Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1340
Het ia waar, dat met opheffing van het
tegenwoordige stelsel de hoofdredenen van
den socialen strijd bij de spoorwegen tevens
kunnen worden opgeheven, hetzij men
Staats-exploitatie kiest of ne maatschappij
als overgang.
Maar dit is ook zeker, dat eene exploi
tatie-maatschappij, ook met mede-beheer
van den Staat, nooit dergelijke waarborgen
kan opleveren tegen het wederkeeren van
dergelijke toestanden met bedrijfstoringen
als wij thans beleefden en ook door onze
arbeidersbevolking niet met hetzelfde ver
trouwen zal worden begroet als een direct
beheer onzer spoorwegen door den Staat.
Naast vele andere motieven, eischt de
oplossing der tegenwoordige crisis dus
ook om deze redenen Staats-exploitatie der
spoorwegen.
Daardoor alleen wordt pacificatie op den
duur verkregen.
Onder deze omstandigheden is het te
verwachten, dat de motie van den heer
Fokker en zijne vrienden, om tot staats
exploitatie te komen, die weldra in de
Tweede Kamer zal worden behandeld, tot
een practisch resultaat zal voeren.
Gaat zulk eene verandering van stelsel
gepaard met krachtige maatregelen om
werkstakingen van het spoorwegpersoneel
in het vervolg te voorkomen, echter niet
in reactionairen zin, maar met erkenning
der vakorganisaties en met het verleenen
ook van betere materieele arbeidsvoor
waarden, waar die thans te wenschen over
laten, dan mag verwacht worden, dat voor
onze spoorwegen een rustiger en voor
spoediger tijdvak zal aanbreken dan het
thans achter ons liggende.
T. SANDEKS.
De Koelie-ordonnantiën.
IV.
Op een tijdperk van volkomen slavernij
is met de koelie- ordonnan tien een gevolgd
van gereglementeerde slavernij.
Wij zagen het in ons vorig artikel
een gereglementeerde slavernij, die, om de
velerlei daar genoemde redenen, onmogelijk
naar de op het papier gestelde regelen,
binnen de perken kon worden gebracht,
of gehouden.
Zoo ontstond het bloeiende Deli en
de bloeiende Oostkust... voor zoo ver zij
bloeien. Want en dit is een belangrijk
punt bij de beoordeeling van den toestand
der koelies onder het contract-stelsel die
bloei is, volgens den heer Kooreman, en
wij laten ons thans liefst door hém inlich
ten, zeer problematisch.
Wij lezen daaromtrent:
»Men make zich geen overdreven voorstelling
van Deli's tegenwoordigen bloei. De groote risico
aan petroleum-ontginning verbonden, ligt nog
versch in het geheugen, en met de tabak is niet
alleen veel verdiend, maar ook veel verloren.
Van de 38 thans bestaande tabakmaatschappijen,
hebben over 1901 slechts 13 dividend uitgekeerd,
7 boven 10 pCt., 6 daar beneden, en met de
ondernemingen welke met eigen kapitaal werken,
is het niet beter gesteld. Indien men alles goed
nagaat, dan blijken de Delische Millioenen ver
diend te zijn, M het gedeelte der Residentie
Oostkusl van Sumatra, gevormd door eigenlijk Deli, een
gedeelte van Langkat, en een kleiner stuk van
Serdang. Dat gedeelte, en eenige weinige bevoor
rechte plekjes uitgezonderd, is met die cultuur,
van Siak tot aan de grens met Atjeh, stellig teel
meer geld verloren, dan verdiend 1).
*De cultuur van Uberia-koffie, welke een
tijdlang scheen een concurrent van de tabak te
zullen worden, doch door de lage marktprijzen
der laatste jaren kwijnt en dreigt teniet te zullen
gaan, heeft groote kapitalen doen verloren gaan.
«?Onder de Millioenen uit Deli kunnen dus
alleen worden verstaan, de dividenden van de
tabaksondernemingen, gelegen in de hiervoren
aangegeven tabakstreek, gewoonlijk Deli genoemd,
schoon daartoe mede, enkele tabakslandeu van
Langkat en Serdang behooren."
Zoo komen we dus tot deze slotsom.
Van de 38 tabaksmaatschappijen, gaven
in 1901 slechts 13 winst voor de aandeel
houders, 2öbrachten het niet tot het
uitdeelen van een dividend.
Er zijn in eigenlijk Deli, in Langkat en
Serdang 139 tabaksondernemingen; en daar
het met de ondernemingen, die met eigen
kapitaal werken, »niet beter gesteld is dan
met de maatschappijen," moeten wij aan
nemen, dat pi.m. 100 ondernemingen in
1901 niet of althans zeer weinig geren
deerd hebben. Met de 27
koffieondernemingen liep het geheel en al spaak, en
aangaande de petroleum zijn de herinne
ringen allerminst gunstig. Zoo is dus
alle overdrijving buitengesloten yast te
stellen dat de groote meerderheid der 175
ondernemingen aan de Oostkust met 100,000
werklieden allesbehalve in voordeel ige om
standigheden verkeert. Welnu, hoe is op
dat groote aantal niet-floreerende, met al
te geringe winst of met verlies werkende
plantages, de behandeling der koelies ?
De heer Kooreman doet ten dezen op
zichte een mededeeling, welke te denken
geeft.
, In het algemeen kan worden gezegd, dal waar
het den baas goed gaat,'de knechts daarin deelen.1)
In het bizonder is dat het gevai in de
koffiestreek. Zes a zeven jaar geleden liet zich daar
de toekomst bizonder goed aanzien, en was er
werkkapitaal in overvloed. Al wat noodig was,
kon gedaan worden, ook voor de werklieden.
Later werd de toekomst slechter en thans is zij
vrijwel hopeloos. Toch tracht men vol te houden.
Op het beheer wordt bezuinigd, de werkman
beknibbeld, en dwangmiddelen worden aangewend,
waaraan men vroeger uiet zou hebben gedacht.
In den laatsten tijd zijn koiueplanters vervolgd,
wegens schandelijke verwaarloozing hunner zieke
werklieden. Van een hunner kan ik echter ge
tuigen, dat de behandeling der werklieden, ook
de geneeskundige, vroeger beslist even goed was,
als zij later geconstateerd is slecht te zijn.
»De verplichting om te voorzien in de behoor
lijke geneeskundige verpleging, is voor den
kleinen planter een groot bezwaar, omdat de
Indische doctoren zoo enorm duur zijn. Voor
minder dan f 1000.?'s maands is er geen te
eugageeren. Het gevolg hiervan is, dat vele
kleine p'anters, in Serdang een twintig-tal, samen
een dokter hebben, doch alleen om te kunnen
zeggen: aan de koelieordonnantie is voldaan, een
dokter bezoekt geregeld mijn onderneming. Of
de geneeskundige verpleging behoorijk is, daarop
wordt niet gelet, want deskundige controle ont
breekt, en de werklieden klagen hierover nimmer.
Alleen in het geval van schandelijke behandeling
van zieken, ontdekt soms het bestuur de ont
duiking. In dat opzicht zijn de Eagelsche
koelieordonnantiën billijker in hun eischen."
De winnende hand is mild wie kent
niet dit spreekwoord? Ook in Indi
wordt het bewaarheid. Dat dit bijzonder
in de koffiestreek zoo zou zijn, betwijfelen
wij. De winst met koffie behaald zal wel
niet tot grooter mildheid stemmen, dan die
met tabak verkregen, en waar men op
een koffieplantagc schriel tot in 't
onmenschelijke wordt, uit armoe, dit zal ook
voor de tófca&splantage etc. gelden. Hoe
hebben we nu, bij het bovenaangehaalde,
niet alleen over de medische hulp, maar
over de geheele behandeling van de koe
lies op de tientallen ondernemingen te
denken, »waar het den baas niet goed
gaat"?
Allereerst, dunkt ons, dient men aan
te nemen, dat de behandeling op de on
dernemingen, waar sinds jaren groote
winsten werden behaald.... veel beter
zal zijn dan op die waar met moeite de
strijd om het bestaan wordt volgehouden.
Dit wordt bevestigd door de verdedigers
van het koeliestelsel ook door een be
strijder als Van Kol, waar hij zegt: »ik moet
erkennen dat de toestand op de groote
tabaksplantages werkelijk bevredigend is,
al missen zij hun vrijheid; mij is gebleken
dat die menschen daar voldoende kunnen
bestaan en bij ziekte goede geneeskundige
hulp en verzoiging vinden". Van de
kleine en van de noodlijdende spreekt
van Kol niet.
Intusschen wordt deze uitspraak van
v. Kol reeds eenigermate verzwakt door die
van Dr. Hoetink. Deze zich geroepen
achtende dadelijk na het verschijnen van
de brochure van Mr. v. d. Brand in de
Indische Gids een woord van protest te
doen hooren, schreef als zijne besliste
ervaring
adat zoowel voor den gezonden als den zieken
koelie veel wordt gedaan (L) Goed geve n'ileerde ea
gecementeerde gebouwen met afzonderlijke
kamers voor de gehuwden, gemetselde privaten.
afzonderlijke putten voor het drinkwater zijn
op de ondernemingen der meeste groote
tabaksmaatschappijen verrezen. In de hospitalen vindt
men alles wat voor de behandeling van een
zieke noodig is en ik moet verklaren, dat mij
nooit door de administratie mijner Maatschappij
is geweigerd, wat ik voor de verpleging of
voeding van den zieken koelie noodig achtte."
Hij zelf dus vroeger als koelie-dokter
onder de gunstigste omstandigheden werk
zaam, geeft ons toch te verstaan, dat niet
eens op alle ondernemingen van de groote
tabaksmaatschappijen goed geventileerde
gecementeerde gebouwen met afzonderlijke
kamers voor de gehuwden, gemetselde
privaten, afzonderlijke putten voor drink
water aanwezig zijn en nu vormen
alle groote tabaksmaatschappijeu te samen
niet meer dan »/v deel der geheele tabaks
cultuur. Tegelijkertijd bevestigt Dr. Hoe
tink de verzekering van den heer Koore
man over den financieelen toestand der
tabaksmaatschappijen en particuliere ta
baksondernemingen.
»Zeker enkelen 1) hebben in Deli veel
geld verdiend, maar wie telt er de schip
breukelingen der fortuin. Ieder die Deli
kent en dus ook de heer v. d. Brand,
weet wel, dat het met dat grof geld ver
dienen der Europeanen in de laatste jaren
zoo'n vaart niet loopt, dat velen ondanks
harden arbeid niet vooruit komen en
menigeen in zijn verwachtingen teleur
gesteld Deli weer verlaat."
En wanneer we nu, aannemend, dat op
de plantages der »enkelen", die de
millioenen verdienden, de slavernij, welke in
't koeliestelsel ligt, minder ondragelijk
wordt gemaakt; wat ieder, zoo in 't alge
meen gesproken, ook zonder bewijs gaarne
geneigd zal zijn toe te geven; de vraag
is en blijft, hoe slaat het met de koelies
in dienst van al die ploeteraars, die xicli
tot bezuinigen en uitzuigen door de om
standigheden gedwongen zien ?
»Op het beheer wordt bezuinigd, de
werkman beknibbeld en dwangmiddelen
worden aangewend, waaraan men vroeger
niet zou hebben gedacht... koffieplanters
zijn vervolgd wegens schandelijke ver
waarloozing hunner werklieden."
Uit deze woorden van den heer Koore
mans blijkt immers waartoe men ten op
zichte van koelies in staat is, als de duiten
schaarsch worden. Natuurlijk, bij ach
teruitgang of' tegenspoed in zaken, waar
de bestuurs-controle allergebrekkigst is, en
de koelie nooit hooger getaxeerd zal
worden dan een werkrnachine, kan.
dat niet anders zijn. En als men nu weet
dat meer dan de helft van de Oostkust
plantages geenszins in bloeienden staat
verkeeren, van hoeveel doorgestane ellende
spreken dan niet de enkele nuchtere feiten
door Kooremans medegedeeld ?
En met de overige ondernemingen op
de buitenbezittingen staat het als met de
meeste ter Oostkust.
De heer Rookmaaker schrijft daaromtrent
in het tweede deel zijner studie (zie Nieuwe
Tijd), »men kan zeker niet zeggen dat de
ondernemingen op de Buitenbezittingen
floreeren. Met het meerendeel was en is
het heel anders gesteld.'"
Aangaande n dezer ondernemingen
zijn wij in den laatsten tijd meer in 't
bijzonder ingelicht, we noemen hier de
Mijnbouwmaatschappij Redjang Lebong,
gelegen aan den oostelijken uithoek van
de residentie Palembang, tegen de grens
van de residentie Eenkoele, onder welke
laatste residentie het weldra gebracht zal j
worden of het reeds is. Redjang Lebong, j
in de verre wildernis, waar ook Kataboen,
vóór eenige maanden nog Lebong Soelit
geheeten, op een dagreize verder te vinden is.
Over dat Redjang Lebong lazen wij in
het artikel »Menschenhandel in Indië'',
Prov. Dr. en Ass. CL, 26 November 1902,
onder meer:
»Wil men meer feiten?
//Ziehier: Op het station Lebong Donok van
de mijnbouw-maatschappij //Redjang-Lïbong",
directeuren de heeren Brdmann & Sielcken te
i Baiavia, werd, zooals in het Nieuws van den
Dag voor Nederlandsen-Indiëvan 10 April j.l.
uitvoerig omschreven werd, de Inlander Poera
doodgegecseld. De beul een Europeaan!
heeft, schreef dat blad, de marteling drie dagen
lang gerekt tot er de dood op volgde.
//Gelooft men dat niet?
»Men vrage dan eens aan Dr. S wart Abrahams:,
destijds geneesheer op de betrekkelijke onder
neming, het door hem afgegeven visum repertum
van den vermoorde te mogen inzien. Vergissen
wij ons nier, dan woont z.ed. op dit oogenblik
te Siekaboemie (l'reanger Regentschappen).
«?Het gruwelijk feit geschiedde volgens het
blad in de maand November 1S90.
//Is het te lang geleden, denkt men?
//Men vrage dien zelfden dokter dan eens, hoe
de toestand nu elf maanden geleden was. Hij
zal u antwoorden: >Nog precies zoo." Na dien
tijd is de dokter van daar vertrokken: 't werd
hem tévreeselijk.
,Is 't genoeg, lezer ? zoo neen. wat drinkt u van
het volgende briefje dat de Directie zélve den
24 3n Januari 1901 aan haren geneesheer op
//Redjang Leboog" schreef:
»Wij hebben de hoofd-administratie verzocht
ons den naam van den employéop te geven,
die des koeli Djias, register no. 767, zoodanig
heeft toegetakeld, dat 's mans bshandeling door
u noodzakelijk werd. Eveneens verzochten wij
de hoofd-administratie om eenige inlichtingen
omtrent den koelie Sarie, register no. 1139, die
van 8 tot 30 December, dus volle drie weken,
in het hospitaal verblijf heeft moeten houden,
omdat hij op de borst en schouders was geslagen
geworden."
?Dat schrijft de Directie en daaruit mag men
afleiden dat zij die mishandelingen wilde doen
ophouden. Dat is haar evenwel niet gelukt! En
nu is het wel prachtig, dat de Directie geen
mishandeling van koelies wenscht" wat 'u
wensch" zou dat zijn! maar de daden moe.ten
bewijzen, dat die uitdrukkingen wat meer ziju
dan holle frazen en dat de Directie, met de
eene hand een koelie beschermende tegen zweep
slagen, hem niet met de andere voortstoot naar
een »hospitaal"-schuur, geïnfecteerd door
dysenterie, schurft en berri-berri, om daar in ellende
om te komen.
Maar behalve deze enkele feiten geschiedt er
in Indiëop dat gebied nog zoo onnoemelijk veel
onrecht. En het mag niet generaliseeren ge
noemd worden, als men beweert dat er in Indi
een geregelde slavenhandel wordt gedreven 1). En
niet zoozeer nog hoeft men in verontwaardiging
op te rijzen over het doodslaan van een paar
enkele koelies, als wel over het stelselmatig
verwaarloozen van duizenden en duizenden zieke
slachtoffers van den Nederlandschen planter 1). Het
eene geval is weliswaar voor een deel een uit
vloeisel van den wilden, wetteloozen toestand
op eere onderneming, maar staat toch altijd nog
op zich zelf; het is de daad van een wreed, on
gevoelig man. Het tweede geval echter is het
gevolg van. een stelsel! En dat stelsel den kop
in te drukken, is de heilige plicht van den
Nederlandschen wetgever."
De directie der maatschappij kan er geen eind
aan maken. Zij heeft haar onmacht voldoende
aangetoond. Ziehier een paar aanhalingen uit
een brief der directie aan de hoofd-administratie
gedateerd 5 Januari 1901.
Tot onze groote ontevredenheid lezen wij
in het rapport van den dokter over de maand
November 1.1., dat de koelie Djias, register
EO. 759, onder geneeskundige behandeling moest
worden gesteld uithoofde van eene kneuzing
ouder aan het lichaam. (Des dokters woorden
in dat rapport waren: Contusie in de streek
heiligbeen; geschopt door zijn baas.) Wjj vinden
deze voorvallen eenvoudig afschuwelijk en we
begrijpen niet hoe het mogelijk is dat zulke
dingen thans kunnen gebeuren, wanneer men
daarbij overweegt dat de Regeeringscommissie
nauwelijks haar rug aan de mijn beeft toege
keerd."
En dan verder:
Wij kunnen u niet genoeg de noodzakelijk
heid op het hart drukken om al uw invloed
te gebruiken, opdat de zaken daar te Redjang
Lebong zoo kalm mofelijk verloopen, met het
oog op het feit, t/at de Regeerings-commissarissen
juist vertrokken zijn en urer de ouiie zaken de
spons gegnan is."
Uit dezen brief blijken twee dingen: Ie dat
de directie de wreedheden Imrer employé's af
keurt, maar t« zwak is orn er een eind aan te
makfin, en 3i dat er Regeeringseommissafissen
op af zijn gegaan en ... orer de oude zaken t/e
sponx haalden!" Dat wil dus zeggen, dat de
Regeringscommissarissen, trotaalleIfschuUii/emle
ler/.liiritirjen van vele achtensiraardige getuigen,
«,l wat ze voor vreeselijks aantroffen iu deii
doofpot hebben gedaan.
N'et eenig recht zou mogen worden gsvraagd,
of de heeren daarvoor gestuurd waren.
Vergissen wij ons rnet, dan ging de commissie
onder leiding van dr. Vorderman. Wil men
eens hooren hoe die zijn doofpot-oordeel velt
over den toestand, welke zóó ontzettend was,
dat, er een Regeerings-commissie op afgezonden
werd ? Dr. Vordermau beval aan Let, ,oprichten"
(sic!), het ^oprichten" van een groententuin. Hij
sprak overal van: //zoo mogelijk" en »het is
wenschelijk." Zoo achtte hiji het wense/ielijk, //dat
de kamerwacht der dysenterie-loods ook 's nachts
de lijders behulpzaam zou zijn bij het doen
hunner behoeften" en dat //een nieuw hospitaal
zou worden opgericht."
Dat alies achtte hij wenschelijk. Nu, wij ook.
Hél wenschelijk zelfs.
Dr. Vorderman kwam tot de overtuiging://dat,
de huisvesting der koelies op het terrein van
Lebong-Donok niet voegzaam kon genoemd
worden."
Niet ,voegzaam". De meuschen stierven er
als ratten!
Nopens deze zoo gelukkig met de spons
werkende Commissie schreef de heer Rook
maaker, oud-Ass. Res.:
»Als resultaat b.v. van bovenbedoeld onder
zoek op het terrein der maatschappij Redjang
Lebong wisten de nieuwsbladen alleen metie te
dc-eleu, dat liet der commissie toen uit twee
leden bestaande blijkens haar rapport was
voorgekomen, Jat alles den indruk maakte dut
er meer aandacht icus gewijd ut/n het technische
van het bedrijf dun nün een zeer zorgzame
behandeling der contractarbeider*. 1) Daar en te
Lebong Soelit (thans herdoopt in Ketaboen)
kwam het sterftecijfer, zonder epidcmiën, wei
boven de 40 percent 's jaars en volgens de
laatste berichten was voor de maanden Januari
tot en met Mei van dit jaar de gemiddelde
sterfte 33,18 percent of circa een derde, terwijl
naar mij toevallig bekend, het sterftecijfer onder
de inwonende bevolking normaal is. Bij zulke
cijfers die we ook hier en daar elders mii
of meer terug vinden nog iets toe te voegen,
ter teekening van der werklieden weinig gun
stige condities, mag wel overbodig heeten."
De aandeelen van Redjang Lebong staan
genoteerd 200, 205 pCt. 2.)
Keeren wij nu terug tot Kooremans
uitspraak: »in het algemeen kan worden
gezegd, dat waar het de baas goed gaat,
de knechts daarin deelen", dan dienen wij
te con stateeren, dat in het koelie-land er
ook bazen zijn, wien het uitstekend gaat,
zonder dat de knecht er op rekenen mag,
iets beter behandeld te zullen worden dan de
last- en trekdieren, met welken tegelijk hij
in een advertentie wordt aangeboden. En
laten wij hierop volgen Kooremans
mededeeling : dat een dergenen, die zich aan
schandelijke verwaarloozing hunner zieke
werklieden schuldig maakten, iemand was
die vroeger toen de zaken nog goed
gingen hen behoorlijk behandeld had,
wat zullen wij dan denken aangaande
den toestand van duizenden bij duizenden
koelies, die overgeleverd zijn aan de zor
gen van assistenten en administrateurs van
directies, welke door geldnood om staande
te kunnen blijven, of uit schraapzucht
om spoedig rijk te worden, hun werkvolk
exploiteeren, terwijl dit door een contract
gehouden is, en zoo goed als machteloos
en rechteloos staat tegenover zoo velerlei
leed dat hun kan worden aangedaan ?
Het koeliestelsel, in dienst van
geluken fortuinzoekers, wien het niet voor den
wind gaat... wie verdedigt dat nog ?!
(Wordt vervolgdl.
1) Wij cursiveeren.
2) Wie naier omtrent deze soort van koelie
behandeling wenscht ingelicht te worden, leze:
Naar Eldorudo door Winter. Ind. Gids. Oct. 1900.
De staat van oorlog en de staat
van beleg.
Ofschoon ieder Nederlander van rechts
wege wordt verondersteld de wet te kennen,
zullen de lezers van »het Weekblad" het
ons niet euvel duiden, wanneer wij hier in
het kort een schets geven van de wet op
den staat van oorlog en dien van beleg,
zooals zij werd vastgesteld den 23 Mei 1899,
ter uitvoering van art. 187 der Grondwet,
ofschoon zij eerst l Mei 1901 in werking
is getreden.
Het algemeen beginsel van die wet is de
bevoegdheid van »het militaire gezag" te
regelen, n.l. van die autoriteiten, welke
daartoe door den koning, of namens dezen
door den minister van oorlog worden aange
wezen (art. 7), gaande alsdan een groot deel
van het gezag der burgerlijke autoriteiten op
het militair gezag over, en wel in den staat
van bsleg veel meer nog dan in den staat
van oorlog. In welk geval wij in dezen dan
wel genen toestand zullen verkeeren of ver
klaard worden te verkeeren, geeft de wet niet
aan ; het hangt blijkbaar van de regeering
af, die elk gedeelte van het Rijk bij konink
lijk besluit kan verklaren te zijn in staat
van oorlog of wel in staat van beleg:
1. wanneer oorlog of oorlogsgevaar ont
staan is;
2. wanneer binnenlandsche onlusten de
in- of uitwendige veiligheid van het Rijk of
van een gedeelte daarvan in dringend ge
vaar brengen (art. 2).
Is echter ten gevolge van een
vijandelijken inval, of van de zooeven genoemde
binnenlandsche onlusten, de gemeenschap
tusschen een deel van het land en den zetel
der regeering afgesneden, dan kan dat deel
door het militair gezag in staat van beleg
worden verklaard (art. 3).
Het of'ficieele besluit betreffende een en
ander, treedt op het daarin vermelde tijd
stip in werking; het wordt zoo spoedig
doenlijk in het Staatsblad en in de Staats
courant opgenomen (art. d).
Behalve in het geval van een vijande
lij ken inval, wordt onverwijld een voorstel
aan de Staten-Generaal gedaan, om het
voortduren van de hier genoemde bijzondere
omstandigheden bij de wet te bepalen. Zijn
de Kamers niet bijeen, zoo worden ^zij
onmiddellijk bijeengeroepen (art. 5). Na
tuurlijk kunnen de Kamers dit wetsvoorstel
verwerpen, waarna de staat van beleg of
van oorlog ophoudt; hetgeen evenzeer het
geval is, zoodra de vrede is geteekend of'
(Ie onlusten zijn beëindigd. Daarna heeft
dan de regeering mededeeling te doen van
hetgeen door het militair gezag, krachtens
de buitengewone bevoegdheid is verricht
(art. Ij).
Is de staat van oorlog in werking ge
treden, zoo zijn de besturen van en de
ambtenaren in dienst bij provinciën, ge
meenten, waterschappen e. d. verplicht,
aan het militair gezag alle gewenschte "in
lichtingen te verschaffen (art. !),); in staat
van beleg zijn de besturen en de daarbij
in dienst zijnde ambtenaren l/orendien ver
plicht te gehoorzamen aan de bevelen van
het militair gezag, gegeven overeenkomstig
de door den koning vastgestelde instructies.
Een bijzonder groote bevoegdheid wordt
verder aan het militair gezag toegekend,
wijl het nieuwe politieverordeningen enz.
kan vaststellen, en bestaande wijzigen of
schorsen, in staat van oorlog evenwel eerst
na overleg met het betrokken burgelijk
gezag (art. 10 en 22). Gedeputeerde Staten
hebben alleen van een en ander kennis te
nemen.
In die politieverordeningen kan nu veel
en velerlei worden verboden. Voor den staat
van beleg heeft de wetgever dit nog ver
scherpt door te bepalen, dat behalve de
geoorloofde openbare godsdienstoefeningen,
geen openbare vergadering, bijeenkomsten of
optochten mogen worden gehouden dan op
schriftelijke aanvrage en na schriftelijke
vergunning van het militair gezag, (art. 25)
hetwelk verder bevoegd is schouwburgen,
societen e.d. alsmede fabrieken en werk
plaatsen in het belang der openbare orde
of'veiligheid voor korteren of langeren tijd
te sluiten, (art. 28) en het verkeer te regelen,
(art. 28). Het jagen kan alsdan mede worden
verboden, het inleveren van wapens, munitie
enz. bevolen (art. 24). Personen wier aan
wezigheid voor de rust of de algemeene
veiligheid gevaarlijk wordt geacht kunnen
worden verwijderd, (art. 33), het vertrek
van niet-militairen, die voor de verdediging
nuttig werkzaam kunnen zijn, verhinderd,
evenals het wegvoeren van paarden, van
levensmiddelen, schepen e.d., (art.35).
Ook kan in den staat van beleg het
militair gezag beperkende bepalingeu vast
stellen omtrent het drukken, uitgeven, ver
spreiden, aanplakken of in den handel
brengen van geschriften of teekeningen, of
dit geheel verbieden (art. 39). Verder is
het bevoegd het geheim van telegrafen en
posterijen op te hefien, den dienst van dezen
te regelen en voorts allerlei stukken in
beslag te nemen, of deze in te zien, (art. 38).
Eerst in geval van oorlog zijn aan de
rechtsmacht der temporaire krijgsraden (n.l.
die welke tijdens den staat van beleg moe
ten worden ingesteld) onderworpen zoowel
militairen als niet-militairen, die zich schul
dig maken aan feiten, strafbaar krachtens
het militair strafrecht. Alsdan veryalt voor
dat gedeelte van het land, hetwelk in staat
van beleg is verklaard, het recht van beroep
en cassatie iu burgerlijke strafzaken, wan
neer de bevoegde rechter niet in staat is
daarvan kennis te nemen, terwijl in straf
zaken bij ontstentenis van den burgerlijken
rechter de krijgsraad in eerste en hoogste
instantie recht spreekt.
Zoowel voor den staat van oorlog als van
beleg geldt de bepaling, dat de schutterijen
en de vrijwilligerskorpsen onder de onmiddel
lijke bevelen van het militair gezag komen,
(art. 10). Deze autoriteit krijgt alsdan zeer
ruime bevoegdheid omtrent het binnen
dringen van woningen tot het doen van
nasporing of huiszoeking, (art 11). De
voorschriften der Arbeidswet, Veiligheids
wet en Hinderwet kunnen buiten werking
worden gesteld, (art. 12). Politie en brandweer
komen onder militaire bevelen ; een geheime
politie wordt ingesteld, om de handelingen
van verdachte personen na te gaan en de
pogingen tot verstandhouding met den
vijand of het vormen van samenspanningen
tijdig op te sporen en tegen te gaan, (art. 13).
Dat het militair gezag voorts een uit
gebreide bevoegdheid krijgt om het in staat
van verdediging brengen te vergemakke
lijken behoeft geen betoog. Een ruim gebruik
kan daarbij worden gemaakt van ont
eigeningen, evenwel tegen schadeloos
stelling.
Verder zij het nog aan geteekend, dat reeds
bij den staat van oorlog het militair gezag
kan verbieden, dat door middel van de
drukpers of op andere wijze berichten en
opmerkingen worden verspreid betreffende
de genomen militaire maatregelen, (art. 18».
Ten deele van schuld ontlast.
Naar men ons van betrouwbare zijde
mededeelt is het
ontwerp-werklieden-reglement van de hoofdambtenaren-commissie,
wel op 10 Januari vastgesteld, maar
droeg de gedrukte missive, waarmee het
aaa B. en W. is verzonden, den datum
van 17 Januari, en kwam het stuk eerst
den 23sten Januari bij B. en W. in. Het
is toen den volgenden dag door de
Afdeeling Algemeene Zaken naar de
Afdeeling Publieke^ werken geëxpedieerd. Daar
nu de Burgemeester in de zoo troebele
dagen vóór 4 Febr. geen gelegenheid had
gehad het concept te bestudeeren, en
evenmin het tusschen de Wethouders en
den Burgemeester had kunnen komen tot
een overleg aangaande de wijze hoe met
het concept te handelen, zagen de heeren
Serrurier en Heemskerk zich wel gedwon
gen in de raadszittin g van 4 Febr. aangaande
dit stuk verder te zwijgen. Waar wij alzoo
in ons No. van 15 Febr. 1903 beiden
heeren dat zwijgen hebben ten laste ge
legd, is het ons aangenaam hen althans
van dit deel der hun toegeschreven schuld
te mogen ontlasten zoodat van het
onderschrift:
De Stedemaagd (fot de Wethouder*): Sep
tember 1900 richtten de werklieden tot U het.
verzoek om herziening van het arbeidskontrakt
en van de werkloonen; den lOien Januari 1903
was het concept, gereed... waarom hebt ge tot
iu Februari gezwegen ? . . . W,<? is nu de schul
dige, als Amsterdam in het Binnen.- en in het
.Buitenland zijn naam als rustige en veilige
veste verliest?
alleen het eerste gedeelte, vermeldende een
tijdsverloop van twee en een half jaar
eer aan het verzoek van de werklieden
zou worden voldaan. . . B, en W. tot
verwijt kan strekken.
MlmilHMIIItllillltlllleM
Kapitaal en Arbeid in Nederland, Bydrage
tot de economische geschiedenis der 19.9
eeuw, door HENRIETTE ROLAND HOLST
VAX BE SCHALK. Amsterdam, 190'2.
Uitgave van A. B. Soep.
Een tweetal jaren geleden in meen dat
het een Kerstrede van hem was in Piancius, maar
daarin kan ik mij vergissen uitte mr. Troelstia
eens den wenscb, dat een der jongeren onder
de sociaaldemocratische intellectueelen er zich
eens op toe zou leggen om ernstig te onder
zoeken de economische geschiedenis der
Nederlandsche arbeidende klasse in verband met de
economische ontwikkeling van ons land.
Inderdaad toen dat gesproken werd, ge
voelde ik de volle gegrondheid van dien wensch.
Want hoe ryk en veelvuldig ook de geschie
denis van ons vaderland in alle uitingen reeds
geboekstaafd z\j; hoe superieure geesten ook
hun wetenschap en hun ziel in de stapels^van
boeken over de historie van ons Vorstenhuis,
onze staatkunde, onze literatuur en onze schil
derkunst hubben neergelegd wat hier gevraagd
werd, bestond nog niet.
Wij kunnen zoo langzamerhand beschikken
over eene tamelyk volledige en goed gedocu
menteerde geschiedenis onzer, nog jonge arbei
ders -beweging; d. i. over den socialen str\jd
dien ook hier sedert de 70'er jaren de arbei
ders voeren, om zich door vaste en voortdu
rende organisatie een betere plaats te veroveren
in de maatschappij ; maar ook dJit is geheel
iets anders dan wat hier werd gevraagd !
En zie daar komt eensklaps de meest