Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NÏDERLAW».
No. 1340
De arme
G. HATJPTMANN, Der arme Heinrich. Eine
Deutsche Sage. S. Fisoher, Berlin.
Sin swëbendesz herze dasz verswanc,
Sïn swimmendiu fröude ertranc,
Sm hóchvart muoste vallen,
Sin honec wart ze gallen.
HAETMANN VON AUB.
In de volksboeken van Gustav Schwab is
de geschiedenis van den armen Heinrich heel
Duitschland doorgegaan, doorgedrongen tot in
de kinderkamers, om de kleinen te leeren lief
hebben en bewonderen het eenvoudig pachters
kind, dat haar leven wilde offeren voor de
genezing van den melaatsch geworden graaf.
Heeft Hartmann von Aue de geschiedenis
bedacht, of ze der overlevering naverteld? 't
Laatste ia 't waarschijnlijkst. In elk geval
heeft hij ze in zijn twee aan twee rijmende
verzen in een populairen vorm doen herleven,
en Jacob de Voragine, de Genueesche
Dominikaner monnik, heeft ze verlatinizeerd een plaats
gegund in zijn verzameling van Longobardische
legenden. De Gouden Legende heeft men ze
naderhand genoemd en L ingfellow ontleende er
de stof aan voor zijn Golden Legend, dat als een
gedramatizeerde verzameling is van verschillende
aan de oud-Duitsche volkssagen ontleende mo
tieven.
Karel Sim rock gaf ook van Hartmana's mid
deleen wschen tekst een modernizeering; Adelbert
von Chamisso verwerkte de stof tot een rijmloos
gedicht. Schilders, musici en dichters heeft zij
telkens weer bekoord, en wat Longfellow ge
daan had, hebben Duitsche dramaturgen nage
volgd op hun wijze, zoodat een halve eeuw
geleden Joseph von Weilen zijn Heinrich von
der Aue schreef, waarin de hoofdpersoon niet
melaatsch, maar blind was, en uu Hauptmann
een talentvolle poging deed om aan de sage
als nieuw leven te geven.
Er is iets echt middeleeuwsch barbaarsch en
tevens na:efs in de geschiedenis, waarvan we
kunnen begrijpen dat een Goethe in den tijd
der »Aufklarung" afkeerig was, en waarin de
verzoening van de godheid door een zoo tegen
natuurlijk en bloedig offer van een geest getuigt,
die juist door het christendom moest worden
uitgedreven. Er is in de legende zelve als een
strijd tnsschen twee stelsels, twee levensbe
schouwingen. Want er komt ten slotte, als
het mirakel dient te geschieden door het vrij
willig zich ten doode -wijden van het meisje,
een wending. Niet haar offer of ten minste
haar offerlust, maar het berouw, de wroeging
van Heinrich als hij haar op de slachtbank
in letterlijken zin ! weet, die worden aange
duid als het krachtigst bij te dragen tot zijn
genezing.
Dit motief laat ook Chamisso vooral tot zijn
recht komen.
Und die Hande ringend warf und weinend
Sich vor Gott der Arme; seine Worte
Quellen schier verkehrt aus seiaem tiefern
Bessern Herzen, und er schrie zu Gott auf:
Herr, barmherz'ger Gott, gieb Kraft mir Süuder,
Kraft zu dulden, was du selbst verhangt hast,
Lasz in Demut mich mein Siechtum tragen,
Aber nicht, in deinen Zorn, der Unschuld
Schreiend Blut auf meine Seele laden.
Het is dan ook in een gesprek met Lucifer,
dat Longfellow zijn Henty het oude voorschrift
tegen melaatschheid laat te berde brengen:
»The only remedv that remains
Is the blood that flows from a maiden's veins,
Who of her own free will shall die,
And give her life as the price of yours."
Lucifer raadt hem eerst dat recept maar ter
griffie te deponeeren. Waar zal een meisje zoo
mal zijn!... Toch weifelt hij ten slotte:
And yet who knows? One cannot say
That into some maiden's brain that kind
Of madness will not find its way."
Laat ons nu eens zien hoe Hauptmann deze
oude stof tot iets geheel nieuws bewerkt heeft,
dat in Dnitschlaud veler bewondering wekt.
In de eerste plaats treft het, dat hij weinig
oog heeft gehad voor de dramatische momenten
van het verhaal.
Wie zich levendig voorstelt de verschillende
situaties van den hoofdpersoon, moet opmerken
dat Hauptmanu als opzettelijk het psychologische
heeft vooropgezet, met verandering van het in
in zijn aard dramatische tot epiek.
Ik bedoel dit zóó.
Een rijke, zeer wereldscbe graaf, jong,
prachtlievend, gevierd door vrouwen, ziet zich opeens
besmet door de afgrijselijke ziekte, die in de
middeneeuwen als een Gods-geesel beschouwd
werd.
iiiiliiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimi
llllllllllllllllllllllllltlM
anderen, byna vroolyken toon in zy'n stem riep
bij uit: Ja, dat zal ik doen waarachtig, dat
doe ik. Ze zal hier komen, ik wil hem in de
gelegenheid stellen, zy'n bruid bij zich te laten
komen en wel zoo gauw mogelyk." En verge
noegd wreef by' zich in de banden.
Het was reeds lang na middernacht toen de
predikant in zy'n woning terugkeerde. Het
scheen zijn gast toe, of hij er dezen avond nog
bleeker en vermoeider uitzag dan andera.
Beste vriend," zei de predikant, nadat de
beide mannen tegenover elkander gezeten wa
ren, beste vriend en waarde gast, het doet
me recht veel genoegen, dat ge weder zoo goed
als hersteld zijt, want tot mijn groot leedwezen
moet ik u zeggen, dat ge nog maar een paar
dagen in deze woning zult kunnen bly'ven."
En waarom niet langer ?" vroeg de aan
gesprokene. Ja, eigenlijk kan ik me ook best
begrypen, dat mijn hierzy'n u wel wat al te
veel last veroorzaken zal en ge blij wezen zult
als ik weer weg ben."
Volstrekt niet. Maar de eigenaar van dit
huisje heeft het me daareven zelf gezegd. Als
ik binnen de drie dagen de huur niet betaald
heb, zal hij genoodzaakt zy'n mij er uit te
laten zetten en ... en ..."
En wat moet u dan beginnen ?" vroeg de
gast hem opeens, zonder hem te laten uitspreken.
Dat weet ik helaas zelf nog niet. Doch
misschien komt er te rechter tijd nog wel hulp
opdagen, al moet ik ook eerlijk bekennen, dat
ik tot nu toe nog niet weet, van welken kant
die zou te zoeken zy'n. Ik denk "
Zeg eens, dominee, u hebt me nu al zooveel
weldaden bewezen, mij zooveel goedheid be
toond, zoudt u de maat uwer goedheden voor
dezen enkelen keer eens willen doen
overloopen en my nog n grooten dienst bewy'zen ?"
viel de aangesprokene hem in de rede.
Met heel veel genoegen, als het maar
eenigszins in my'n vermogen is," klonk het
welwillend antwoord.
Als u dan zoo goed zoudt willen zyn, om
dit brieije aan den voorzitter van het Vigilance
Gommittee te overhandigen."
O, aan Amos Hudden ?"
Juist. Hy' is een goeie vriend van me en
Voor den dramaturg is hier het eerste belang
rijke moment. Stel u voor een feest ten hove, waar
de bloem der ridderschap en de keur van edel
vrouwen en jonkvrouwen samenkomt in weidsche,
rijk gesierde zalen, waar muziek en liederen
klinken, de dans lokt, het hoofsch gedartel
hoogtij viert bij bloemengeur aan 't weelderig
banket een feest waarop de gevierde graaf
Heinrich een hoofdpersoon is, en hij plotseling
met een huivering van ontzetting aan de
binnenzij van zijn hand het vreeselijke teeken ziet,
het merk der melaatschheid, die hem tot een
verworpeling maken zal, tot een van allen ver
stootene, geschuwd met afgrijzen door wie hem
nu huldigen en vleien.
Vanzelf staat het voor ons als 't eerste dra
matische moment: het hoofdmoment van een
eerste acte.
Hauptmann verwaarloost het. Wij vinden
Heinrich dadelijk als melaatsche in het huis
van een pachter, verzorgd door diens vrouw
en dochter, welke laatste, een kind dat haast
volwassen wordt, voor den graaf, die baar
vroeger onder 't spel zijn kleine vrouw noemde,
een innige vereering heeft, door meelijden aan
groeiend tot een-eu-al liefde. En het dramatisch
motief wordt in de 2e acte even episch aange
duid, als Ottegebe, de dochter, aan haar moeder
Brigitte verhaalt:
Er was eens een graaf,
moeder! Die danste met des keizers dochter
op 't feest. - Zij was reeds heimlijk zijn verloofde!
Toen riep de lijfarts van den keizer zacht
hem bij zijn naam, vraagde hem mee te gaan:
en samen zochten zij een andre kamer.
Daar zeide de arts hem: Toon mij uwe hand!
En als de heer en vorst zijn hand hem toonde,
wees de geneesheer hem een gore kerf
in zij D c blanke huid en sprak: O. heer,
het moeilijkste uur is voor u aangebroken,
wees kloek thans! Gij zijt onrein.
Het tweede dramatische hoofd-motief, dat op
dezelfde wijze tot epiek wordt omgezet, is de
genezing van den graaf door het offer van
Ottegebe.
Volgens het verbaal hoorde het boerenmeisje,
dat iemand van melaatschheid genezen kan
worden, indien een maagd haar bloed voor
hem over heeft. Ottegebe hoort dit vertellen
door een krijgsman, en in haar steeds in onbe
wustheid grooter wordende liefde voelt zij zich
de aangewezene om zich voor Heinrich te
offeren. In vrome overpeinzingen, in toestanden
van extaze brengt het kind hare dagen en nachten
door, tot ze eindelijk allen tegenstand weet te
overwinnen en met Heinrieh naar Salerno trekt,
naar den wijzen man, die door haar bloed hem
redden zal.
Daar gebeurt het wonder.
En alweer, als we ons deze geschiedenis
gedramatizeerd denken, dan zien we Heinrich en
Ottegebe bij dien arts, hem den laatsten strijd
strijdend om, nu liet beslissende oogenblik
nadert, haar terug te houden. We zien ze
mét den geneesmeester, die haar ook nog wijst
op de zwaarte van het offer. Maar alles stuit
af op het vast, extatisch willen der tot den
dood-in-liefde bereide. Dan gaat zij met den
arts in zijn kamer. Heinrich blijft alleen. Doch
nauwlijks is bij alleen, of een doodsangst over
valt hem, hij huivert terug voor het vreeselijke
wat gebeuren gaat. Hij luistert aan de deur,
hoort het gerammel van metaal... wil niet
langer dat offer vindt het een goddelooze
misdaad, valt op de knieën om God te smeeken:
«Laat in deemoed mij mijn krankheid dragen,
Maar niet, Heer, in uwen toorn, der onschuld
Schreiend bloed op mijne ziele drukken.
(Chamisso).
Dan klopt en beukt hij op de deur om het
kind te bevrijden, en als de deur eindelijk wijst
voor zijn driftig pogen, ziet hij het meisje,
naakt, op de tafel gebonden, gereed met haar
dood zijn leven te koopen. En 't wonder ge
beurt nu toch, niet door haar offer, maar door
zijn berouw.
Het is inderdaad merkwaardig, hoe weinig
Hauptmann ook voor dit motief gevoeld heeft,
wat wij zouden meenen dat een slot-acte vullen
moest van het arme-Heinrich-drama. Van het
berouw des graven, het hoofd-moment der red
ding, als 't ware de ethische verklaring van het
wonder, geen woord! Het wonder als zoodanig
een genade-daad, buiten menschelijke benade
ring.
Ziehier alles. Heinrich, genezen op zijn
kasteel te Aue teruggekeerd, vertelt het aan
Hartmann:
Wij stonden voor den arts, ginds in Salerno.
Hij sprak haar toe. Hij vraagde wat zij wilde ?
Sterven voor mij. Hij scbrikte, toonde haar
messen en folterbank en heel den toestel ;
?lliiliiiiiiiiilliiiiliiutllitiiiiiHMiiimiiitililimiiiliiiiiitMiiiimiiiimiiiiii
het zal hem heel veel plezier doen, my' nog
eens weer te zien. Maar ... u moet het meteen
doen, het is de laatste dienst, dien ik u vraag."
In droevige stemming begaf zich de predikant
eenige minuten later in den duisteren nacht
op weg, om zich te kwy'ten van dezen zonder
lingen opdracht, die bly'kbaar zooveel spoed
vereischte. De achtergeblevene zette na een
korte poos zijn alleenspraak voort. Herhaaldelijk
sloeg hy' met de vuist op tafel en in een
spotlach uitbarstend sprak hy': Waarachtig, ik
geloof stellig, dat het den ouden Amos Hudden
goeddoen zal, my' terug te zien. Wat zal ie
een paar oogen opzetten ! En niet alleen hy,
maar de andere leden van het comitéeven
eens ! Ba, twee honderd dollars over hebben
voor my' en dien goeien dominee geven ze zoo'n
schyntje! Doch, wacht maar, de twee honderd
dollars, die ze op my'n hoofd gezet hebben, die
zal hij in handen krygen, die zullen zijn eigen
dom worden en dan kan het veiligheids- comit
mij krygen."
Een ty'dlang bleef het stil in het vertrek;
in ernstig nadenken verzonken zat de vreem
deling onbewegelijk in den versleten
schommelstoel. Ik kan nog terug, als ik wil; ik
zou kunnen heengaan en een briefje achter
laten met de mededeeling, dat ik ze voor den
gek heb gehouden," sprak hy' eindelyk halfluid
in zichzelf. Als ze me eenmaal te pakken
hebben, laten ze me niet meer los en dan word
ik of in 't tuchthuis opgesloten, of gelyncht,
ik denk wel van 't laatste..." Nogmaals nam
hy den brief, dien de predikant van zijn ver
loofde ontvangen had, ter hand en las hem
opnieuw door.
Met 200 dollars kan ik het geluk van deze
twee jonge menschen verzekeren ... maar daar
tegenover staat, dat, als ik hen uit de verlegen
heid red, ik my'zelf overgeef aan de mannen
van de wet, om gelyncht te worden. Nou, laat
ze d'r gang gaan. Wat is er eigenlijk ook aan
me verbeurd 1"
Nauwelijks was zyn alleenspraak geëindigd,
of de deur werd zachtjes geopend en een stuk
of zes mannen, allen gewapend, kwamen be
hoedzaam binnen. Geen trek op het gelaat van
den binnenzittende verried, dat hy maar al te
ried tienmaal 't af... Maar geen van zijne woorden
brachten n oogenblik van weifeling.
Toen nam hij haar in zijne kamer mee.
Ik echter... nu, 'k weet niet wat er gebeurde...
'k Hoorde een gebruis... om mij was lichtgeflikker,
smart-flitsen, martlend-brandend in mijn hart.
Ik zag niets! Splinters vlogen van een deur;
bloed droop van bei mijn vuisten, en ik trad
zoo scheen 't mij toe als midden door den wand.
En nu, daar lag zij vóór mij, lag zij, naakt
als Eva, vastgebonden op de tafel.
Toen trof de derde straal mij der genade:
het wonder was volbracht ik was genezen!
Soberder kan 't al wel niet.
Er blijkt uit deze beide voorbeelden duidelijk
wat de dichter niet heeft gewild. Het dramati
sche in den gewonen zin, de uiterlijke handeling
is door hem veronachtzaamd, ook als zij recht
streeks het gevolg was van het in de ziel der
personen gebeurende en ergo psychologisch ver
klaard.
Zijn arme Heinrich" is geworden een aan
eenschakeling van stemmingen. Hij heeft zijn
thema niet dramatisch-, maar
wijsgeerig-psychologisch behandeld.
Het komt mij voor dat hij in het
oud-duitverhaal van Hartmann von Aue vooral ge
troffen is door de tegenstelling die deze maakt
tusschen de vroomheid en het geduld waarmee Job
zijn groote beproeving droeg, en den wrevel en
menschenhaat, de bitterheid welke zich bij Hein
rich onder dezelfde omstandigheden ontwikkelde
(zie in Hartmann's gedicht vs. 133?162)
zoodat hij zelfs het uur van zijn geboorte vloekte.
In Hauptmann's eerste bedrijf vinden wij Hein
rich bij den pachter Gottfried, die met zijn vrouw
Brigitte en zijn dochtertje Ottegebe in rustige
afzondering leeft. De laatste volgeling van den
graaf, dienstman Ottacker, verlaat de hoeve met
een voorwendsel; hij weet van de melaatscbheid
zijns meesters en vlucht. Heinrich wordt in zijn
somberheid niet begrepen door de goede lieden die
hern schuilplaats geven. Dan heeft hij een ge
sprek met Ottegebe, die hij vroeger in 't spel
»sein klein Gemahl" noemde, en hij vertelt van
zijn omzwervingen en de schoonheid der wereld,
terwijl het kind verlegen, telkens van kleur
wisselend, toeluistert. Zij voelt bij intuïtie dat
hij een groot leed heeft, en zooals zij armen
en handen blootstelt aan bijensteken om hem
wat honig te verschaffen, voelt ze ook in zich
wakker worden den lust om, wat het haar koste,
hem te redden van zijn groot verdriet,
De voortgang van dat proces m Ottegebe, het
zich ontwikkelen van haar offerlust, vormt den
inhoud van het eerste gedeelte van 't tweede
bedrijf. We hooren het alweer epiek! van
Broeder Heuedikt, die vertelt hoe zij herhaalde
lijk in de kleine kapel komt bidden; later van
Ottegebe zelf, in een gesprek met haar moeder.
Zij leeft in grooten angst: Heinrich wil weg,
wil met zijn vieze kwaal ook hen vluchten. Hij
krijgt een bezoek van zijn leenman Hartmann,
die niet begrijpt de vreemde afzondering van
zijn heer, zijn wonderlijk doen. Hij reikt hem
een perkament met zijn laatsten wil, en als
Hartmanu dan schrikt voor de wildheid, waar
mee hij hem wil wegjagen, en Gottfried, Bri
gitte en Ottegebe hem aanstarren, de laatste in
foooge ontroering, roept hij:
Gij allen, allen, komt nu hier en ziet:
Heinrich van Aue, die steeds driemaal daags
zijn lichaam wiesch, die ieder stofje wegblies
van. 't wambuie-fulp, ziet: deze vorst en heer
en man en gek is met Job's booze zweren
gezegend van de voetzool tot den schedel.
Levenden lijve werd hij tot een kreng,
geworpen op den asch-en-vuilnishoop,
waar nij nu zoeken mag de scherf, om zich
de schurftige huid te krabben.
Maar Ottegebe stort zich nu voor hem neder,
roepende dat zij een gelofte deed om hem te
redden.
Het baat niet, hij gaat heen, zoekt de een
zaamheid. Ea nu zien we hem in 't derde be
drijf op 't hoogte-punt van zijn lijden, alleen in
een woeste streek, gemeden, verafschuwd, ver
wilderd. Wrevel en menschenhaat vullen zijn
ziel, en hij graaft aan zijn eigen graf. Sterk
herinnert hij hier aan Shaksperes Timon van
Athene, ook gravend, en de menschen vervloe
kend in zijn opstand tegen 't lot, met zijn ver
maning tot Flavius dien hij wgzeudt: »hate
all, curse all, show charity to none."
In dit en het vierde bedrijf heeft Hauptmann
den strijd gegeven tnsschen Heinrich en Ottegebe,
de eene die redden wil en de ander die door
haar niet gered wil worden, die haar wegjaagt
als ze tracht hem te naderen, baar met
steenworpen verdrijft. In de uitbeelding van vooral
den tweestrijd in Heinrich, den kamp in hem
van het harde met het zachte, betere element,
ligt wel grootendeels de verdienste van dezen
arbeid.
IIIINIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIItlllllllimillinillllllllllllllllllllllllllllllllt
goed de reden wist, die deze ernstige,
zwygende gestalten tot hem gevoerd had.
Weest welkom, heeren !" riep hy' hun toe.
Wat verschaft my de eer van uw bezoek ?"
Jack Harris," zoo liet zich de president van
het veiligheids comitéhooren, Jack Harris, we
zoeken je reeds lang."
Dan zal het u zeker wel aangenaam zyn,
my nu eindelyk gevonden te hebben ?"
Dat heb je zeer goed begrepen, en ik geef
je de verzekering, dat je ons ditmaal niet zult
ontsnappen."
Eerlijk gezegd, had ik dit ook niet anders
van u verwacht," meende Harris. Men heeft
reeds zoo ontelbare malen geprobeerd, my te
vangen, dat het me niet verwondert dat u me
thans gaarne wenscht te houden. Heeft de
dominee u verteld, dat ik hier ben f"
Ja."
En heeft hy' de '200 dollars al uitbetaald
gekregen T'
Neen, natuurlijk niet. We zijn niet gewoon,
dergelijke dingen vooruit te betalen."
Plotseling hoorde men een haastig kloppen
op de deur en een stem buiten riep: Doe
open, laat me binnen !''
Dat is de dominee !" zei n van de zes
mannen. Bill ataat buiten en heeft bevel,
niemand binnen te laten, wie ook."
Onder tafel werd de loop van een pistool
zichtbaar ea Jack Harris' vaste hand legde op
het hoofd van den president aan.
Laat den dominee oogenblikkelijk binnen,
of..."
Het anders bleeke gelaat van den dominee
was vuurrood geworden en zijn oogen stonden
vol tranen, toen hy, door het vertrek gestrom
peld zijnde naast Jack Harris kwam staan.
Och, m'n beste vriend, wat heb ik gedaan 'l
Wat heb ik gedaan ?" riep hij snikkend.
My'n brief afgegeven, denk ik."
Ja en daarmede voor schandelijk geld uw
vrijheid gekocht. Maar God is mijn getuige,
dat dit my'n bedoeling niet geweest is !" Wee.
nend bedekte hij zijn gezicht met de banden.
Met een ernstig gelaat wendde Jack Harris
zich thans tot den president van het veilig
heids comité. Hudden, betaal den dominee
We weten a! dat de zwakke Ottegebe door
haar voor niets zwichtende geloofskracht wint,
dat zij hem overhaalt haar naar Salerno te vol
gen. Als onder een betoovering volbrengen zij
den tocht. En niets is in staat haar voornemen
te doen wankelen. Als een lichtende leidster
gaat baar extaze haar voor.... Maar als einde
lijk de daad volbracht, of volgens haar meening
mislukt is, dan ontzinkt haar de kracht, ze zakt
ineen, een teere maagd, die na op haar beurt
de bescherming noodig heeft van den door een
wonder oplevenden man. Hij voert haar terug,
niet naar de woning van haar ouders: naar zijn
voorvaderlijk slot, waar hoogtij hen wacht.
Die thuiskomst vormt den inhoud van 't laatste
bedrijf.
Er is veel bekoring in dit dramatische ge
dicht, tevens een verheerlijking van alles gevende
en al-vermogende vrouweliefde. Dat de naar
het epische en analytisch-psychologische nei
gende behandeling der stof aan de uitwerking
op het tooneel schade doet, ligt voor de hand,
en 't is wel vreemd van een dramaturg als
Hauptmann, dat hij het thema eenmaal voor
een drama gebruikend toch aan deze wijze
van behandeling de voorkeur gaf. Maar als
dichtwerk bevat het veel schoons.
W. G. VAN NOUHUYS.
Serenissims.
Onlangs heeft men hier te lande kennis ge
maakt met een »Schall-urd-Rauch-theater," en
de parodie op een Duitsch vorst van een klein
Staatje.
Wat thans parodie is, kwam vroeger, nog in
het begin der 19de eeuw, als werkelijkheid voor.
Frank, een tooneelspeler te Weimar, een der
laatst overgeblevenen uit den Goethe-tijd, spreekt
er in een gedenkschrift over.
Frank maakte in 1826 met den komiek en
regisseur Seydel een reis door den Harz. Zij
kwamen ook te Sondershausen, waar de Vorst,
geheel alleen, op zijn kosten, een
tooneelgezelschap onderhield. Deze Serenissimus liet zijne
onderdanen niets voor de voorstellingen betalen.
Ieder had toegang op een vrij biljet, door Zijne
Hoogheid verstrekt. Frank heeft van dit gezel
schap, de voorstellingen en den Vader des lands
het volgende in zijn gedenkschrift opgeleekend:
»Wij maakten te Sondershausen kennis met
den regeerenden Voist en zijn tooneelgezelschap,
dat niet slecht was, ja zelfs op enkele talenten
kon bogen.
De tooneelisten hadden er een goed leven.
Hun taak echter was soms verre van gemakkelijk.
Dikwijls toch gaf de Vorst eerst 's middags
allerhoogst en allergenadigst" berel, dat het
's avonds te spelen stuk door een ander ver
vangen moest worden. Dit gebeurde o. a. op
den dag van onze aankomst. Preciosa ,stond
aan." I>e Vorst verkoos dit 's middags te ver
anderen in twee blijspelen. Wij werden in de
gelegenheid gesteld de voorstelling bij te wonen.
Nauwelijks had de Vorst ons opgemerkt, of hij
liet ons onmiddellijk uitnoodigen eenige gast
rollen te komen spelen. Ocdanks gunstige voor
waarden hadden wij er geen lust in. Wij ver
ontschuldigden ons, dat we reeds den volgenden
dag zouden vertrekken, en zeiden bovendien,
dat wij zonder, verlof onzer intendantuur niet
in eene andere plaats mochten spelen.
De Vorst antwoordde, dat hij onmiddellijk
eene estafette naar Weimar zou zenden, dien wij
een missive moesten meegeven, behelzende het
verzoek te Sondershausen te mogen optreden.
Wij waren wel gedwongen aan het verzoek,
dat een bevel was, te voldoen. Wij stelden
echter den brief zóó, dat het de intendantuur
duidelijk werd, hoe gaarne wij een weigerend
antwoord zouden ontvangen.
Wij hadden in het kleine, gezellige theater
eene plaats in de loge. Het publiek de
rrouwen voor 't meerendeel aan het
kousenbreien was naar rang en stand eene plaats
aangewezen.
De Vorst van Sondershausen-zelf zat, met
een lange Duitsche pijp in den mond, dapper
rookende op de tweede rij van het parterre;
vóór hem zijne minnares, eene weelderige, sterk
gedecolleteerde dame. De Vorst klopte haar,
zoo dikwijls hij haar iets zeggen wilde, op den
blooten schouder, of tikte haar op de wang
met het mondstuk van de pijp. Beiden lachten
herhaaldelijk en kostelijk. Zoodra de Vorst zijn
pijp had uitgerookt, bracht een lakei hem een
versche, ea een brandende fidibus.
«Gij zult nog wel andere dingen beleven",
zeide ons een Sondershauser collega, toen we
onze verwondering te kennen gaven over de
patriarchale toestanden.
Werkelijk beleefden wij den volgenden avond
iete zonderlings.
Ik kan mij niet meer herinneren, welk stuk
iniiiiiinMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
eerst de belooning uit. Als hy' het geld heeft,
zal ik mijn pistool laten zakken, eerder niet,
Je weet niet waar, dat zoolang ik op je mik,
je leven geen cent waai d is."
De mannen bleven eenige oogenblikken be
raadslagend bij elkaar staan. Daarna haalde
ieder voor zich zijne portefeuille uit den zak
en weldra was de boed van den president ge
vuld met geld. Het werd uitgeteld en toen
het bedrag accoord werd bevonden, legde Harris
zyn pibtool er naast.
Zonder eenigen tegenstand liet hij zich
daarna binden en zich tot den predikant wen
dende zei hy tot dezen: Beste dominee, moge
dit geld u en uwe bruid geluk aanbrengen.
Groet haar van mij en zeg haar, dat ik tot nu
toe maar eens in myn leven een waar christen
geweest ben en dat uw rein en edel karakter
me dat heeft doen zijn. Leef wel l"
Dat was te veel. Zoo snel hy' kon, trad de
predikant een paar stappen voorwaarts. Man
nen, n oogenblik nog!" riep hy uit. En in
hartroerende woorden, die zy'n toehoorders diep
in de ziel drongen, vertelde hy' hun de
geheele geschiedenis, hoi de paardendief zichzelf
had opgeofferd hém ter wille. Toen hy aan het
eind van zy'n verhaal was gekomen, stond op
aller gelaat diepe ontroering te lezen.
De president was de eerste, die zich herstelde.
Jongens, mannen !" sprak hy'. Jullie beschou
wen mij als de chef van onze vereeniging,
nietwaar 't"
Dat doen we," klonk het als uit n mond.
En wat ik zeg, moet gebeuren, is het niet ?"
Onvoorwaardelijk !"
En wie paarden steelt, moet volgens onze
wetten worden opgehangen, is dat zoo ?'.'
Dat is zoo l"
Welnu, dan veroordeel ik onzen gevangene,
Jack Harris, tot de doodstraf. Vandaag over
acht dagen zal hij worden opgehangen. Tot op
dien dag vertrouw ik hem aan de zorgen van
den dikken Meijer toe, want die is de'kleinste
van ons allen. Mocht de gevangene in dien tyd
weten te ontsnappen, dan leggen we Meyer
een boete van twee dollar op."
De dikke" Meijer zocht in zy'n zakken en
wist een bedrag van twee dollar b:j elkaar te
er gespeeld werd, maar ik herinner me nog goed,
dat midden in het stuk, terwijl de komiek met
andere spelenden ren scène" was, de Vorst het
spel onderbrak met de woorden: »Heeren,
houdt even op, en kriebelt onzen komiek een
beetje."
De anderen traden terug, terwijl de komiek
met schrikkelijk misbaar en allerlei grimassen,
schreeuwde: Ach neen, Doorluchtigheid, niet
kriebelen, als 't blieft; nu niet!"
Maar reeds verschenen aan beide zijden op
het tooneel, twee sterke kerels met stokken ge
wapend, en staken en sloegen op hem los, die
zich als een bezetene tegen dat zoogenaamde
kriebelen aanstelde.
Hij lachte, gilde, liet zich op en over den
grond rollen, riep om hulp; kortom, hij stelde
zich aan als iemand die doodgekriebeld wordt.
De vorst en zijne minnares hadden het grootste
pleizier. Zijne Doorluchtigheid dreigde te stik
ken van 't lachen; het publiek volgde het voor
beeld, tot eindelijk op bevel van den Vorst een
einde aan de grap werd gemaakt, en hij bevel
gaf het stuk verder te spelen.
Zulk een komisch intermezzo kwam, naar
men ons vertelde, dikwijls voor. De tooneelspeler,
die niet tegen dit kriebelen kon, overdreef zijn
gevoeligheid geweldig, om den vorst nog meer
te amuseeren. Hij wist wel waarom. Na derge
lijke plaag par tij maakte hij den vorst steeds wijs,
dat hij er zijn beurs bij verloren had. De vorst
vergoedde hem het denkbeeldig verlies dan rij
kelijk."
Na dit dwaze tooneel te hebben bijgewoond
besloten Frank en Seydel met het tooneelgezel
schap van dezen Serenissimus niet te spelen, al
mocht het antwoord op hun missive aan de
Intendantuur te Weimar, bevestigend zijn. Maar
daar kende men den Serenissimus te goed, en
had men de ware bedoeling van den brief be
grepen. Den volgenden dag ontvingen zij het
antwoord dat bij straffe van onmiddellijk ont
slag" hun het geven van gastvoorstellingen ver
boden werd.
Weinige oogenblikken vóór hun vertrek, uit
Sondershausen, zaten beide acteurs ouder een
dikken eikenboom het verdere reisplan te be
spreken. Plotseling knalde een buks, een kogel
vloog rakelings over hun hoofd en sloeg in den
boom. De schutter bleef onzichtbaar. Ieder be
greep, dat Serenissimus zich amuseerde.
Frank vertelde later aan Goethe het, avontuur
te Sondershausen. Goethe schudde wél afkeu
rend het hoofd, maar moest over het kriebelen
van den acteur toch hartelijk lachen.
J. H. RÖSSIXG.
CORRESPONDENTIE.
Aan ons bureau ligt ter beschikking van den
auteur een novelle, getiteld: Mijn eersten dag
op de baan".
JOHATHAN, die een vertaling inzond Was
het de Hemel of was het de Hel", gelieve zy'n
adres op te geven.
Het jawoord" door J. T. Wij vernemen
gaarne 't adres van den auteur.
Bed.
«MIIIIIIIIIIHHIimilllMimtimilllllllimilimillllltllllllUllllllllllMIIIItllli
Reclames.
40 cents per r
FIJNSTE LIKEUR.
Dépntitaifes :
B. A. RIPPING & Co., Amst.
Piano-, Oriel- en Mnzietadel
MEYROOS & KALSHOVEU,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huw
Bepareeran Stemmen Ruilen.
schommelen, dat hy den president overhandigde
met de woorden : Mijn boete, aanpakken asje
blieft P
En de dominee mag de belooning houden ?"
Wis en waarichtig !" riepen de zes leden
van het veiligheids-comitéin koor uit.
Dan zal ik mijn huur ook wel betaald
kry'gen," liet zich nog een andere stem hooren
en wel die van een als hoogst gierig bekend
staanden boer, die eigenaar was van het kleine
huisje, waarin de dominee woonde
Veertien dagen later werden de jonge domi
nee en zin lief, moedig bruidje met elkander
in den echt verbonden. Toen ze een oogenblik
alleen waren, kon de j mge vrouw, terwijl ze
haar echtgenoot liefdevol aanzag, niet nalaten
te zeggen : Het schy'nt, dat de raenschen hier
erg veel van je houden, beste man, en wat
hebben ze zich grootmoedig tegenover je ge
dragen. Zijn ze altijd zoo geweest ?"
O, neen ! ze zijn pas sinds een paar weken
zoo in hun voordeel veranderd "
En wie waren die ernstige, zoo vastberaden
er uitziende mannen, die ons met zoo'n gejuich
begroetten, toen het trouwen afgeloopen was ?"
Dat waren leden van het veiligheids-comité."
Wacht eens, daar schiet me op eens iets
te binnen," hernam de predikantsvrouw plot
seling op levendigen toon. Op mijn reis hier
heen, ontmoette ik, het zal zoowat eventjes
over de grenzen geweest zyn, iemand met
precies zoo'n zelfde gezicht als die mannen
van dat comité. Toen hij mij in het oog kreeg,
kwam hy op me af en vroeg me, wie ik was.
Ik zei het hem ratuurly'k en wat denk je, dat
hij mij ten antwoord gaf: Zeg aan den domi
nee, dat ge Jack Harris hebt gezien, en dat
hij hoopt, dat ge recht gelukkig met elkander
moogt zijn l" Geen seconde daarna was hij
verdwenen."
God vergelde het hem!" zei de jonge vrouw
uit den grond van haar hart, toen haar man
haar de geschiedenis verteld had van Jack
Harris' edele zelfopoffering,