De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 februari pagina 7

22 februari 1903 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1339 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Beurs te Amsterdam DOOE A. W. WEISSMAN. II. Toen Zocher's schepping in 1845 was ingewijd, vond men over het algemeen de Beurs een fraai gebouw. Doch reeds spoedig werden de beurs bezoekers ontevreden. De oude Beurs, aan het Rokin, was in het midden niet overdekt geweest; aan vankelijk had men de nieuwe wel willen ingezonden stukken in dagbladen begon te vloeien. Het Stadsbestuur had namelijk een viertal ontwerpen laten opmaken, en wel twee tot verbouwing en vergrooting der bestaande Beurs, n, waarbij het ge bouw geplaatst zou worden tusschen Nes, Damstraat, N. Z. Voorburgwal en Pieter Jacobsstraat, en n, waarbij de Beurs weer haar plaats op het Rokin zou krijgen, doch nu verbreed zou worden tot aan de Nes. Deze btide laatste plannen achtte men ieder voor ?2,200,000 te verwezenlijken. en stond er op, dat de Nieuwe Beurs zou verrijzen. Het jaar 1882 was voor Amster dam een zeer eigenaardig tijdperk. Een zekere heer Agostini, die bedoelde, een Internationale Koloniale Tentoonstelling binnen haar gebied te doen plaats vinden, spiegelde den Amstelaren voor, dat hun veste weldra een wereldstad zou zijn, een wereldstad met boulevards, kazernewonin gen, kiosken, inodores, reclamezuilen, kortom alles, wat bij een goed ingerichte wereldstad behoort. Bekroond Beursontwerp Y", door L. Cordonnier te Rijssel. overdekken, doch om de redenen, reeds medegedeeld, geschiedde dit niet. De handelaars waren op de oude Beurs aan regen en wind gewend. Tegen het laatste element hadden zij echter een vrij voldoende beschutting. Want aan drie zijden werd het gebouw door hooge huizen omgeven, terwijl het aan den Zuidwestkant, naar het Rokin toe, gesloten was. De Beurs aan den Dam lag echter minder gunstig. De Zuidwestenwind gierde soms over het plein door het geheel open Jonische portiek, dat men haast op de Beurs niet kon blijven staan. Geen wonder, dat de klachten vele waren. In 1848 werd dan ook het middenplein overdekt, een werk dat de latere Stads architect B. de Greef Jz. heeft uitgevoerd, zonder dat de Beurs buiten gebruik gesteld behoefde te worden. Tevens werden in het portiek glazen afscheidingen aangebracht. Het werk was nog niet gereed toen in dat jaar te Amsterdam de bekende oproerige bewegingen plaats vonden. Er werden bijzondere maatregelen genomen om te be letten, dat de onruststokers zich van de buitenstaande bouwmaterialen als projec tielen zouden bedienen. Nadat deze verbeteringen waren aan gebracht, scheen het, alsof de Beurs voor lange jaren aan de behoeften van den handel zou kunnen voldoen. Om drie uur begon de vergadering der handelaars, om half vier zag men de meesten al huiswaarts keeren of hun sociëteit opzoeken. Het is een eigenaardig verschijnsel, dat de handel tegen zijn kort verblijf ter Beurze, later een uur vervroegd, bezwaren begon te opperen omstreeks 1879, in den tijd, toen de telefoon, te Amsterdam zijn intrede doende, het behandelen van vele zaken mogelijk maakte, die anders het bezoeken der Beurs van de kooplieden vorderden. De verklaring van dit ver schijnsel moet wellicht hierin worden ge zocht, dat men zich niet kon voorstellen, welk een verandering de telefoon ten gevolge zou hebben. De Beurs was twee en twintig jaar in gebruik geweest, toen, in 1807, voor het eerst het denkbeeld rees, haar te verbouwen. De aanleiding daartoe was, dat de Regeering het plan had, een Rijkstelegraaf kantoor te plaatsen op het tot aan de Oudebrug te dempen Damrak. De onderhandelingen over dit plan duurden verscheidene jaren, en in September van 1870 zonden een dertigtal handelsfirma's, waarvan er ver scheidene nu niet meer bestaan, een ont werp aan den Raad, waarin getracht was, het telegraaf kantoor aan de Beurs te ver binden en tevens voor een korenbeurs, vergaderzalen, kantoren en verdere gerieflijkheden gezorgd was. De inzenders van dit plan beoogden, om aan te toonen, dat er van de Beurs iets goeds te maken zou zijn, doch het was hun bedoeling niet, dat de teekeningen gevolgd behoefden te worden, zóó als zij daar lagen. Dit plan, opgemaakt door de architecten De Haan en Gallay, is de grondslag ge weest van alle andere. Het denkbeeld, om de eigenlijke beurszalen door tal van nevenlokalen te omringen, heeft men nooit meer losgelaten. En, zoo als wij thans de Nieuwe Beurs op het Damrak zien, ver toont ook zij ons een aanleg, als die door de architecten van 1870 werd gedacht. Tot het jaar 1873 bleef de zaak rusten. Toen echter begon de Beurs-vraag de ge moederen voor het eerst in beroering te brengen. De stroom van vlugschriften en In dit jaar openbaarde zich voor het eerst de wensch, om 's Werelds Achtste Wonder weer als voorheen tot Raadhuis te gebruiken. Niemand minder dan J. A. Alberdingk Thijm, die een tiental jaren geleden Jacob van Campen's bekeering tot het Roomsch-Katholieke geloof?een feit, waarvoor men geen getuigenissen van tijdgenooten kan inroepen als onderwerp van een novelle had gekozen, trad voor de verandering van het Paleis in een Raad huis met kracht op. De ingenieur A. L. van Gendt, geheel aan de zijde van Alberdingk Thijm staande, stelde in een vlugschrift voor, het Prinsen hof te sloopen, en daar de Beurs te doen verrijzen. De zetel der Stadsregeering zou dan weer, als van ouds, op den Dam zijn. Om den Koning de enkele dagen, die hij te Amsterdam doorbracht, huisvesting te verschaffen, werden zeer verschillende denkbeelden geopperd. Sommigen wilden een villa in den Parktuin bouwen, anderen een paar huizen in de Bocht van de Heeren gracht aankoopen en die voor paleis in richten. Doch van dit alles kwam niets, omdat de Koning er op gesteld was, het Stadhuis als Paleis te blijven gebruiken. Van de vier gemeentelijke Beurs-ontwerpen mocht er geen de goedkeuring van den Raad wegdragen, en de Beurs-ziekte verloor weldra haar acuut karakter, om een meer chronischen vorm aan te nemen. Af en toe doken er wel weer denkbeelden op, verschenen er vlugschriften of be moeiden de dagbladen zich met de zaak, doch wij zien niet vóór 1879 weer een acuut stadium beginnen. In dat jaar verzochten eenige ingezetenen, aan wier hoofd Martin Wolff stond, een Beurs te mogen bouwen en exploiteeren. Zij wilden hun gebouw plaatsen op het te dempen Damrak. Het denkbeeld had veel voorstanders, maar ook veel tegenstanders. Allerlei plannenmakers kwamen aan stonds weer met hun pennevruchte*n voor den dag. Ten slotte weigerde de Raad, de Beurs ter exploitatie aan particulieren over te geven. Het plan-Wolff had echter toch eenig gevolg. De vroede vaderen, ziende, hoe parti culieren zich de Beurs als een bron van inkomsten voorstelden, begonnen te beseffen, dat het gebouw ook aan de gemeente wel een bate zou kunnen leveren.Van oudsher was het beursbezoek vrij geweest; alleen, wie na het sluiten der hekken nog toegang verlangde, had /'0.25 te betalen. Doch in 1882 nam de Raad een voordracht tot het heffen eener beurs belasting aan. Om den han delaars, die tegen deze nieuwigheid zeer gekant waren, de pil wat te vergul den, werd hun een Nieuwe Beurs met velerlei gerieven, versching en dergelijken als een De aanzienlijke Amsterdammers dier dagen hoorden dit gaarne. Hadden zij niet tegen de kosten opgezien, het ware hen een uitkomst geweest, zoo een tweede Haussmann toen zijn diensten voor het werk der stads-herschepping had aange boden. Iets kon men echter wel doen. Zouden niet de grachten, gedempt, de kostelijkste boulevards opleveren, die men zich denken kon ? Welk een schoone boulevard zou niet door de demping van den N. Z. Voorburg wal ontstaan! Later konden andere grach ten aan de beurt komen. En om een terrein voor de Beurs behoefde men ook niet verlegen te zijn. Men had slechts het Damrak te dempen tot de Oudebrug, en het terrein was er. De grootheids-bacil zat toen in de lucht, en het besluit om het Damrak te dempen werd door den Raad den Uden April 1883 genomen. Aan protesten tegen de demping was geen gebrek; zij hebben echter niets gebaat. In het bijzonder het Koninklijk Oudheid kundig Genootschap kwam toen voor de schoonheid van Amsterdam op. Men vindt in zijn adres de volgende zinsneden, die wel verdienen, aan de vergetelheid te worden ontrukt. »De Hollandsche grachten met haar water en hare boomen hebben ten allen tijde het oog verkwikt en den geest verfrischt, door tegelijkertijd den indruk te geven van rustige kalmte en van vroolijke levendigheid. Die indruk moge hun het snelste klaar worden, die er niet van jongsaf aan gewend zijn ook op hen die er zich zelven geen rekenschap van kunnen geven werkt zij onmiskenbaar, al is het ook onbewust. Tegenover de grootsche roeping Uwer Vergadering om De Raad had toen echter van zijn waar digheid een andere opvatting. Reeds na twintig jaar is men het er algemeen over eens, dat de dempingen dwaasheid ge weest zijn. Nu had men een terrein, maar nog geen Beurs. Het denkbeeld rees, in 1883, om ter verkrijging van een ontwerp, een prijs vraag uit te schrijven. In de bekwaamheid der Nederlandsche bouwmeesters stelde men geen vertrouwen. En of die kunste naars betoogden, »dat Nederland zijn nationaliteit had hoog te houden, en dat het de hulp van vreemden voor een monument niet behoorde in te roepen, voor een prijsvraag, onder Nederlanders uitgeschreven, het bewijs had geleverd, dat niet een hunner waardig is, het gedenkteeken te bouwen,'1 op hun betoog werd niet gelet. In het najaar van 1883 zag het concept-programma voor de prijs vraag het licht. De kaart, die daarbij gevoegd was, deed zien, dat het trapeziumvormige terrein al zeer ongelukkig gekozen mocht heeten. Het toenmalig Raadslid Prins, dit bezwaar erkennend, stelde daarom voor, het geheele Damrak te dempen en de Beurs te plaatsen op het rechthoekig terrein tusschen de Oude en de Nieuwe Brug. Dit voorstel bracht de Beursquestie in een nieuwe phase. Nadat zij bijna was opgelost, werden de gemoederen wakker geschud uit den gerusten slaap, waarin zij geraakt waren. De kiesvereeniging»Burgerplicht" schreef een vergadering uit om de zaak te behandelen. In die bijeen komst trad de heer J. R. de Kruyff als spreker op, om een plan, door hem in 1879 met den heer C. Muysken vervaardigd voor een Beurs aan den Dam, toe te lichten. Een motie werd aangenomen om den Raad uit te noodigen, dit plan te volgen. De lauweren van de heeren de Kruyff en Muysken lieten andere ontwerpers geen rust. De heeren Van Gendt, Vos, Hoeuffc en VanBeek kwamen ieder met een nieuw denk beeld. Doch de Raad besloot 30 Januari 1884 Burgemeester en Wethouders te verzoeken geen dezer plannen te volgen, doch zelfstandig na te gaan, in hoeverre de plaatsing van een Beursgebouw aan den Dam technisch en financieel uitvoer baar zou zijn. In April daaraanvolgende voldeed het Dagelijksch Bestuur aan die uitnoodiging. Het had een Beurs laten ontwerpen met een voorgevel van 50 M., recht tegenover het Paleis. De geheele oppervlakte van het gebouw zou 8557 M2 bedragen. Om dit denkbeeld te kunnen verwezen lijken zou een onteigeningswet noodig zijn. En de Raad, daartegen opziende, besloot, aan het Damrak-terrein vast te houden. Het raadslid Muysken had nog ter elfder ure voorgesteld, de deelnemers zelf een situtatie-project bij hun antwoorden te laten indienen, zooals men voor buitenlandsche prijsvragen dikwijls verlangde, en dat soms denkbeelden aan het licht bracht, die nog niet waren geopperd en die toch aan alle wenschen op financieel en technisch gebied voldeden. Maar de Raad vond beter, de mededingers aan de prijsvraag te dwinge.i zich aan de voorgeschreven situatie van zeer ongunstige verhouding te onderwerpen. De heer De Kruyff had zijn best gedaan om het onheil af te wenden. In dit week blad plaatste hij een ernstige waarschu wing aan den Raad, die dus eindigde: » Wacht u, dat niet onze nazaten met onze Beurs handelen als wij met de thans 40jarige, die ons als sta in-den-weg hoonend haar jaartal toont in den gevel, die ons voor Kunstnijverheid, D. Cordes, Voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fa brieken te Amsterdam, A. L. Wurfbain, Voorzitter van de Vereeniging voor den Effectenhandel te Amsterdam, S. Hepner, Lid van de Commissie voor den Graan handel te Amsterdam, J. J. van Yssendyck. Architect te Brussel, J. C. Raschdorff, Königlicher Baurath und Professor an der Technischen Hochschule te Berlijn, Friedrich von Schmidt, Kaiserlich-Königlicher Oberbaurath und Professor an der Akademie der Bildenden Künste te Weenen, P. Sédille, Ar'chitecte, Sécrétaire de la Sociétédes Architectes te Parijs, R. Kerr, Architect and Professor at Kings College te Londen. Dat de heer De Kruyff, die zulk een tegenstander van het Damrak-plan was geweest, zich een benoeming als beoor deelaar had laten welgevallen, werd met groote verwondering vernomen. Als bouwsom was een bedrag van ?1,500,000 a ?2,000,000 vastgesteld. De prijsvraag zou gescheiden zijn in twee afdeelingen. In de eerste afdeeling kon ieder een mededingen, die bereid was, vóór l November zijn plannen aan Burgemeester en Wethouders in te zenden. Maar de tweede afdeeling zou slechts open staan voor de vijf personen, die naar de na een ing der beoordeelaars in de eerste prijsvraag de beste ontwerpen hadden ingeleverd. De ontwerpers der tien beste plannen zouden ieder ?1000 ontvangen. De vijf tot de tweede prijsvraag toegelaten ontwerpers bovendien, naar mate hun plannen aan de gestelde eischen beantwoordden, ?10,000, ?0000, ?5000, ?4000 en ?3000. Het gezamenlijk bedrag der prijzen be liep dus bijna ?40,000. Met de kosten, aan de ontvangst der beoordeelaars verbonden, hun honoraria, enz., is het bedrag, dat voor deze prijsvraag werd uitgegeven, ge klommen tot dicht bij de ?70.000. Wij weten allen, dat dit geld weggeworpen is geworden. Want de prijsvraag heeft tot geen practisch resultaat geleid. Wij zullen later zien, hoe dit kwam. Maar zooveel kan nu reeds gezegd wor den, dat, als de beoordeelaars, wien gevraagd was een schriftelijke verklaring, dat zij zich ten volle konden vereenigen met de prijs vraag, die verklaring, wegens het ongun stig terrein, geweigerd hadden, de Raad zich wel tweemaal bedacht zou hebben, om de zaak toch door te zetten. In het bijzonder de weigering van den heer De Kruyff zou indruk gemaakt heb ben. Maar hij gaf die niet en zal daar nu wel spijt van hebben, als hij de Beurs op het Damrak ziet staan. Het programma voor de in 1884 uitge schreven internationale prijsvraag getuigde van een bi^onder breede opvatting. De beurszaal moest een grootte hebben van 4000 M?. Daarenboven werden nog ver langd: een lokaal voor de noteering ten dienste van den Effectenhandel, een hulppostkantoor, een telegraaf bureau, een tele foonbureau, een leeskamer, schrijfkamers, een viertal kamers voor den Effectenhandel, een café-restaurant, twee vertrekken en een gehoorzaal voor de Kamer van Koop handel, een kamer voor de beurscommis sarissen, een kamer voor de commissarissen van den graanhandel, een kamer voor de portiers en beursbedienden, ruime tochtvrije vestibule, trappen, corridors, retiraden, een garderobe bij iederen ingang, een woning voor den conciërge, lokalen voor kantoren en het houden van openbare verkoopen, een politiebureau en een buurtsecretariaat. Niet minder dan 199 ontwerpen kwamen l November 1884 bij Burgemeester en Wethouders in. De beoordeelaars, van wie de heer R. Kerr door den heer Phene Spiers was vervangen, begonnen hun werk onder voorzitterschap van den heer Jac. Ankersmit, Wethouder van Publieke Werken. Bekroond Beursontwerp In hoc signo floresco", door Grol) & Ohmann te Weenen. morgana voorgetooverd. Dan, de handelaars zijn practische menschen, en zij gaven duide lijk te kennen, al die heerlijkheden niet te wenschen ; liever behielpen zij zich met Zocher's schepping, zeiden zij, zoo de Beurs belasting slechts werd afgeschaft. De Raad was echter doof aan dit oor luchtver- j den aanleg en de inrichting der stad ongefata schonden over te leveren aan de nakome lingschap, is niets anders geplaatst, dan het onbeduidend argument van den eisch des tijds. Wij zouden echter meenen aan de waardigheid van U als Stedelijk Bestuur te kort te doen, indien wij veronderstelden, dat, om aan dien eisch te voldoen, geen ander middel te vinden is, dan demping." toeroept: overijl u niet, bezin voor gij be gint." Het programma voor de internationale prijsvraag verscheen in het laatst van Juni ; 1884. De ontwerpen zouden worden beoor; deeld door de heeren: L. H. Eberson, j Architect van Z. M. den koning, P. J. H. j Cuypers, Architect te Amsterdam, J. R. | de KruyfF, Directeur van de Rijksschool In het laatst der maand waren alle teekeningen in een paar lokalen van het toen nog niet voor het publiek geopend Rijks-Museum te zien. De slechte ver lichting der zalen gaf toen aanleiding tot klachten, waarom later in de Militiezaal de, tentoonstelling andermaal werd ge houden. De ontwerpen: »Mercaturae," »In hoc

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl