Historisch Archief 1877-1940
No. 1340
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
intelligente onder de jongere
soeiaaldemocratische intellectueelen Henriëtte van der Scbalk,
de merkwaardige, uiterst helder-ziende vrouw,
die haar lier der kunst- om-de-kunst reeds lang
aan de wilgen heeft gehangen en met volle
toewyding en verbazend enthousiasme zich in
den uiterlijk zoo prozaischen en harden klassen
strijd heeft geworpen, strijdende voor en aan
de z\jde der arbeiders voor een nieuw ideaal
daar komt deze superieure dichteres van
weleer, reeds den uitgesproken wensch
bevredigen, en ons een boek voorleggen,
waarin de geschiedenis der arbeidende klasse
in ons land gegeven wordt....
Het boek is een durf. Het is een poging
en een eerste poging om de geschiedenis
van ons land te geven niet op de tot nu toe
gevolgde wijze, de gebeurtenissen onverbrekelijk
bindende at.n de personen, maar te geven vanaf
het standpunt van het «historisch materialisme",
het fundament van de Marxistische sociaal
democratie. We zullen nu over de vraag, of
inderdaad Mie maatschappelijke ethische en
zelfs religieuze verschijnselen en stroomingen
uit de materieele verhoudingen te verklaren
zijn, maar niet twisten; men weet, dit er onder
de sociaaldemocraten velen zyn, die dit ont
kennen. Maar déze enorme verdienste, die in
de toekomst al meer en sterker gevoeld zal
worden, zal men toch aan deze nieuwe be
schouwingswijze van het gebeuren en de
verschijnselen in de maatschappij niet kunnen
ontzeggen: dat zij ons de gebeurtenissen en
de toestanden van het verleden in een gansch
ander en nieuw licht toont! Zij wil de
maatschappelijke, intellectueele, artistieke en
theologische gebeurtenissen, stroomingen en
manifestaties verklaren uit den materieelen toe
stand van het volk, uit de mate van ontwikkeling
der productie-wij ze, verhouding van handel
en nijverheid, bronnen van rijkdom, enz. Zij
legt het verband tusschen dezen innerlyken,
economischen toestand en het uiterlijk gebeuren,
duidelijk voor n bloot.
Deze moderne geschiedenis-beschouwing
moge aan onze historie menigen held ontnemen
en menige heroïsche bladzijde doen opfl
dderen, zij moge aan de geschiedenis een sterk
prozaïschen tint geven, en zelfs ontnuchterend
werken op wat enthousiast- nationaal aange
legde gemoederen, ongetwijfeld schenkt ze ons
op den duur oneindig meer bevrediging, hel
derder begrip over- en een meer juister blik
op de gebeurtenissen, die we tot nu toe meen
den te zien gedragen door personen, en ons
dan blijken voort te komen uit economische,
commercieeie en industrieele toestanden.
Naar deze moderne beschouwingswijze nu,
heeft de schrijfster getracht, een blik te geven
op de geschiedenis van ons land ; meer bepaald
met het doel, de bijzondere eigenschappen en
den economischen toestand der at beidende
klasse te verklaren uit het verleden. Maar
dat kun alleen, indien zij ook de eigenschappen,
de opkomst der bezittende klasse daarbij be
schreef, de bronnen van rijkdom en oorzaken
van economisch verval naspeurde, en daarmee
omvatte de schrijfster soms heel het volksleven,
al zijn uitingen en stroomingen op maatschap
pelijk en geestelijk gebied.
Het boek was ihüirom dus een durf, omdat
het een eerste, ernstige, volle en consequente
poging in deze richting is van iemand, die tot
nu toe nimmer getoond heeft, bijzondere studie
van de geschiedenis van ons vaderland te heb
ben gemaakt, en omdat de methode recht ingaat
tegen die, welke tot nu toe door de meest
bekwame schrijvers en geleerden op dat terrein
is toegepast.
Of de poging geslaagd is 'i
My dunkt voor het doel, wat de schrijfster
zich gesteld heeft, volkomen.
Het boek strekt zich niet verder terug dan
vanaf het begin der 19e eeuw, d. i. de eeuw
van de opkomst en den reusachtigen bloei van
het kapitalisme, maar moest natuurlijk, om
den toestand des lands in het begin dier eeuw
volkomen te doen begrijpen, ook de twee
laatste decenniën van de I8a eeuw in zijn
beschouwing betrekken. «De maatschappelijke
toestand van Nederland in de 19e eeuw"
aldus constateert de schrijfster »kan niet
begrepen worden, wanneer men de economische
werkingen van het revolutionaire tijdperk
1781?1813 niet onderzoekt". En aldus doet
zij. Op buitengewoon oorspronkelijke wijze
schetst zij den ondergang van de bloeiende
manufactuur-industrie en de ambachten in de
18e eeuw, en het economische verval des
lands, wyl het kapitaal zich samentrok in
handel en speculatie, en, daarin verzadigd, de
aandrang en de energie miste om zich te werpen
op de moderne proiuctie-krachten der groot
industrie. Zy schetst oplevendigewijzedesociale
\ H mmit H t u H IHM minimum
Hoe de dominee en zijn bruid gelukkig werden,
Een vertelling, van F. CAKSEREI;.
DOOR
W. D. B.?L. S.
??»*?
Uit de hall- openstaande deur, van bet kleine,
houten gebouw, dat als kerk en school tegelijk
dienst deed, viel een breede lichtstraal taar
buiten, zyn schijnsel werpend op een grooten,
ouden eik, die aan den kant stond van het naar
de kerk voerende, tamelijk breede pad. Achter
den eik, zag men in de duisternis een
vormlooze klomp zich rusteloos heen en weer bewegen,
en deze klomp bleek bij nadere beschouwing
een stuk of wat paarden te zijn, die aan de
nog jonge boomen waren vastgebonden. Vol
ongeduld met de hoeven trappelend, rekten ze
vergeefs hun koppen uit naar de verleidelijke
bladeren boven hen, die net even te hoog
groeiden, om er ook zelfs maar n te kunnen
bemachtigen.
In het houten gebouw werd kerkdienst ge
houden. Plechtig en duidelijk drong de stem
van den geestelijke in de duisternis naar buiten,
r u en dan af gebroken door een luid A- a-men l"
ol U-m-mah l" der aandachtig luisterende
toehoorders, als wilden ze hiermede hun in
stemming met de woorden des predikers te
kennen geven. Plotseling verscheen uit het
duister een ruiter op het verlichte deel van
den weg. Het schuifelen der onrustige dieren
scheen zijn opmerkzaamheid te trekken ; ten
minste, hy' keek van waar het geluid kwam en
steeg af. Behoedzaam maakte hij zijn paard aan
een boomstam vast, om daarna voorzichtig een
onderzoek in te stellen naar de andere vast
gebonden viervoeters.
Hy ging van het eene paard naar het andere
en daar vanwege de overgroote duisternis, zijn
handen de rol van oogen moesten vervullen,
betastte hy' ze nauwkeurig, om zich goed te
ellende des volks gedurende de geheele eerste
helft van de 19e eeuw, wijdt een belangrijk hoofd
stuk aan de theologische stroomingen en twisten
en geeft ons daarop een eigenaardiger kijk
nu en dan, naar het mij voorkomt, «rel wat
vermetel op de eigenlijke, naar zy meent puur
materieele oorzaken daarvan, en rijk
gedocumeerd schetst zy ons dan den ellendigen toestand
der Nederlandsche arbeidersklasse in het mid
den der eeuw, lichamelijk en zedelijk gedegene
reerd door armoede en gebrek.
Dan gaan wij verder, de 6Üer jaren door tot
'80, en met diep gevoel verklaart zij ons de
uitingen van Huet, Multatuli, Van Vloten,
na zich in de vorige bladzijden reeds met den
«kruideniers-dichter" Tollens, en den sympa
thieken Potgieter, spiegels van hun kleins
omgeving te hebben bezig gehouden. De
drie eerstgenoemden karakterizeereude, begint
ze: .... »De tyd voor het individualisme
was nog niet gekomen, Huet, Multatuli en Van
Vloten : of zy bleven of zwierven, zy droegen
het vaderland in hun hart. Hieraan leden zij.
De kleinheid verbitterde hun leven, brak hun
loopbaan, vergiftigde hun gemoed. De jaren
tusschen 1860 en '80 zyn voor de beste geesten
harde en bittere jaren om te doorleven ge
weest. Geen hunner aspiraties vond steun in
de werkelijkheid ..."
Deze beschrijving van de latterkundige
uitingen van '60 tot '80 vormen wel mee de
schoonste bladzijden in het boek.
Dan komt het hoofdstuk : »In den greep van
het moderne kapitalisme", waarin zij ons spoe
dig voert tot in onze dagen. Na 1870 heeft
het moderne kapitalisme hier reusachtige vor
deringen gemaakt; vooral door twee omstan
digheden : de eene was de vrije openstelling
van Indiëvoor het privaat kapitaal, door de
opheffing van het cultuurstelsel en door de
agra ische wet van '69, waardoor voor het
particulier kapitalisme een enorm terrein van
exploitatie beschikbaar werd gesteld; de tweede
omstandigheid was de ooilog van '70?'71, die
aan Duitschland de mogelijkheid van de
verbazende ontwikkeling zyner industrie
tot groot-industrie verschafte, en waarvan
ons land, als doorvoer-land, enorm heeft
geprofiteerd. Zy schetst de opkomst van het
Indische kapitalisme, en laat niet na, de
schaduwzijden daarvan voor de inlanders te
malen. En dan de opkomst onzer haveMteden
en onze industrieën, tot op dit oogenblik, over
den stand en de onderlinge verhouding waar
van zy ons merkwaardige, gedocumenteerde,
en waardevolle gegevens verstrekt, en eindigt
met een verklarend, duidelyk en vol gloed en
overtuiging geschreven hoofdstuk, waarin de
tegenwoordige politieke stroomingen, de eigen
schappen der arbeidende klasse en de vooruit
zichten voor de arbeidersbeweging worden
geschetst.
* *
*
Met belangstelling, soms met dankbaarheid,
heb ik dit boek gelezen, waar het over zoo menig
feit uit onze geschiedenis, over zoo menig
verschijnsel waarvan we de oorzaak niet kenden,
eensklaps een helder licht doet opgaan, onzen
gezichtskring verruimt, ons gedachtenleven
rijker maakt. Objectief is het boek niet.
Op geen enkele bladzij. Het beschouwt de ge
beurtenissen strerjgvan hetstandpuat der schrijf
ster. Het boeit is, zooals zij, geweldig tempera
mentvol. Het geeselt de bourgeoisie ongenadig,
soms gilt u haar afkeer van de burgerklasse
luide tegen; het striemt niet alleen de op
komende bourgeoisie van '48, niet alleen het
Indisch-kapitalisme, maar ook de
handelsbourgeoisie van onze dagen. Een tegenhanger
daarvan is het onuitsprekelijk leed wat telkens
u tegenvloeit waar zy schrijft over de
proietariërs, over hun lijden en strijden. »Wie
heenbuigt over da boeken en brochures waarin de
toestand van het Nederlandsche proletariaat
gedurende de eerste drie kwart der 19de eeuw
wordt beschreven, voelt zich de keel toe
knijpen van leed".
Dat leed weerkaatst u tegon uit elke bladzy
waarin zy u de ellende der arbeiders beschrijft
maar op het laatst maakt het plaatst voor
grenzenloos vartrouwen en hoop op de ar
beidersbeweging, aan wie de toekomst is l
* *
*
Ik vind het een der meest waardevolle
boeken, die ons de socialistische literatuur in
ons land in de laatste jaren heeft verschaft.
De zwakste plek komt mij voor te zyn, daYir,
waar de schrijfster de theologische stroomingen
uit de 60er en 70ar jaren geheel wil verklaren
uit materieele oorzaken. Men gevoelt nu en dan,
dat er gezocht wordt naar materieele oorzaken,
en soms zeer kleine an kleinzielige, om die
stroomingen, die het gemoedsleven des volks
overtuigen van hun verschillende deugden of
gebreken.
Duidelijk klonk des predikers stem den
geheimzinnigen man bij de paarden in de ooreri.
Een oogenblik zelfs bleef hij onwillekeurig naar
de eenvoudige, ware woorden staan luisteren
en zoozeer boeide bem het gehoorde, dat hij
plotseling zijn ouden breedgeranden hoed eer
biedig afnam, alsof hij zich in de kerk bevond.
En toen de veelbelovende woorden van ver
zoet ing en troost nog luider er. dieper tot hem
doordrongen, liet hij ie hand, waarmede hij
reeds een paard bij deti teugel vastbad, lang
zaam zakken en dacht Xou, die kan 't', 'n kranige
kerel! kom, ik zal masr weer gaan, vanwaar ik ge
komen ben en da paarden niet rust laten. Wie
weet, als ik er een meeneem, of het niet toe
vallig het zijne is en dat zou rne spijten, want
het zal zijn eenige wel wezen."
Hij keerde terui* naa" zijn eigen paard, doch
weer bleef bij aandachtig luisterend staan en
in plaats van het los te maken, zooals zijn plan
was en zich te verwijderen, voelde hij zic'i
plotseling door een onwederstaanbaren drang
voortgedreven tot bij in bet helle schijnsel trad,
dat van uit de kerk naar buiten straalde.
Waarom ook niet 't" overlegde hij inzich
zelf, het is we! 'n eeuw geleden, dat ik in
een kerk geweest ben, maar ik kan er toch
zachts 'r is irloopen l"
De gemeente, bestaande uit mannen met een
massa kroezig haar en uit bleekwangige vrou
wen, hadden niets gemerkt van zijn binnentre
den, zoo vol aandacht waren ze voor hetgeen
hun gezegende voorganger bun predikte.
De geestelijke was klein van gestalte en had
evenals zijn gemeenteleden een bleeke gelaats
kleur. Hij was hoogst eenvoudig, bijna
armoedig gekleed, en toen hij op den
smakeloozen preekstoel al sprekend eenige schreden
voor- en achterwaarts deed, viel het den vreem
deling op, dat de geestelijke kreupel was. Lang
hield de ongewone bezoeker het evenwel niet
uit in de kerk. Hij trad weder naar buiten,
trok zijn hoed diep over de oogen, besteeg zijn
paard en galoppeerde langs een zijpad, dat
hem onbekend was, doch dat hem, naar Lij
dacht, wel weder op den grooten weg zou
brenzoo sterk in beweging brachten, te verklaren,
en de juistheid van de vooropgestelde be
schouwingswijze te bevestigen. Maar aan de
waarde der overige gedeelten de ontleding der
maatschappelijke en staatkundige verschijnselen
en de kennis over den toestand der arbeidende
klasse, doet dat niet af.
Dan ook maakt de schrijfster wel eens den
indruk van haast te hebben gemaakt. Dat laat
zich half en half begrijpen. Haar drukke
propaganda-leven riep haar telkens weer van dien
arbeid af, die toch zooveol onafgebroken toe
wijding en accuratesse vorderde. De correctie
een eigenschap die wel eens meer aan de uitgaven
van den heer Soep is op te merken is hier
en daar slordig. Inhoudsopgave of register,
voor historie-boeken van zooveel belang, ont
breken. Een en ander is jammer, en deed my',
toen ik het met zooveel sympathie gelezen
had, den wensch uiten: had zij toch wat meer
van haar tyd besteed aan deze dankbare stof,
haar urbeid zou er door gewonnen hebben.
Maar ook deze kleine, ondergeschikte aan
merkingen verhinderen my niet om de ver
schijning van dit boek met vreugde te
constateeren.
Het is maar een begin. Nu zullen er wel
mér volgen. S.
Uit de Vakbeweging onder
Hanflels
en Kantoorbedienden.
door DIXI.
Het boekje, onder bovenstaanden titel
uitgegeven, is eigenlijk niet geschikt om
in dit Weekblad besproken te worden.
Immers het behandelt een stuk geschiedenis,
het geeft weer hetgeen er in den laatsten
tijd is voorgevallen in de vereeniging
»Mercurius", hoe ook daar, gelijk overal,
de sociale baccil zich heeft ingevreten en
de oude weefselen heeft aangetast eu ver
woest, hoe ook daar nieuw bloed en nieuw
leven is ontstaan.
Wat was »Mercurius" vroeger, voordat
de «revolutie" haar hoofd opstak ? »Een
vadsig, log, bloedeloos lichaam", een ver
eeniging, die een bibliotheek had, cursussen
organiseerde, examens instelde en een
bestuur had hetwelk werkte onder de auspi
ciën van commissarissen met klinkende
namen, van patroons, rijk in het bezit van
overwicht.waardoor het bestuur allesbehalve
onafhankelijk was. Dat alles was
»Mercurius", doch niet was het een vereeniging,
die begreep, dat er voor haar meer te doen
was, dat haar de positie van de mannelijke
en vrouwelijke handels- eu kantoorbedien
den moest ter harte gaan. Neen, voor hare
oogen gingen de groote gebeurtenissen van
den dag voorbij zonder eenigen indruk te
i maken, zonder haar ook in die richting waar
de vakbeweging heen wijst, te drijven.
Wat was daarvan de oorzaak? Volgens
den schrijver het karakter der handels- en
kantoorbedienden zelf. Hij spaart deze niet,
maar zegt hun ongezouten de waarheid,
niet uit lust om onaangenaam te zijn, maar
om hen uit hunnen sleur en dommel te
doen opschrikken, om hen een blik te doen
slaan in hun eigen wezen. Men hoore
slechts: »Stijfgeroest in ideeën, die voor
veertig jaren den gloed van nieuwheid
misten, waren zij, zijn zij nog steeds ongeveer
dezelfden. En in hun gedachten ver
heven boven al wat daar wroet en af breekt
en opbouwt en tracht zijn plicht te doen
in innig voelen en werken en lieven, mees
muilen zij zelf genoegzaam, halen de
schouders op en glimlachen meelijdend".
Waar alzoo «Mercurius" was een dood
lichaam, is het geen wonder, dat lang
zamerhand een oppositie zich vormde, die
van de vereeniging wilde maken een
vakvereen'ging in den waren zin des woords,
welke steeds moest pal staan voor de be
langen harer leden.
De geschiedenis van deze oppositie en
haar eindehike zegepraal worden ons door
Dixi geschetst met opgewektheid en gloed.
Al is het boekje meer geschikt om gelezen
te worden door hen, die den strijd hebben
medegestreden of die meer direct bij
»Mercurius'' zijn betrokken, toch zal het lezen
ook anderen genoegen doen, anderen voor
wie de strijd van onze dagen meer is dan
een gewone strijd, die beseffen en gevoelen,
dat de geheele Maatschappij bezig is zich
te vervormen.
Laat ik hier eindigen met de volgende
woorden van den schrijver: »En zoo Neder
land een Vakorganisatie van aanbelang
rijker is geworden, zoo Mercurius zich in
den loop der tijden zal verbinden met zuster
organisaties, zoo er mogelijkheid bestaat,
dat ook een groot aantal handelsbedienden
zich »mensch zullen gaan voelen, dan is
de strijd niet nutteloos gestreden en alom
wenschen wij Mercurius op haar moeilijk
pad van strijd en volharding, van harte
»Glück auf." "
Kampen. Mr. dr. H. 8. VELDMAN.
UllillllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllMIlllllIIIIIIIIIIIIIH
Mnzieïin de Hoofdstad.
Wanneer men thans den naam van Handel
uitspreekt, zal zeker bij iedereen de gedachte
aan het Oratorium opkomen. En toch is deze
meester eerst op zeer rijpen leeftijd tot het
bewustzijn gekomen, dat bij hem de weg tot
de onsterfelijkheid langs het Oratorium voerde.
Aanvankelijk toch houdt de dramatische kunst
zijn geest geheel gevangen. Als achttienjarig
jongeling (in 1703) werd hij naar Hamburg
gedreven om aan de Duitsche Opera aldaar zijn
geluk te beproeven. Mattheson geeft in z*jn
//Ehrenpforte" een hoogst lezenswaardige beschrij.
ving van zijn eerste optreden. In den aanvang
waren beiden namelijk zeer met elkander bevriend.
Men kent o. a. de anecdote van hun optreden te
Lübeck, waar zij een oogenblik er aan dachten
den post van den ouden beroemden organist
Buxtehude over te nemen, doch hua voornemen
dra lieten varen, toen zij vernamen, dat dan op
n van beiden de verplichting rustte de niet meer
zoo heel jonge dochter van uxtehude te huwen.
Te Hamburg cornponesrde Htiudel vier opera's,
Almira, Nero, Daplme en Florindo. Alleen de
eerste is bewaard ? gebleven. Van de anderen
is geen spoor tot ons gekomer. Nadat Handel
met Matthescn een hevigeu twist gekregen had,
welke eindigde met een duel, dat den eerste
bijna het leven kostte, loog hij naar het vader
land der opera, naar Italië. Daar maakte hij
kennis met Lotti. de beide Scarlatti's en andere
beroemdheden uit die dagen en had veel succes
met zijne opera's.
Doch eerst in Engeland componeerde hij de
opera's, die hem beroemd gemaakt hebbeu over
de geheele wereld, maar die thans allen in het
vergeetbnek geraakt, zijn,behoudens een paar aria's
uit Rodelinda, Rinaldo, Xeixes, Tamerlauo, enz.
In Engeland heeft Hiiadel een buitengewoon
bewogen leven gehad. Eerst met gunstbewijzen
overiadei! door het hof en aan het hoofd geplaatst
van de *Iloyal academy of music"; als zoodanig
belast met de leiding van een operagezelschap
zoo schitterend saamgesteld, als tot dan toe nog
niet was voorgekomen ; dan in ongenade gevallen
bij den koning en met zijn eigen opera-onder
neming tot een bankroet gevoerd; vervolgens
met afwisselend geluk nu eens tegenover zijn
rivalen het afleggend dan weder hen overmeeste
rend, had Handel al dien tijd rusteloos
voortgewerkt aan de oLtwikkelug van zijn talent.
Omstreeks 1720 had hij reeds een oratorium
»Esther" gecomponeerd en een wereldlijke can
tate .rAeis en alathea". Voorts had hij zich
met het schrijven van zijn bekende twaalf
//Anthems" een stijl gecreëerd, die zich
eenigermate aansloot bij de schrijfwijze van Carissimi,
doch waarbij de behandeling der koren in veel
hoogere mate zelfstandig genoemd kan worden
dan bij den italiaanschen meester.
Langzamerhand ontstonden //Saul" en »Israël
in Egypte" doch zonder den meester een door
slaand succes te bezorgen. Eerst in 1741 juicht
hij met zijn «Messias" (in '2e dagen gecompo
neerd) een overwinning behalen van blijvend
gewicht. Zouwel in Dublin, waar het werk voor
het eerst werd uitgevoerd, als in Londen, dat
weldra volgde, maakte het een machtigen indruk.
Eerst van toen af wist Handel zeker dat, zijn
eigenlijk domein was het ,,Oratorium" en na den
»Messias" componeerde hij geen opera's meer,
doch uitsluitend Oratoriums zooals o.a. //Samson,
Seniele, Herakles, Belsazar, Judas Maccahiius,
Josua, Jephta" ecz. enz. Dus de meesterwerken
die zijn naam blijvend beroemd gemaakt hebben,
schiep bij op den leeftijd van 50?60 jaren.
De kracht van Handel in bijna a! zijn Orato
riums, maar voornamelijk in zijn Messias, ligt
| speciaal in de heerlijke koren. Daar zit iets in
j van Ac kracht die dea meester ztlf kenmerkte.
j Zijn reuzeugestaite gebood eerbied, waar hij zich
i maar vertoonde. Zoo is het ook met de motieven
llllitltltllllMIIMMIMIHIIIillllllll
iiiiiHfiiimiEiiiiiimiiiti ttHiiiiiifiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiMiiiiiiiMHiHiimiitiiruiiHiiHiiHiitiiiii
gen, verder. Plotseling vloog een klein beest,
vermoedelijk een haas of konijn, over den weg ;
het paard sc'irikte, d;;ed een sprong zijwaarts
en in het volgende oogenblik voelild d? ruiter
een hengen slag op het hoofd, a!-or' de groote
beuk die vlak aan rlen wegkant s'ond en zijn
zware, breede tukken er als 't ware over
uitspr«;dd3, op hem nedergevaUen was. Zonder
eenig geluid te geven, viel hij van zijn paar.3
en nog eer hij 141 den groi.d terecht kwam,
kreeg de van den sla^ tocS reeds halt
bewiv-1teloozn ruiter van het opgejaagde beest, nog een
trap met de hoeven die hem geheel
bedwelmdeEen uur later kwam de bleoke predikant
deiizelfden we^ afhinkjn. Het scheelde niet
veel, of hij was gestruikeld o/er ite gestalte,
die onder den grooten beuk la». De oude,
brecdgerande hoed was den man van het hoofd
gevallen en het bloed, dat uit een groote ga
pende w de op zij van het hoofd druppelde,
bad zijn haren stijf op elkaar doen plakken.
Het kostte den tengeren, niet zeer sterken
geestelijke, ontzachelijk veel moeits, den zwaren
vreemdeling, die r, o g steeds bewusteloos was,
in het kleine huisje te transporteeren, waar hij,
geheel alleec, woonde. Doch na talloozc malen
gerust te hebben, gelukte het hem toch. Ver
scheidene dagen verliepen, alvorens de patiënt
zooverre hersteld was, dat. hij als een hulpeloos
kind iu een ouder, wormstekigen
schommelstoel rechtop kor. zitten en toezien kon, hoe
de geestelijke in zijn vertrek voortdurend in
de weer was oin den onverwachten gast te
verzorgen en te verplegen. De vreemdeling was
bij zijn val zwaar gewond geworden ; bij was
met het hoofd tegen een overhangenden tak
geslagen, en bovendien had de trap van zijn
paard hem een paar gebroken ribben bezorgd.
Op zekeren dag kreeg de predikant een brief,
die klaarblijkelijk door een dameshand geschre
ven was. Onmiddellijk na hem gelezen te heb
ben, zette hij zich neer om den zooeven ont
vangen brief te beantwoorden, doch vóór hij
hiermede nog geheel gereed was, waarschuwde
het slaan der klok hem, dat het tijd voor hem
werd, zich gereed te maken, om zich naar het
kleine houten gebouwtje te begeven, waar dien
avond dienst gehouden moest worden.
Nauwelijks had bij zich verwijde:d, of de
patiënt stond op en zonder zich ook maar n
enkel oogenblik erom te bekommeren, dat hij
daartoe het recht niet had, nam bij den brief en het
nog onvoltooide antwoord uit de dichtgeslagen
portefeuille en las beide op zijn gemak door.
Van zijn meisje !" riep hij uit, toen hij de
beide brieven gelezen had. ,,Arm, klein ding !
Als ik aan den inhoud van haar schrijven denk,
zie ik haar in m'n verbeelding voor me staan.
Ze woont hier een knap eind vandaan en
'wacht geduldig af, tot, het baar aai staande
man schikt, haar het, geld voor den overtocht
naar hier over te zenden. Want ze vindt wel,
dat bc.t erg lang duurt, (zooals zt schrijft)
maar wachten zal ze toch, al moest ze haar
Leele leven wachten, 'n Ander nemen doet ze
niet. Goed kind !"
Kn aan 't eind spreekt ze hem nog moed
in en smeekt hem, het hoofd niet te laten
hangen, want ze is stellig overtuigd, dat er
nog wel eens een dag komen zal, misschien
wel heel gauw, dat hij geld genoeg bij elkaar
gespaard zal hebben, om haar te later, over
komen. De mensehen in zijn land staan toch
immers bekend, als zoo grootmoedig, en dan,
hij zal toch zeker wel een flirk traktement
hebben. Dat kan, dunkt haar, niet anders . . .
Hier hield de zieke even stil, doch kort daarop
vervolgde hij, met de vuist op tafel slaande :
Hel en duivel.' Die en behoorlijke salarissen
geven' Dan moesten ze eerst een beetje meer
hart in hun lijf hebben ! Misschien zouden ze
dan wel wat boter betalen en in de kerk wat
minder klagen en jammeren. Beroerde wereld !
Beroerde maatschappij l" vervolgde hij, zich meer
en meer opwindend. Daar heb je uu een
man, een waar christen, die zich dag en nacht,
ondanks zijn maar half-goed lichaam, afslooft
en afzwoegt, orn jullie verdorde zielen te redden.
En hoeveel krijgt hij daarvoor? (reen cent
meer dan het hoognoodige, om niet van honger
en gebrek om te komen. Ellendige, inhalige
vrekken. Jullie was waard, dat ik je al je
paarden ontstal en or mee van door ging."
En nogmaals balde hij woedend de vuist, als
had bij de menscher), tegen wie hij zoo
verbolgen was, voor zich.
en de melodieën zijner koren. Zij zijn als uit
erts gehouwen, fier en trotsch en zij gaan
ongthinderd hun weg. Bij Handel vindt men het
imposante, gigantische. Daarin ligt zijne eigen
aardigheid. Bach, zijn tijdgenoo*, heeft meer,
veel meer innigheid en warmte ; Bach spreekt
meer tot tart en gemoed.
Doch wij hebben het over Handel, en zijn
Messiae. Voor een paar jaren had de
Oratoriumvereeniging reeds een uitvoering gegeven van
dit werk in de acustisch minder geschikte
Luthersche kerk op den Kloveniersburgwal. Hoe
wel nu een Oratorium veel beter op zijn plaats
is in een kerk dan in de concertzaal, is toch
de uitvoering ia een zaal verkieseJijier, wanneer
men geen geschikte kerk kan vinden; daarom
was het goed gezien de uitvoering ditmaal in
het Paleis voor Volksvlijt te doen plaats vinden.
De directeur, de heer Auton H. ierie( heeft
met het oog op de uitgebreidheid van het werk,
verschillende nummers moeten coupeeren.
Het is steeds uiterst pijnlijk voor een directeur
tot een dergelijke operatie te moefea overgaan,
want uit den aard der zaak zullen vaak nummers
worden weggelaten, die op zichzelf toch zeer
schoon zijn. Wanneer ik nu hulde bteng aan
de takt waarmede het snoeimes gehanteerd is,
dan moet ik een uitzondering maken ten opzichte
van het koor Durch seiue Wundeu sind wir
geheilet." Niet door de tegenspraak die er zit
in dezen tekst met bedoeld snoeimes, maar omdat
ik dit een der scioonste nummers vind uit het
werk. Ik kan dan cok moeilijk gelooven dat
het op een toeval berust, dat Mozart, die zooals
men weet een duchtig Handelkenner geweest is,
in de fuga van het Kyriëuit zijn R;quiem
dezelfde melodie heeft aangewend.
Over de uitvoering valt uiets_daa goeds te
vermelden. De koren klonken voortreffelijk. Met
de grootste rust en zekerheid werden de moei
lijkheden overwonnen en de attaques lieten niets
te wenschen over. Zondert men een paar al te
heftige inzetten van de bassen uit, dan was ook
de klank zeer te roemen.
Mejuffrouw Lucie Coenen had geen benijdens
waardige taak te vervullen; /,ij moest inspringen
voor m t j. Kappel, die ter elfder ure ongesteld was
geworden. Indien het nu een nieuw werk hadde
gegolden, dan zou men alleszins oorzaak hebben
mej. Coenen met de grootste mildheid te
beoordeelen; thans mag men eigenlijk zijn bevreem
ding uitspreken over de vaak onhandige wijze
waarop mej. Coeneu haar taak vervulde. Een
groot gedeelte van haar partij liet zij door den
tenor zingen, en de quartettea bracht zij door
haar onzekerheid herhaaldelijk in gevaar. Mej.
Coenen beeft wel een zuiver en mooi sopraan
geluid ; dit kon men bemerken in de wijd en,
zijd bekende aria's, die steeds en door iedereen
gezongen worden. Alleen het opsleepeu en af
glijden van den toon maakt een wel wat
dilettantischen indruk. Het is echter jammer dat mej.
Coenen geen bewijs heeft gegeven van muzikale
slagvaardigheid: zij had er eene schooue gele
genheid voor.
De alt-partij werd vervuld door mej. Martha
Stapelfeldt uit F/ankfort. Deze dame is in het
bezit van een mooi en krachtig geluid. Zij zal
zich echter nog duchtig moeten toeleggen op
het egaliseeren van haar borst-en middenregisters.
Ook vind ik dat zij eerstgenoemd regis'er som
tijds wat hoog opdrijft. De aria vO du, die
Wonne verküudet in Zion" leed ietwat aan
rhythmische monotonie met haar tweede aria
»Er ward verschmahel" slaagde zij er in een
grooten indruk te maken.
De heer Jos. Tijssen was bewonderenswaardig.
Met de grootste vrijheid en gemakkelijkheid zong
hij zijn eigen partij en een gedeelte der sopraan
partij. Als een meester stond Tijssen hoven
de moeilijkheden van het werk.
De heer Sol heeft met de vertolking der bas
partij bewezen dat bij bij Handel het tem in
vindt, waarop hij zich met de grootste zeker
heid beweegt. Coloratuur, trillers en moeilijk
heden in de adembeheerscbing worden door den
heer Sol spelenderwijze overwonnen. De aria's
//Wenn er entflammt," en »Warum en;brennen
die Heiden r", proefstukken, maar tegelijk meestal
struikelblokken voor bassen, kan men zich
moeilijk schitterender gezorgen denken. Het
succes van den heer Sol was welverdiend.
Wanneer ik nun og vermeld dat Mej. Landréde
niet zeer belangrijke piano-partij bij enkele reci
tatieven vervulde en de heer C. de Wolf het
orgel bespeelde, dat voorts het instrumentale
gedeelte op de denkbaar beste wijze door ons
concertgebouw-orchest werd vervuld, dan rest
mij nog slechts een woord van dank uit te
spreken aan den heer Tierie, die ons dat alles
deed genieten en hem mijn gelukwenschen toe te
voegen voor het uitstekend welslagen van de
uitvoering.
AVI:. AviiiiKAiir.
Uitzuigers ben jelui! Hij zou zich voor
zoo'n troep kale, inhalige schobbejakken des
noods doodwerken, en zóó weinig wordt zijn
toewijding naar waarde geschat, zóó'n schijntje
krijgt hij daarvoor betaald, dat bet misschien
nog jaren en jaren zal moeten duren aleer bij
zijn meisje, als z'n vrouw deze woning kan
binnenvoeren. Maar voor mij, die voor niets
anders goed ben, dar. om jullie paarden te
stelen, voor mij hsb je respect. Jelui hebt de
hoofden bij elkaar gestoken en mij de eer
bewezen, een som van twee honderd dollars
uit te loven voor hem, die mij aan jullie over
leveren zou. Den predikant, die jaar in jaar
uit in jullie midden is, betaal je een
hongerloon, maar er kan wol twee honderd dollars
bij mi-kaar gescharreld worden, waar het er op
aan komt, M$ een paar tii'ir slechts te hebben.
liegrijpe, wie 't wil, mij gaat het te hoog !"
Daarna nam hij Let nog niet voltooide ant
woord op den brief nog eens ter band. Een
voudig, als da schrijver zelf' was, luidde de
inhoud van het geschrevene, doch er lag een
wereld van lijden en dragen in opgesloten en
meer dan eens slaakte de lezer een luiden zucht
en streek hij met zijn knokige, door de zon
gebruinde hand over de oogen. Van hetgeen
hijzelf' te verduren had, van zijn eigen strijd
en ontberingen, daarvan was in deu brief slechts
weinig sprake. Wel stond er een enthousiaste
schildering in van de gelukkige toekomst die
hij zich droomde, wanneer hij met zyn aanstaand
vrouwtje vereenigd zou zijn.
Onwrikbaar vast vertrouwde h\j op die zoo
hoopvolle toekomst en die tijd, dat geloofde
hij stellig en daarop moest ook z'n zoo innig
door hem geliefd vrouwtje maar hopen, kon
niet zoover meer af ,"ijn.
Hier had de schrijver moeten afbreken,
omdat zijn ambt hem elders riep en toen de
lezer den brief neerlegde, liet hij nogmaals
met een hel en duivel" de vuist dreunend
op de tafel neerkomen. Voor mij tweehonderd
dollars en voor dezen man, dezen held, zoo
goed als niets, 't is 'n schande," sprak hij
tandenknarsend bij zich zelf.
Plotseling echter scheen hem een goede
gedachte ingevallen te zijn, want met een geheel