De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 1 maart pagina 5

1 maart 1903 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1340 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vaa 6 Tabletten. ? Rolrsn ran 6 Tabletten. l O dubb. Capsules «oor PPe krfiden Omte flftcts. in flacons van af iiMiiimimiiiiiiiMMiinmiiMii a_ Dr. Elizabeth Blacïwell's geestelijke nalatenschap, Bij den uitgever Ernest Bell, Covent Garden alhier, zijn in twee handige deeltjes (prijs 5s.) verschenen: Essays i» Medical Socialogy van de oudste en, vergis ik mij niet, eerste Engelsche vrouwelijke dokter. Ofschoon sommige dier 13 verhandelingen vele jaren geleden voorgedragen zijn in bijeenkomsten van medici, bevatten zij geen verouderde ideeën, maar wel vele onschatbare wenken, niet het minst voor leeken op medisch gebied. Dr. Elizabeth Blackwell behoort tot die smalle groep vrouwen, die, zelfstandig door het leven gaande en daarbij duizenderlei moeilijkheden het hoofd biedende, de roeping van haar hart volgen zonder zich om de vooroordeelen harer tijdgenooten te bekommeren en daardoor een baan breken voor het komende geslacht. Zij is in 1821 Ie Bristol geboren. In 1832 verhuisde hare familie naar Amerika. En 6 jaren later stierf haar vader onder grooten tegen spoed, zijne vrouw met negen kinderen zonder middel van bestaan achterlatend. Miss Elizabeth hielp als onderwijzeres het gezin onderhouden, terwijl zij daarnevens in de geneeskunde ging studeeren. Met. uitzondering van die te New York, Vermont, Castleton en Geneva, wezen alle medische scholen der Staten haar verzoek tot bijwoning der lessen af, omdat de geneeskundige studie voor vrouwen niet geschikt werd geacht. In 1847 werd zij als medisch studente ingeschre ven. En twee jaar later behaalde zij den doc torsgraad, de eerste in Amerika op medisch ge bied aan eene vrouw toegekend. Na haar pro motie, bracht zij anderhalf jaar door in het Materniléhospitaal te Parijs. In 1851 vestigde zij zich te New-York als geneeskundige, speciaal voor vrouwen en kinderen. 'Zes jaren later stichtte zij het Hospitaal voor vrouwen-en kin derziekten. In 1859 gaf zij in Engeland eeo serie medische voordrachten. En sedert 1868 is zij in dit land gevestigd. Zij heeft van stxueele ziekten baar hoofdstudie gemaakt. En daarover loopen bovengenoemde verhandelingen dan ook voornamelijk. Een eeuw geleden zou er een storm van verontwaardiging zijn opgemaakt, wanneer eene vrouw daarover baar oordeel bad uitgesproken. En de meerder heid der menschen denkt tegenwoordig nog1, dat dat geen onderwerp is waarmede eene vrouw zich gevoegelijk kan en mag inlaten. Wél heeft, de vrouw van die ziekten het meest te lijden. Wél kan zij als moeder het meest doen om sexueele ondeugden onder kinderen tegen te gaan, maar zich met de studie van die zaak inlaten en daarover onomwonden haar oordeel uit te spre ken P Dat is taboe voor de vrouw. Gelukkig, echter, wordt het aantal vrouwen dagelijks grooter, die over dat rampzalig vooroordeel heen stappen. En zij vinden een goede aanmoe diging in deze geestelijke nalatenschap van etne tot spreken bevoegde. »Als de beschaving voortschrijdt en een ontzaglijke menigte menschelijke wezens opge hoopt worden in een heterogenen strijd om het eigen belang, dan ontstaan de verwoestende uitersten van overdaad en gebrek. Uit dezen toestand der maatschappij, waarbij ellende voor geld tot alles in staat is ea de verzadigdheid der weelde nieuwe prikkels zoekt, komt voort, de speculatie in het krachtigste (sexueele) deel onzer natuur." Deze woorden kenschetsen het standpunt, dat Dr. Blackwell inneemt ten opzichte van de sexueele ondeugden waaraan onze maatschappij laboreert. De druk der armoede en de verleiding van het geld brengen menig meisje der volksklasse ten val. Alle rescue workers die hare gevallen zusters zoeken te helpen, krijgen gedurig te hooren: Geef mij werk; ik kan toch niet sterven P" In de meeste groote steden van Europa kunnen de vrouwen niet meer leven van den arbeid harer handen. Zij staan voortdurend bloot aan de verzoeking van het kwaad. Er behoort een zekere heldhaftigheid toe om een deugdzaam leven te leiden. Waarom de meisjes verantwoordelijk gesteld voor de onzedelijkheid der steden. Zijn de mannen niet even of meer schuldig ? «?Het is een feit, dat in iedere groote stad geene vrouw met eenige pretentie van natuur lijke aantrekkelijkheid, kan falen een kooper te vinden. Er zijn mannen die het slecht noch schande vinden, om voor shillings of ponden, als het geval mag zijn, een tijdelijk pbysiek genot te koopeu, zonder te denken aan het onvermijdelijke gevolg, individueel en sociaal, van hun tijdelijke handeling. De wetenschap, dat geld zóó gemakkelijk gewonnen kan worden, verspreidt zich van vrouw tot vrouw. Het con trast tusschen het gemak waarmede het loon der zonde wordt verdiend en de moettevolle, zelfs drukkende methodes van kuische vlijt, is een aanhoudende en brandende verzoeking voor de arbeidende vrouwen." En de meisjes die haar arbeidsloon met dat der schande aanvullen, oefenen daardoor een voortdurenden druk uit op de loonen van andere vrouwen. »Het is de groote massa der arme vrouwen die beschouwd moeten worden als (en soms brutaalweg verklaard worden te zijn) de voorwer pen om te gebruiken voor het genot der hoogere klassen." Beschaafde meisjes worden zelden ge vonden onder de gevallenen. Zij worden goed bewaakt, en behoed. Haar laat men zelden alleen met, of in gezelschap van een wellustig man. Het is altijd ket arme meisje dat hij zoekt. Zij heeft geen genoegens, hij biedt haar aan ; haar deugd is zwak, hij ondermijnt ze ; hij wint hare affectie en verraadt die, geeft haar op voor een ander en verlaat ieder meisje slechter dan hij haar vond, met de schuld van een nieuwe verwonding der zwakke op zijn geweten. Maar iedere wroeging daarover wordt onderdrukt door het banale antwoord: »0ch, zij zal wel spoedig in haar eigen stand huwen." Waarom toch worden de onzedelijke mannen wél, maar de onzedelijke vrouwen niet geduld in fatsoenlijke kringen? De schrijfster dezer Eisays vertelt in Italiëeens een beschaafd Oostenrijker te hebben ontmoet, die met zijne familie te New-York leefde en in een gesprek over maatschappelijke zeden, zich als volgt tegen. over haar uitliet: ,Ik heb altijd getracht de vrouwen te respecteeren en een oprecht zedelijk leven te leiden, maar ik heb dat nimmer gewaar deerd gevonden door de families waarmee ik verkeer. Integendeel, ik ken geen moeder die ooit een man om zijn beruchten levenswandel uit haar gezelscnap verbande. Maar ik heb respectabele huisvrouwen gekend, die een rijken man toestonden de familie te blijven bezoeken na zich eene ongepastheid tegenover een dochter te hebben veroorloofd." Zulke gevallen mogen zeldzaam zijn. Maar in den regel verkeeren de mannen ongehinderd in maatschap pelijke kringen, die meedoogenlooze verachting uitstorten over de rampzalige vrouwen, waar mede die mannen nu en dan omgang nebben. Op dat chapiter tamboert Dr. Blackwell in lengte door. Vervolgens wijst zij op het noodlottige der onwetendheid onder de moeders, inzake der menseden geslachtelijke natuur. Eenerzijds verkeeren vele moeders in den waan, dat zelfbeheersching voor hare volwassen zonen absoluut onmogelijk is. De schrijfster illustreert dit met het verhaal van een harer bekenden in Frankrijk, een predikant, die een schrijven ontving van een intelligente ransche dame die van plan was naar de hoofdstad te verhuizen en hem vroeg iif providing a mittress for her son wuuld by very costly in Paris" Anderzijds, zijn de moeders vaak geheel onkundig omtrent de sexueele natuur harer zonen. »My advice", schrijft Dr. Blackwell, ris constantly asked in such cases as the following: A careful mother, who had brought up her son, a strong and healthy young man, to the age of twenty Jearned from him of this (spontaneous action of the organs) natural sign of vitality, which both supposed to indicate disease! It was wit h pain and dismay that she replied to this coufidence, »Alas, then, my son, I fear you must consult a doctor." The joyful light of gratitude and renewed hope with which she learned the truth on this important subject, will not be easily forgotten." Aan dit hoogst belangrijke onderwerp zijn een paar verhandelingen gewijd van deze geestelijke nalatenschap, waarop ik de aandacht wilde vestigen. Londen, 9 NV. 1902. J. K. v. D. V. Van 't zelfde ras, viif verhalen voor de de rypere jeugd (14 jaar en daarboven) 30 ets. Ruoskevertje, bet betooverde kind, naar het Engelsen V.VERA PETBOWNA JELIKOWSKY, gevolgd door Kleine Genius, naar het Zweedsch van TOPBLINS (voor kinderen van 8 a 10 jaar en daarboven) pry's 20 ets. Van Kltine K-leuters voor Kleine Kltuter.*, verhaaltjes en vertjes voor kinderen van 5?9 jaar, prys 20 ets. Alle drie verschenen by Masereeuw en Bouten te Rotterdam. Het is me een genoegen, deze dria boekjes uit Nellie van Kol's «Volkskinderbibliotbeek" in dit blad te mogen aanbevelen. Deze bibliotheek toch is nog lang niet genoeg bekend bij ons Nederlandsch publiek. Het is een heerlijk idee geweest van Nellie, op deze wijze te voorzien in een zoo diep gevoelde behoefte. Hoe weinig goede lektnur toch is hier binnen het bereik der minderbe deelden, en hoe oneindig wordt er nog op moreel en artistiek gebi d gezondigd tegen de kinderen van deze categorie door hen al heel vroeg te gewennen aan het verslinden van goedkoope en helaas meestal zeer slechte colportageromans en dergely'ke sensatieiektuur. Wel gaan in den laatsten tyd velen de oogen open voor het groote belang en de vormende kracht van goede kinderlektuur, maar zoolang de meeste boeken zoo hoog in prys blyven bly'ft het genot daarvan voor minderbedeelden helaas uit den aard der zaak altijd zeer beperkt. Maar nu, met deze heerlyke bibliotheek van Nellie kunnen velen hun kinderen wanneer ze jarig zy'n of met Sint Nieolaas toch gelukkig iets degelijks koopen voor weinig geld. De prys van '20 tot 30 ets toch is by'zonder laag, en de inhoud der boekjes is meestal zóó, dat men er zyn geheele leven pleizier van kan hebben. Er zyn zelfs vele van deze boekjes, die men eigenlyk meer Volks- dan Rinderlektuur zou kunnen noemen, maar welke door grootere en meer ontwikkelde kinderen ook zeer goed genoten kunnen worden. Van deze soort is b.v. het boekje »Van 't zelfde ras", dat ons eenige heerlijke aangrypende schetsen geeft uit het leven van edele menschen van verschillenden stard en van allerlei godsdienst en levensbeschouwing. Hoe verschillend ook in uiterlijke dingen, toch zijn al de deze heerlijk geteekende figuren »Van 't zelfde ras", d. i. van het ras der edelen en reinen van harte, en daarom heeft Nellie deze schetsen uit de litteratuur van verschillende volken uitgezocht, en ze tot n bundeltje vereenigd. Als er ooit van een boekje opvoedende kracht is uitgegaan, dan is het zeker van dit. En niet minder stellig is dit het geval met het allerliefste, tijngedachte en warmgevoelde sprookje »Rooskevertje' van te Russische schryfster Vera Jelikowsky, Nellie weet >e te vinden, overal, in alle landen, de goede en voedzame korreltjes waarmêa ze onze jonge kuikentjes zoo gaarne wil voederen. Overal weet ze iets te ontdekken, zoo ook nog in de gauwigheid het schetsje ?Kleine Genius" uit de Zweedsche litteratuur. Hoewel vele kinderen de tendenz van dit stukje stellig niet zullen begrypen, is het toch zóó mooi, dat zelfs zij die 't niet vatten, er toch nog schik in zullen hebben dunkt me, en er z:ch misschien later, als ze de beteekenis be grijpen, aog iets van zullen herinneren. En bovendien, .Rooskevertje" begrepen ze des te beter, en daaruit putten ze zonder het te weten gouden lessen van levenswijsheid en liefde. Geen beter boekje dan dit om de kinderen zich te doen indenken in het leven der dieren en hen tot werkelijke dierenvrienden te maken, zonder sentimenteele praatjes en opgeplakte lesjes. 't Is de geschiedenis 'van een klein meinje dat door een booze heks wordt veranderd in een wezentje zoo klein als een insect. Zoo blijft ze eenigen ty'd in het bosch leven tusschen alterlei dieren. Ze kan door drie groote daden van zelfopoffering weer een mensch worden en die volbrengt ze dan ook successievelijk. 't Is een sprookje vol liefde, dit »Rooskevertje" een van dit* soort, waar zelfs volwassenen van kunnen genieten, en ... er iets uit leeren ook ! En dan hebben we nog: «Van kleine kleuters voor kleine kleuters", verhaaltjes en versjes voor kinderen van 5?9 jaar. Dat was No. l van de gebeele bibliotheek, en het opende die op waardige wyze. Veel in dit boekje is van Nellie zelve en dat is het beste. Het aller mooiste vind ik: «Van een kindje uit Indië", waarin Nellie ons zoo in-gevoelig, zoo echt warm-moederlyk het een en anüer uit de al lereerste kinderjaren van haar eigen tweetal vertelt tenminste dat zou men zo / denken. Heerlyk, dat samenleven van Mama en Eindje, die aardige, origineele opmerkingen van 't kleintje en de echt-paedagogische teedere manier waarop Mama met haar omgaat. En toch alles zoo echt kinderlijk verteld. Deze kleine schetsjes zy'n me van 't begin af aan bijzonder lief geweest en ik geloof dat de meeste moeders er evenveel van zullen profiteeren als haar «kleine kleuters". Ook de andere verhaaltjes zyn allerliefst en fijn gedacht, vooral, zooals ik reeds zei, die van Nellie zelve. En den haar aardige, frische versjes! Een paar daarvan wil ik toch eventjes aanhalen: Daar komt Faatje ! Zes kinderoogen ky'ken Nieuwsgierig naar de laan, En staren in de verte: Daar komt Papaatje aan ! Nu gaat de pret beginnen! Eén klemt zich aan zijn knie; Eén hangt er om zy'n middel; Want Pa is sterk voor drie l De allerkleinste jongen, Troont lachend op Pa's nek; E a jublend gaat het viertal Het tuinpad langs, door 't hek. Mama staat reeds te wachten En groet, en knikt, en lacht, En helpt Papa ont'lasten Van zijn driedubble vracht. En hijgend van vermoeidheid Zinkt Paatje in een stoel. Nu gaan die drie aan 't babblen .. . Wat weten zy een boel! Max praat van school en lossen, Reinier van 't prentenboek; Klein Jantje heeft iets geroken, Dat rook naar pannekoekl Zij praten, spelen, lachen, Tot aan het etensuur; Daar was met vuur gebabbeld, Thans eten zy met vuur." En dan nog: ?Torens van zand" Wy graven een gracht Met eigen hand ; Wy bouwen een toren Van louter zand ; En op den toren Daar wappert een vaan, Die geeft de richting Der winden aan I Daar komt de zee l Zy ruischt, Zy bruist, Haar golven schuimen, En krullen zich tot witte pluimen. Zy lekt het strand En drenkt het zand ; Ka vult onze gracht, Kn knabbelt zacht Aan des torens voet... Steeds sty'gt de vloed: Alweer een ruk ' Daar valt wér een stuk ! Nog hooger, steeds hooger wordt de zee .. . O wee, o wee! Daar sleept zij onzen heelen toren mee l En r.u zou ik vaa vele andere boekjes van deze bibliotheek, die me niet ter recensie zijn gezonden, ook nog wel graag iets zeggen, maar dan wordt myn artikel te lang. Laten de lezers van dit blad er dus maar liever zelf eens kennis mee maken de prys is laag genoeg en deze goede en zegenryke onderneming verdient ieders steun ! N. VAN Hiciri'L'ji Eva's ontstaan uit een rib van Adam. In Amerika is eenigen tijd geleden uitgegeven een «Vrouwenbybel", een bybel, waarin door verscheidene bekende Amerikaansche feminis ten uitleg gegeven wordt van de teksten, die direct of indirect betrekking hebben op de ver houding van man en vrouw. In Amerika waar het orthodoxe vasthouden aan de letter van den bybel zeer verbreid is, worden vele vrou wen weerhouden zich by de vrouwenbeweging aan te sluiten door de uitspraken van Paulus en andere "chrijvers over de minderwaardigheid der vrouw, over de onderdanigheid aan den man, die haar past, enz. Door zorgvuldige na speuring van den oorspronkelyken tekst en van de in den ty'd des schryvers gebruikelijke beelden en vergelijkingen, die toen vaak een andere beteekenis badden dan nu, zijn zij er in geslaagd een ander licht te doen vallen op vele dezer teksten en zoo velegeloovigen, zonder hun geloof te schokken, te overtuigen van dwaling, waar zy meenen dat aan de vrouw slechts een plaats onder den man voegt. Dat zulk een uitleg dikwijls heel goed mogelyk is, bewy'st onderstaande verklaring van het aloude scheppingsverhaal. In veler oog geldt nog de klassieke opvatting, dat Eva, door baar ontstaan uit een rib van Adam, bedoeld is als een aanhangsel van hem, te zy'nen beboave geschapen: >de vrouw zy' een hulpe des mans" enz. De uitleg is van den Reverend J. D. Patterson van Roxbury, door hem niet in «the Woman's Bible", maar in een tydschrift gegeven. ?Alleen het eerste hoofdstuk van Genesis", zegt hy, «handelt over de schepping der vrouw en daarin staat: »En God zeide: Laat ons menschen maken, naar ons beeld, naar onze gelykenis ; en dat zy heerschappy hebben over de visschen der zee en over het vee en over de geheele aarde en over al het kruipend gtdiertu, dat op de aarde kruipt. En God schiep den mensch naar Zyn beeld, naar het beeld God s schiep hy hem, man EN vrouw schiep by' ze. En God zegende ze en G jd zeide tot hen: W eest vruchtbaar en vermenig vuldigt u en vervult de aarde en onderwerpt haar, enz." " Dat is de lezing der Schrift over de schepping der vrouw. Man en vrou» werden dustegely'k geschapen. En of zy nu door evolutie of door een directe handeling van God ontstonden, zeker ia het, dat zy', als hy', naar Gods beeld geschapen werd. God maakte den mensch tweeledig, als man en als vrouw. De woorden, waarin van de vorming der vrouw uit een rib vaa Adam gesproken wordt, hebben geen betrekking op de schepping, maar op den aanvang van hun maatschappelijk leven. Die vergissing berust op een verkeerde vertaling. Het Hebreeuwsche woord »tsela" is in dit ver band niet juist weergegeven met »rib". Het beteekent in 't algemeen het completeerende deel van een voorwerp, dat uit twee gelyke deelen bestaat De gedachte van den schrijver van het boek Genesis was aldus: >En God zeide: Het is niet goed, dat de mensen alleen zy. Daarom plaatste by man en vrouw naast elkaar. Zij werd niet boven hem gesteld en niet beneden hem, maar naast hem, aan zy'n zy'de, als vriend en kameraad " Beide waren gely'k en eikaars noodzakelijke aanvulling. Voor het menschenras waren beide even onontbeerlyk en evenveel waard. Het Hebreeuwsche woord »tsela" wordt in de Heilige Schrift nog herhaaldely'k aange troffen en dan met andere woorden vertaald. Het wordt gebruikt om een dubbele deur aan te duiden. De beide gelyke deelen, waaruit deze bestaat, vormen te zamen n geheel en zouden zonder elkaar geen nut hebben. Met het woord »tnela" wordt zoowel het eene deel als het andere aangewezen. Ook de draagbalken waarop de Ark gedragen wordt, heeten »tsela." Ieder dezer was aan een kant der Ark geplaatst en deze kan aan n »tsela" niet gedragen worden. Beide draagbalken heeten ieder voor zich ten opzichte van den ander ?tsela." Ook eenige voorwerpen in den Taber nakel, die slecüts twee aan twee dienst konden doen, worden met den naam «tsela" aangeduid Verder spreekt de Bybel nog van »tsela" over een leger, waarvan de twee deelen langs evenwy'dige lynen voorttrokken en iedere afdeeling wordt juist ten opzichte van de ander »tsela" genoemd. Uit deze voorbeelden bly'kt zonneklaar de beteekenis van het woord. Ook ten opzichte van man en vrouw is niet anders bedoeld dan dat zij naast elkaar staan als wederkeerige aanvulling, onontbeerlyk voor het behoud van het ras, van het leven. Wy zullen dan ook nooit bereiken, wat God aan het menschenras op aarde ten doel stelde, vóór in het huisgezin, in de maatschappy, op ieder denkbaar gebied van menschely'ke belangen, de vrouw haar plaats heeft ingenomen naast den man als zyn gelyke in waarde, niet bevoorrecht en niet achtergesteld, maar als kameraad en evenknie." M. G. IIIIIIIIIIIIIIIIIIMItlllll uitiiiJiiimuiiiiiii iiiiiiiimimiiiiiiiiii DI ie of r.ier K'n??Ken koninklijke moeder. Auyitxtii JIoliiiK*. jKen groot gc~ in met yroote Z'irgen. Volgens den impulsieven, voortvarenden, reisImtigen keizer Wilhelm II, moet de denkufeer der echte vrouw, zich bepalen by drie K's, te weten : &erk, tenderen, beuken. De gelukkige vader van zes tlinke zoons en n bekoorlijk dochtertje, moge het terrein der vrouw scherp afbakenen, toch omvatten de drie K's een gebied dat de geestelijke en lichamelijke krachten der vrouw volmaakt tot haar recht doet komen. Haar godsdienstige overpeinzingen, gepaard met kerkgangea en weldoen, de zware taak der opvoeding, het trouw behartigen der huishouding en als onderdeel daarvan, het onverpoosd bereiden van voedzame, gezonde en smakelyke gerechten. De Duitsche vrouw kookt, braadt en bakt veel meer zélf dan Hollandsche vrouwen, die dit vermoeiend werk gaarne aan eene dienstbode overlaten. Wil dus de echte vrouw het van hooger hand aange wezen domein,deugdzaam e'n plichtmatig bewandelen,dan heeft zij hoofd,hart en handen(drie h's) vol. Zouden vrije vrouwen over kerk, kinderen, keuken aan het jammeren zyn geraakt 'i Zou Wilhelm daar iets van ter oore zy'n gekomen ? De brave man, tuk op afwisseling, heefl dezer dagen speciaal voor vrouwen een nieuw karreweitje bedacht. De Germaansche imperator is niet tevreden over de kleeding der dames. Hy heeft daarom dringend verzocht, dat zy', die aan het hot verschynen ter by'woning van een gastmaal, thé-dansant, muziek avond, bal of raout, zooveel mogelyk werk maken van haar toiletten. Wy' voegen dus gaarne nog n k by de anderen: voor de Kleeding. De vriendelyk- volgzame keizerin Augusta, heeft onmiddelly'k eenige pracht-toiletten in Parys bestelu. Vermoedend, dat de Duitsche smaak haar veeleischenden echtgenoot op-den-duur niet bevredigt, zal zij gaan pronken met Galli sche veeren. Nu spoken den woelgeest weer twee andere letters door het vindingrijk brein, de b'» : Bijbel en fabel, getuige zy'n jongste geloofsbelijdenis, waaraan hy zooveel mogelyk bekendheid wenscht te geven Hy zorgt dat onze aan dacht te zy'nen opzichte niet indommelt. Be klemt hem daaromtrent vrees of argwaan, dan boem! een forsche slag op de Turksche trom. Zy'n voorliefde tot alliteratie spruit zeker voort uit zyn groote belezenheid. Een aardige truc, want de keizer, die alles weet, is niet onkundig van het feit, dat in ee.i normaal geheugen dergelijke grapjes aanstonds en voor goed post vatten. * * * Aan menig slorjpje uit achterbuurten die baar kinderen soms gruwelijk verwaarloost, aan menige matrone uit de bourgeoisie gatisfaite die haar kinderen als lastposten beschouwt, die den boel vuil maken en, met hinderly'ke belangstelling, zoo gaarne van diepe verborgenbeden het naadje-van-de-kons willen weten; aan menig wuft mode-popje, dat h»ar spruiten aan huurlingen toevertrouwt, om zelf uren lange besprekingen met modistes te houder, te gaan fietsen of tennissen; aan menige vrije vrouw die haar verkilde haardstede ontvlucht om buitenshuis vuurtjes te stoken, gaf de gewezen regentes. Christina van Sparje, een gevoelig lesje. Zij in het type der wilre moeder. Zy nam deel aan de studies en de ontspanningen harer kinderen; voor al hun lief en leed had zy een vriendely'k luisterend oor, een teer-gevoelig hart. Zij leerde biljardspelen, om dit persoonlyk aan haar zoon te kunnen onderwyzen. Ook daarin vond zy weer een gelegenheid haar jongen te boeien en zoo veel mogelyk in zy'n tegenwoordigheid te zyn. De jeugdige koning van Sparje vindt een party' biljard met zy'n moeder, een zyner liefste verpoozingen. Christina, die een buiten zewoon vasten en sierly'ken coup de queue heeft, moet zich schrap zetten om een partytje van Alfons te winnen. Als mama verliest, heeft de jongeling echte, luidruchtige jongens-pret. Hy wordt ongaarne geslagen waar het aankomt op lichaamskracht en behendigheid. Hy klemt de tanden op elkaar en wil beter zwemmen, paardryden, dansen, tennissen en biljarten dan zy'n partners. Het zorgvuldig gekweekte kasplantje, het eenige zoontje en broertje van een trouwe moeder en van liefhebbende zusjes, is doodsbang dat men hem zwak of onhandig zal vinden. * * * Augusta Holnes, in 1854 te Pary's uit lersche ouder» geboren, is plotseling bezweken aan een hartaandoening. Levendig, schrander, met buitengewonen muzikalen aanleg bedeeld, deed zy reeds vroegtydig van zich spreken. Op veertienjarigen leeltyd, componeerde zy' haar «Chanson du Chamelier" die populair werd. Achtereenvolgens waren Henri Lambert en César Franck haar leermeesters. In 1878 kreeg zij een pry's van de stad Pary'n, voor haar cantate »Lutèce" (romeinsche naam voor Parys}. Twee jaar geleden oogstte zy veel bijval met haar opéra »la Montagne Noire". Toen de dood haar geheel onverwacht wegnam, legde zy juist de laatste hand aan een actueelecompositie, haar ingegeven door de ellende der Bretonsche visschers, getiteld : .Les petits Gas bretons". * # * Plaats der handeling. Het dorp Zetten, in de Betuwe. Groot gezin, genaamd Elosa Semna. Vél zorgen en een schy'ntje geld. Directrice van Hosa Semna, onze bekende en sympathieke schry'fster, Maclaine Pont. In de .Bode der Heidring-Gestichten", nummer van 15 Februari j.l. slaakt het moedertje-directrice van Hosa Semna opleidingshuis voor kleine meisjes, reeds op zesjarigen leefty'd worden de kleuters toegelaten een hartgrondige verzuchting. In haar kas tallooze tekorten, van het geldlaadje ziet zy tergend-duidelyk den ledigen bodem. Linnenkast zoo schraal, zoo schraal ! Overal ny'dige openingen. Voor zoo'n aantal meisjes is zooveel noodig. O l wat zou het heerlyk zy'n, om eens als welgestelde burgers een flinke bestelling te kunnen doen aan een linnen-fabriek? De stamrozen, de zomervreugde der bewoonsters van Hosa Semna, allemaal bevroren, in die felle November-kou. Geen sprake van ze te kunnen vervangen.... Broeikastje, om zeldzame planten te kweeken? wélreen ! om voedzame groenten te zaaien en die later uit-te-poolen in den vollen grond. De kleintjes zy'n Goddank ! gezond en eten als jonge wolven. Het broeikastje is oud, wrak, geheel vermold, staat op instorten en is veel te klein, nu het gezin zoo groot werd.... Wie helpt een handje? Wie onzer vrie;jdelyke lezeressen tast in haar beurs ? Zullen wy de kinderen van Hosa Ssmna en haar ver pleegsters eens verrassen 'l Zendt dan uw liefdegaven aan mejuffrouw Maclaine Pont, aan haar die onverpoosd arbeidt in het belang der kleintjes, toevertrouwd aan haar verstandige leiding on trouwe zorgen. CAPRICE. Jochtichotel. Benoodigdheden : l L. koude aardappelen, 300 G. koud vleesch, 100 G. uien, 1A L. appelen, 30 G. boter, of vet van jus, wat peper, nootmuskaat, zout, 4 dL. magere jus met water. Toebereiding: Sny'd het vleesch, de aard appelen in plakjes, truit de gesnipperde uien met de boter of het vet lichtbruin, maar houd eenige plakjes ui over. Leg laag om laag in een vuurvaet schoteltje ; een deel van de aard appelen met wat nootmuskaat bestrooid, een deel van het vleesch met wat peper bestrooid, wat gefruite uien en een deel van de appelen. Ga zoo voort met het vullen van het schoteltje, maar zorg, dat de bovenste laag bestaat uit afwisselende plakjes aardappelen en uien. Bevochtig alles met de jus met water; leg bovenop hier en daar een stukje boter of vet en laat het schoteltje in den oven lichtbruin worden. (Martine Wittop Koning.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl