Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR fEDERLAir».
No. 1339
't me zo weinig schelen wat 'n artiest betogen
wil, als z'n manier me maar genot geeft, als
ik maar feesten kan van kleur en geluid, als
ik maar bewondering voel voor de potige vak
kennis van 'n geroetineerd werker. En ik heb
blad na blad weer omgeslagen, zoekend naar
détails van schoonheid, naar de taalfonkelingen,
die de artiest onderscheiden van de
verspreideberichten-schrijver.
Maar niets.
Geen bladzij, geen regel, waar je warm by
wordt, die op je afkomt als 'n kerel met
gloeiende ogen, breed gebaar, hartstochtelike
stem, of als 'n vrouw met dromende blikken,
stil-grasieus bewegen, teer-helder geluid. Geen
etorm van angst, schrik, ontzetting vaart door
de woordenden ; geen zacht windgefluister ook,
dat vleugen verrukking aanwaait van verre,
bly-weemoedige droom-dingen. Niets ...
droogweg is alles verteld, in de gewone vertel-trant
die ieder aan wat praten gewend mens zich
eigen heeft gemaakt; gladjes-weg is alles
geschreven, in de doorsnee-briefstal, die aan
elk in wat korrespondensie geroetineerd mens
toebehoort. Van de nauwgezette, zorg- en
liefdevolle behandeling, die 't taalmateriaal uit
artiestenhand toekomt, is niets te bemerken
wel van overhaasting en slordigheid. Dit laatste
moge voor 'n deel op de rekening van slechte
k rreksie over te schrijven zy'n (toch behoort
m. i angstvallige korreksie tot de niette verwaar
lozen plichten van 'n auteur, die z'n werk zo
liefheeft, dat hy 't niet in 'n sjofel pakje de
deur uitstuurt) voor 'n deel vindt 't z'n
oorzaak ook in gemis aan zorg, in een te
gemakkelike opvatting van het werk, in een niet
voldoend luisteren naar wat de eenmaal neer
geschreven zin zegt. Voorbeelden: Dl. I blz
12: >vroeggesleten, snel-weggeleefde materie"
(ciifcfe); blz. 13: ,nog alti/jd (natuurlik I) met
dat korte onderrokje aan"; blz 33: >Hy had
haar geschilderd voor een stuk dat, toen hem,
wat toen zoo zelden gebeurde, de(n) lust
bekroop het af te maken en by het in
derdaad ook deed, onwillekeurig iets werd als
L'offrande van Knopff' (zeer leuk en foutief
van bouw;) blz. 43: «omdat hy' haar niet
weder en niet durfde aan de deur (te) zetten"(?);
blz. 46: >Ik heb hier laast nog in de plaat
gehad in van Caldecot(t)" (?) ; blz. 52 : «waar
van hy den invloed van onderging"; blz. 53:
tvoor Wille m zich goed herinnerde, dat deze
kwam om hem te halen voor de vergadering
van de vereniging"; blz. 65: »die recht op
in zyn stoel zat met zyn tronie"(? !); blz. 76:
?waarvan zy gebruik maakten om elkander te
zitten op te frisschen met in het rumoer byna
in onverstaanbare zinnetjes" (by'na onver
staanbaar I); blz. 93: »pied-a-terre" in plaats
van »piedestal"; enz. enz. Voorts nog telkens
en telkens moeielik leesbare zinnen, waarin
met de icterpnnksie is geknoeid, woorden te
veel of te weinig staan en slordigheden
zooals het herdopen van Willem's broer van
H-nri in Louis.
Ik zie waarlik geen kans, hoeveel reden er
ook voor me is een boek van Thorn Prikker
met belangstelling en geweten te bestuderen.
?Kunstmenschen" nog van 'n andere kant te
bekeken, waardoor my n opinie zich zou vry eigen.
Zooals ik 't nu zie, komt bet me onbete
kenend en mislukt voor.
J. TEESTBEG
TONY SCHTJMACHER, Kijkjes op het dagelijksch
leven. Amersfoort, G. J. Slotbouwer.
Wanneer Toi-y Schumacher mijne bespreking
van baar jongste werk leest, dan kan ik mij zoo
goed voorstellen, hoe zij met zekeren weerzin
bet hoofd zal schudden, nu ik baar boek
karakteriseer als ,een bundel preeken" en dan
nog wel preeken voor de zeer eenvoudigen in
den lande.
Juist door dat ontkennen zal zij echter het
vonnis over zichzelf vellen. Want dit is de
groote fout van haar boek: men denkt en hoopt
erin te vinden beschouwingen van iemand met
ruimen blik, die zullen opwekken tot nadenken
en ook tot navolging, terwijl men inderdaad
krijgt meestal vrij naïeve opmerkingen, die van
den kansel uitgesproken voor een eenvoudig
auditorium wel zyn aan te hooren, maar de
kern missen om met blijvende aandacht gelezen
te worden.
Het klinkt zoo veelbelovend in de voorrede:
»Als jan de zon der menschenliefde, de stralen
van een warm hart, door de wolkeu breken dan
schitteren de eenvoudige bloemen langs het
gelijkvloersche pad in heldere lichte kleuren en
dan ia het een genot ze te verzamelen in een
schoenen ruiker voor degenen, die nog niet sterk
genoeg zijn, of door de omstandigheden verhin
derd wordeo, o na de frissche hoogten te be
klimmen en die tocb soms dringend naar eene
opwekking verlangen" Een enkele maal komt
er in de «leer-redenen" ook wel eens iets voor,
dat mij bij de lezing de hoop weer deed koes
teren op vervulling van deze belofte, maar tel.
kens werd daaraan plots de bodem ingeslagen
door een of andere wanhopige alledaagsche op.
merking.
Een pteek moet wel zeer rijk aan inhoud
zijn, zal zij, wanneer zij is gedrukt, voldoen.
Bovendien behoort de schrijver of schrijfster er
zorgvuldig voor te waken, dat het euvel, het
welk altijd eenigermate aau dit soort literatuur
kleeft het poseeren als iemand, die alles
beter weet, alles scherper opmerkt, alles fijner
voelt zoo min mogelijk op den voorgrond
treedt. In de kerken spreekt daarom de predi
kant veelal van vwij," zich daarbij zelf inlij
vende bij degenen, die niet doen als een Cüristen
betaamt.
Tory Schumacher vindt er daarentegen geen
bezwaar in zichzelf tot voorbeeld te stellen. Zij
vertelt u achtereenvolgens, hoe men, wanneer
men zich maar naar haar richt, zich behoorlijk zal
gedragen in een winkel, in een ziekenkamer, op
reis, in de komedie, in dienst, bij het zoeken
naar een woning, bij onweer, in de wachtkamer
van een geneesheer, in de kerk enz. enz. Door
haar woorden brengt zij overal tevredenheid en
betere inzichten, door haar daden verneemt men,
hoe men zich nu eigenlijk als een nobel mensch
dient te gedragen. En voldoening dat zij heeft
van haar opvattingen! Met den jongen zanger,
die haar met zijne studiën hinderde als zij aan
haar schrijftafel had plaats genomen, heeft
zij 't op een accoordje gegooid, zoodat hij nu
gaarne een nieuw verschenen boek van de schrijf
ster leest of een van haar opstellen, die zij hem
ter kennismaking toezendt! Op een van hare
buitenlandsche reizen betrapte zij er het kinder
meisje van haar logement op, dat zij bezig was
de stukjea van een prospectus, waarop toevallig
Tony's portret en naam gedrukt stonden en die
zij uit den emmer met, wascbwater gered had,
in de zon te drogen. En toen zij op een andere
buitenlandsche reis aan een stervenden jongen
h B ar reiskussen cadeau deed, kon zij verklaren:
«Nooit heb ik zulk een innigen dank ontvan
gen." Dit zijn maar enkele staaltjes genoeg
echter om te beseff n, dat je 't in binnen- en
buitenland altijd even pleizierig hebt, wanneer
je maar net zoo doet als ony. Tot welke bij
zonderheden zij hierbij afdaalt moge blijken uit
de vrij omstandige beschrijving, hoe zij deed
toen zij bij bet ontbijt een beentje van een
cip bij het kluiven »in de verkeerde keel"
gekregen had.
Tussehen het verslag van haar doen en laten
krijgen wij ook soms uitspraken, zooiets als
richtsnoeren voor het volgende leven en in
ieder geval aan te bevelen aan hen, die spreuken
voor een scheurkalender verzamelen. Een paar
heb ik er genoteerd:
Wat mij betreft sta ik nu op het standpunt
dat niemand van ons kwaad zal doen de ellende
die nu eenmaal heerscht, onder de oogen te
zien, zelfs al worden sommige toestanden in te
sterk sprekende kleuren geschilderd (pag. 81).
Dienen moeten wij allen, maar het mag nooit
tot slaveudiensten ontaarden, want deze dooden
de blijmoedigheid bij het werk (pag. 99).
Naar mijne beschouwing is de keuze der
winkels waar wij koopen een geheel persoonlijke
kwestie, waarbij geen vaste regelen kunnen
dienen (pag. 13).
Bij het zoeken naar eene woning is een helder
rerstand en een goed oog noodig; maar daaren
boven een warm hart en een goeden wil. Stoor
je niet aan 't geen anderen zeggen, maar handel
naar eigen overtuiging (pag. 160).
Over die punten te debatteeren zou veel strijd
lust vorderen. Trouwens, het boek wekt zoo
weinig op tot een frissche discussie, men be
aamt maar liever en leest verder.
Er is alleen n onderwerp, waarover ik 't
waag met Tony Schumacher van meening te
verschillen. Op pag. 75 van haar boek lees ik;
»0f het nu aan te raden is kinderen mee te
nemen naar de voorstellingen van het tooneel ?
Ik zou hierop met een beslist »neen" antwoor
den. Juist omdat voor de kleintjes de eenvou
dige hulpmiddelen van moeder of kindermeid
nog voldoende zijn voor hunne behoefte aan
vertooning van hetgeen iu hun dagelijksch
kringetje te huis behoort; en omdat de
kiadernatuur uit horen aard reeds medewerkt door
zelf komedie te spelen, houd ik bet voor o
ndoelmatig hen reeds vroeg mede te nemen
naar voorstellingen, die voor ?olwassen menschen
bedoeld zijn.
»Maar dan toch zeker wel naar kindervoor
stellingen, naar Kerstsprookjes en andere van
die aardige tooneelvertooningen, waarin zooveel
is dat het kinderopg in verrukking brengt?"
Neen naar die vooral niet. Op het gevaar
af van eenzijdig of al te streng gehouden te
worden zeg ik dit.... Het gevaar is maar al
te groot, dat die aldus verwende kleine menschen,
als zij eenige jaren later een sober voorgesteld
classiek tooneelstuk zien, of eene eenvoudige
maar degelijk schoone opera booren, die kunst
uitingen gewoon vermeiend zullen noemen".
Uit een gausch ander vaatje wordt getapt
op pag. 227 en vlgg., waar ik o.a. las:
*0f het aan te raden is kinderen mede naar
de kerk te nemen? Het verhaal van den twaalf
jarigen Jezus spreekt er voor.... Ik herinner
mij nog menigen kerkgang uit mijne kinderjaren.
Natuurlijk heb ik veel van hetgeen er gepreekt
werd niet begrepen; op enkele woorden gelet;
met mijn beenen gebengeld en met moeite mijn
geeuwen onderdrukt als na het tweede gedeelte
nog geen »Amen" volgde; maar er bleef toch
altijd wel iets bij mij hangen. Bijvoorbeeld een
tekst dien ik op de school van buiten geleerd
en opgezegd bad, werd hier op een plechtige
wijze voorgedragen en uitgelegd. De gezangen
uit het gezangboek werden medegezongen in
het, eerst alleen omdat de groote menscheu het
deden maar zij bleven hierdoor beter in het
geheugen. Het gedwongen stilzitten doet geen
menschenkind kwaad. Een uur is zoo lang niet;
en het mondje eens te moeten houden en zich
heel stil houden is een uitstekende oefening
voor menig kind".
Foei, Tony, van de kerk een soort crèche te
maken alleen reeds de eerbied voor den
predikant moest u daarvan terughouden. Maar
ook van het kind maakt ge u wel een wat
scheeve voorstelling. Het Brave-Hendrikken
systeem moest nu toch eindelijk eens van de
baan raken. Ik durf 't gerust op mijn verant
woording te nemen mijn kinderen naar ^Hansel
und Gretel" of iets dergelijks te laten gaan,
ze hebben er het grootste plezier en ik zou niet
weten wat er aan hen daardoor bedorven zou
worden. Maar ik heb ze te lief om ze onder
een preekstoel te zetten, waar woorden gesproken
worden, die niet voor hen bestemd zijn, waar
zij zich zitten te vervelen en voor goed van
de kerk een schrik krijgen.
En hiermee neem ik afscheid van Tony's boek.
w. r. A.
Wij kunnen slechts gelooven aan de oprecht
heid eener bekentenis, wanneer wy dit denk
beeld aannemen, dat wij altijd ons-zelf zyn in
het kiezen onzer verschillende houdingen.
Fragmenten Dit een boel van Georiette Letóanc,
In het eerste nummer der nieuwe serie van
het tydschrift La Vogue (Januari 1899) ver
schenen eenige fragmenten uit een boek over
de Smart, de Jlede en de Vrouw, dat
Maeterlinck's vrouw bezig was te schryven. Tot dus
ver is, naar ik meen, dit boek nog niet ver
schenen. Nu door haar optreden in Morma
Vanna meer dan te voren de aandacht op deze
merkwaardige vrouw is gericht, bied ik de lezers
van dit Weekblad een vertaling dezer frag
menten aan.
* *
Waarom zouden wy in opstand komen tegen
de onvolmaaktheid 'l Zij is wellicht het
menschelyk gelaat van ons ideaal.
* *
De vrede bestaat misschien in: helderziende
te blijden by' smart zoowel als bij vreugde,
maar wanneer wy ly'den, sluiert ons oordeel,
evenals onze blik, zich met tranen. Zoo ont
snapt ons de eenige kracht, die ons zou kunnen
redden uit ons leed.
* *
^
Zoo de menschen niet anders leden dan de
smarten, die rechtvaardig en rechtma'tig zijn,
zou de beteekenis van de smart weldra by' de
menschen weldra gansch anders zijn geworden.
* *
Wijze menschen begrypen elkaar, zelfs als z\j
het niet eens zyn.
* *
De kennis van ons zelven brengt ons nader
tot de menschen, daar zy ons klaarder doet
zien de verschillen, die ons van hen scheiden
* *
Zy die gelooven aan de noodzakelijkheid
om zich een masker voor te doen, blijven
toch zichzelf niet in de keuze van bun masker?
Hoe te onderscheiden wat wij zijn van datgene
wat wy werschen te zijn? Waar houdt de
begeerte van onzen wil op, en en waar open
baart zich onze natuur tegen onzen wil ? Maar
is het niet verkeerd te veel te denken over
dezen twijfel, en zyn wy niet gansch en e.
in hetgeen wy willen even zoowel als in het
geen wy niet willen ? Zoo py ontsloot zy t van
wysheid en verstand, zult gy u dan aanmatigen
wys en verstandig te willen zyn ?
De wijsheid ligt niet in onaandoenly'kheid,
integendeel: de schoonste eigenschappen der
ziel komen vooral dan uit, wanneer het lot
ze ruw beroert... zy gelijken op rijke stoffen,
wier diepe plooien nog des te meer de harmonie
en den glans doen uitkomen,
# *
*
De goedheid bestaat niet hierin: alles te
vervormen naar ons ideaal van volmaaktheid
en alles te zien in het licht van het goede en
schoone, maar veeleer hierin: de waarheid te
schatten zóó als zy zich aan ons voordoet...
Zoo zy ons, by het meerendeel der menschen,
armzalig en eng toeschijnt, laat ons dan niet
gelooven dat wij onzen plicht vervullen door
ons met toegeeflijkheid af te wenden en te
vergeven. Dit is ons weder een recht toeken
nen dat wij niet bezitten, want wy zijn nooit
zóó vry van fouten, dat wy het recht zouden
hebben die van anderen te vergeven en te
veroordeel en.
* *
#
Elke dag, elk uur brengt ons innerlijk leven
een deeltje goud, koper of zilver, en gelijk aan
een bewonderenswaardig of middelmatig
mozaiek, hangt dit leven geheel af van de wysheid
die voorzit by de teekening en de schikking
der metalen die het toeval ons zendt.
* *
Wij moeten onze oordeelvellingen wantrou
wen, vooral wanneer zy verstandelijke wezens
>etrtffen, want het komt zelden voor dat het
verstand ons niet weet te geven hat schijnbeeld
van alle schoonheid en alle deugd waarmee
wy het wenschen vereenigd te zien.
* *
Is het niet op het oogenbiik, waarop wy het
recht erlangen hardop te spreken over ons
zelf en luide ons geweten te openbaren, dat
wy' leeren te zwijgen over anderen ? Inder
daad, hoe meer wij de omwegen, de
schuilloeken en verborgenheden, en de tegenstrij
digheden van onze gevoelens, ons geweten en
onze daden onderscheiden, hoe meer wy tot
iet besef komen van het gevoel onzer
beperktaeid de eenige manier voor de menschen
om een schemer te ontdekken van het onein
dige , des te meer komen wij in verzoeking
om te zwygen over de menschen.
* *
*
Er zyn vele dingen, ten aanzien waarvan
de rede niet redelijk kan blijven, dan door
zich onbekwaam te oordeelen er over te rede
neeren.
* « *
De rede, zoo zy waarachtig is, kan niet
geschokt worden, zy is getuige van al wat er
in ons binnenste omgaat, als een vreemdelinge,
die de taai niet verstaat, welke men om haar
heen spreekt, een vreemdelinge, die toeziet,
die luistert zonder te begrypen en die stil
zwijgend afwacht tot men haar in haar eigen
taal ondervraagt.
* *
Gelijk een zeldzame plant zich voedt met
de gewone aarde, zoo moet ons geluk, zoo het
zelfbewust en sterk is, grooter worden door
de werkelijkheid.
* *
De man, daar hy' meer dan de vrouw geschikt
is om in het abstracte te leven, kan zich
gemakkelijk ontwikkelen en de levenswijsheid
verkrygen door studie en nadenken, zonder
deel te nemen aan de gebeurtenissen om hem
heen. Maar voor de vrouw is het anders,
wier verstand vooral voedsel ontvangt uit haar
gevoelsindrukken en gevoelens. Zij moet be
minnen, leven en lijden, eer zy in staat ia een
ongeschokt geluk te smaken.
* *
#
De vrouwen zijn trotsch en ijdel, omdat zy
niet in zichzelf gelooven; zy' hebben dan de
instinctmatige behoefte om door de hulde der
mannen zich haar leven bewust te worden.
? ?
Het verstand der vrouw moet altijd door het
hart gaan, eer het ontwaakt in het leven.
* *
*
De wysheid der vrouw is nooit zóó ryp als
die van den man, op sommige plekken bly'ft
zy onryp en ZÜknerst, als het lot er in bijt.
* *
*
By de vrouw, is het verstand misschien niet
ontbloot van sensualiteit, deze is voor haar
natuur wat het ruwe haren boetekleed was
voor het vleesch der mystieken.
N. J. BEVERSEK.
Letterkundige ceimr.
In de laatste vergadering der Gesellschaft
für deutsche Literatur" te Berlijn heeft professor
Alexis Holliiader een vermakelijke bijdrage ge
leverd tot het onderwerp: letterkundige censuur.
De Nutionalzeitung van 22 Januari schrijft er
over:
Prof. Hollander bracht twee brieven ter tafel
uit de nalatenschap van wijlen den Berlijnschen
hof-boekhandelaar Alexander Duucker, die beide
betrekking hadden op de uitgave der firma
Duncker uit het jaar 1S52, en wel op een boek,
dat toenmaals grooten opgang maakte en veel
gelezen werd: Egluntine, -Roman door Prinses
van *** De eerste brief, dien prof. Holliiader
voorlas, was van M. C. Nicolaus von Niebuhr,
den zoon van den grooten geschiedschrijver, die
in 1851 kabinetsraad van Friedrich Wilhelm IV
geworden en in dezs invloedrijke betrekking een
onderdanig dienaar der reactie was. In zijn
schrijven aan Duncker maakt Niebuhr dezen de
ernstigste verwijten hierover; dat hij als k
niglicber Hofbuchhiiadler'' een geschrift als
Eglantine op de markt had gebracht. Het was
een in de hoogste mate gevaarlijk boek '. Het
maakte den Pruisischen adel, dien men toch
waarlijk, vooral na de stormen van 18 IS, wel
reden had te beschermen, nutteloos belachelijk,
was vol van revolutionaire tendenzen, emanci
patie-gedachten, bedenkelijke democratische nei
gingen en kwetste door de wulpschheid van tal
van tooneelen en schilderingen alle wetten der
zedelijkheid. Het was te minder verdedigbaar
zulk een roman uit te geven, nu hij ging onder
den naam van een prinses en daarom onwille
keurig des te prikkelender werkte.
Nu is het vermakelijk met dezen brief den
tweeden te vergelijken, geschreven door de
schrijfster van den roman zelve: Prinses Amalie
van Sleeswijk-Holstein, een tante der tegen
woordige keizerin. Zy schrijft daarin aan Duncker
dat zij, nn toch eenmaal de sluier der
anonymiteit door allerlei berichten in krantea was
weggenomen, niet langer kon noch wilde aar
zelen overal ruiterlijk te bekennen dat zij de
schrijfster van »Eglaütine" was. Zij deed dit te
liever, daar de koning zelf zich bijzonder waar
deerend over den roman had uitgelaten en haar
met dezen letterkundigen arbeid had
gelukgewenscht. Het oordeel Zijner Majesteit had voor
haar bijzondere waarde, niet alleen omdat het
door een koning werd uitgesproken, maar ook
omdat deze koning tot de verstandigste en ge
niaalste mannen van zijn tijd gerekend werd.
Prof. Hollander gaf, na voorlezing dezer brie
ven, een kort uittreksel van den roman, waar
van Niebuhr, plus royaliste que Ie roi, verklaard
iad dat bij gevaarlijk was voor Staat en zede
lijkheid. Het bleek bierbij dat het boek zoo on
schuldig is als men maar denkeu kan, dat er
sjeen spoor is te vinden van eenige «onzedelijk
heid" en dat ook de door Niebuhr zoo ernstig
afgekeurde democratische tendenzerr en revolu
tionaire nieuwigheden zich tot zulk een geringe,
zeer begrijpelijke mate van vrije beweging
beperken, dat zij door onze bedendaagache sociale
en politieke instellingen reeds lang als verouderd
worden beschouwd. N. J. B.
ODZB legerwetten.
Miiitiewet, Landweerwet, Beservekader,
toegelicht door W. VOSMAER, kapitein
by den generalen staf. 's Gravenhage,
Martinus Nyhoff, 1902.
De heer Vosmaer heeft niet alleen de geluk
kige gedachte gehad de legerweUen zóó ver
krijgbaar te stellen, dat zy' nu veel beter onder
het bereik vallen van de velen, die er belaag
in zullen stellen welk aantal wel sterk zal
toenemen doch ook, door ze zoo toe te lichten,
dat ze veel begrijpelijker worien; niet alleen
voor de goede burgery, maar voor ook militaire
en burgerlyke ambtenaren ,welke vermoedelijk dit
boek niet onvoldaan zullen ter zy'de leggen.
By een e rentueelen herdruk zou het gewenscht
zy'u ten behoeve van hen, die de wetsartikelen
officieel hebben te citeeren, de nunmers, data
en bladzyde van het Staatsblad en het B. M.
op te nemen, ttouwens een kleine moeite, die
ieder officier of ambtenaar al lezende door
enkele kantteekeningen rauwelijks zal tellen.
Een zaakregister verhoogt de bruikbaarheid.
De heer Vosmaer heeft het echter riet by'
een toelichting op de legerwetten gelaten, en in
een goed geschreven it leiding de
wenschelykheid van de legerwetten aangetoond en ver
klaard. Die inleiding nu geeft mij te veel een
pleidooi voor de militiewet 1901, en een niet
juist gemotiveerde veroordeeling van
hetZwitsersche stekel. Niet juist is het te zeggen:
By'na alle oefeningen, die men den soldaat
leert zyn slechts middel en geen doel. Middel
om hen physiek en moreel meer geschikt te
maken voor de uitoefeningen van zijn functie
in oorlogstijd en tevens middel om hem lang
zamerhand te leeren z\jn eigen wil ondergeschikt
te maken aan dien van t,mieren, m. a. w. hem
te disciplineeren" en m. i. niet minder onjuist,
de zeer apodictich gestelde uitspraak : Direct
nut voor de volksweerbaarheid, d. w. z. den
graad van weerbaarheid van de natie hebben
zy' (d. z. de vrijwillige oefeningen in den wapen
handel) in het minst niet, omdat de graad van
weerbaarheid uitsluitend bepaald wordt door
het gehalte en de getalsterkte van het leger."
Wanneer men zoo weinig gevoeld voor de
oefeningen buiten het leger, ja, dai is het te
begrijpen, dat men zegt: het te wapen
loopen"' van het ginsche volk is uit den ty'd en
volkomen nutteloos."
Uit den ty'd ! Alsof we niet eeuwig cirkel
den, zy het ook in een spiraal. F.
De Militaire Gids, 2e afi.
Deze aflevering brengt de verrassing, dat de
leiding van dit militaire tydschrift thans niet
mear berust by den kol. F. H. Boogaard, en
nu is toevertrouwd aan den heer jhr. G. J.
W. C. H. Gnafland, oud luit. kol. van het
Indische leger. We kennen de redenen niet,
die den heer Boogaard tot een aftreden noopten,
niettemin teekenen wy hier gaarne aan, hoe
dat aftreden van dezen kundigen, ijverigen
redacteur door velen met leedwezen zal worden
vernomen. Gelukkig heeft deze redactie wisse
ling geen wyziging gebracht in het programma
van dat orgaan, en hetgeen uoor den heer
Graafland wordt opgemerkt >naar aanleiding
van onze richting", versterkt ons dan ook in
de meening, dat de Gids in waarheid wil zijn
een wegwijzer, in de goede richting, zóó dat
niet de weermacht een deel bly've van de natie,
doch dat deze in haar geheel tevens de
weermacht zij."
Een hoogst belangwekkend artikel van den
heer J. A van Kretscbmar van Veen, oud-direc
teur derNed.Zuid-Afrik. spoorweg-maatschappij
over »het ijzeren Regiment", reeds vroeger in
dit weekblad besproken en een niet minder
interessante bijdrage van een reservekorporaal
een stukje waarop de Ganestet's «van een leek,
maar 't houdt steek" op toepasselyk is doen
het beste van dit tydschrift hopen.
Moge 't vele, vele lezers vinden ??niet
alleen m militaire kringen. A.
Les armoiries de la Républifjue
SudAfncaine (Transvaal). Par JOSEPU
JOUBERT, Membre du conseil Héraldique
de France Augustin. Challamel, diteur.
17, rue Jacob, Paris 1903
De franscbe heraldie.ua, wiens r.aam on& zoo
bekend in de ooren klinkt, geeft in dit aardige
boekje een historische beschryving van het
Transvaalsche wapenen van het
Oranje-Vrystaatsche alsmede van de geschiedenis der boeren.
De haer Joubert vergist zich een enkel maal,
n 1. waar hij »de orde van den Gouden Laeuw"
een Nederlaridsche noemt en de M. O. W.,
alsmede de orde van O. N. vergeet. B.
Oüze Spellingkwestie.
Het is 'en lastige toestand waarin we met
onze spellingstryd zo gaandeweg gekomen zyn:
de Vereniging tot Vereenvoudiging van onze
schrijftaal neemt hand over hand toe niet
alleen in leden-beethoofden, maar in de
meestbezadigde onderwysmannen en burgers en noch
veel meer zyn er die gén lid worden en er
tocb vol van zyn. Ouders ran schoolgaande
kinderen pruttelen of doen hun best verande
ring in het onderwijs te brengen. Bij het
Nederl. Onderwijzers Ganootschap is de kwestie
aanhangig gemaakt. Sshoolopzieners en leden
van kommissies van toezicht spreken er over
om het gemor van eigen geweten, van onder
wijzers en van ouders weg te kunnen nemen.
En zo zou ik tal van feiten kunnen noemen,
om ons hier alleen maar tot Nederland te be
palen. Immers, komen wy daarbuiten, dan horen
wy te Kortrijk de schetterende tonen van het
verzet van de Heer Prayon v. Zuylen, die'en
groot gedeelte van de Vlaamse Akademie en
'en veel kleiner gedeelte van het Vlaamse
volk vertegenwoordigde, maar daartegenover
ook het voor Z. Afrika en de Vereenv. Sp. wel
sprekende pleidooi van Dr. Mansveld, om het
voor de Nederlanders in Amerika eventjes
gezegde geestige woordje van Ds. Henry
Beets van Grand Rapids, ook al 'n voorstan
der van vereenvoudiging, maar niet te noemen.
Wegen tegen elkaar: Nederland + Z. Afrika
-f- 'n deel van 't Vlaamse volk tegenover
Prayon T. Zuylen met 'en ander deel van dat
zelfde Vlaamse volk, nee,|dat willen wij niet,
want op de schaal van de laatste lag 'en zwaard,
dat van de polietiek. En vanzelf de
polietiek ziet U, dat is toch maar je ware; die
geeft overal, vooral daarginds, de doorslag l
Dus laten we ons tot Nederland bepalen.
In de Tweede Kamer vraagt telkens
Brummelkamp maatregelen tegen dit vervloekt
kollewynisme; in de Eerste Kamer vroeg Alberda
van Ekenstein invoering of tenminste over
weging van datzelfde kollewijnisme; op geen
van beider woorden ging ook weer deze
mienister in. .Onze Een w" zag angstig om c aar de
held die de draak van
ketterije-inzake-taal-enspelling zou doden en vond de heer Kluyver
die met de rug naar de draak toe ging staan
en overpeizingen gaf over de heerlike lyd
toen er nog geen draken waren. Die over
peinzingen werden gedrukt en twee, drie
nieuwe koppen schoten uit en spogen vuur en
vlam. Of eigenlik waren het de oude
strijdkoppen als die van Kollewyn, v. Heiten en
Schepers, maar ze gaven toch maar nieuwe
angst.
En zo* zyn we dan op 'en punt gekomen
dat er geen verdediger van betekenis van De
Vries en te Winkel'» sisteem meer te vinden
is; dat de bespringen en de weifelaars in
aantal toenemen, terwijl er niemand is om .de.
doorslag te geven.
Je kunt met het Lager Onderwijs beginnen,
maar de kinderen kunnen daarna staan voor
de onmogelikste eksamens, waar allén de on
dingen op dat gebied gevraagd worden. Men
moet dus beginnen met die eksamens en
dus weer met de eksamenkommissies. Daarin
nu zit veel weifelends, veel verstokts ook en
veel aan-sleur-hangends. Gedeeltelik bestaan
ze natuurlik uit de leraren aan Gymnasia en
H.B S. Van deze twee zijn de laatste uiteraard
het bangst er voor, omdat hun leerlingen later
weer, voor Breda of Willemsoord bv., eksamen
moeten doen. De eersten zyn al veel vry er :
hun leerlingen toch komen later aan de
akademie en ontkomen zo aan tal van
stampeksamens.
Dan de en dit zyn dus blijkbaar de
lastigste talloze kommissies voor de
HulpHoofdakte, Middelbaar Nederl., Breda, Willems
oord, notariaat, fröbeljuffrouw, enz. enz. Voeg
gerust aan myn half dozijn een vol toe! Zy
worden elk jaar opnieuw benoemd, maar hoevelen
daar ook anders wliden,ze durven niet,omdat het
ene rad in het andere haakt en «ziet u, de
jocge man of vrouw zou er by 'en later ek
samen last van kunnen hebben'1. Dat is de tover
spreuk die voorlopig, tot ergernis van velen,
de draak, die het oude afgeleefde besje wil
doden, in bedwang houdt. En die oude heks
lacht er om, want zij weet dat wel. En zie
haar eens goed aan : ze is de verpersoonliking
van het geschool meester, waartegen in de Groene
Amsterdammer (nummers van 3 en 10 Aug. 1902)
zo te keer gegaan werd. Voor ha»r rekening
komt 'en goed deel van de sufheid en
praktiese achterlikheid van ons opkomend geslacht;
niet alles, er zyn meer faktoren, maar toch, ons
vasthouden aan dode elementen en het nadruk
leggen op de kennis van dat dode, zij ook
hebben onze kinders meer kwaad gedaan dan
onder woorden en berekeningen te brengen valt.
Zouden wij nu eindelijk niet eens zover
kunnen komen, dat de mienisters en andere
regeringspersonen door wie de kommissies be
noemd worden hun verzoeken : ook werk in de
vereenvoudigde fpelling geschreven (wat door de
genoemde tw*e woorden kon worden aar geduid),
mits het Datnurlik voor het overige beantwoordt
aan de gestelde eisen, goed te keuren?
Dit ter overweging aan de regeringspersonen,
maar de leden zelf van die kommissies, zou
den zy niet aan schoolopzieners en andere
machten kunnen zeggen: goed, ik wil benoemd
worden maar onder bovengenoemde voor
waarde !"
Er is pressie van onderop ncdig, hoog nodig
maar al te vaak. Ei als er onder de leden
van de kommissies te bang voor hun baantje
mochten zyn, zou len dan kommissies van toe
zicht aan Burgerscholen niet kunnen vragen
die voor hun leerlingen zo noodzakelike
vryheid. Dezen zyn ten minste geheel en al
onafhankelik en van de houding van de H.
B S. hangt weer die van Lager Onderwijs af.
Komaan, wie van de van goeden wille zy'nden
verbreekt de toverban, verscheurt het
spinneweb dat over ome kinderzielen gesponnen
wordt, jaar op jaar, dag op dag!
SAGITTAEIUS.
IIIIIHIIIHIlmlIlmilHIIIIIIIIIIIHIIIIIIUIIIIIIHtllllllllll»
TRADEMARK
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is
verkrijgbaar bij alle Wijnhandelaars en
bg de vertegenwoordigers
KOOPTVAXS A B B UIKI KR,
Wjjnhandelaars te Amsterdam.
Hoofd-Depöt
VA.S
Dr. JAEGER'S OR:
NorMl-Iolartitek
K. F. DUÜSCHLB-BUNGI»
Amsterdam, Kalveritr. IK
Eenig specialiteit in tieu
artikelen in geheel Nerlerf
VERSTERKIN GSMIDDEL.
Verkrijgbaar bij apothekers en drogisten.
Piano-, Oiiel- en Mnzietaflel
MEYROOS «k KALSHOVfiN,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en In Huw
Beparearan Stemmen Ruilen.