De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 februari pagina 4

22 februari 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR fEDERLAir». No. 1339 't me zo weinig schelen wat 'n artiest betogen wil, als z'n manier me maar genot geeft, als ik maar feesten kan van kleur en geluid, als ik maar bewondering voel voor de potige vak kennis van 'n geroetineerd werker. En ik heb blad na blad weer omgeslagen, zoekend naar détails van schoonheid, naar de taalfonkelingen, die de artiest onderscheiden van de verspreideberichten-schrijver. Maar niets. Geen bladzij, geen regel, waar je warm by wordt, die op je afkomt als 'n kerel met gloeiende ogen, breed gebaar, hartstochtelike stem, of als 'n vrouw met dromende blikken, stil-grasieus bewegen, teer-helder geluid. Geen etorm van angst, schrik, ontzetting vaart door de woordenden ; geen zacht windgefluister ook, dat vleugen verrukking aanwaait van verre, bly-weemoedige droom-dingen. Niets ... droogweg is alles verteld, in de gewone vertel-trant die ieder aan wat praten gewend mens zich eigen heeft gemaakt; gladjes-weg is alles geschreven, in de doorsnee-briefstal, die aan elk in wat korrespondensie geroetineerd mens toebehoort. Van de nauwgezette, zorg- en liefdevolle behandeling, die 't taalmateriaal uit artiestenhand toekomt, is niets te bemerken wel van overhaasting en slordigheid. Dit laatste moge voor 'n deel op de rekening van slechte k rreksie over te schrijven zy'n (toch behoort m. i angstvallige korreksie tot de niette verwaar lozen plichten van 'n auteur, die z'n werk zo liefheeft, dat hy 't niet in 'n sjofel pakje de deur uitstuurt) voor 'n deel vindt 't z'n oorzaak ook in gemis aan zorg, in een te gemakkelike opvatting van het werk, in een niet voldoend luisteren naar wat de eenmaal neer geschreven zin zegt. Voorbeelden: Dl. I blz 12: >vroeggesleten, snel-weggeleefde materie" (ciifcfe); blz. 13: ,nog alti/jd (natuurlik I) met dat korte onderrokje aan"; blz 33: >Hy had haar geschilderd voor een stuk dat, toen hem, wat toen zoo zelden gebeurde, de(n) lust bekroop het af te maken en by het in derdaad ook deed, onwillekeurig iets werd als L'offrande van Knopff' (zeer leuk en foutief van bouw;) blz. 43: «omdat hy' haar niet weder en niet durfde aan de deur (te) zetten"(?); blz. 46: >Ik heb hier laast nog in de plaat gehad in van Caldecot(t)" (?) ; blz. 52 : «waar van hy den invloed van onderging"; blz. 53: tvoor Wille m zich goed herinnerde, dat deze kwam om hem te halen voor de vergadering van de vereniging"; blz. 65: »die recht op in zyn stoel zat met zyn tronie"(? !); blz. 76: ?waarvan zy gebruik maakten om elkander te zitten op te frisschen met in het rumoer byna in onverstaanbare zinnetjes" (by'na onver staanbaar I); blz. 93: »pied-a-terre" in plaats van »piedestal"; enz. enz. Voorts nog telkens en telkens moeielik leesbare zinnen, waarin met de icterpnnksie is geknoeid, woorden te veel of te weinig staan en slordigheden zooals het herdopen van Willem's broer van H-nri in Louis. Ik zie waarlik geen kans, hoeveel reden er ook voor me is een boek van Thorn Prikker met belangstelling en geweten te bestuderen. ?Kunstmenschen" nog van 'n andere kant te bekeken, waardoor my n opinie zich zou vry eigen. Zooals ik 't nu zie, komt bet me onbete kenend en mislukt voor. J. TEESTBEG TONY SCHTJMACHER, Kijkjes op het dagelijksch leven. Amersfoort, G. J. Slotbouwer. Wanneer Toi-y Schumacher mijne bespreking van baar jongste werk leest, dan kan ik mij zoo goed voorstellen, hoe zij met zekeren weerzin bet hoofd zal schudden, nu ik baar boek karakteriseer als ,een bundel preeken" en dan nog wel preeken voor de zeer eenvoudigen in den lande. Juist door dat ontkennen zal zij echter het vonnis over zichzelf vellen. Want dit is de groote fout van haar boek: men denkt en hoopt erin te vinden beschouwingen van iemand met ruimen blik, die zullen opwekken tot nadenken en ook tot navolging, terwijl men inderdaad krijgt meestal vrij naïeve opmerkingen, die van den kansel uitgesproken voor een eenvoudig auditorium wel zyn aan te hooren, maar de kern missen om met blijvende aandacht gelezen te worden. Het klinkt zoo veelbelovend in de voorrede: »Als jan de zon der menschenliefde, de stralen van een warm hart, door de wolkeu breken dan schitteren de eenvoudige bloemen langs het gelijkvloersche pad in heldere lichte kleuren en dan ia het een genot ze te verzamelen in een schoenen ruiker voor degenen, die nog niet sterk genoeg zijn, of door de omstandigheden verhin derd wordeo, o na de frissche hoogten te be klimmen en die tocb soms dringend naar eene opwekking verlangen" Een enkele maal komt er in de «leer-redenen" ook wel eens iets voor, dat mij bij de lezing de hoop weer deed koes teren op vervulling van deze belofte, maar tel. kens werd daaraan plots de bodem ingeslagen door een of andere wanhopige alledaagsche op. merking. Een pteek moet wel zeer rijk aan inhoud zijn, zal zij, wanneer zij is gedrukt, voldoen. Bovendien behoort de schrijver of schrijfster er zorgvuldig voor te waken, dat het euvel, het welk altijd eenigermate aau dit soort literatuur kleeft het poseeren als iemand, die alles beter weet, alles scherper opmerkt, alles fijner voelt zoo min mogelijk op den voorgrond treedt. In de kerken spreekt daarom de predi kant veelal van vwij," zich daarbij zelf inlij vende bij degenen, die niet doen als een Cüristen betaamt. Tory Schumacher vindt er daarentegen geen bezwaar in zichzelf tot voorbeeld te stellen. Zij vertelt u achtereenvolgens, hoe men, wanneer men zich maar naar haar richt, zich behoorlijk zal gedragen in een winkel, in een ziekenkamer, op reis, in de komedie, in dienst, bij het zoeken naar een woning, bij onweer, in de wachtkamer van een geneesheer, in de kerk enz. enz. Door haar woorden brengt zij overal tevredenheid en betere inzichten, door haar daden verneemt men, hoe men zich nu eigenlijk als een nobel mensch dient te gedragen. En voldoening dat zij heeft van haar opvattingen! Met den jongen zanger, die haar met zijne studiën hinderde als zij aan haar schrijftafel had plaats genomen, heeft zij 't op een accoordje gegooid, zoodat hij nu gaarne een nieuw verschenen boek van de schrijf ster leest of een van haar opstellen, die zij hem ter kennismaking toezendt! Op een van hare buitenlandsche reizen betrapte zij er het kinder meisje van haar logement op, dat zij bezig was de stukjea van een prospectus, waarop toevallig Tony's portret en naam gedrukt stonden en die zij uit den emmer met, wascbwater gered had, in de zon te drogen. En toen zij op een andere buitenlandsche reis aan een stervenden jongen h B ar reiskussen cadeau deed, kon zij verklaren: «Nooit heb ik zulk een innigen dank ontvan gen." Dit zijn maar enkele staaltjes genoeg echter om te beseff n, dat je 't in binnen- en buitenland altijd even pleizierig hebt, wanneer je maar net zoo doet als ony. Tot welke bij zonderheden zij hierbij afdaalt moge blijken uit de vrij omstandige beschrijving, hoe zij deed toen zij bij bet ontbijt een beentje van een cip bij het kluiven »in de verkeerde keel" gekregen had. Tussehen het verslag van haar doen en laten krijgen wij ook soms uitspraken, zooiets als richtsnoeren voor het volgende leven en in ieder geval aan te bevelen aan hen, die spreuken voor een scheurkalender verzamelen. Een paar heb ik er genoteerd: Wat mij betreft sta ik nu op het standpunt dat niemand van ons kwaad zal doen de ellende die nu eenmaal heerscht, onder de oogen te zien, zelfs al worden sommige toestanden in te sterk sprekende kleuren geschilderd (pag. 81). Dienen moeten wij allen, maar het mag nooit tot slaveudiensten ontaarden, want deze dooden de blijmoedigheid bij het werk (pag. 99). Naar mijne beschouwing is de keuze der winkels waar wij koopen een geheel persoonlijke kwestie, waarbij geen vaste regelen kunnen dienen (pag. 13). Bij het zoeken naar eene woning is een helder rerstand en een goed oog noodig; maar daaren boven een warm hart en een goeden wil. Stoor je niet aan 't geen anderen zeggen, maar handel naar eigen overtuiging (pag. 160). Over die punten te debatteeren zou veel strijd lust vorderen. Trouwens, het boek wekt zoo weinig op tot een frissche discussie, men be aamt maar liever en leest verder. Er is alleen n onderwerp, waarover ik 't waag met Tony Schumacher van meening te verschillen. Op pag. 75 van haar boek lees ik; »0f het nu aan te raden is kinderen mee te nemen naar de voorstellingen van het tooneel ? Ik zou hierop met een beslist »neen" antwoor den. Juist omdat voor de kleintjes de eenvou dige hulpmiddelen van moeder of kindermeid nog voldoende zijn voor hunne behoefte aan vertooning van hetgeen iu hun dagelijksch kringetje te huis behoort; en omdat de kiadernatuur uit horen aard reeds medewerkt door zelf komedie te spelen, houd ik bet voor o ndoelmatig hen reeds vroeg mede te nemen naar voorstellingen, die voor ?olwassen menschen bedoeld zijn. »Maar dan toch zeker wel naar kindervoor stellingen, naar Kerstsprookjes en andere van die aardige tooneelvertooningen, waarin zooveel is dat het kinderopg in verrukking brengt?" Neen naar die vooral niet. Op het gevaar af van eenzijdig of al te streng gehouden te worden zeg ik dit.... Het gevaar is maar al te groot, dat die aldus verwende kleine menschen, als zij eenige jaren later een sober voorgesteld classiek tooneelstuk zien, of eene eenvoudige maar degelijk schoone opera booren, die kunst uitingen gewoon vermeiend zullen noemen". Uit een gausch ander vaatje wordt getapt op pag. 227 en vlgg., waar ik o.a. las: *0f het aan te raden is kinderen mede naar de kerk te nemen? Het verhaal van den twaalf jarigen Jezus spreekt er voor.... Ik herinner mij nog menigen kerkgang uit mijne kinderjaren. Natuurlijk heb ik veel van hetgeen er gepreekt werd niet begrepen; op enkele woorden gelet; met mijn beenen gebengeld en met moeite mijn geeuwen onderdrukt als na het tweede gedeelte nog geen »Amen" volgde; maar er bleef toch altijd wel iets bij mij hangen. Bijvoorbeeld een tekst dien ik op de school van buiten geleerd en opgezegd bad, werd hier op een plechtige wijze voorgedragen en uitgelegd. De gezangen uit het gezangboek werden medegezongen in het, eerst alleen omdat de groote menscheu het deden maar zij bleven hierdoor beter in het geheugen. Het gedwongen stilzitten doet geen menschenkind kwaad. Een uur is zoo lang niet; en het mondje eens te moeten houden en zich heel stil houden is een uitstekende oefening voor menig kind". Foei, Tony, van de kerk een soort crèche te maken alleen reeds de eerbied voor den predikant moest u daarvan terughouden. Maar ook van het kind maakt ge u wel een wat scheeve voorstelling. Het Brave-Hendrikken systeem moest nu toch eindelijk eens van de baan raken. Ik durf 't gerust op mijn verant woording te nemen mijn kinderen naar ^Hansel und Gretel" of iets dergelijks te laten gaan, ze hebben er het grootste plezier en ik zou niet weten wat er aan hen daardoor bedorven zou worden. Maar ik heb ze te lief om ze onder een preekstoel te zetten, waar woorden gesproken worden, die niet voor hen bestemd zijn, waar zij zich zitten te vervelen en voor goed van de kerk een schrik krijgen. En hiermee neem ik afscheid van Tony's boek. w. r. A. Wij kunnen slechts gelooven aan de oprecht heid eener bekentenis, wanneer wy dit denk beeld aannemen, dat wij altijd ons-zelf zyn in het kiezen onzer verschillende houdingen. Fragmenten Dit een boel van Georiette Letóanc, In het eerste nummer der nieuwe serie van het tydschrift La Vogue (Januari 1899) ver schenen eenige fragmenten uit een boek over de Smart, de Jlede en de Vrouw, dat Maeterlinck's vrouw bezig was te schryven. Tot dus ver is, naar ik meen, dit boek nog niet ver schenen. Nu door haar optreden in Morma Vanna meer dan te voren de aandacht op deze merkwaardige vrouw is gericht, bied ik de lezers van dit Weekblad een vertaling dezer frag menten aan. * * Waarom zouden wy in opstand komen tegen de onvolmaaktheid 'l Zij is wellicht het menschelyk gelaat van ons ideaal. * * De vrede bestaat misschien in: helderziende te blijden by' smart zoowel als bij vreugde, maar wanneer wy ly'den, sluiert ons oordeel, evenals onze blik, zich met tranen. Zoo ont snapt ons de eenige kracht, die ons zou kunnen redden uit ons leed. * * ^ Zoo de menschen niet anders leden dan de smarten, die rechtvaardig en rechtma'tig zijn, zou de beteekenis van de smart weldra by' de menschen weldra gansch anders zijn geworden. * * Wijze menschen begrypen elkaar, zelfs als z\j het niet eens zyn. * * De kennis van ons zelven brengt ons nader tot de menschen, daar zy ons klaarder doet zien de verschillen, die ons van hen scheiden * * Zy die gelooven aan de noodzakelijkheid om zich een masker voor te doen, blijven toch zichzelf niet in de keuze van bun masker? Hoe te onderscheiden wat wij zijn van datgene wat wy werschen te zijn? Waar houdt de begeerte van onzen wil op, en en waar open baart zich onze natuur tegen onzen wil ? Maar is het niet verkeerd te veel te denken over dezen twijfel, en zyn wy niet gansch en e. in hetgeen wy willen even zoowel als in het geen wy niet willen ? Zoo py ontsloot zy t van wysheid en verstand, zult gy u dan aanmatigen wys en verstandig te willen zyn ? De wijsheid ligt niet in onaandoenly'kheid, integendeel: de schoonste eigenschappen der ziel komen vooral dan uit, wanneer het lot ze ruw beroert... zy gelijken op rijke stoffen, wier diepe plooien nog des te meer de harmonie en den glans doen uitkomen, # * * De goedheid bestaat niet hierin: alles te vervormen naar ons ideaal van volmaaktheid en alles te zien in het licht van het goede en schoone, maar veeleer hierin: de waarheid te schatten zóó als zy zich aan ons voordoet... Zoo zy ons, by het meerendeel der menschen, armzalig en eng toeschijnt, laat ons dan niet gelooven dat wij onzen plicht vervullen door ons met toegeeflijkheid af te wenden en te vergeven. Dit is ons weder een recht toeken nen dat wij niet bezitten, want wy zijn nooit zóó vry van fouten, dat wy het recht zouden hebben die van anderen te vergeven en te veroordeel en. * * # Elke dag, elk uur brengt ons innerlijk leven een deeltje goud, koper of zilver, en gelijk aan een bewonderenswaardig of middelmatig mozaiek, hangt dit leven geheel af van de wysheid die voorzit by de teekening en de schikking der metalen die het toeval ons zendt. * * Wij moeten onze oordeelvellingen wantrou wen, vooral wanneer zy verstandelijke wezens >etrtffen, want het komt zelden voor dat het verstand ons niet weet te geven hat schijnbeeld van alle schoonheid en alle deugd waarmee wy het wenschen vereenigd te zien. * * Is het niet op het oogenbiik, waarop wy het recht erlangen hardop te spreken over ons zelf en luide ons geweten te openbaren, dat wy' leeren te zwijgen over anderen ? Inder daad, hoe meer wij de omwegen, de schuilloeken en verborgenheden, en de tegenstrij digheden van onze gevoelens, ons geweten en onze daden onderscheiden, hoe meer wy tot iet besef komen van het gevoel onzer beperktaeid de eenige manier voor de menschen om een schemer te ontdekken van het onein dige , des te meer komen wij in verzoeking om te zwygen over de menschen. * * * Er zyn vele dingen, ten aanzien waarvan de rede niet redelijk kan blijven, dan door zich onbekwaam te oordeelen er over te rede neeren. * « * De rede, zoo zy waarachtig is, kan niet geschokt worden, zy is getuige van al wat er in ons binnenste omgaat, als een vreemdelinge, die de taai niet verstaat, welke men om haar heen spreekt, een vreemdelinge, die toeziet, die luistert zonder te begrypen en die stil zwijgend afwacht tot men haar in haar eigen taal ondervraagt. * * Gelijk een zeldzame plant zich voedt met de gewone aarde, zoo moet ons geluk, zoo het zelfbewust en sterk is, grooter worden door de werkelijkheid. * * De man, daar hy' meer dan de vrouw geschikt is om in het abstracte te leven, kan zich gemakkelijk ontwikkelen en de levenswijsheid verkrygen door studie en nadenken, zonder deel te nemen aan de gebeurtenissen om hem heen. Maar voor de vrouw is het anders, wier verstand vooral voedsel ontvangt uit haar gevoelsindrukken en gevoelens. Zij moet be minnen, leven en lijden, eer zy in staat ia een ongeschokt geluk te smaken. * * # De vrouwen zijn trotsch en ijdel, omdat zy niet in zichzelf gelooven; zy' hebben dan de instinctmatige behoefte om door de hulde der mannen zich haar leven bewust te worden. ? ? Het verstand der vrouw moet altijd door het hart gaan, eer het ontwaakt in het leven. * * * De wysheid der vrouw is nooit zóó ryp als die van den man, op sommige plekken bly'ft zy onryp en ZÜknerst, als het lot er in bijt. * * * By de vrouw, is het verstand misschien niet ontbloot van sensualiteit, deze is voor haar natuur wat het ruwe haren boetekleed was voor het vleesch der mystieken. N. J. BEVERSEK. Letterkundige ceimr. In de laatste vergadering der Gesellschaft für deutsche Literatur" te Berlijn heeft professor Alexis Holliiader een vermakelijke bijdrage ge leverd tot het onderwerp: letterkundige censuur. De Nutionalzeitung van 22 Januari schrijft er over: Prof. Hollander bracht twee brieven ter tafel uit de nalatenschap van wijlen den Berlijnschen hof-boekhandelaar Alexander Duucker, die beide betrekking hadden op de uitgave der firma Duncker uit het jaar 1S52, en wel op een boek, dat toenmaals grooten opgang maakte en veel gelezen werd: Egluntine, -Roman door Prinses van *** De eerste brief, dien prof. Holliiader voorlas, was van M. C. Nicolaus von Niebuhr, den zoon van den grooten geschiedschrijver, die in 1851 kabinetsraad van Friedrich Wilhelm IV geworden en in dezs invloedrijke betrekking een onderdanig dienaar der reactie was. In zijn schrijven aan Duncker maakt Niebuhr dezen de ernstigste verwijten hierover; dat hij als k niglicber Hofbuchhiiadler'' een geschrift als Eglantine op de markt had gebracht. Het was een in de hoogste mate gevaarlijk boek '. Het maakte den Pruisischen adel, dien men toch waarlijk, vooral na de stormen van 18 IS, wel reden had te beschermen, nutteloos belachelijk, was vol van revolutionaire tendenzen, emanci patie-gedachten, bedenkelijke democratische nei gingen en kwetste door de wulpschheid van tal van tooneelen en schilderingen alle wetten der zedelijkheid. Het was te minder verdedigbaar zulk een roman uit te geven, nu hij ging onder den naam van een prinses en daarom onwille keurig des te prikkelender werkte. Nu is het vermakelijk met dezen brief den tweeden te vergelijken, geschreven door de schrijfster van den roman zelve: Prinses Amalie van Sleeswijk-Holstein, een tante der tegen woordige keizerin. Zy schrijft daarin aan Duncker dat zij, nn toch eenmaal de sluier der anonymiteit door allerlei berichten in krantea was weggenomen, niet langer kon noch wilde aar zelen overal ruiterlijk te bekennen dat zij de schrijfster van »Eglaütine" was. Zij deed dit te liever, daar de koning zelf zich bijzonder waar deerend over den roman had uitgelaten en haar met dezen letterkundigen arbeid had gelukgewenscht. Het oordeel Zijner Majesteit had voor haar bijzondere waarde, niet alleen omdat het door een koning werd uitgesproken, maar ook omdat deze koning tot de verstandigste en ge niaalste mannen van zijn tijd gerekend werd. Prof. Hollander gaf, na voorlezing dezer brie ven, een kort uittreksel van den roman, waar van Niebuhr, plus royaliste que Ie roi, verklaard iad dat bij gevaarlijk was voor Staat en zede lijkheid. Het bleek bierbij dat het boek zoo on schuldig is als men maar denkeu kan, dat er sjeen spoor is te vinden van eenige «onzedelijk heid" en dat ook de door Niebuhr zoo ernstig afgekeurde democratische tendenzerr en revolu tionaire nieuwigheden zich tot zulk een geringe, zeer begrijpelijke mate van vrije beweging beperken, dat zij door onze bedendaagache sociale en politieke instellingen reeds lang als verouderd worden beschouwd. N. J. B. ODZB legerwetten. Miiitiewet, Landweerwet, Beservekader, toegelicht door W. VOSMAER, kapitein by den generalen staf. 's Gravenhage, Martinus Nyhoff, 1902. De heer Vosmaer heeft niet alleen de geluk kige gedachte gehad de legerweUen zóó ver krijgbaar te stellen, dat zy' nu veel beter onder het bereik vallen van de velen, die er belaag in zullen stellen welk aantal wel sterk zal toenemen doch ook, door ze zoo toe te lichten, dat ze veel begrijpelijker worien; niet alleen voor de goede burgery, maar voor ook militaire en burgerlyke ambtenaren ,welke vermoedelijk dit boek niet onvoldaan zullen ter zy'de leggen. By een e rentueelen herdruk zou het gewenscht zy'u ten behoeve van hen, die de wetsartikelen officieel hebben te citeeren, de nunmers, data en bladzyde van het Staatsblad en het B. M. op te nemen, ttouwens een kleine moeite, die ieder officier of ambtenaar al lezende door enkele kantteekeningen rauwelijks zal tellen. Een zaakregister verhoogt de bruikbaarheid. De heer Vosmaer heeft het echter riet by' een toelichting op de legerwetten gelaten, en in een goed geschreven it leiding de wenschelykheid van de legerwetten aangetoond en ver klaard. Die inleiding nu geeft mij te veel een pleidooi voor de militiewet 1901, en een niet juist gemotiveerde veroordeeling van hetZwitsersche stekel. Niet juist is het te zeggen: By'na alle oefeningen, die men den soldaat leert zyn slechts middel en geen doel. Middel om hen physiek en moreel meer geschikt te maken voor de uitoefeningen van zijn functie in oorlogstijd en tevens middel om hem lang zamerhand te leeren z\jn eigen wil ondergeschikt te maken aan dien van t,mieren, m. a. w. hem te disciplineeren" en m. i. niet minder onjuist, de zeer apodictich gestelde uitspraak : Direct nut voor de volksweerbaarheid, d. w. z. den graad van weerbaarheid van de natie hebben zy' (d. z. de vrijwillige oefeningen in den wapen handel) in het minst niet, omdat de graad van weerbaarheid uitsluitend bepaald wordt door het gehalte en de getalsterkte van het leger." Wanneer men zoo weinig gevoeld voor de oefeningen buiten het leger, ja, dai is het te begrijpen, dat men zegt: het te wapen loopen"' van het ginsche volk is uit den ty'd en volkomen nutteloos." Uit den ty'd ! Alsof we niet eeuwig cirkel den, zy het ook in een spiraal. F. De Militaire Gids, 2e afi. Deze aflevering brengt de verrassing, dat de leiding van dit militaire tydschrift thans niet mear berust by den kol. F. H. Boogaard, en nu is toevertrouwd aan den heer jhr. G. J. W. C. H. Gnafland, oud luit. kol. van het Indische leger. We kennen de redenen niet, die den heer Boogaard tot een aftreden noopten, niettemin teekenen wy hier gaarne aan, hoe dat aftreden van dezen kundigen, ijverigen redacteur door velen met leedwezen zal worden vernomen. Gelukkig heeft deze redactie wisse ling geen wyziging gebracht in het programma van dat orgaan, en hetgeen uoor den heer Graafland wordt opgemerkt >naar aanleiding van onze richting", versterkt ons dan ook in de meening, dat de Gids in waarheid wil zijn een wegwijzer, in de goede richting, zóó dat niet de weermacht een deel bly've van de natie, doch dat deze in haar geheel tevens de weermacht zij." Een hoogst belangwekkend artikel van den heer J. A van Kretscbmar van Veen, oud-direc teur derNed.Zuid-Afrik. spoorweg-maatschappij over »het ijzeren Regiment", reeds vroeger in dit weekblad besproken en een niet minder interessante bijdrage van een reservekorporaal een stukje waarop de Ganestet's «van een leek, maar 't houdt steek" op toepasselyk is doen het beste van dit tydschrift hopen. Moge 't vele, vele lezers vinden ??niet alleen m militaire kringen. A. Les armoiries de la Républifjue SudAfncaine (Transvaal). Par JOSEPU JOUBERT, Membre du conseil Héraldique de France Augustin. Challamel, diteur. 17, rue Jacob, Paris 1903 De franscbe heraldie.ua, wiens r.aam on& zoo bekend in de ooren klinkt, geeft in dit aardige boekje een historische beschryving van het Transvaalsche wapenen van het Oranje-Vrystaatsche alsmede van de geschiedenis der boeren. De haer Joubert vergist zich een enkel maal, n 1. waar hij »de orde van den Gouden Laeuw" een Nederlaridsche noemt en de M. O. W., alsmede de orde van O. N. vergeet. B. Oüze Spellingkwestie. Het is 'en lastige toestand waarin we met onze spellingstryd zo gaandeweg gekomen zyn: de Vereniging tot Vereenvoudiging van onze schrijftaal neemt hand over hand toe niet alleen in leden-beethoofden, maar in de meestbezadigde onderwysmannen en burgers en noch veel meer zyn er die gén lid worden en er tocb vol van zyn. Ouders ran schoolgaande kinderen pruttelen of doen hun best verande ring in het onderwijs te brengen. Bij het Nederl. Onderwijzers Ganootschap is de kwestie aanhangig gemaakt. Sshoolopzieners en leden van kommissies van toezicht spreken er over om het gemor van eigen geweten, van onder wijzers en van ouders weg te kunnen nemen. En zo zou ik tal van feiten kunnen noemen, om ons hier alleen maar tot Nederland te be palen. Immers, komen wy daarbuiten, dan horen wy te Kortrijk de schetterende tonen van het verzet van de Heer Prayon v. Zuylen, die'en groot gedeelte van de Vlaamse Akademie en 'en veel kleiner gedeelte van het Vlaamse volk vertegenwoordigde, maar daartegenover ook het voor Z. Afrika en de Vereenv. Sp. wel sprekende pleidooi van Dr. Mansveld, om het voor de Nederlanders in Amerika eventjes gezegde geestige woordje van Ds. Henry Beets van Grand Rapids, ook al 'n voorstan der van vereenvoudiging, maar niet te noemen. Wegen tegen elkaar: Nederland + Z. Afrika -f- 'n deel van 't Vlaamse volk tegenover Prayon T. Zuylen met 'en ander deel van dat zelfde Vlaamse volk, nee,|dat willen wij niet, want op de schaal van de laatste lag 'en zwaard, dat van de polietiek. En vanzelf de polietiek ziet U, dat is toch maar je ware; die geeft overal, vooral daarginds, de doorslag l Dus laten we ons tot Nederland bepalen. In de Tweede Kamer vraagt telkens Brummelkamp maatregelen tegen dit vervloekt kollewynisme; in de Eerste Kamer vroeg Alberda van Ekenstein invoering of tenminste over weging van datzelfde kollewijnisme; op geen van beider woorden ging ook weer deze mienister in. .Onze Een w" zag angstig om c aar de held die de draak van ketterije-inzake-taal-enspelling zou doden en vond de heer Kluyver die met de rug naar de draak toe ging staan en overpeizingen gaf over de heerlike lyd toen er nog geen draken waren. Die over peinzingen werden gedrukt en twee, drie nieuwe koppen schoten uit en spogen vuur en vlam. Of eigenlik waren het de oude strijdkoppen als die van Kollewyn, v. Heiten en Schepers, maar ze gaven toch maar nieuwe angst. En zo* zyn we dan op 'en punt gekomen dat er geen verdediger van betekenis van De Vries en te Winkel'» sisteem meer te vinden is; dat de bespringen en de weifelaars in aantal toenemen, terwijl er niemand is om .de. doorslag te geven. Je kunt met het Lager Onderwijs beginnen, maar de kinderen kunnen daarna staan voor de onmogelikste eksamens, waar allén de on dingen op dat gebied gevraagd worden. Men moet dus beginnen met die eksamens en dus weer met de eksamenkommissies. Daarin nu zit veel weifelends, veel verstokts ook en veel aan-sleur-hangends. Gedeeltelik bestaan ze natuurlik uit de leraren aan Gymnasia en H.B S. Van deze twee zijn de laatste uiteraard het bangst er voor, omdat hun leerlingen later weer, voor Breda of Willemsoord bv., eksamen moeten doen. De eersten zyn al veel vry er : hun leerlingen toch komen later aan de akademie en ontkomen zo aan tal van stampeksamens. Dan de en dit zyn dus blijkbaar de lastigste talloze kommissies voor de HulpHoofdakte, Middelbaar Nederl., Breda, Willems oord, notariaat, fröbeljuffrouw, enz. enz. Voeg gerust aan myn half dozijn een vol toe! Zy worden elk jaar opnieuw benoemd, maar hoevelen daar ook anders wliden,ze durven niet,omdat het ene rad in het andere haakt en «ziet u, de jocge man of vrouw zou er by 'en later ek samen last van kunnen hebben'1. Dat is de tover spreuk die voorlopig, tot ergernis van velen, de draak, die het oude afgeleefde besje wil doden, in bedwang houdt. En die oude heks lacht er om, want zij weet dat wel. En zie haar eens goed aan : ze is de verpersoonliking van het geschool meester, waartegen in de Groene Amsterdammer (nummers van 3 en 10 Aug. 1902) zo te keer gegaan werd. Voor ha»r rekening komt 'en goed deel van de sufheid en praktiese achterlikheid van ons opkomend geslacht; niet alles, er zyn meer faktoren, maar toch, ons vasthouden aan dode elementen en het nadruk leggen op de kennis van dat dode, zij ook hebben onze kinders meer kwaad gedaan dan onder woorden en berekeningen te brengen valt. Zouden wij nu eindelijk niet eens zover kunnen komen, dat de mienisters en andere regeringspersonen door wie de kommissies be noemd worden hun verzoeken : ook werk in de vereenvoudigde fpelling geschreven (wat door de genoemde tw*e woorden kon worden aar geduid), mits het Datnurlik voor het overige beantwoordt aan de gestelde eisen, goed te keuren? Dit ter overweging aan de regeringspersonen, maar de leden zelf van die kommissies, zou den zy niet aan schoolopzieners en andere machten kunnen zeggen: goed, ik wil benoemd worden maar onder bovengenoemde voor waarde !" Er is pressie van onderop ncdig, hoog nodig maar al te vaak. Ei als er onder de leden van de kommissies te bang voor hun baantje mochten zyn, zou len dan kommissies van toe zicht aan Burgerscholen niet kunnen vragen die voor hun leerlingen zo noodzakelike vryheid. Dezen zyn ten minste geheel en al onafhankelik en van de houding van de H. B S. hangt weer die van Lager Onderwijs af. Komaan, wie van de van goeden wille zy'nden verbreekt de toverban, verscheurt het spinneweb dat over ome kinderzielen gesponnen wordt, jaar op jaar, dag op dag! SAGITTAEIUS. IIIIIHIIIHIlmlIlmilHIIIIIIIIIIIHIIIIIIUIIIIIIHtllllllllll» TRADEMARK MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijgbaar bij alle Wijnhandelaars en bg de vertegenwoordigers KOOPTVAXS A B B UIKI KR, Wjjnhandelaars te Amsterdam. Hoofd-Depöt VA.S Dr. JAEGER'S OR: NorMl-Iolartitek K. F. DUÜSCHLB-BUNGI» Amsterdam, Kalveritr. IK Eenig specialiteit in tieu artikelen in geheel Nerlerf VERSTERKIN GSMIDDEL. Verkrijgbaar bij apothekers en drogisten. Piano-, Oiiel- en Mnzietaflel MEYROOS «k KALSHOVfiN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en In Huw Beparearan Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl