Historisch Archief 1877-1940
No. 1339
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
voor Macedoniëaangekondigde gebeurte
nissen niet te worden verrast." Over de
toerustingen van Rusland gaf de Engelsche
Standard al berichten, die wel wat fan
tastisch klinken. Het Russische
ZwarteZee-eskader zou gereed worden gemaakt
om naar den Bosporus te stoomen, en te
Burgas en Varna troepen aan wal te
zetten. In verband hiermede zou reeds
bevel gegeven zijn tot het mobiliseeren
van »eenige divisiën" infanterie en
cavallerie in Zuid-Rusland.
Wij zouden aan dit bericht, dat er nog
al onrustbarend uitziet, mér waarde hech
ten, wanneer het inderdaad bleek, dat
Duteehland, al was het dan ook maar
alleen door eene passieve houding aan te
nemen, de Porte stijfde in haar verzet
tegen de invoering van de door Frankrijk,
Oostenrijk en Rusland als een onafwijsbaar
minimum aangegeven hervormingen voor
Macedonië. Gelukkig schijnt dit niet het
geval te zijn.
Een Reuter-telegram van 18 Februari
meldde uit Berlijn, dat de Duitsche regee
ring, na onderzoek van het- hervormings
plan voor Macedonië, opgemaakt in onder
ling overleg tusschen de kabinetten te
Petersburg en te Weenen, haar gezant te
Constantinopel opdroeg, dat program te
aanvaarden en op de uitvoering daarvan
bij de Turksche Regeering aan te dringen.
Dat hier, naast Rusland en Oostenrijk,
ook niet Frankrijk is genoemd, is nog een
restantje van de spijtigheid, die ook in de
artikelen van het Berliner Tageblatt door
straalde. Doch dit doet thans minder ter
zake. De hoofdzaak is, dat de groote
mogendheden ne lijn trekken tegenover
den Sultan, en voor de Turksche politiek
van uitvluchten niet het kleinste achter
deurtje meer openlaten.
Muziek in de Hoofdstad.
Nu de Nederlandsohe opera des heeren Van
der Linden Mozart's don J u au beeft opgevoerd
en wij Amsterdammers dus in den laatsten tijd
de drie voornaamste dramatische schfppingen
van den genialeu componist ten tooneele hebben
gezien!) nu is het wederom overtuigend geble
ken dat »don J.uan" zoowel in muzikaal als in
dramatisch opzicht de eerste plaats inneemt,
niet alleen onder de opera's van Mozart, maar
in de geheele dramatische litteratuur vóór
Beethoven's Fidelio.
Het is begrijpelijk dat Mozart, na het succes
van Ie Nozze di Figaro," zich tot denzelfden
librettist wendde, die voor hem het voortreffe
lijke tekstboek uit Beaumarchais' «rMaria^e de
Figaro" bewerkt had. En Da Ponte was aan
stonds bereid. Hij sloeg Mozart de don Juan-stof
voor, welke den componist dadelijk in hooge mate
1) Immers het Amsterdamsche Lyrische Too
neel heeft reeds vroeger »Le Nozze di Figaro"
en »die Zaubeiflöte" opgevoerd.
^«IHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIItlllllUII
llltllllllllllllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIHUHIH
Spookhuizen Ie Amsterdam,
9) DOOR
JÜSTüS VAN MAURIK.
(Slot).
Iemand had mij verteld, dat op de Haarlem
merdijk het huis PRIHS HENDRIK" bekend stond
als een spookhuis". Op de 2e verdieping nl.
had jaren geleden de vrouw van een zeekapitein
zich in een bedstede den hals afgesneden; zij
werd dood gevonden met een nog levend kind
aan de borst. Men beweerde dat die vrouw daar
rondspookte om haar kind te vinden en gedu
rende vier jaren wilde niemand de woning
huren.
Ik wilde toch eens weten of er in dat huis en
in die buurt nu nog iets van bekend was, ging
dus naar den Haarlemmerdijk en schelde aan
de bewuste bovenwoniog aan.
Een bejaard heertje kwam juist de trap af
en vroeg vinnig over zy'n bril heen kijkend met
den deurknop in de hand:
Moet u by myn weze ?"
Woont u twee hoog ?"
Jawel, wat had u, is u soms van ds be
lasting ?"
Neen, in 't geheel niet, ik kom eenvoudig
voor me zelf vragen om . .."
Met een onderzoekenden ietwat benauwden
blik, over zyn bril, bekeek de oude heer my
van 't hoofd tot de voeten en zei haastig invallend:
Als je een ly'st of zoo hebt, pak 'm dan
maar niet uit, daar doen ik nooit an, nooit l"
Ik haastte my hem hoogst ernstig te verze
keren, dat ik zeil een aartsvyand van lijsten
was, en zér kort samengevat vroeg ik hem
wat ik weten wilde.
Hy hoorde my met opgetrokken wenkbrau
wen en ongeloovig glimlachend aan, haalde
toen met medelijdend hoofdschudden zy'n schou
ders op, en vroeg : Heb u daar al 'reis meer
last van gehad ? ... Spoke ? Je bent niet
goed,-man.
Ik woon hier veertien jaar... nooit wat
gemerkt we houwen ons hier in huis met geen
hekserij of spoke op ... heb u anders niets ?
by' wees hoofdwenkend naar de deur.
Plotseling klonk een schelle oude vrouwen
stem boven uit 't portaal: Wat is d'r Jakob ?"
't Was de vrouw van 't oude heertje, die
nieuwsgierig had geluisterd zy' herhaalde:
Wat mot ie hebbe, vader ?"
Hy vraagt na spoke, riep hy naar boven,
hebbe wy' hier ooit spoke gehad V"
Ken je begry'pe daar doene me nietan,
Wacht ik kom by em ..."
Ik zag eerst haar afgedragen leeren pantof
fels, daarna een paar dunne stokkerige beenen
in zwarte kousen, toen een wit.e...
Bet, doen je rokken in orde !" riep 't oude
heertje, die dat witte ook had gezien.
aanstond. De nieuwe opera zou in Praag voor het
eerst worden uitgevoerd, want in Weenen was
het terrein voor Mozart niet gunstig, daar het
tooneel beheerscht werd door den Italiaan
Salieri en diens werken. Buitetdien bad Mozart
den geestdriftigen Pragenaars, na zijn Figaro,
moeten beloven dat zijn volgende werk voor
Bobeme's hoofdstad bestemd zou worden. Hij
zou dan daarvoor een honorarium van 100 du
katen ontvangen; gewis geen kleinigheid voor
den steeds in geldverlegenheid verkeerenden
componist.
In September van het jaar 1787 begaf. Mo
zart zich naar Praag om zijn »don Giovanni"
te voltooien. Heel veel haast maakte bij er echter
niet mede. Het grootste gedeelte er van moest
zelfs daar nog geschreven worden en op den
vooravond der eerste uitvoering (29 October
1787) was de Ouverture nog niet eens gecompo
neerd. Nadat hij laat van zijn vrienden afscheid
had genomen, zette hij zich aan den arbeid en
terwijl zijn vrouw hem op zijn verzoek allerlei
verhaaltJBS en sprookjes zat op te disschen,
schreef bij die heerlijke Ouverture neder, die
hij vermoedelijk wel reeds lang van te voren in
het hoofd had. Mozart's genie was zóó groot
en zijn voorstellingsvermogen zóó rijk, dat bij
met het grootste gemak de meest gecompli
ceerde muziek kon concipieeren en in het ge
heugen houden, vóórdat hij zijne gedachten op
het papier zette, 's Morgens om 7 uur dan kwam
de copiist de letterlijk nog natte partituurbladen
uit zijn handen nemen om er de orchestpartijen
van af te schrijven en zouder repetitie werd de
Ouverture door het goed geschoolde
Pragerorchest gespeeld, zoodanig dat de componist er
lachend van zeide: //sie sei recht gut von Stat
ten gegangen, wenn auch viele Noten unter die
Pulte gefallen seien."
Het intelligente Prager publiek bereidde het
werk een schitterende ontvangst en den compo
nist een warme ovatie, Mozsrt die zelf van bet
klavier af dirigeerde, was zeer tevreden met de
voorstelling en toen hij, na de eerste drie op
voeringen gedirigeerd te hebben, weer naar
Weenen vertrok, kon hij gerust zijn over het lot
zijner opera. Eerst zeven maanden na Praag
kwam Weenen met den Don Giovanni voor den
dag. Aanvankelijk vond het werk weinig bijval
bij de Weeners, daar hun kunstsmaak door
Salieri's opera vTarure" zoodanig verbasterd
was dat hun de zin voor het schoone in den
Don Juan ontbrak. Mozart's vrienden wisten
het echter door te zetten, dat de opera op het
repertoire bleef en langzamerhand mocht zij
zoodanig de sympathie winnen van het publiek
dat zij in hetzelfde jaar nog vijftien maal werd
opgevoerd. Na Praag en Weenen volgden
Mannheim, Hamburg en Berlijn en wei met een Duitsche
vertaling. Het kan zijn nut hebben, thans nog
eens te citeeren wat de kritiek van die dagen
op het werk aan te merken had. Men leest in
de Chronic von Berlin:
Nicht Kunst in Ueberladung der Instrumente,
^sondern das Herz, Empfiadung und Leide
schaften muss der Tonkünstler sprechen lassen;
»dann scbreibt er gross, dann kommt sein Name
»auf die Nachwelt und ein immer grünender
»Lorbeer blüht ihm im Tempel der
Unsterb»lichkeit. Gretry, Monsigny und Philidor
wer,den davon Beweise sein. Mozart wollte bei
^seinen! Don Juan etwas ausserordentliches,
j-unnacbahmlich Grosses schreiben; so vitl ist
gewiss das Ausserordentliche ist da, aber nicht
»das unnachabmlich Grosse! Grille, Laune,
»Stolz, aber nicht das Herz waren Don Juan's
Schöpfer."
Zooals men ziet, het was bij Mozart's leven
al niet anders dan thans. Als er eens iemand
roeping gevoelde een geschiedenis van de
muziekcritiek te schrijven, dan zouden er, geloof ik,
zonderlinge dingen voor den dag komen.
Goethe begreep het werk beter. In de
briefIIMHtlllllMIIIIIIIIIIIIII
De juffrouw sloeg brommend: nou ! alles is
toch helder en schoon, haar kleêren glad,
draaide zich om en liet my in een goedmoedig
gezichtje zien, met ingevallen mond en roode
opgezette koontjes.
En wat wou u nou eigelijk ?" vroeg zy', haar
knijp oogjes vlak op my richtend. Ze streek
vluchtig met den rug van haar mager
klauwhandje ouder langs haar neus en herhaalde :
Wat wou u?"
Ik vertelde nog eens de reden van myn komst
en eindigde met goed op het woord spoken"
te drukken.
Heb je 't ooit zóó zout gegeten ?" vroeg
de echtgenoot, en hoogmoedig lachend : Wy
benne niet bygeloovig, hè, Betje ?"
O, heere nee! maar meheer ziet er toch
ook niet dom of onnoozel uit, en nou meheer
't zeit, rappeleer ik me dat ik toch wel 'ris zoo
ies in de buurt heb gehoord van
eenkapteinsvrouw, die d'r graf uitkwam, omdat. .."
Juist! juist! dat is 't ! ... en ?"
Ja ? nou dan doet 't me plezier dat ik
uwe toch terecht hellepe kan, maar dan mot, u
hier niet weeze, die spookt in 't huis Prins
Hendrik! 'n endje terug in de straat tweemaal
schelle."
Ik had me in het huis vergist !
In een der volkrij kste achterstraten van de
Jordaan, dicht bij de Willemsstraat, mijn
zegsman wist niet heel juist de plaats aan te
geven stond, in een gang uitkomende in een
dwarsstraat, een huis, waarvan men vertelde
dat er nu en dan op geheimzinnige wy'ze
steenen, stukken coke en kluiten aard door de
zolderiug in een der benedenksmers vielen.
Ik had reeds dikwijls over het nog altijd
onverklaarde steenwerpen en sirihspuwen" in
Indiëgelezen en vond dus de gelegenheid om
misschien op eigen bodem een gelijksoortig
verschycsel waar te nemen verleidely'k genoeg,
om mij de moeite van een onderzoek te getroosten.
Het is niet zoo gemakkelyk als men opper
vlakkig zou denken, om zoo'n huis te vinden,
want het klinkt allerzonderlingst wanneer een
in die buurt rondwandelend heer, nu eens hier,
dan eens daar, aan deze of gene vraagt: Weet
u me ook te zeggen waar dat huis staat, waar
die steenen en cokes vallen." De bewoners van
die buurten kennen een soort telegrafie zonder
draad en lichten elkander reeds op een afstand
in van alles wat vreemd is of zonderling schijnt
in hun wyk. Men heeft dus veel kans om spoedig
een troepje menschen om- en achter zich te
kry'gen eu door hen ongenadig in de maling"
te worden genomen.
Daarom moet de onderzoeker hoogst voor
zichtig, langzaam en bedaard te werk gaan,
wél weten, wie hy aanspreekt en voor geen
klein geruchtje vervaard zijn. Meestal stond men
my beleefd en vriendelyk te woord, nu en dan
bekeek nnn my' wantrouwend en vroeg of ik
van de stad" was, een enkele maal kwam een
verloopen, ongeschoren, ruw indi»idu in een
oud blauw boezeroen met witte draagbanden er
over naar me toe, versperde my' den weg en
vroeg onbeschoft:
Wat zoek je hier ?"
Een vriendelyk mensch, die me even terecht
wisseling tusschen Schiller en Goethe (1797)
spreekt eerstgenoemde als zijn meening uit, dat
uit de opera in het a'gemeen «wie aus den
Ctören des alten Bacchusfestes das Trauerspiel
in einer edleren Gestalt, sich loswickeln sollte."
Goethe's antwoord daarop luidde: »Ihre
Hcffnuog, die Sie von der Oper haben, würden
Sie neulich im Don Juan auf einen hohen Grad
erfüllt gesehen haben; dafür steht aber auch
dieses Slück ganz isolirt, und durch Mozart's
Tod ist alle Aussicht auf etwas Aebnliches
vereitelt."
Als men de handeling en den 1ekst van Don
Juan toetst aan onze hedendaaagsche begrippen
van litteraire en dramatische kunst dan blijft er
niet veel over. Künkklare onzin, tastbare on
gerijmdheden t n hier en daar een schijnschoone
theaterhandigheid. Ziedaar de eigenschappen van
het tekstboek! Hoe bet, n.l. mogelijk is dat Elvira
aan Leporello 's houding en stem niet tot het
besef komt, dat zij niet met Don Juan te doen
heeft, komt ons onverklaarbaar voor, en zoo
zijn er tallooze dingen, waarbij meu de schou
ders ophaalt. Toen men in München den »Don
JUÉU" op het draaibare tooneel van den resi
dentie-schouwburg f ing rpvoeren, maakte
Hermann Levy wel een nieuwe bewerking *an den
tekst, maar alle dwaasheden uit het werk ver
wijderen, vermocht ook hij niet. In het begin
van de zeventiende eeuw toen de SpaarjBche
geestelijke Gabriël Tellez onder den »nom
de plume" Tirso de Molina de sage van »Don
Juan Tenorio" in de wereld zond, warea de
begrippen en de kunstsmaak geheel verschillend
met die van thans. Zelfs toen Mol ere zijn
»Don Juan ou Ie festin de p'erre" schreef (1665)
mocht men nog niet al te hooge eischen etellen
aan den waarheidszin van het publiek. Thans
moet men echter den tekst maar aanvaarden, als een
concessie aan den toectnaligen tijdgeest. Maar
hoe heerlijk heeft Mozirt bet werk gereleveerd
door iijn verrukkelijke mutiek. Hoe wordt men
niet van meet af gevangen genomen door de
bekoring van 's componisten genie en door de
charme die van zijn liefelijke Muze uitstraalt!
Het zou een vergeefsch pogen zijn enkele num
mers uit de partituur in het bijzonder op den
voorgrond te plaatsen. Hier zijn waarlijk alle
nummers doortrokken van de poëzie, die van
Mozart's onuiiputtelijke vindingskracht uitgaat.
Het is een eeuwig frisch en jong werk en in
tegenstelling met mijn collega van de Chronic
von Berlin uit het jaar 1790, durf ik gerust
te beweren dat de geschiedenis thans reeds heeft,
uitgemaakt dat de //immer gnmeüde Lorbeer
dem Componisten im Tempel der Unsterblichktit
blüht."
In de uitvoering viel een goeden geest en
een frisschen stroom waar ie nemen. Be
houdens een paar te langzame tempi, zooals
o. a. in de btide Zerline-aria's «Batli, batti, o
bel Masetto" en //Vedrai carina," iets waar
moeilijk over te strijden valt, mag men den
kapelmeester Desider Markus den lof toezwaaien
het werk op een levendige en intelligente wijze
te hebben weergegeven. Het is dan ook aan
hem in de eerste plaats te danken, dat aan den
»Don Giovanni" een zoo goede vertolking is
ten deele gevallen. Naast den heer Markus
wil ik dadelijk noemen de beeren de Backer
en van Duinen. Ook zij hebben door de losheid
en levendigheid van bun spel en door hunne
schoone sonore stemmen, het werk gedragen.
Nu mag men zich wel herinneren een a'Andrade
als Don Juan of een Fischer van de oude
Rotterdamsche opera als Leporello, maar ver
gelijkingen maken is een ondankbaar werk en
ik wil liever dankbaar zijn voor het vele wat
ons beide zangers te genieten hebben gegeven.
Slechts wil ik hen er op wijzen dat, zij toch
vooral trachten meer voornaamheid in hun zang
te leggen. Don Juan is een edelman van top
tot teen en Ltporello is zijn vertrouweling, die
?IIIIIIIHIIimillllllllllllllllllllllllllllinilllHIIIUIIIIIIIIIIHIIIIIIÜIIIIIIIIIM
wil helpen," zei ik, hem vlak 't gezicht ziende.
Hy' begreep zeker dat hy zoo iemand niet
was, bromde iets van : Jullie steke overal
je neus in ..." en verdween in een kelderwoning.
Eir delijk vond ik een eenigszins breede
gang" op den hoek was een kleine winkel
met vóór het venster een sLoeptafeltje, een
slaperig kind zat er bij en breide; de Haan
gracht was duidelijk ruikbaar. Ik liep door tot
op een soort binnenplaatsje, met een enkelen
boom, die schuins voor een zeer oudeiwetsch
hoog huis met een brokkelenden trapjesgevel
groeide. Ik kreeg den indruk, dat dit wel 't
gezochte perceel kon zy'n, ging een eind terug
en sprak een flinke, stevige vrouw aan, die op
den drempel van een huisje garnalen zat te
pellen. Toen ik haar voorbijkwam had zij me
reeds verwonderd aangezien, ze begreep
bly'kbaar r.iet, wat een heer, die er niet uitzag
als een huisjesmelker of opzichter, in haar gang
kwam zoeken.
Juffrouw," zei ik zoo beleefd mogelyk, u
kan me misschien terecht heljien . .."
Ik haalde mijn notitieboekje voor den dag, en
toen zij dat zag viel zij me haastig in de rede met:
Kollikteer je soms ?" Ze stak een propje
garnalen in haar mond en zei al kauwend:
Dan mot ik niks van je hebbe.. ."
Volstrekt niet juffrouw l Integendeel, u
kan aan mij wat verdienen, ik wil u graag iets
geven voor uw inlichtingen . .."
O, zoo ! dat's tof! wat wou uwédan
weteïik biri tot uw'a dispesiaie. Wie mos
uwe hebbe F Mot u soms bij de instrumentmaker
Mynders weze ? Die woont drie hoog, daar,"
ze wees op het huis.
Neen juffrouw, ik zoek zoozeer geen per
soon, maar hum, ja, hum I..."
't Was een kunststuk om die juffrouw aan
haar verstand te brengen, wat ik weten wilde.
Zij keek me, terwijl ik sprak, hce langer hoe
onbenulliger aan, en hoewel ik haar reeds, door
een kwartje, gunstig voor my meende gestemd
te hebben, schudde zij voortdurend het hoofd,
bewerend dat zij d'r geen steek van snapte,
wat meheer eigelik wou ... Steene gooie, in 'n
bewoond huis, ze had er ncoit ies van
vernome, de huisheer zou je lekker bedanke ! Je
mos 't ereis perbeere, de opzichter zette je op
stel en sprong op straat. .."
Ik begon een zeer gering denkbeeld te
krygen van my'n talent als interviewer, want toen
ik haar nogmaa's met veel geduld de zaak had
uitgelegd zei ze : En al zouen ze d'r mekaar
nou met steene en zwijndery gooie, wat kan
dat uwe dan schele! Weet u wat ? Ga maar'ris
mee naar ouwe Klaas, de schoenmaker, die
woont hier al dertig jaar in de straat; as d'r wat
van steene gooie bekend is, mot hy 't wete."
Terwijl ik met de gedienstige vrouw meeging,
zag ik dat zy' my' van terzyde met een soort
medelijden aanzag.
Ik had met opzet het woord spoken nog niet
gebruikt, omdat ik haar geen vrees wilde aan
jagen, maar nu ik toch afscheid van haar zou
nemen zei ik : Ik zoek eigenlyk een huis
waar 't niet zuiver is .. ."
Zij liet my' niet uitspreken, maar sloeg, groote
oogen opzettend, haar handen in elkaar van
veel van zijn heer en meester heeft overge
nomen en wiens manieren, trots zijn nederige
afkomst, steeds den omgang met den edelman
verraden. In den zang van beide heeren, vooral
bij de recitatieven, kon men menigmaal een over
halen van den toon waarnemen. Als zij dit kon
den nalaten zou bun voordracht reeds belangrijk
winnen aan distinctie.
De heer De Vos zong de weinig sympathieke
Ottavio-partij recht goed. Ook de heeren van
Helvoirt Pel en Leeuwin, waren als Comthur
en Masetto, zeer te lover. Minder goed was
het gesteld met de damesrollen. Het komt mij
voor dat onze opera-zangereesen Mozart niet
voldoende studeeren. Wil men Mozart goed
zingen, dan moet daarmede reeds een aanvang
worden gemaakt in de leerjaren, maar vooral
moet die studie nooit onderbroken worden. Ik
weet wel, het moderne repertoire stelt andere
eischen ; doch juist bet cultiveeren van Mozart's
zangmuziek zal het iedereen gemakkelijker maken
ook aan die eischen te voldoen. Wat heeft
Wagner niet dikwijls geklaagd over het gemis
aan zangkunst bij de Duitscbe zarjgers en zan
geressen en hoe heeft hij niet meoigmalen be
weerd, dat bet goed zingen van Mozart tevens
in zich sluit, goed zingen van zijne kunst!
Bewijzen hiervoor zijn te vinden bij Lilly Lehmann,
Lilian Nordica en Emilie Herzog. Dat echter
mej. Cbronegg, mevr. Bosse?Sommer en mevr.
Hageman hare beste krachten inspanden om
van hare partijen te maken wat zij konden, zij
gaarne toegegeven.
De koren en vooral het orchest vervulden
hun taak op bijzonder gelukkige wijze en de
heer Dibbern bad van de regie veel werk ge
maakt. Het heeft mij zeer aangenaam getroffen,
dat men de gesproken dialoog, zooals die in de
Duitsche opera te Rotterdam destijds in zwang
was, heeft vervangen door bet recitativo secco
en, ik moet zeggen, onze zangers hebben er
zich zoo goed doorheengeslagen als slechts, bij
onze eenigszins weerspannige taal, mogelijk is.
Over het geheel mag men dus de
Nederlandsche opera geluk wenschen met de keuze van
het eenige werk en met de wijze waarop zij
het voor het voetlicht heeft gebracht.
AST. AVERKAMF.
llllltlllllllllllV
En THOBN. PEIKKEE (Eu. VEBBUKGH)
Kunstmensehen. Amsterdam, Cohen
Zoten, z. j.
Ik moet bekennen dat ik er mee in zit. En
daarom Jjjkt 't me maar 't beste, geen
slangemens-kroBkelirgen te maken, en rondweg te
zeggen dat ik Kunstmensehen niet begrijp. Niet
wat 't betogen wil, niet waar 't heen wil.
Want betogen wil 't, en ergens heen wil 't
ook. Getuige immers het devies, dat op de
titel staat: «L'art pour l'art, Ie vera pour Ie
vers, Ie style pour Ie style, la forme pour la
forme et toutes ces vanhes, qui ror.gent notre
poque, c'est Ie vice dars aon raffinement, Ie
mal dans sa quinteusenee."
Als 'n oorlogsverklaring, als het uitdagend
fladderen van 'n rood «aandel werkte die
Proudhon'sche machtspreuk op me in, dadelik
twee gewaarwordingen, twee verwachtingen
wekkend. De eerste: daar zal me nu eindelik
een, t ie niet Ie premier venu is, doen wan
kelen op de basis van my'n kunst-overtuiging,
me vierkant, met argumenten als hamers, komen
zeggen, wat ik dageliks in do kunst-rubrieken
van blad en ty'dschrift verkondigd, beweerd,
maar nooit bewezen zie: dat het l'art-
pourl'art-geloof 'n leugen-geloof is. Waarlik ik
wil wel overtuigd worden, ik ben wel vatbaar
voor een ernstig woord van 'n andersdenkende.
En de tweede: dat duidt op vechten, op 'n
heerlike, eerlike, verfrissende stryd met 'n
niiiiiiiiiiliiiiiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiliiiii^i
verbazing en riep: Kristenenziele, man !
Bin j i 't, of word je 't V Wij mensche wete
niet hoe we 't onrein deruit zelle houwe en
jy' zoekt er na..." Zy' ging verschrikt een eind
op zy, liet my plotseling staan en liep naar
een paar vrouwen en kinderen, die bij den in
gang van het slop staande, ons ginnegappend
nakeken. Ik vond het maar geraden om me lang
zaam uit de voeten te maken en toen ik even
omkeek zag ik drie vingers op drie knikkende
voorhoofden tikken; een schelle kinderstem
riep : O l Malle t"
Ouwe Klaas vond ik zeer gemakkelyk, zijn
werkplaats was dadelijk te kennen aan een wit
papier voor een der ruiten van het lage
onderhuis geplakt -.?Hier riptreerd men ichoe.ne en
laarse" stond er op, geschreven in groot mid
delsoort.
Ik trad binnen. De baas, klein, oud en grijs,
met een scherp, als uit wortelhout gesneden
gezicht, wipte even op van zijn driestal, tikte
met n bepekten vinger aan zijn rechterslaap,
toonloos-dof vragecd : Wat is er van uwes
believen ?''
Ik begon met hem te vertellen hoe en waarom
ik bij hem kwam, zeer voorzichtig, alies
vermydend wat hem als Jordaar.der van zooveel jaren,
aanstoot zou kunen geven.
Hy' luisterde aandachtig, knikte herhaalde
malen met vooruitgestokcn onderlip, zag me
min of meer schuin kijkend met groote belang
stelling aan en zei, toen ik zweeg:
U komt toch niet voor kerkelijke doelwitte
of Liefdadige vermogens, want daar doen we
niet an... an die gepatenteerde bedelaars
voor alles eri nog wat heb ik het zuur ze
laten je geen oogenblik met rust, je kan ze
niet van je lijf houwe, net vlooie ... van de
kerk ontvang tk niks en dus geef ik ook nie
mendal; de ouwe mecsche krijge van de
opgehaalde centen een roggebroodje en de
ouderlinge dikke buike nou weet je percies
hoe ik er over denk ... daar is m'n vrouw."
Ken klein, mager, bewegelijk vrouwtje met
een grijzen, omslagdoek over 't hoofd, kwam de
werkplaats in. Ze had de laatste woorden van
den baas gehoord, want ze zei, snel sprekend
in n adem: Is meheer van de Welda
digheid voor infermasie ? Nou ! die vereeniging
is d'r niet achter, hoor!" Ze baalde erg luid
haar fpitsen neus op en als eer. waterval rolden
de woorden uit haar bewegelijken mond. O,
gunst mens, die worde wat in derlui nek ge
keken, de mense die 't verdiene, krijge niks, al
valle ze zoo gezeid dood van de miserie, n,aar
die z'n eige mooi weet voor te doen bij de
dames en heeren, die onderzoek doen, die d'r
lui boel verstoppe en janke en kremiete, die
trekke ze voor. Zonde van 't goeie geld dat er
voor gegeve wordt... hier in de buurt neme
ze een loopie met die fijne madamme ze
benne te vies dat ze erges binnekomme en ze
hebben net zooveel benul van armoed as me
kat. 't Is een spulletje van derlui as de
jonge juffrouwe d'r eige vervele gaan ze 'n beetje
met de arme mensche tpeule."
Maar juffrouw ..."
Nten, m'n goeie man, laat me uitpraten.
Ik wil ereis zegge wat me op me vlieze leit."
krachtig tegenstander, tegenover wie 't goed
doet 'n ideaal te verdedigen.
Maar daarbij is 't gebleven.
In Kunstmensehen heb ik niet anders ge
vonden dan 'n schelden op waan-poëten,
schy'n- schilders, knoei-kunstenaars, dat z'n
goeie zij k >n hebben als het schelden geniaal
en het bescheidene schel denswaard was. Maar
het toornen verheft zich nergens boven het
luchten van vermoedelik partikuliere
boosheidjes op riet bij nnam g-noemde, maar
waarschynlik wel als sujet gediend hebbende
?kleffe jochies", die de schryver nu en dan
geërgerd hebben; en de jochies-zelf zyn van
die aard, dat ze me geen boek in twee delen
waard lyken. Wat heeft 'n ernstig man, 'n
waarlik artiest met zulke mensjes témaken?
Het is 'n zwakheid, ze zoveel eer te bew\jzen;
ze begry'pen 't toch niet.
Hoe zit 't nu eigenlik met 't Proudhon'se
etiket? Zyn de Sybelfjes, de Erdbrinkjes,
de Cupersjes de «l'art pour rart"-makers ? En
is Willein Bey'ers de man met 't vlammende
zwaard, die ze verdelgen zal, en de wereld
het »-ietiese" k, r st- ideaal brengen? Neen
immers want de Sybelsjes en konsorten
maken helen dal geen kunst, dus ook geen
art-pour-1'art en Bey'ers borstelt z'n
aanbeeldslaand werkman.simbool om in 'n plafon-en
geltje: Bey'ers denkt wat helderder, stelt zich
wat minder aan dan de anderen, maar is wel
beschouwd evenmin 'n artiest als de rest.
Maar hoe wil er dan uit de botsing van al
de personen in dit boek een kunst-geloof
ontvonken als er onder al die personen niet
n schuilt, die met kunst iets te maken
heeft ? Had Runstmenschen dan niet even goed
onder kleermakers of ingenieurs of advokaten
kunnen spelen en to h 't Proudhon-etiket
dragen ?
Er bly'ff, zo meende ik 'n ogenblik, nog
n onderstelling over; de welwillend op blz.
206 en 207 2e de l te rechter tijd
voorbytrekkende Mei-meeters wyzen me er op :
pak maar in, artiesten, berg maar op, maak
niet larger kunst, de toekomststaat heeft dat
nitt van node c at is de waarhei , daar
gaat het leven: die zingend voorbijtrekkende
sosialisten ! En kunst is leugen'
Maar die onderstelling bleek orjuist, want :
»daar was de waarheid, die niemand nog had
gevat en die, vertaald door een waar kunste
naars-sentiment, de geesten zou zetten in
vlam" zoo Juidt het op bh. 207. Toch
kunst dus, en wel: gewekt door het wondere
fltïde, uitgaande van den werkman (blz 207).
Het is een hopeloos geval. Want, zover ge
komen, moet ik weer langs het hele boek
terug, zoekend naar de stijging die ons mét
Bey'ers tot het erkennen van die waarheid
moet brengen. En ik kan met de beste wil de
ontwikkelingsgang van die waarheid niet vinden.
Beijens is aan het eind presies even ver als
aan het begin, heeft niets geleerd, hoogstens
nog eens z'n mening opgefrist dat n het
leven ('n de kunst alleen uit het sosialisme
normaal herboren kunnen worden 'n mening
die in 't hele boek met geen enkel woord
wordt gekultiveerd, de lezer niet geen enkel
argument spykervast in z'n denken wordt ge
hamerd, door geen enkele redenering tot aksioma
wordt verstevigd. En die Bsijera ten slotte
zelf verlocbent door z'n werkman in 'n
plafon-engeltje om te zetten.
Nu zal ik wel 'n benepen bourgeois, 'n klef
jochie zyn maar van al die «Kunstmenschen",
die 't met weten, heb ik waarachtig niet kunnen
leren hoe 't wel.is.
Opnieuw ben ik onbekeerd teruggekomen
Na dit mislukt gezoek heb ik gemeend 't
te mogen opgeven en »Kunstmenschen" van
een andere, mij in 't algemeen veel simpatiekere,
kant te mogen beky'ken. Welbeschouwd kan
iiliiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiliiliiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiin
Maar heusch, ik ben niet van..." verder
kon ik niet komen, want zy begon dadelyk weer :
Nee, uwe kan 't niet hellepe, uwe zal ook
wellicht maar loontrekkend dienaar weze, maar
uwe kan ze gerust compelement van mijn zegge,
dat ze van d'r geld een boel meer plez.er
kunne hebbe late ze maar 'ris kijke na 't
Leger *), die doen wa', die steke d'r klaviere
uit, die drage geen glecées as ze by' arme mense
kom me ...''
Er was tot dusver geen speld tusschen te
kry'gen geweest, maar toen ze haar hart lucht
had gegeven werd zij kalmer en kreeg ik ge
legenheid om haar de reden van mijn komst zoo
beknopt mogelyk mede te deelen. ..
Met openzakkenden mond en oogen die hoe
langer hoe ronder van verbaasde-argstigheid
werden, keek zy' my aan, liet haar armen, die
zij gedurende haar redevloed meestal op de
heupen had gehouden, slap langs het lijf vallen
en vroeg toen als aan zichzelf: Hoe heb ik
't nou? Mot dat hier in de buurt gebeurd
weze ?"
Inmiddels waren de vrouw van de garnalen
en een aantal andere met en zonder kinderen
voor de deur van ouwe Klaas gf komen en keken
nu en dan, de handen aan wtèrszyden van 't
hoofd houdend, door de groenige ruitjes naar
binnen. Een paar malen gooide een brutaal
kind de bovendeur open en schreeuwde: Malle!...
O Malle!
't Werd tijd om den aftocht te bladen de
voorteekens van in de maling" waren al te
duidelijk waar te nemen. Ik wilde mijn terug
tocht eervol bestaan en behoorlyk dekken,
daarom vereerde ik mevrouw Klaas een tuiden
en zei op 't punt van vertrek vriendelijk dank
voor de ontvangst te narent.
Dat geschenk had echter een geheel onver
wachte en verkeerde uitwerking, want de
redery'ke vrouw dacht zeker: als een heer voor
niemendal een gulden geeft is hij bepaald niet
snik daarom bekeek ze een seconde l ing,
wantrouwend het geldstuk, maar ziende dat het
echt was liep ze op eens de deur uit en
riep mij, even als de ai dere, op straat staande
vrouwen en kinderen, honend na: O, Malle !...
Malle !
Ik was blij dat ik er met dit nog al onschul
dige scheldwoord afkwam. Het hu:s in kwestie
heöik nooit kunnen vinden, en het zou my'
niet verwonderen dat het in een geheel ander
stadsgedeelte staat. Misschien dat ik later nog
eens zoo gelukkig ben het te ontdekken.
Voorloopig heb ik my'n onderzoekingen ge
staakt, maar mocht er iemand van mijn lezers
zijn, die een gelegenheid weet, waar ik
kennis zou kunnen maken met een fatsoenlyk
rste-klasse spook, dan houd ik my'vriendelyk
voor een U fxt volledig adres aanbevolen.
Zoolang ik de eer van zoo'n kennismaking
mis, moet ik wel blijven aannemen dat, hoewel
men te Amsterdam spookhuizen" vindt, er toch
inderdaad GEEN SPOKEN ZIJN'' dan die de
menschen zelf in hun verbeelding of in hun
eigen gemoed doen ontstaan en laten.rondwaren.
*) Leger des Heils.