Historisch Archief 1877-1940
Na 1339
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Beurs te Amsterdam
DOOE
A. W. WEISSMAN.
II.
Toen Zocher's schepping in 1845 was
ingewijd, vond men over het algemeen de
Beurs een fraai gebouw. Doch reeds spoedig
werden de beurs bezoekers ontevreden.
De oude Beurs, aan het Rokin, was in
het midden niet overdekt geweest; aan
vankelijk had men de nieuwe wel willen
ingezonden stukken in dagbladen begon te
vloeien. Het Stadsbestuur had namelijk
een viertal ontwerpen laten opmaken, en
wel twee tot verbouwing en vergrooting
der bestaande Beurs, n, waarbij het ge
bouw geplaatst zou worden tusschen Nes,
Damstraat, N. Z. Voorburgwal en Pieter
Jacobsstraat, en n, waarbij de Beurs weer
haar plaats op het Rokin zou krijgen, doch
nu verbreed zou worden tot aan de Nes.
Deze btide laatste plannen achtte men
ieder voor ?2,200,000 te verwezenlijken.
en stond er op, dat de Nieuwe Beurs zou
verrijzen. Het jaar 1882 was voor Amster
dam een zeer eigenaardig tijdperk. Een
zekere heer Agostini, die bedoelde, een
Internationale Koloniale Tentoonstelling
binnen haar gebied te doen plaats vinden,
spiegelde den Amstelaren voor, dat hun
veste weldra een wereldstad zou zijn, een
wereldstad met boulevards, kazernewonin
gen, kiosken, inodores, reclamezuilen,
kortom alles, wat bij een goed ingerichte
wereldstad behoort.
Bekroond Beursontwerp Y", door L. Cordonnier te Rijssel.
overdekken, doch om de redenen, reeds
medegedeeld, geschiedde dit niet.
De handelaars waren op de oude Beurs
aan regen en wind gewend. Tegen het
laatste element hadden zij echter een vrij
voldoende beschutting. Want aan drie
zijden werd het gebouw door hooge huizen
omgeven, terwijl het aan den Zuidwestkant,
naar het Rokin toe, gesloten was.
De Beurs aan den Dam lag echter minder
gunstig. De Zuidwestenwind gierde soms
over het plein door het geheel open Jonische
portiek, dat men haast op de Beurs niet
kon blijven staan. Geen wonder, dat de
klachten vele waren.
In 1848 werd dan ook het middenplein
overdekt, een werk dat de latere Stads
architect B. de Greef Jz. heeft uitgevoerd,
zonder dat de Beurs buiten gebruik gesteld
behoefde te worden. Tevens werden in het
portiek glazen afscheidingen aangebracht.
Het werk was nog niet gereed toen in dat
jaar te Amsterdam de bekende oproerige
bewegingen plaats vonden. Er werden
bijzondere maatregelen genomen om te be
letten, dat de onruststokers zich van de
buitenstaande bouwmaterialen als projec
tielen zouden bedienen.
Nadat deze verbeteringen waren aan
gebracht, scheen het, alsof de Beurs voor
lange jaren aan de behoeften van den
handel zou kunnen voldoen. Om drie uur
begon de vergadering der handelaars, om
half vier zag men de meesten al huiswaarts
keeren of hun sociëteit opzoeken.
Het is een eigenaardig verschijnsel, dat
de handel tegen zijn kort verblijf ter
Beurze, later een uur vervroegd, bezwaren
begon te opperen omstreeks 1879, in den
tijd, toen de telefoon, te Amsterdam zijn
intrede doende, het behandelen van vele
zaken mogelijk maakte, die anders het
bezoeken der Beurs van de kooplieden
vorderden. De verklaring van dit ver
schijnsel moet wellicht hierin worden ge
zocht, dat men zich niet kon voorstellen,
welk een verandering de telefoon ten gevolge
zou hebben.
De Beurs was twee en twintig jaar in
gebruik geweest, toen, in 1807, voor het
eerst het denkbeeld rees, haar te verbouwen.
De aanleiding daartoe was, dat de Regeering
het plan had, een Rijkstelegraaf kantoor te
plaatsen op het tot aan de Oudebrug te
dempen Damrak. De onderhandelingen
over dit plan duurden verscheidene jaren,
en in September van 1870 zonden een
dertigtal handelsfirma's, waarvan er ver
scheidene nu niet meer bestaan, een ont
werp aan den Raad, waarin getracht was,
het telegraaf kantoor aan de Beurs te ver
binden en tevens voor een korenbeurs,
vergaderzalen, kantoren en verdere
gerieflijkheden gezorgd was. De inzenders van
dit plan beoogden, om aan te toonen,
dat er van de Beurs iets goeds te maken
zou zijn, doch het was hun bedoeling niet,
dat de teekeningen gevolgd behoefden te
worden, zóó als zij daar lagen.
Dit plan, opgemaakt door de architecten
De Haan en Gallay, is de grondslag ge
weest van alle andere. Het denkbeeld,
om de eigenlijke beurszalen door tal van
nevenlokalen te omringen, heeft men nooit
meer losgelaten. En, zoo als wij thans de
Nieuwe Beurs op het Damrak zien, ver
toont ook zij ons een aanleg, als die door
de architecten van 1870 werd gedacht.
Tot het jaar 1873 bleef de zaak rusten.
Toen echter begon de Beurs-vraag de ge
moederen voor het eerst in beroering te
brengen. De stroom van vlugschriften en
In dit jaar openbaarde zich voor het
eerst de wensch, om 's Werelds Achtste
Wonder weer als voorheen tot Raadhuis te
gebruiken. Niemand minder dan J. A.
Alberdingk Thijm, die een tiental jaren
geleden Jacob van Campen's bekeering tot
het Roomsch-Katholieke geloof?een feit,
waarvoor men geen getuigenissen van
tijdgenooten kan inroepen als onderwerp
van een novelle had gekozen, trad voor
de verandering van het Paleis in een Raad
huis met kracht op.
De ingenieur A. L. van Gendt, geheel
aan de zijde van Alberdingk Thijm staande,
stelde in een vlugschrift voor, het Prinsen
hof te sloopen, en daar de Beurs te doen
verrijzen. De zetel der Stadsregeering zou
dan weer, als van ouds, op den Dam zijn.
Om den Koning de enkele dagen, die
hij te Amsterdam doorbracht, huisvesting
te verschaffen, werden zeer verschillende
denkbeelden geopperd. Sommigen wilden
een villa in den Parktuin bouwen, anderen
een paar huizen in de Bocht van de Heeren
gracht aankoopen en die voor paleis in
richten. Doch van dit alles kwam niets,
omdat de Koning er op gesteld was, het
Stadhuis als Paleis te blijven gebruiken.
Van de vier gemeentelijke
Beurs-ontwerpen mocht er geen de goedkeuring van
den Raad wegdragen, en de Beurs-ziekte
verloor weldra haar acuut karakter, om
een meer chronischen vorm aan te nemen.
Af en toe doken er wel weer denkbeelden
op, verschenen er vlugschriften of be
moeiden de dagbladen zich met de zaak,
doch wij zien niet vóór 1879 weer een
acuut stadium beginnen.
In dat jaar verzochten eenige ingezetenen,
aan wier hoofd Martin Wolff stond, een
Beurs te mogen bouwen en exploiteeren.
Zij wilden hun gebouw
plaatsen op het te dempen
Damrak. Het denkbeeld had
veel voorstanders, maar ook
veel tegenstanders. Allerlei
plannenmakers kwamen aan
stonds weer met hun
pennevruchte*n voor den dag. Ten
slotte weigerde de Raad, de
Beurs ter exploitatie aan
particulieren over te geven.
Het plan-Wolff had echter
toch eenig gevolg. De vroede
vaderen, ziende, hoe parti
culieren zich de Beurs als
een bron van inkomsten
voorstelden, begonnen te
beseffen, dat het gebouw ook
aan de gemeente wel een
bate zou kunnen leveren.Van
oudsher was het beursbezoek
vrij geweest; alleen, wie na
het sluiten der hekken nog
toegang verlangde, had /'0.25
te betalen. Doch in 1882
nam de Raad een voordracht
tot het heffen eener beurs
belasting aan. Om den han
delaars, die tegen deze
nieuwigheid zeer gekant
waren, de pil wat te vergul
den, werd hun een Nieuwe
Beurs met velerlei gerieven,
versching en dergelijken als een
De aanzienlijke Amsterdammers dier
dagen hoorden dit gaarne. Hadden zij
niet tegen de kosten opgezien, het ware
hen een uitkomst geweest, zoo een tweede
Haussmann toen zijn diensten voor het
werk der stads-herschepping had aange
boden.
Iets kon men echter wel doen. Zouden
niet de grachten, gedempt, de kostelijkste
boulevards opleveren, die men zich denken
kon ? Welk een schoone boulevard zou niet
door de demping van den N. Z. Voorburg
wal ontstaan! Later konden andere grach
ten aan de beurt komen. En om een
terrein voor de Beurs behoefde men ook
niet verlegen te zijn. Men had slechts het
Damrak te dempen tot de Oudebrug, en
het terrein was er.
De grootheids-bacil zat toen in de lucht,
en het besluit om het Damrak te dempen
werd door den Raad den Uden April 1883
genomen. Aan protesten tegen de demping
was geen gebrek; zij hebben echter niets
gebaat.
In het bijzonder het Koninklijk Oudheid
kundig Genootschap kwam toen voor de
schoonheid van Amsterdam op. Men vindt
in zijn adres de volgende zinsneden, die
wel verdienen, aan de vergetelheid te
worden ontrukt. »De Hollandsche grachten
met haar water en hare boomen hebben
ten allen tijde het oog verkwikt en den
geest verfrischt, door tegelijkertijd den
indruk te geven van rustige kalmte en van
vroolijke levendigheid. Die indruk moge
hun het snelste klaar worden, die er niet
van jongsaf aan gewend zijn ook op
hen die er zich zelven geen rekenschap
van kunnen geven werkt zij onmiskenbaar,
al is het ook onbewust. Tegenover de
grootsche roeping Uwer Vergadering om
De Raad had toen echter van zijn waar
digheid een andere opvatting. Reeds na
twintig jaar is men het er algemeen over
eens, dat de dempingen dwaasheid ge
weest zijn.
Nu had men een terrein, maar nog geen
Beurs. Het denkbeeld rees, in 1883, om
ter verkrijging van een ontwerp, een prijs
vraag uit te schrijven. In de bekwaamheid
der Nederlandsche bouwmeesters stelde
men geen vertrouwen. En of die kunste
naars betoogden, »dat Nederland zijn
nationaliteit had hoog te houden,
en dat het de hulp van vreemden
voor een monument niet behoorde
in te roepen, voor een prijsvraag,
onder Nederlanders uitgeschreven,
het bewijs had geleverd, dat niet
een hunner waardig is, het
gedenkteeken te bouwen,'1 op hun betoog
werd niet gelet.
In het najaar van 1883 zag het
concept-programma voor de prijs
vraag het licht. De kaart, die
daarbij gevoegd was, deed zien,
dat het trapeziumvormige terrein
al zeer ongelukkig gekozen mocht
heeten. Het toenmalig Raadslid
Prins, dit bezwaar erkennend,
stelde daarom voor, het geheele
Damrak te dempen en de Beurs
te plaatsen op het rechthoekig
terrein tusschen de Oude en de
Nieuwe Brug.
Dit voorstel bracht de
Beursquestie in een nieuwe phase. Nadat
zij bijna was opgelost, werden de
gemoederen wakker geschud uit
den gerusten slaap, waarin zij
geraakt waren.
De kiesvereeniging»Burgerplicht"
schreef een vergadering uit om de
zaak te behandelen. In die bijeen
komst trad de heer J. R. de Kruyff
als spreker op, om een plan, door
hem in 1879 met den heer C.
Muysken vervaardigd voor een
Beurs aan den Dam, toe te lichten.
Een motie werd aangenomen om
den Raad uit te noodigen, dit
plan te volgen.
De lauweren van de heeren de Kruyff
en Muysken lieten andere ontwerpers geen
rust. De heeren Van Gendt, Vos, Hoeuffc en
VanBeek kwamen ieder met een nieuw denk
beeld. Doch de Raad besloot 30 Januari
1884 Burgemeester en Wethouders te
verzoeken geen dezer plannen te volgen,
doch zelfstandig na te gaan, in hoeverre
de plaatsing van een Beursgebouw aan
den Dam technisch en financieel uitvoer
baar zou zijn.
In April daaraanvolgende voldeed het
Dagelijksch Bestuur aan die uitnoodiging.
Het had een Beurs laten ontwerpen met
een voorgevel van 50 M., recht tegenover
het Paleis. De geheele oppervlakte van
het gebouw zou 8557 M2 bedragen.
Om dit denkbeeld te kunnen verwezen
lijken zou een onteigeningswet noodig zijn.
En de Raad, daartegen opziende, besloot,
aan het Damrak-terrein vast te houden.
Het raadslid Muysken had nog ter elfder
ure voorgesteld, de deelnemers zelf een
situtatie-project bij hun antwoorden te laten
indienen, zooals men voor buitenlandsche
prijsvragen dikwijls verlangde, en dat soms
denkbeelden aan het licht bracht, die nog
niet waren geopperd en die toch aan alle
wenschen op financieel en technisch gebied
voldeden. Maar de Raad vond beter, de
mededingers aan de prijsvraag te dwinge.i
zich aan de voorgeschreven situatie van
zeer ongunstige verhouding te onderwerpen.
De heer De Kruyff had zijn best gedaan
om het onheil af te wenden. In dit week
blad plaatste hij een ernstige waarschu
wing aan den Raad, die dus eindigde:
» Wacht u, dat niet onze nazaten met onze
Beurs handelen als wij met de thans
40jarige, die ons als sta in-den-weg hoonend
haar jaartal toont in den gevel, die ons
voor Kunstnijverheid, D. Cordes, Voorzitter
van de Kamer van Koophandel en Fa
brieken te Amsterdam, A. L. Wurfbain,
Voorzitter van de Vereeniging voor den
Effectenhandel te Amsterdam, S. Hepner,
Lid van de Commissie voor den Graan
handel te Amsterdam, J. J. van Yssendyck.
Architect te Brussel, J. C. Raschdorff,
Königlicher Baurath und Professor an der
Technischen Hochschule te Berlijn,
Friedrich von Schmidt, Kaiserlich-Königlicher
Oberbaurath und Professor an der
Akademie der Bildenden Künste te Weenen,
P. Sédille, Ar'chitecte, Sécrétaire de la
Sociétédes Architectes te Parijs, R. Kerr,
Architect and Professor at Kings College
te Londen.
Dat de heer De Kruyff, die zulk een
tegenstander van het Damrak-plan was
geweest, zich een benoeming als beoor
deelaar had laten welgevallen, werd met
groote verwondering vernomen.
Als bouwsom was een bedrag van
?1,500,000 a ?2,000,000 vastgesteld. De
prijsvraag zou gescheiden zijn in twee
afdeelingen. In de eerste afdeeling kon ieder
een mededingen, die bereid was, vóór l
November zijn plannen aan Burgemeester
en Wethouders in te zenden. Maar de
tweede afdeeling zou slechts open staan
voor de vijf personen, die naar de na een ing
der beoordeelaars in de eerste prijsvraag
de beste ontwerpen hadden ingeleverd. De
ontwerpers der tien beste plannen zouden
ieder ?1000 ontvangen. De vijf tot de
tweede prijsvraag toegelaten ontwerpers
bovendien, naar mate hun plannen aan
de gestelde eischen beantwoordden, ?10,000,
?0000, ?5000, ?4000 en ?3000.
Het gezamenlijk bedrag der prijzen be
liep dus bijna ?40,000. Met de kosten, aan
de ontvangst der beoordeelaars verbonden,
hun honoraria, enz., is het bedrag, dat
voor deze prijsvraag werd uitgegeven, ge
klommen tot dicht bij de ?70.000.
Wij weten allen, dat dit geld
weggeworpen is geworden. Want de prijsvraag
heeft tot geen practisch resultaat geleid.
Wij zullen later zien, hoe dit kwam.
Maar zooveel kan nu reeds gezegd wor
den, dat, als de beoordeelaars, wien gevraagd
was een schriftelijke verklaring, dat zij zich
ten volle konden vereenigen met de prijs
vraag, die verklaring, wegens het ongun
stig terrein, geweigerd hadden, de Raad
zich wel tweemaal bedacht zou hebben,
om de zaak toch door te zetten.
In het bijzonder de weigering van den
heer De Kruyff zou indruk gemaakt heb
ben. Maar hij gaf die niet en zal daar
nu wel spijt van hebben, als hij de Beurs
op het Damrak ziet staan.
Het programma voor de in 1884 uitge
schreven internationale prijsvraag getuigde
van een bi^onder breede opvatting. De
beurszaal moest een grootte hebben van
4000 M?. Daarenboven werden nog ver
langd: een lokaal voor de noteering ten
dienste van den Effectenhandel, een
hulppostkantoor, een telegraaf bureau, een tele
foonbureau, een leeskamer, schrijfkamers,
een viertal kamers voor den Effectenhandel,
een café-restaurant, twee vertrekken en
een gehoorzaal voor de Kamer van Koop
handel, een kamer voor de beurscommis
sarissen, een kamer voor de commissarissen
van den graanhandel, een kamer voor de
portiers en beursbedienden, ruime
tochtvrije vestibule, trappen, corridors, retiraden,
een garderobe bij iederen ingang, een
woning voor den conciërge, lokalen voor
kantoren en het houden van openbare
verkoopen, een politiebureau en een
buurtsecretariaat.
Niet minder dan 199 ontwerpen kwamen
l November 1884 bij Burgemeester
en Wethouders in. De beoordeelaars, van
wie de heer R. Kerr door den heer Phene
Spiers was vervangen, begonnen hun werk
onder voorzitterschap van den heer Jac.
Ankersmit, Wethouder van Publieke
Werken.
Bekroond Beursontwerp In hoc signo floresco", door Grol) & Ohmann te Weenen.
morgana voorgetooverd. Dan, de handelaars
zijn practische menschen, en zij gaven duide
lijk te kennen, al die heerlijkheden niet
te wenschen ; liever behielpen zij zich met
Zocher's schepping, zeiden zij, zoo de Beurs
belasting slechts werd afgeschaft.
De Raad was echter doof aan dit oor
luchtver- j den aanleg en de inrichting der stad
ongefata schonden over te leveren aan de nakome
lingschap, is niets anders geplaatst, dan
het onbeduidend argument van den eisch
des tijds. Wij zouden echter meenen aan
de waardigheid van U als Stedelijk Bestuur
te kort te doen, indien wij veronderstelden,
dat, om aan dien eisch te voldoen, geen
ander middel te vinden is, dan demping."
toeroept: overijl u niet, bezin voor gij be
gint."
Het programma voor de internationale
prijsvraag verscheen in het laatst van Juni
; 1884. De ontwerpen zouden worden
beoor; deeld door de heeren: L. H. Eberson,
j Architect van Z. M. den koning, P. J. H.
j Cuypers, Architect te Amsterdam, J. R.
| de KruyfF, Directeur van de Rijksschool
In het laatst der maand waren alle
teekeningen in een paar lokalen van het
toen nog niet voor het publiek geopend
Rijks-Museum te zien. De slechte ver
lichting der zalen gaf toen aanleiding tot
klachten, waarom later in de Militiezaal
de, tentoonstelling andermaal werd ge
houden.
De ontwerpen: »Mercaturae," »In hoc