De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 1 maart pagina 4

1 maart 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NÏDERLAW». No. 1340 De arme G. HATJPTMANN, Der arme Heinrich. Eine Deutsche Sage. S. Fisoher, Berlin. Sin swëbendesz herze dasz verswanc, Sïn swimmendiu fröude ertranc, Sm hóchvart muoste vallen, Sin honec wart ze gallen. HAETMANN VON AUB. In de volksboeken van Gustav Schwab is de geschiedenis van den armen Heinrich heel Duitschland doorgegaan, doorgedrongen tot in de kinderkamers, om de kleinen te leeren lief hebben en bewonderen het eenvoudig pachters kind, dat haar leven wilde offeren voor de genezing van den melaatsch geworden graaf. Heeft Hartmann von Aue de geschiedenis bedacht, of ze der overlevering naverteld? 't Laatste ia 't waarschijnlijkst. In elk geval heeft hij ze in zijn twee aan twee rijmende verzen in een populairen vorm doen herleven, en Jacob de Voragine, de Genueesche Dominikaner monnik, heeft ze verlatinizeerd een plaats gegund in zijn verzameling van Longobardische legenden. De Gouden Legende heeft men ze naderhand genoemd en L ingfellow ontleende er de stof aan voor zijn Golden Legend, dat als een gedramatizeerde verzameling is van verschillende aan de oud-Duitsche volkssagen ontleende mo tieven. Karel Sim rock gaf ook van Hartmana's mid deleen wschen tekst een modernizeering; Adelbert von Chamisso verwerkte de stof tot een rijmloos gedicht. Schilders, musici en dichters heeft zij telkens weer bekoord, en wat Longfellow ge daan had, hebben Duitsche dramaturgen nage volgd op hun wijze, zoodat een halve eeuw geleden Joseph von Weilen zijn Heinrich von der Aue schreef, waarin de hoofdpersoon niet melaatsch, maar blind was, en uu Hauptmann een talentvolle poging deed om aan de sage als nieuw leven te geven. Er is iets echt middeleeuwsch barbaarsch en tevens na:efs in de geschiedenis, waarvan we kunnen begrijpen dat een Goethe in den tijd der »Aufklarung" afkeerig was, en waarin de verzoening van de godheid door een zoo tegen natuurlijk en bloedig offer van een geest getuigt, die juist door het christendom moest worden uitgedreven. Er is in de legende zelve als een strijd tnsschen twee stelsels, twee levensbe schouwingen. Want er komt ten slotte, als het mirakel dient te geschieden door het vrij willig zich ten doode -wijden van het meisje, een wending. Niet haar offer of ten minste haar offerlust, maar het berouw, de wroeging van Heinrich als hij haar op de slachtbank in letterlijken zin ! weet, die worden aange duid als het krachtigst bij te dragen tot zijn genezing. Dit motief laat ook Chamisso vooral tot zijn recht komen. Und die Hande ringend warf und weinend Sich vor Gott der Arme; seine Worte Quellen schier verkehrt aus seiaem tiefern Bessern Herzen, und er schrie zu Gott auf: Herr, barmherz'ger Gott, gieb Kraft mir Süuder, Kraft zu dulden, was du selbst verhangt hast, Lasz in Demut mich mein Siechtum tragen, Aber nicht, in deinen Zorn, der Unschuld Schreiend Blut auf meine Seele laden. Het is dan ook in een gesprek met Lucifer, dat Longfellow zijn Henty het oude voorschrift tegen melaatschheid laat te berde brengen: »The only remedv that remains Is the blood that flows from a maiden's veins, Who of her own free will shall die, And give her life as the price of yours." Lucifer raadt hem eerst dat recept maar ter griffie te deponeeren. Waar zal een meisje zoo mal zijn!... Toch weifelt hij ten slotte: And yet who knows? One cannot say That into some maiden's brain that kind Of madness will not find its way." Laat ons nu eens zien hoe Hauptmann deze oude stof tot iets geheel nieuws bewerkt heeft, dat in Dnitschlaud veler bewondering wekt. In de eerste plaats treft het, dat hij weinig oog heeft gehad voor de dramatische momenten van het verhaal. Wie zich levendig voorstelt de verschillende situaties van den hoofdpersoon, moet opmerken dat Hauptmanu als opzettelijk het psychologische heeft vooropgezet, met verandering van het in in zijn aard dramatische tot epiek. Ik bedoel dit zóó. Een rijke, zeer wereldscbe graaf, jong, prachtlievend, gevierd door vrouwen, ziet zich opeens besmet door de afgrijselijke ziekte, die in de middeneeuwen als een Gods-geesel beschouwd werd. iiiiliiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimi llllllllllllllllllllllllltlM anderen, byna vroolyken toon in zy'n stem riep bij uit: Ja, dat zal ik doen waarachtig, dat doe ik. Ze zal hier komen, ik wil hem in de gelegenheid stellen, zy'n bruid bij zich te laten komen en wel zoo gauw mogelyk." En verge noegd wreef by' zich in de banden. Het was reeds lang na middernacht toen de predikant in zy'n woning terugkeerde. Het scheen zijn gast toe, of hij er dezen avond nog bleeker en vermoeider uitzag dan andera. Beste vriend," zei de predikant, nadat de beide mannen tegenover elkander gezeten wa ren, beste vriend en waarde gast, het doet me recht veel genoegen, dat ge weder zoo goed als hersteld zijt, want tot mijn groot leedwezen moet ik u zeggen, dat ge nog maar een paar dagen in deze woning zult kunnen bly'ven." En waarom niet langer ?" vroeg de aan gesprokene. Ja, eigenlijk kan ik me ook best begrypen, dat mijn hierzy'n u wel wat al te veel last veroorzaken zal en ge blij wezen zult als ik weer weg ben." Volstrekt niet. Maar de eigenaar van dit huisje heeft het me daareven zelf gezegd. Als ik binnen de drie dagen de huur niet betaald heb, zal hij genoodzaakt zy'n mij er uit te laten zetten en ... en ..." En wat moet u dan beginnen ?" vroeg de gast hem opeens, zonder hem te laten uitspreken. Dat weet ik helaas zelf nog niet. Doch misschien komt er te rechter tijd nog wel hulp opdagen, al moet ik ook eerlijk bekennen, dat ik tot nu toe nog niet weet, van welken kant die zou te zoeken zy'n. Ik denk " Zeg eens, dominee, u hebt me nu al zooveel weldaden bewezen, mij zooveel goedheid be toond, zoudt u de maat uwer goedheden voor dezen enkelen keer eens willen doen overloopen en my nog n grooten dienst bewy'zen ?" viel de aangesprokene hem in de rede. Met heel veel genoegen, als het maar eenigszins in my'n vermogen is," klonk het welwillend antwoord. Als u dan zoo goed zoudt willen zyn, om dit brieije aan den voorzitter van het Vigilance Gommittee te overhandigen." O, aan Amos Hudden ?" Juist. Hy' is een goeie vriend van me en Voor den dramaturg is hier het eerste belang rijke moment. Stel u voor een feest ten hove, waar de bloem der ridderschap en de keur van edel vrouwen en jonkvrouwen samenkomt in weidsche, rijk gesierde zalen, waar muziek en liederen klinken, de dans lokt, het hoofsch gedartel hoogtij viert bij bloemengeur aan 't weelderig banket een feest waarop de gevierde graaf Heinrich een hoofdpersoon is, en hij plotseling met een huivering van ontzetting aan de binnenzij van zijn hand het vreeselijke teeken ziet, het merk der melaatschheid, die hem tot een verworpeling maken zal, tot een van allen ver stootene, geschuwd met afgrijzen door wie hem nu huldigen en vleien. Vanzelf staat het voor ons als 't eerste dra matische moment: het hoofdmoment van een eerste acte. Hauptmann verwaarloost het. Wij vinden Heinrich dadelijk als melaatsche in het huis van een pachter, verzorgd door diens vrouw en dochter, welke laatste, een kind dat haast volwassen wordt, voor den graaf, die baar vroeger onder 't spel zijn kleine vrouw noemde, een innige vereering heeft, door meelijden aan groeiend tot een-eu-al liefde. En het dramatisch motief wordt in de 2e acte even episch aange duid, als Ottegebe, de dochter, aan haar moeder Brigitte verhaalt: Er was eens een graaf, moeder! Die danste met des keizers dochter op 't feest. - Zij was reeds heimlijk zijn verloofde! Toen riep de lijfarts van den keizer zacht hem bij zijn naam, vraagde hem mee te gaan: en samen zochten zij een andre kamer. Daar zeide de arts hem: Toon mij uwe hand! En als de heer en vorst zijn hand hem toonde, wees de geneesheer hem een gore kerf in zij D c blanke huid en sprak: O. heer, het moeilijkste uur is voor u aangebroken, wees kloek thans! Gij zijt onrein. Het tweede dramatische hoofd-motief, dat op dezelfde wijze tot epiek wordt omgezet, is de genezing van den graaf door het offer van Ottegebe. Volgens het verbaal hoorde het boerenmeisje, dat iemand van melaatschheid genezen kan worden, indien een maagd haar bloed voor hem over heeft. Ottegebe hoort dit vertellen door een krijgsman, en in haar steeds in onbe wustheid grooter wordende liefde voelt zij zich de aangewezene om zich voor Heinrich te offeren. In vrome overpeinzingen, in toestanden van extaze brengt het kind hare dagen en nachten door, tot ze eindelijk allen tegenstand weet te overwinnen en met Heinrieh naar Salerno trekt, naar den wijzen man, die door haar bloed hem redden zal. Daar gebeurt het wonder. En alweer, als we ons deze geschiedenis gedramatizeerd denken, dan zien we Heinrich en Ottegebe bij dien arts, hem den laatsten strijd strijdend om, nu liet beslissende oogenblik nadert, haar terug te houden. We zien ze mét den geneesmeester, die haar ook nog wijst op de zwaarte van het offer. Maar alles stuit af op het vast, extatisch willen der tot den dood-in-liefde bereide. Dan gaat zij met den arts in zijn kamer. Heinrich blijft alleen. Doch nauwlijks is bij alleen, of een doodsangst over valt hem, hij huivert terug voor het vreeselijke wat gebeuren gaat. Hij luistert aan de deur, hoort het gerammel van metaal... wil niet langer dat offer vindt het een goddelooze misdaad, valt op de knieën om God te smeeken: «Laat in deemoed mij mijn krankheid dragen, Maar niet, Heer, in uwen toorn, der onschuld Schreiend bloed op mijne ziele drukken. (Chamisso). Dan klopt en beukt hij op de deur om het kind te bevrijden, en als de deur eindelijk wijst voor zijn driftig pogen, ziet hij het meisje, naakt, op de tafel gebonden, gereed met haar dood zijn leven te koopen. En 't wonder ge beurt nu toch, niet door haar offer, maar door zijn berouw. Het is inderdaad merkwaardig, hoe weinig Hauptmann ook voor dit motief gevoeld heeft, wat wij zouden meenen dat een slot-acte vullen moest van het arme-Heinrich-drama. Van het berouw des graven, het hoofd-moment der red ding, als 't ware de ethische verklaring van het wonder, geen woord! Het wonder als zoodanig een genade-daad, buiten menschelijke benade ring. Ziehier alles. Heinrich, genezen op zijn kasteel te Aue teruggekeerd, vertelt het aan Hartmann: Wij stonden voor den arts, ginds in Salerno. Hij sprak haar toe. Hij vraagde wat zij wilde ? Sterven voor mij. Hij scbrikte, toonde haar messen en folterbank en heel den toestel ; ?lliiliiiiiiiiilliiiiliiutllitiiiiiHMiiimiiitililimiiiliiiiiitMiiiimiiiimiiiiii het zal hem heel veel plezier doen, my' nog eens weer te zien. Maar ... u moet het meteen doen, het is de laatste dienst, dien ik u vraag." In droevige stemming begaf zich de predikant eenige minuten later in den duisteren nacht op weg, om zich te kwy'ten van dezen zonder lingen opdracht, die bly'kbaar zooveel spoed vereischte. De achtergeblevene zette na een korte poos zijn alleenspraak voort. Herhaaldelijk sloeg hy' met de vuist op tafel en in een spotlach uitbarstend sprak hy': Waarachtig, ik geloof stellig, dat het den ouden Amos Hudden goeddoen zal, my' terug te zien. Wat zal ie een paar oogen opzetten ! En niet alleen hy, maar de andere leden van het comitéeven eens ! Ba, twee honderd dollars over hebben voor my' en dien goeien dominee geven ze zoo'n schyntje! Doch, wacht maar, de twee honderd dollars, die ze op my'n hoofd gezet hebben, die zal hij in handen krygen, die zullen zijn eigen dom worden en dan kan het veiligheids- comit mij krygen." Een ty'dlang bleef het stil in het vertrek; in ernstig nadenken verzonken zat de vreem deling onbewegelijk in den versleten schommelstoel. Ik kan nog terug, als ik wil; ik zou kunnen heengaan en een briefje achter laten met de mededeeling, dat ik ze voor den gek heb gehouden," sprak hy' eindelyk halfluid in zichzelf. Als ze me eenmaal te pakken hebben, laten ze me niet meer los en dan word ik of in 't tuchthuis opgesloten, of gelyncht, ik denk wel van 't laatste..." Nogmaals nam hy den brief, dien de predikant van zijn ver loofde ontvangen had, ter hand en las hem opnieuw door. Met 200 dollars kan ik het geluk van deze twee jonge menschen verzekeren ... maar daar tegenover staat, dat, als ik hen uit de verlegen heid red, ik my'zelf overgeef aan de mannen van de wet, om gelyncht te worden. Nou, laat ze d'r gang gaan. Wat is er eigenlijk ook aan me verbeurd 1" Nauwelijks was zyn alleenspraak geëindigd, of de deur werd zachtjes geopend en een stuk of zes mannen, allen gewapend, kwamen be hoedzaam binnen. Geen trek op het gelaat van den binnenzittende verried, dat hy maar al te ried tienmaal 't af... Maar geen van zijne woorden brachten n oogenblik van weifeling. Toen nam hij haar in zijne kamer mee. Ik echter... nu, 'k weet niet wat er gebeurde... 'k Hoorde een gebruis... om mij was lichtgeflikker, smart-flitsen, martlend-brandend in mijn hart. Ik zag niets! Splinters vlogen van een deur; bloed droop van bei mijn vuisten, en ik trad zoo scheen 't mij toe als midden door den wand. En nu, daar lag zij vóór mij, lag zij, naakt als Eva, vastgebonden op de tafel. Toen trof de derde straal mij der genade: het wonder was volbracht ik was genezen! Soberder kan 't al wel niet. Er blijkt uit deze beide voorbeelden duidelijk wat de dichter niet heeft gewild. Het dramati sche in den gewonen zin, de uiterlijke handeling is door hem veronachtzaamd, ook als zij recht streeks het gevolg was van het in de ziel der personen gebeurende en ergo psychologisch ver klaard. Zijn arme Heinrich" is geworden een aan eenschakeling van stemmingen. Hij heeft zijn thema niet dramatisch-, maar wijsgeerig-psychologisch behandeld. Het komt mij voor dat hij in het oud-duitverhaal van Hartmann von Aue vooral ge troffen is door de tegenstelling die deze maakt tusschen de vroomheid en het geduld waarmee Job zijn groote beproeving droeg, en den wrevel en menschenhaat, de bitterheid welke zich bij Hein rich onder dezelfde omstandigheden ontwikkelde (zie in Hartmann's gedicht vs. 133?162) zoodat hij zelfs het uur van zijn geboorte vloekte. In Hauptmann's eerste bedrijf vinden wij Hein rich bij den pachter Gottfried, die met zijn vrouw Brigitte en zijn dochtertje Ottegebe in rustige afzondering leeft. De laatste volgeling van den graaf, dienstman Ottacker, verlaat de hoeve met een voorwendsel; hij weet van de melaatscbheid zijns meesters en vlucht. Heinrich wordt in zijn somberheid niet begrepen door de goede lieden die hern schuilplaats geven. Dan heeft hij een ge sprek met Ottegebe, die hij vroeger in 't spel »sein klein Gemahl" noemde, en hij vertelt van zijn omzwervingen en de schoonheid der wereld, terwijl het kind verlegen, telkens van kleur wisselend, toeluistert. Zij voelt bij intuïtie dat hij een groot leed heeft, en zooals zij armen en handen blootstelt aan bijensteken om hem wat honig te verschaffen, voelt ze ook in zich wakker worden den lust om, wat het haar koste, hem te redden van zijn groot verdriet, De voortgang van dat proces m Ottegebe, het zich ontwikkelen van haar offerlust, vormt den inhoud van het eerste gedeelte van 't tweede bedrijf. We hooren het alweer epiek! van Broeder Heuedikt, die vertelt hoe zij herhaalde lijk in de kleine kapel komt bidden; later van Ottegebe zelf, in een gesprek met haar moeder. Zij leeft in grooten angst: Heinrich wil weg, wil met zijn vieze kwaal ook hen vluchten. Hij krijgt een bezoek van zijn leenman Hartmann, die niet begrijpt de vreemde afzondering van zijn heer, zijn wonderlijk doen. Hij reikt hem een perkament met zijn laatsten wil, en als Hartmanu dan schrikt voor de wildheid, waar mee hij hem wil wegjagen, en Gottfried, Bri gitte en Ottegebe hem aanstarren, de laatste in foooge ontroering, roept hij: Gij allen, allen, komt nu hier en ziet: Heinrich van Aue, die steeds driemaal daags zijn lichaam wiesch, die ieder stofje wegblies van. 't wambuie-fulp, ziet: deze vorst en heer en man en gek is met Job's booze zweren gezegend van de voetzool tot den schedel. Levenden lijve werd hij tot een kreng, geworpen op den asch-en-vuilnishoop, waar nij nu zoeken mag de scherf, om zich de schurftige huid te krabben. Maar Ottegebe stort zich nu voor hem neder, roepende dat zij een gelofte deed om hem te redden. Het baat niet, hij gaat heen, zoekt de een zaamheid. Ea nu zien we hem in 't derde be drijf op 't hoogte-punt van zijn lijden, alleen in een woeste streek, gemeden, verafschuwd, ver wilderd. Wrevel en menschenhaat vullen zijn ziel, en hij graaft aan zijn eigen graf. Sterk herinnert hij hier aan Shaksperes Timon van Athene, ook gravend, en de menschen vervloe kend in zijn opstand tegen 't lot, met zijn ver maning tot Flavius dien hij wgzeudt: »hate all, curse all, show charity to none." In dit en het vierde bedrijf heeft Hauptmann den strijd gegeven tnsschen Heinrich en Ottegebe, de eene die redden wil en de ander die door haar niet gered wil worden, die haar wegjaagt als ze tracht hem te naderen, baar met steenworpen verdrijft. In de uitbeelding van vooral den tweestrijd in Heinrich, den kamp in hem van het harde met het zachte, betere element, ligt wel grootendeels de verdienste van dezen arbeid. IIIINIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIItlllllllimillinillllllllllllllllllllllllllllllllt goed de reden wist, die deze ernstige, zwygende gestalten tot hem gevoerd had. Weest welkom, heeren !" riep hy' hun toe. Wat verschaft my de eer van uw bezoek ?" Jack Harris," zoo liet zich de president van het veiligheids comitéhooren, Jack Harris, we zoeken je reeds lang." Dan zal het u zeker wel aangenaam zyn, my nu eindelyk gevonden te hebben ?" Dat heb je zeer goed begrepen, en ik geef je de verzekering, dat je ons ditmaal niet zult ontsnappen." Eerlijk gezegd, had ik dit ook niet anders van u verwacht," meende Harris. Men heeft reeds zoo ontelbare malen geprobeerd, my te vangen, dat het me niet verwondert dat u me thans gaarne wenscht te houden. Heeft de dominee u verteld, dat ik hier ben f" Ja." En heeft hy' de '200 dollars al uitbetaald gekregen T' Neen, natuurlijk niet. We zijn niet gewoon, dergelijke dingen vooruit te betalen." Plotseling hoorde men een haastig kloppen op de deur en een stem buiten riep: Doe open, laat me binnen !'' Dat is de dominee !" zei n van de zes mannen. Bill ataat buiten en heeft bevel, niemand binnen te laten, wie ook." Onder tafel werd de loop van een pistool zichtbaar ea Jack Harris' vaste hand legde op het hoofd van den president aan. Laat den dominee oogenblikkelijk binnen, of..." Het anders bleeke gelaat van den dominee was vuurrood geworden en zijn oogen stonden vol tranen, toen hy, door het vertrek gestrom peld zijnde naast Jack Harris kwam staan. Och, m'n beste vriend, wat heb ik gedaan 'l Wat heb ik gedaan ?" riep hij snikkend. My'n brief afgegeven, denk ik." Ja en daarmede voor schandelijk geld uw vrijheid gekocht. Maar God is mijn getuige, dat dit my'n bedoeling niet geweest is !" Wee. nend bedekte hij zijn gezicht met de banden. Met een ernstig gelaat wendde Jack Harris zich thans tot den president van het veilig heids comité. Hudden, betaal den dominee We weten a! dat de zwakke Ottegebe door haar voor niets zwichtende geloofskracht wint, dat zij hem overhaalt haar naar Salerno te vol gen. Als onder een betoovering volbrengen zij den tocht. En niets is in staat haar voornemen te doen wankelen. Als een lichtende leidster gaat baar extaze haar voor.... Maar als einde lijk de daad volbracht, of volgens haar meening mislukt is, dan ontzinkt haar de kracht, ze zakt ineen, een teere maagd, die na op haar beurt de bescherming noodig heeft van den door een wonder oplevenden man. Hij voert haar terug, niet naar de woning van haar ouders: naar zijn voorvaderlijk slot, waar hoogtij hen wacht. Die thuiskomst vormt den inhoud van 't laatste bedrijf. Er is veel bekoring in dit dramatische ge dicht, tevens een verheerlijking van alles gevende en al-vermogende vrouweliefde. Dat de naar het epische en analytisch-psychologische nei gende behandeling der stof aan de uitwerking op het tooneel schade doet, ligt voor de hand, en 't is wel vreemd van een dramaturg als Hauptmann, dat hij het thema eenmaal voor een drama gebruikend toch aan deze wijze van behandeling de voorkeur gaf. Maar als dichtwerk bevat het veel schoons. W. G. VAN NOUHUYS. Serenissims. Onlangs heeft men hier te lande kennis ge maakt met een »Schall-urd-Rauch-theater," en de parodie op een Duitsch vorst van een klein Staatje. Wat thans parodie is, kwam vroeger, nog in het begin der 19de eeuw, als werkelijkheid voor. Frank, een tooneelspeler te Weimar, een der laatst overgeblevenen uit den Goethe-tijd, spreekt er in een gedenkschrift over. Frank maakte in 1826 met den komiek en regisseur Seydel een reis door den Harz. Zij kwamen ook te Sondershausen, waar de Vorst, geheel alleen, op zijn kosten, een tooneelgezelschap onderhield. Deze Serenissimus liet zijne onderdanen niets voor de voorstellingen betalen. Ieder had toegang op een vrij biljet, door Zijne Hoogheid verstrekt. Frank heeft van dit gezel schap, de voorstellingen en den Vader des lands het volgende in zijn gedenkschrift opgeleekend: »Wij maakten te Sondershausen kennis met den regeerenden Voist en zijn tooneelgezelschap, dat niet slecht was, ja zelfs op enkele talenten kon bogen. De tooneelisten hadden er een goed leven. Hun taak echter was soms verre van gemakkelijk. Dikwijls toch gaf de Vorst eerst 's middags allerhoogst en allergenadigst" berel, dat het 's avonds te spelen stuk door een ander ver vangen moest worden. Dit gebeurde o. a. op den dag van onze aankomst. Preciosa ,stond aan." I>e Vorst verkoos dit 's middags te ver anderen in twee blijspelen. Wij werden in de gelegenheid gesteld de voorstelling bij te wonen. Nauwelijks had de Vorst ons opgemerkt, of hij liet ons onmiddellijk uitnoodigen eenige gast rollen te komen spelen. Ocdanks gunstige voor waarden hadden wij er geen lust in. Wij ver ontschuldigden ons, dat we reeds den volgenden dag zouden vertrekken, en zeiden bovendien, dat wij zonder, verlof onzer intendantuur niet in eene andere plaats mochten spelen. De Vorst antwoordde, dat hij onmiddellijk eene estafette naar Weimar zou zenden, dien wij een missive moesten meegeven, behelzende het verzoek te Sondershausen te mogen optreden. Wij waren wel gedwongen aan het verzoek, dat een bevel was, te voldoen. Wij stelden echter den brief zóó, dat het de intendantuur duidelijk werd, hoe gaarne wij een weigerend antwoord zouden ontvangen. Wij hadden in het kleine, gezellige theater eene plaats in de loge. Het publiek de rrouwen voor 't meerendeel aan het kousenbreien was naar rang en stand eene plaats aangewezen. De Vorst van Sondershausen-zelf zat, met een lange Duitsche pijp in den mond, dapper rookende op de tweede rij van het parterre; vóór hem zijne minnares, eene weelderige, sterk gedecolleteerde dame. De Vorst klopte haar, zoo dikwijls hij haar iets zeggen wilde, op den blooten schouder, of tikte haar op de wang met het mondstuk van de pijp. Beiden lachten herhaaldelijk en kostelijk. Zoodra de Vorst zijn pijp had uitgerookt, bracht een lakei hem een versche, ea een brandende fidibus. «Gij zult nog wel andere dingen beleven", zeide ons een Sondershauser collega, toen we onze verwondering te kennen gaven over de patriarchale toestanden. Werkelijk beleefden wij den volgenden avond iete zonderlings. Ik kan mij niet meer herinneren, welk stuk iniiiiiinMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii IIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII eerst de belooning uit. Als hy' het geld heeft, zal ik mijn pistool laten zakken, eerder niet, Je weet niet waar, dat zoolang ik op je mik, je leven geen cent waai d is." De mannen bleven eenige oogenblikken be raadslagend bij elkaar staan. Daarna haalde ieder voor zich zijne portefeuille uit den zak en weldra was de boed van den president ge vuld met geld. Het werd uitgeteld en toen het bedrag accoord werd bevonden, legde Harris zyn pibtool er naast. Zonder eenigen tegenstand liet hij zich daarna binden en zich tot den predikant wen dende zei hy tot dezen: Beste dominee, moge dit geld u en uwe bruid geluk aanbrengen. Groet haar van mij en zeg haar, dat ik tot nu toe maar eens in myn leven een waar christen geweest ben en dat uw rein en edel karakter me dat heeft doen zijn. Leef wel l" Dat was te veel. Zoo snel hy' kon, trad de predikant een paar stappen voorwaarts. Man nen, n oogenblik nog!" riep hy uit. En in hartroerende woorden, die zy'n toehoorders diep in de ziel drongen, vertelde hy' hun de geheele geschiedenis, hoi de paardendief zichzelf had opgeofferd hém ter wille. Toen hy aan het eind van zy'n verhaal was gekomen, stond op aller gelaat diepe ontroering te lezen. De president was de eerste, die zich herstelde. Jongens, mannen !" sprak hy'. Jullie beschou wen mij als de chef van onze vereeniging, nietwaar 't" Dat doen we," klonk het als uit n mond. En wat ik zeg, moet gebeuren, is het niet ?" Onvoorwaardelijk !" En wie paarden steelt, moet volgens onze wetten worden opgehangen, is dat zoo ?'.' Dat is zoo l" Welnu, dan veroordeel ik onzen gevangene, Jack Harris, tot de doodstraf. Vandaag over acht dagen zal hij worden opgehangen. Tot op dien dag vertrouw ik hem aan de zorgen van den dikken Meijer toe, want die is de'kleinste van ons allen. Mocht de gevangene in dien tyd weten te ontsnappen, dan leggen we Meyer een boete van twee dollar op." De dikke" Meijer zocht in zy'n zakken en wist een bedrag van twee dollar b:j elkaar te er gespeeld werd, maar ik herinner me nog goed, dat midden in het stuk, terwijl de komiek met andere spelenden ren scène" was, de Vorst het spel onderbrak met de woorden: »Heeren, houdt even op, en kriebelt onzen komiek een beetje." De anderen traden terug, terwijl de komiek met schrikkelijk misbaar en allerlei grimassen, schreeuwde: Ach neen, Doorluchtigheid, niet kriebelen, als 't blieft; nu niet!" Maar reeds verschenen aan beide zijden op het tooneel, twee sterke kerels met stokken ge wapend, en staken en sloegen op hem los, die zich als een bezetene tegen dat zoogenaamde kriebelen aanstelde. Hij lachte, gilde, liet zich op en over den grond rollen, riep om hulp; kortom, hij stelde zich aan als iemand die doodgekriebeld wordt. De vorst en zijne minnares hadden het grootste pleizier. Zijne Doorluchtigheid dreigde te stik ken van 't lachen; het publiek volgde het voor beeld, tot eindelijk op bevel van den Vorst een einde aan de grap werd gemaakt, en hij bevel gaf het stuk verder te spelen. Zulk een komisch intermezzo kwam, naar men ons vertelde, dikwijls voor. De tooneelspeler, die niet tegen dit kriebelen kon, overdreef zijn gevoeligheid geweldig, om den vorst nog meer te amuseeren. Hij wist wel waarom. Na derge lijke plaag par tij maakte hij den vorst steeds wijs, dat hij er zijn beurs bij verloren had. De vorst vergoedde hem het denkbeeldig verlies dan rij kelijk." Na dit dwaze tooneel te hebben bijgewoond besloten Frank en Seydel met het tooneelgezel schap van dezen Serenissimus niet te spelen, al mocht het antwoord op hun missive aan de Intendantuur te Weimar, bevestigend zijn. Maar daar kende men den Serenissimus te goed, en had men de ware bedoeling van den brief be grepen. Den volgenden dag ontvingen zij het antwoord dat bij straffe van onmiddellijk ont slag" hun het geven van gastvoorstellingen ver boden werd. Weinige oogenblikken vóór hun vertrek, uit Sondershausen, zaten beide acteurs ouder een dikken eikenboom het verdere reisplan te be spreken. Plotseling knalde een buks, een kogel vloog rakelings over hun hoofd en sloeg in den boom. De schutter bleef onzichtbaar. Ieder be greep, dat Serenissimus zich amuseerde. Frank vertelde later aan Goethe het, avontuur te Sondershausen. Goethe schudde wél afkeu rend het hoofd, maar moest over het kriebelen van den acteur toch hartelijk lachen. J. H. RÖSSIXG. CORRESPONDENTIE. Aan ons bureau ligt ter beschikking van den auteur een novelle, getiteld: Mijn eersten dag op de baan". JOHATHAN, die een vertaling inzond Was het de Hemel of was het de Hel", gelieve zy'n adres op te geven. Het jawoord" door J. T. Wij vernemen gaarne 't adres van den auteur. Bed. «MIIIIIIIIIIHHIimilllMimtimilllllllimilimillllltllllllUllllllllllMIIIItllli Reclames. 40 cents per r FIJNSTE LIKEUR. Dépntitaifes : B. A. RIPPING & Co., Amst. Piano-, Oriel- en Mnzietadel MEYROOS & KALSHOVEU, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huw Bepareeran Stemmen Ruilen. schommelen, dat hy den president overhandigde met de woorden : Mijn boete, aanpakken asje blieft P En de dominee mag de belooning houden ?" Wis en waarichtig !" riepen de zes leden van het veiligheids-comitéin koor uit. Dan zal ik mijn huur ook wel betaald kry'gen," liet zich nog een andere stem hooren en wel die van een als hoogst gierig bekend staanden boer, die eigenaar was van het kleine huisje, waarin de dominee woonde Veertien dagen later werden de jonge domi nee en zin lief, moedig bruidje met elkander in den echt verbonden. Toen ze een oogenblik alleen waren, kon de j mge vrouw, terwijl ze haar echtgenoot liefdevol aanzag, niet nalaten te zeggen : Het schy'nt, dat de raenschen hier erg veel van je houden, beste man, en wat hebben ze zich grootmoedig tegenover je ge dragen. Zijn ze altijd zoo geweest ?" O, neen ! ze zijn pas sinds een paar weken zoo in hun voordeel veranderd " En wie waren die ernstige, zoo vastberaden er uitziende mannen, die ons met zoo'n gejuich begroetten, toen het trouwen afgeloopen was ?" Dat waren leden van het veiligheids-comité." Wacht eens, daar schiet me op eens iets te binnen," hernam de predikantsvrouw plot seling op levendigen toon. Op mijn reis hier heen, ontmoette ik, het zal zoowat eventjes over de grenzen geweest zyn, iemand met precies zoo'n zelfde gezicht als die mannen van dat comité. Toen hij mij in het oog kreeg, kwam hy op me af en vroeg me, wie ik was. Ik zei het hem ratuurly'k en wat denk je, dat hij mij ten antwoord gaf: Zeg aan den domi nee, dat ge Jack Harris hebt gezien, en dat hij hoopt, dat ge recht gelukkig met elkander moogt zijn l" Geen seconde daarna was hij verdwenen." God vergelde het hem!" zei de jonge vrouw uit den grond van haar hart, toen haar man haar de geschiedenis verteld had van Jack Harris' edele zelfopoffering,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl