunst bij de Duitscbe zarjgers en zan geressen en hoe heeft hij niet meoigmalen be weerd, dat bet goed zingen van Mozart tevens in zich sluit, goed zingen van zijne kunst! Bewijzen hiervoor zijn te vinden bij Lilly Lehmann, Lilian Nordica en Emilie Herzog. Dat echter mej. Cbronegg, mevr. Bosse?Sommer en mevr. Hageman hare beste krachten inspanden om van hare partijen te maken wat zij konden, zij gaarne toegegeven. De koren en vooral het orchest vervulden hun taak op bijzonder gelukkige wijze en de heer Dibbern bad van de regie veel werk ge maakt. Het heeft mij zeer aangenaam getroffen, dat men de gesproken dialoog, zooals die in de Duitsche opera te Rotterdam destijds in zwang was, heeft vervangen door bet recitativo secco en, ik moet zeggen, onze zangers hebben er zich zoo goed doorheengeslagen als slechts, bij onze eenigszins weerspannige taal, mogelijk is. Over het geheel mag men dus de Nederlandsche opera geluk wenschen met de keuze van het eenige werk en met de wijze waarop zij het voor het voetlicht heeft gebracht. AST. AVERKAMF. llllltlllllllllllV En THOBN. PEIKKEE (Eu. VEBBUKGH) Kunstmensehen. Amsterdam, Cohen Zoten, z. j. Ik moet bekennen dat ik er mee in zit. En daarom Jjjkt 't me maar 't beste, geen slangemens-kroBkelirgen te maken, en rondweg te zeggen dat ik Kunstmensehen niet begrijp. Niet wat 't betogen wil, niet waar 't heen wil. Want betogen wil 't, en ergens heen wil 't ook. Getuige immers het devies, dat op de titel staat: «L'art pour l'art, Ie vera pour Ie vers, Ie style pour Ie style, la forme pour la forme et toutes ces vanhes, qui ror.gent notre poque, c'est Ie vice dars aon raffinement, Ie mal dans sa quinteusenee." Als 'n oorlogsverklaring, als het uitdagend fladderen van 'n rood «aandel werkte die Proudhon'sche machtspreuk op me in, dadelik twee gewaarwordingen, twee verwachtingen wekkend. De eerste: daar zal me nu eindelik een, t ie niet Ie premier venu is, doen wan kelen op de basis van my'n kunst-overtuiging, me vierkant, met argumenten als hamers, komen zeggen, wat ik dageliks in do kunst-rubrieken van blad en ty'dschrift verkondigd, beweerd, maar nooit bewezen zie: dat het l'art- pourl'art-geloof 'n leugen-geloof is. Waarlik ik wil wel overtuigd worden, ik ben wel vatbaar voor een ernstig woord van 'n andersdenkende. En de tweede: dat duidt op vechten, op 'n heerlike, eerlike, verfrissende stryd met 'n niiiiiiiiiiliiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiliiiii^i verbazing en riep: Kristenenziele, man ! Bin j i 't, of word je 't V Wij mensche wete niet hoe we 't onrein deruit zelle houwe en jy' zoekt er na..." Zy' ging verschrikt een eind op zy, liet my plotseling staan en liep naar een paar vrouwen en kinderen, die bij den in gang van het slop staande, ons ginnegappend nakeken. Ik vond het maar geraden om me lang zaam uit de voeten te maken en toen ik even omkeek zag ik drie vingers op drie knikkende voorhoofden tikken; een schelle kinderstem riep : O l Malle t" Ouwe Klaas vond ik zeer gemakkelyk, zijn werkplaats was dadelijk te kennen aan een wit papier voor een der ruiten van het lage onderhuis geplakt -.?Hier riptreerd men ichoe.ne en laarse" stond er op, geschreven in groot mid delsoort. Ik trad binnen. De baas, klein, oud en grijs, met een scherp, als uit wortelhout gesneden gezicht, wipte even op van zijn driestal, tikte met n bepekten vinger aan zijn rechterslaap, toonloos-dof vragecd : Wat is er van uwes believen ?'' Ik begon met hem te vertellen hoe en waarom ik bij hem kwam, zeer voorzichtig, alies vermydend wat hem als Jordaar.der van zooveel jaren, aanstoot zou kunen geven. Hy' luisterde aandachtig, knikte herhaalde malen met vooruitgestokcn onderlip, zag me min of meer schuin kijkend met groote belang stelling aan en zei, toen ik zweeg: U komt toch niet voor kerkelijke doelwitte of Liefdadige vermogens, want daar doen we niet an... an die gepatenteerde bedelaars voor alles eri nog wat heb ik het zuur ze laten je geen oogenblik met rust, je kan ze niet van je lijf houwe, net vlooie ... van de kerk ontvang tk niks en dus geef ik ook nie mendal; de ouwe mecsche krijge van de opgehaalde centen een roggebroodje en de ouderlinge dikke buike nou weet je percies hoe ik er over denk ... daar is m'n vrouw." Ken klein, mager, bewegelijk vrouwtje met een grijzen, omslagdoek over 't hoofd, kwam de werkplaats in. Ze had de laatste woorden van den baas gehoord, want ze zei, snel sprekend in n adem: Is meheer van de Welda digheid voor infermasie ? Nou ! die vereeniging is d'r niet achter, hoor!" Ze baalde erg luid haar fpitsen neus op en als eer. waterval rolden de woorden uit haar bewegelijken mond. O, gunst mens, die worde wat in derlui nek ge keken, de mense die 't verdiene, krijge niks, al valle ze zoo gezeid dood van de miserie, n,aar die z'n eige mooi weet voor te doen bij de dames en heeren, die onderzoek doen, die d'r lui boel verstoppe en janke en kremiete, die trekke ze voor. Zonde van 't goeie geld dat er voor gegeve wordt... hier in de buurt neme ze een loopie met die fijne madamme ze benne te vies dat ze erges binnekomme en ze hebben net zooveel benul van armoed as me kat. 't Is een spulletje van derlui as de jonge juffrouwe d'r eige vervele gaan ze 'n beetje met de arme mensche tpeule." Maar juffrouw ..." Nten, m'n goeie man, laat me uitpraten. Ik wil ereis zegge wat me op me vlieze leit." krachtig tegenstander, tegenover wie 't goed doet 'n ideaal te verdedigen. Maar daarbij is 't gebleven. In Kunstmensehen heb ik niet anders ge vonden dan 'n schelden op waan-poëten, schy'n- schilders, knoei-kunstenaars, dat z'n goeie zij k >n hebben als het schelden geniaal en het bescheidene schel denswaard was. Maar het toornen verheft zich nergens boven het luchten van vermoedelik partikuliere boosheidjes op riet bij nnam g-noemde, maar waarschynlik wel als sujet gediend hebbende ?kleffe jochies", die de schryver nu en dan geërgerd hebben; en de jochies-zelf zyn van die aard, dat ze me geen boek in twee delen waard lyken. Wat heeft 'n ernstig man, 'n waarlik artiest met zulke mensjes témaken? Het is 'n zwakheid, ze zoveel eer te bew\jzen; ze begry'pen 't toch niet. Hoe zit 't nu eigenlik met 't Proudhon'se etiket? Zyn de Sybelfjes, de Erdbrinkjes, de Cupersjes de «l'art pour rart"-makers ? En is Willein Bey'ers de man met 't vlammende zwaard, die ze verdelgen zal, en de wereld het »-ietiese" k, r st- ideaal brengen? Neen immers want de Sybelsjes en konsorten maken helen dal geen kunst, dus ook geen art-pour-1'art en Bey'ers borstelt z'n aanbeeldslaand werkman.simbool om in 'n plafon-en geltje: Bey'ers denkt wat helderder, stelt zich wat minder aan dan de anderen, maar is wel beschouwd evenmin 'n artiest als de rest. Maar hoe wil er dan uit de botsing van al de personen in dit boek een kunst-geloof ontvonken als er onder al die personen niet n schuilt, die met kunst iets te maken heeft ? Had Runstmenschen dan niet even goed onder kleermakers of ingenieurs of advokaten kunnen spelen en to h 't Proudhon-etiket dragen ? Er bly'ff, zo meende ik 'n ogenblik, nog n onderstelling over; de welwillend op blz. 206 en 207 2e de l te rechter tijd voorbytrekkende Mei-meeters wyzen me er op : pak maar in, artiesten, berg maar op, maak niet larger kunst, de toekomststaat heeft dat nitt van node c at is de waarhei , daar gaat het leven: die zingend voorbijtrekkende sosialisten ! En kunst is leugen' Maar die onderstelling bleek orjuist, want : »daar was de waarheid, die niemand nog had gevat en die, vertaald door een waar kunste naars-sentiment, de geesten zou zetten in vlam" zoo Juidt het op bh. 207. Toch kunst dus, en wel: gewekt door het wondere fltïde, uitgaande van den werkman (blz 207). Het is een hopeloos geval. Want, zover ge komen, moet ik weer langs het hele boek terug, zoekend naar de stijging die ons mét Bey'ers tot het erkennen van die waarheid moet brengen. En ik kan met de beste wil de ontwikkelingsgang van die waarheid niet vinden. Beijens is aan het eind presies even ver als aan het begin, heeft niets geleerd, hoogstens nog eens z'n mening opgefrist dat n het leven ('n de kunst alleen uit het sosialisme normaal herboren kunnen worden 'n mening die in 't hele boek met geen enkel woord wordt gekultiveerd, de lezer niet geen enkel argument spykervast in z'n denken wordt ge hamerd, door geen enkele redenering tot aksioma wordt verstevigd. En die Bsijera ten slotte zelf verlocbent door z'n werkman in 'n plafon-engeltje om te zetten. Nu zal ik wel 'n benepen bourgeois, 'n klef jochie zyn maar van al die «Kunstmenschen", die 't met weten, heb ik waarachtig niet kunnen leren hoe 't wel.is. Opnieuw ben ik onbekeerd teruggekomen Na dit mislukt gezoek heb ik gemeend 't te mogen opgeven en »Kunstmenschen" van een andere, mij in 't algemeen veel simpatiekere, kant te mogen beky'ken. Welbeschouwd kan iiliiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiliiliiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiin Maar heusch, ik ben niet van..." verder kon ik niet komen, want zy begon dadelyk weer : Nee, uwe kan 't niet hellepe, uwe zal ook wellicht maar loontrekkend dienaar weze, maar uwe kan ze gerust compelement van mijn zegge, dat ze van d'r geld een boel meer plez.er kunne hebbe late ze maar 'ris kijke na 't Leger *), die doen wa', die steke d'r klaviere uit, die drage geen glecées as ze by' arme mense kom me ...'' Er was tot dusver geen speld tusschen te kry'gen geweest, maar toen ze haar hart lucht had gegeven werd zij kalmer en kreeg ik ge legenheid om haar de reden van mijn komst zoo beknopt mogelyk mede te deelen. .. Met openzakkenden mond en oogen die hoe langer hoe ronder van verbaasde-argstigheid werden, keek zy' my aan, liet haar armen, die zij gedurende haar redevloed meestal op de heupen had gehouden, slap langs het lijf vallen en vroeg toen als aan zichzelf: Hoe heb ik 't nou? Mot dat hier in de buurt gebeurd weze ?" Inmiddels waren de vrouw van de garnalen en een aantal andere met en zonder kinderen voor de deur van ouwe Klaas gf komen en keken nu en dan, de handen aan wtèrszyden van 't hoofd houdend, door de groenige ruitjes naar binnen. Een paar malen gooide een brutaal kind de bovendeur open en schreeuwde: Malle!... O Malle! 't Werd tijd om den aftocht te bladen de voorteekens van in de maling" waren al te duidelijk waar te nemen. Ik wilde mijn terug tocht eervol bestaan en behoorlyk dekken, daarom vereerde ik mevrouw Klaas een tuiden en zei op 't punt van vertrek vriendelijk dank voor de ontvangst te narent. Dat geschenk had echter een geheel onver wachte en verkeerde uitwerking, want de redery'ke vrouw dacht zeker: als een heer voor niemendal een gulden geeft is hij bepaald niet snik daarom bekeek ze een seconde l ing, wantrouwend het geldstuk, maar ziende dat het echt was liep ze op eens de deur uit en riep mij, even als de ai dere, op straat staande vrouwen en kinderen, honend na: O, Malle !... Malle ! Ik was blij dat ik er met dit nog al onschul dige scheldwoord afkwam. Het hu:s in kwestie heöik nooit kunnen vinden, en het zou my' niet verwonderen dat het in een geheel ander stadsgedeelte staat. Misschien dat ik later nog eens zoo gelukkig ben het te ontdekken. Voorloopig heb ik my'n onderzoekingen ge staakt, maar mocht er iemand van mijn lezers zijn, die een gelegenheid weet, waar ik kennis zou kunnen maken met een fatsoenlyk rste-klasse spook, dan houd ik my'vriendelyk voor een U fxt volledig adres aanbevolen. Zoolang ik de eer van zoo'n kennismaking mis, moet ik wel blijven aannemen dat, hoewel men te Amsterdam spookhuizen" vindt, er toch inderdaad GEEN SPOKEN ZIJN'' dan die de menschen zelf in hun verbeelding of in hun eigen gemoed doen ontstaan en laten.rondwaren. *) Leger des Heils.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl