Historisch Archief 1877-1940
N°. 1341
DE AMSTERDAMMER
A°. 1903
WEEKELAÏ) VÖIT NEDER
'a
NI)
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
f 1.50, fr. p. post ?
mail
'
1.65
Abonnement per 3 maanden .....
Voor Jndiëper jaar ........ . . . . mail v 10.
A'fzonderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . .'.'.?0.121/*
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capueine* tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 8 Maart.
Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annouces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma KUDOLF iJOSSB te Keulen en door alle filialen dezer firma.
IX H O V Di
VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Een aanslag
op Amsterdam. De pulitiek en de
strafwetnoveile. De Koelie-ordonnantiën.V. Een middel
om plotselinge stakingen te voorkomen, door
H. S. > De crisis in Beieren en het Zuid-Dnitsche
particujarisme. KÜ^ST EN LETTEREN:
Muziek, in de Hoofdstad, .oor Ant. Averkamp.
De Nederlandsen-Indische Rnnstkring, door J. W.
N. Jan O de Voa, (met portret), door L. H.
Chrispijn. De Boeken der kleine zielen, door
Louis Couperus, beoordeeld door H. Dekking.
FEUILLETON: Frosch von Seebuig, door Henri
F. rban. EECLAMES. VOOK DAMES.
Vryheid van kleeding, door H. C. van
Loenende Bordes. Het Marga et Lonise Home," door
Ver»..?Wie zich aan een ander spiegelt..., door
F. J. van ildriks. - Nationaal Bureau van
Vrouwenarbeid. Allerlei ooor Caprice. BOUW
KUNST: De Beurs te Arnste.dam. do r A. W.
Weissman, III. UIT DE NATUUR, door F. J.
van ildriks. Natuurleven, door B. Bymholt.
SCHAAKSPEL. EINANOIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Een profeet,
Washington, en de reform door Van EIring. Aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal. INGE
ZONDEN. ADYERTENTIEN.
Een aanslag op Amsterdam.
«Maar wat vooral niet mag voorbij gezien
worden," schreven wij in ons No. van
22 Febr., onder het opschrift «Geen ver
bittering, maar verzoening" »hoe wordt bij
dit geruchtmakend verzamelen van mili
tairen en oorlogebodems de reputatie, in
het binnen- en buitenland, van Amsterdam?
«Op dit oogenblik heeft het er iets van
alsof een deel der werkgeverspartij bij zich
zelf denkt en 't ook zegt: ge hebt ons door
uw staken en uw bedreiging tot staken
willen dwingen; goed, nu zullen wij u
eens laten zien, dat u te dwingen ons
recht is. Welnu, wanneer Gemeentebestuur
of Regeering in die richting zich tot
eenige daad liet verleiden het is duidelijk:
de, troepen- en vloot-concentratie zou
geruimen tijd voor Amsterdam noodig blijven,
en de goede naam van onze havenstad
nog verder niet weinig lijden."
«Zouden dan (bij het spreken van ver
zoenende woorden en het verrichten van
verzoenende daden), zoo vragen wij ten
slotte, de troepen en de Cerberus en con
sorten niet weder kunnen verdwijnen,
opdat het niet voor het buitenland den
schijn verkrijge, als ware het Nederlandsche
volk zulk een bende, dat alleen de Minister
van Oorlog het regeeren kan.''
«Daarom," zoo concludeerden wij in ons
No. van verleden Zondag, «brengt toch
niet onder den druk van militair ver
toon, dergelijke wetten tot stand. Bedenkt
waaraan gij met zulk een drijven, het
land en vooral de hoofdstad waagt."
Thans laten wij op deze aansporing tot
het beëindigen van den voor Amsterdam
zoo verderflijken strijd een bericht uit het
Handelsblad volgen:
Nadeel door troebelen.
,Een handelsfirma hier ter stede ontving het
volgende schrijven, dat wij met weglating van
namen hier afdrukken.
,U gelieve er nota van te nemen dat door de
firma. te ruimte gezocht wordt
voor 800 tot 1000 tons ceke om vao R/>Uerdam of
Amsterdam tegen het einde van Maart of begin
April verscheept te worden. De beeren gelooven
tegen een vracht van te zullen slagen.
»In verband metotze be^prt kingen aangaande
het stoomschip spyt het m'j u te moe
ten berichten dat deze boot niet naar Amster
dam zal komen om beladen te worden. In ver
band met de onrustbarende berichten in de cou
ranten (de zaak werd in het rAbgeordneten
Haas" zelfs behandeld) aangaande de dreigende
houding der arbeiders m Hollaud, geeft men er
de voorkeur aan deze boot te Hamburg te be
laden.
»Dit is een der honderden gevallen, welke
aantoonen hoe groot de schade is voor werkgever
zoowel als voor den werkman, uit dergelijke
quaesties voortvloeiende.
,Wij kunnen aan het bovenstaande toevoe
gen dat de bovenbedoelde boot een der grootste
van de Hamburg?Amerika lijn is. Dit stoom
schip was oorspronkelijk bestemd uier r.°n lading
Westphaalsche cokes te laden van ca. 5000 tons,
een werk, waaraan de bootwerkers een week
lang hun brood verdienen, om niet te spreken
van de voordeelen, die het verblijf van zoo'n
stoomschip gedurende een week ineen haven voor
den winkelstand heeft. Ook onze Nederlandsche
spoorwegmaatschappijen zijn bij de zaak betrok
ken, daar deze het vervoer van ca. 500 wagons
cokes derven."
«In verband met de onrustbarende be
richten in de couranten aangaande de
dreigende houding der arbeiders,1' zeker,
zoo moet een buitenla.nder zich wel uit
drukken. Ware hij op de hoogte van den
toestand geweest, dan had hij moeten schrij
ven: in verband met de ophitsing van de
reactionnaire Nederlandsche regeering door
een kortzichtige pers; in verband met de
mobilisatie van het Nederlandsche leger
en van de beschikbare oorlogsvloot; in
verband eindelijk met de indiening van
parlywetten, welke de kalmste niet-Christe
lijke arbeiders als een aanranding hunner
vrijheid en rechten moeten weerstaan....
mag ik Amsterdam niet langer als een
veilige koopmansstad en scheepvaarthaven
beschouwen.
Dit laatste denkt het buitenland, zij 't
ook op onjuiste gronden. Ea 't binnenland
heeft, hoe kan 't anders, niet beter ver
trouwen.
Nu al vier weken lang hoort het van
weinig anders dan van militairen, die steden
en dorpen bezetten, zich oefenen in het
schieten ter bedwinging van een mogelijk
arbeidersverzet...; aanspraken en manifesten
werden publiek als kouden we elk uur een
formeele oorlogsverklaring vernemen; en
dan vooral een grooten veld- en zeeslag
bij Amsterdam!
Ach, zei een vrouwtje dezer dagen
zuchtend tot een medereiziger in den trein:
Mijnheer, onze gang is niet licht... we
gaan afscheid nemen van onzen zoon ...
hij ia opgeroepen voor den oorlog te Am
sterdam ... Deze naïeve uiting van het
moedertje teekent slechts een kring, mis
schien niet eens een zoo heel grooten kring,
op 't platte land; maar dat men in Noord en
Zuid 't eerst en 't meest aan «de
krijgsverrichtingen aan het IJ en den Amstel"
denkt, daarvan zijn de bewijzen, zeer tot
Amsterdams schade, talrijk genoeg. En
nu men te weten is gekomen, dat dit mili
tair vertoon de voorlooper was van het
indienen van wetten, die allen met geweld
van wapenen zouden kunnen worden inge
voerd en toegepast, moest de spanning
in het land en vooral in de hoofdstad,
natuurlijk ten zeerste toenemen; zoodat men
het inderdaad als een schitterend bewijs
van de bezadigdheid der Nederlandsche
arbeidersbevolking mag beschouwen, nu
bij zooveel geweren en revolvers en het
gesnoef van zekere zijde op zulk een troepen
macht ter verplettering van eiken tegen
stand, er nergens in het geheele land
pok maar n daad van onbezonnenheid
is gepleegd; terwijl toch de Regeering zelfs
? nu nog zich te zwak betoont, om de Spoor
weg-Mij, te verplichten haar plechtig ge
geven woord jegens de organisatie naar
den eisch gestand te doen; zoodat het er
al den schijn van heeft, als gedoogde
dezelfde Regeering, die een staatscommis
sie vraagt en strafwetten tegen staken
indient, in deze dagen van spanning een
uittarting tot nogmaals slaken, indien die
slechts van boven komt.
Zeker, bij al het buskruit door het Rijk
thans aan den weg geplaatst, en alweer
te Amsterdam het meest zou zoo licht,
bij het geringste gebrek aan zelf
beheersching van de arbeidsorganisatie, een ont
ploffing kunnen volgen; de toestand, gelijk
hij nu door de Regeering is te voorschijn
geroepen, moet gevaarlijk zijn. Ieder ge
voelt het. Ook het Hof, zoo meent men,
is er zich van bewust. Zoo verklaren wij
het ontstaan van het bericht, nu reeds
een tegengesproken gerucht, dat H. M.
de Koningin-Moeder de Savornin Lohman
had ontboden om zich aangaande
de arbeiders-quaestie te laten inlichten;
en dat H. M. de Koningin met den Prins
gemaal een thédansant bij hare moeder
heeft bijgewoond, en ook in den schouwburg
»De katakomben" is gaan z>en .. . als om
voor het corps diplomatique getuigenis af
te leggen, dat men, hoezeer de spanning
na de oproeping der lichtingen en het in
dienen van de wetsontwerpen ook tot be
zorgdheid moge aanleiding geven het
vertrouwen op een vreedzamen afloop nog
niet verloren behoeft te worden geacht.
Intusschen de militaire toebereidselen
en de gelegenheids- of partij-wetjes, welke
beiden zoozeer de hartstochten prikkelen,
zijn welbeschouwd, te samen, in hun wezen,
een aanslag op Amsterdam.
Onze atad moet in atoffelijken en
zedelijken zin zij 't ook niet zoo bedoeld
het meeat geknakt worden. Het schrijven,
uit het Handelsblad hierboven overgeno
men, geeft voor ieder, die er over nadenkt,
genoeg te verstaan omtrent de gevolgen van
de regeeringshandelingen na de spoorweg
staking.
Zoo spoedig mogelijk behoort aan dezen
toestand, zoo rumoerig, als ware de hoofd
stad oproerig, een eind te worden gemaakt.
En nu zouden wij willen vragen, wat
heeft Amsterdam thans te doen ?
Tua res agitur indien ooit, dan is dat
woord thans van pas.
Wat de militair geharnaste Regeering
sedert Januari deed en thans nog verder
beraamt, het bedreigt uw naam; uw voor
spoed; uw rust in de eerste plaats.
Waarom dan den gemeenteraad, de
gemeentevertegenwoordiging, niet te samen
geroepen, om den toestand te overwegfin
en zich als de meest belanghebbende bij de
Regeering te melden, om haar uw wensch
te doen verstaan ?
Gij moogt, dunkt ons, niet zwijgen.
, Bovendien, al waren uwe belangen niet
overwegend, nog zoudt gij het recht hebben,
u te mengen in dezen strijd tusschen Regee
ring en Arbeiderspartij.
Geen stad in Nederland heeft den arbei
ders eer en meer belangstelling betoond
dan Amsterdam. Het is waar, ten slotte
heeft het talmen van het gemeentebestuur,
bij de gemeentearbeiders, onder den roes
van de overwinning door bet spoorweg
personeel behaald, tot onrust geleid, maar
ondanks deze fout zal niemand der hoofd
stad de eer kunnen ontnemen, dat zij tot
verbetering van de loonen en regelingen
steeds in de voorhoede heeft gestaan; en
het Rijk heeft door zijn onbillijk en zelf
zuchtig belastingstelsel mee achuld aan
de thans begane fout.
Kome dus Amsterdam op voor de tien
duizenden werklieden in de eigen atad en
de honderdduizenden in den lande. Vrage
het dringend om opheffing van de oorlogs
bescherming eener rust, die aleehts onrust
baart; intrekking van de strafwetsnovelle
en een spoedige herziening van het gemeen
telijk en staats-belastingstelael, opdat haar
goede naam als havenstad niet langer worde
belaagd.
Zulk een optreden is haar recht; ook haar
verleden waardig.
Welk man van zaken moet niet inzien,
dat een dwang tegen het solidariteits
beginsel der arbeiders gericht, ten koste
moet gaan van de vreedzame verhouding
tusschen werkgevers en werknemers; en
dat de rust eerst volkomen kan worden,
als uit de troebelen van dezen tijd van
overgang zich een nog veel krachtiger
organisatie, zoowel van patroons als van
werklieden, ontwikkeld heeft?
Hier, al maken de Regeering en de Kamer
er politiek van, ia voor de gemeente iets
veel hoogers dan eenige partijschap aan
de orde: de welvaart van Amsterdam.
Zou men dat ook elders niet begrijpen?
Te Rotterdam b. v., waar de transportar
beiders zich ongetwijfeld solidair zullen
gevoelen met hun broederen te Amster
dam ? Amsterdam geve dan aan de andere
gemeenten, die gelijke of gelijksoortige be
langen te verdedigen hebben, ala hoofd
stad het voorbeeld, en weldra, wij hou
den ons er van overtuigd, is in heel
Nederland, langs den weg van verzoening,
alle gevaar van botsing gekeerd; de vrede
hersteld.
De politiek en de strafwet
novelle.
Wij gaven onze lezers verslag van het
geen Mr. Aalberse in het Katholiek Soe.
Weekblad aangaande de staking den 7den
Febr. had geschreven.
Wij herhalen de quintescens daarvan:
»Thans betrof het een openbaar middel
van vervoer. En wie protesteerden het
hardst toen betoogd werd, dat deze open
bare diensten niet in particuliere handen
moesten blijven, doch door den Staat
worden geëxploiteerd?
Toen de Enschedésche fabrikanten dui
zenden werklieden op straat wilden zetten,
om door deze ellende de honderden van
Van Heek te dwingen hun verzet op te
geven, toen heette dit hun volste recht.
Thans, nu de arbeidera zich aan een
dwingdaad achuldig maken, nu vindt men
aanstonds 't juiste woord: machtsmisbruik.
Men gevoelt, hoe hier een objectieve,
rustige beoordeeling der feiten nog ont
breekt."
»Wat tenslotte den thans alom gehoorden
eisch betreft: het staken van ambtenaren
of daarmede gelijk te stellen personen moet
strafbaar worden gesteld, ook hier zouden
wij willen aanraden: overweeg uw advies
nog eens goed.
Waarom straf, wanneer het publiek onge
mak ondervindt, en geen straf, wanneer
een patroon wordt geruïneerd ?
Waarom wel straf, als de tramconducteurs
staken, geen straf als de broodbakkers het
werk neerleggen ?
Vervolgens: er zijn omstandigheden, dat
een werkstaking als laatste middel vol
komen rechtvaardig kan zijn. In dat geval
is zij een wezenlijk recht van den arbeider.
Wil men den arbeider dit recht, dat hij
onbetwistbaar heeft, ontnemen, zal men dan
niet vóóraf ervoor moeten zorgen, dat
inderdaad een gerechtvaardigde werkstaking
niet meer kan voorkomen? m. a. w. zal
men niet eerst het arbeidscontract recht
vaardig dienen te regelen, en voor geschil
len een onpartijdig en bekwaam rechter
moeten aanwijze.i ? '
«Verstandig zal het evenzeer zijn, bij
het zoeken naar middelen, om stakingen
als deze te voorkomen, even te wachten,
tot de plots opgewelde toorn wat is bekoeld,
om dan vóór alles met eerlijkheid te zoeken
naar de grondoorzaken dezer staking.
Men stelle dan de diagnose, en allicht
zal men bemerken, dat voor deze ziekte
andere medicijnen moeten worden voorge
schreven, dan ons op de politieke markt
thans met groot geschreeuw worden aan
geprezen."
Verstandige woorden: zoo schreven wij,
wie kan deze katholiek zijn ? Wij wezen
er op, dat het de plechtige, wel overwogen
verklaring was van Mr. Aalberse, toen
candidaat voor de Tweede Kamer, district
Almeloo.
Veertien dagen later evenwel in het
K. S. W. van 21 Febr., achrijft dezelfde
heer Aalberae:
«Wij kunnen ons slechts n geval voor
stellen, dat * de wet het recht van werk
staking zonder meer zou mogen ontnemen :
n.l. wanneer eeue Regeering, waarin men
vertrouwen stellen kon, kwam met de uit
drukkelijke verklaring, dat zij zonder
onmiddellijke aanneming van zulk een wet
de openbare orde niet zou kunnen hand
haven, en wanneer die Regeering dan
tevens de verklaring aflegde, dat zij binnen
zér korten tijd zou komen met een wets
ontwerp tot instelling van het verplichte
scheidsgerecht."
En nog acht dagen later heet het:
»Na deze uitdrukkelijke verklaring van
de Regeering is o.i. voor alle mannen, tot
welke partij ook behoorende, maar bezield
met de waarachtige overtuiging, dat in het
belang van orde en veiligheid, in het belang
van Vorstenhuis en Vaderland, het gezag
moet worden gehandhaafd, slechts n
conclusie mogelijk: dat de Regeering te
steunen thans is aller dure plicht."
Als candidaat voor de Tweede Kamer,
dus op een oogenblik, dat de kiezers zijn
woorden als een deel van x,yn program
hebben te beschouwen, stelt hij zich te keer
tegen strafwet-artikelen, welke een deel
der liberale pera eischte.
Te beknibbelen op het stakingsrecht of
dit geheel op te heffen heet een daad van
onrecht, zoolang niet eerst het arbeids
contract is geregeld, en voor geschillen een
onpartijdig scheidsrechter is benoemd;
en al ware dit zoo niet, de Regeering mag
geen straf wet-artikel voordragen zoo lang
de plots opgewelde toorn niet is bekoeld.
Na dien kan de diagnoae gesteld en het
medicijn voorgeschreven.
Verkozen tot lid der Kamer heeft hij
op zulk een gewichtigen, wel
gemotiveerden regel, door zedelijk gevoel en verstand
geëischt, n uitzondering bedacht. Juist
die uitzondering, welke hij noodig zal
hebben om ah lid der kamermeerderheid, als
politiek persoon, mee te kunnen stemmen
voor maatregelen, nog pas veertien dagen
geleden, zoo krachtig door hem in den ban
gedaan.
En weder acht dagen later, recht en
rede het zwijgen opleggend, kan hij zoo
maar voor de Regeeringsvoordracht stem
men, wijl hij niet zelf heef t uit te maken wat
recht en rede vorderen, maar blindelings ver
trouwen moest op Kuypers rhetorisch woord!
Zulk «nemen van zijn draai", al geschiedt
het meestal niet zoo pardoes, zoo in 't oog
loopend en vertrouwen vernietigend, komt
in de parlementaire kringen meer voor.
Doch hier is het bijzonder teleurstellend.
Immers mr. Aalberse is Schaepman's op
volger, en vertegenwoordigt n als vriend
van den overleden voorganger, n als
Redacteur van het Kath. Soc. Weekblad,
de katholieke christelijke democratie. Toen
wij zijn verstandige woorden van den 7den
Februari overnamen, voegden wij daaraan
toe de loftuiting door Schaepman hem bij
de oprichting van het K. S. W. gegeven.
Het Centrum schreef daarbij:
»Het kwam niet dikwerf voor, dat mgr.
Schaepman zich aldus over een der jon
geren (en ook niet over een der ouderen!)
uitliet.
»Hij was schaarsch met zijn lof, althans
voor hen, die nog niet ten volle hadden
kunnen toonen, wat zij waren.
»De Roomsehe voorzichtigheid, die tegen
over personen niet zelden in nog hoogere
mate geboden is dan tegenover zaken,
werd door hem nimmer uit het oog ver
loren."
Maar zoo blijkt dan nu dat Schaepman,
evenals Het Centrum, de »Roomsche voor
zichtigheid" iets te weinig betrachtte, toen
hij Aalberse een der kloeks/e katholieke jon
geren noemde, echt en mannelijk, wijl
| devoot. Immers, hoe zou de zoo diep
j betreurde Dr. door zulk een houding zijn
j bedroefd!
| Zeker, in kleine daden kan men soms
j de Roomsehe voorzichtigheid te weinig in
j acht nemen, en Schaepman zou bij zulk
een geval aanstonds bereid zijn tot ver
geven. Eens moesten wij hem op zulk
een te sjjpedig gegeven woord aanzien.
Verscheidene jaren geleden, toen wij zelf,
en ook Het Centrum, waarmede Schaepman
zoozeer sympathiseerde, bij herhaling op
het verleenen van een pensioen aan de
oud-strijders hadden aangedrongen, richt
ten wij ons tot den Dr., om hem"\"tte
vragen of hij de buitengewone kracht
zijner welsprekendheid niet zou willen
aanwenden, om dan toch eindelijk die
oudjes, waarvoor jaarlijks gebedeld werd
en nog wordt,, evenals hun Belgische
collegaas dat zoo lang reeds genoten, een
pensioentje te bezorgen. Schaepman be
loofde aanstonds die hulp te zullen ver
leen en, al ontveinsde hij zich niet, dat
het moeilijk zou zijn Oorlog tot toegeven
te bewegen. Intusschen toen de begrooting
behandeld werd en ook daarna, sprak de
welsprekende niet. t-rrzg
Hij had dus de «Roomsche voorzichtig
heid'' een oogenblik uit het oog verloren
toen hij zijn belofte gaf. Maar wie kon
hem dat al te euvel duiden ? Zijn leven
lang had en heeft hij zich «kloek, echt en
mannelijk" betoond. In het groote was hij
steeds trouw ; hij, die meermalen zijn partij
stond de held, die ala katholiek voor per
soonlijken dienstplicht en voorden leerplicht
streed... En nu zal Aalbersen hem ver
vangen I Aalberse, die zich liet omblazen
nog vóór hij in de Kamer trad.... In de
katholieke kamerclub kwam hij nu terug
als de verloren zoon, zonder dat het ge
meste kalf, zooals 't bij zulk een gelegen
heid behoort, vooi hem geslacht werd.
Neen, stil.... heel- stil.... bleef het in het
gelukkige huis men hoorde er niet van,
men sprak er niet over. Maar hoeveel
jaren zullen er moeten verloopen eer men
Aalberse's misstap vergeten zal zijn, en men
op hem zal kunnen rekenen, gelijk op zijn
grooten voorganger, ais op een politiek
betrouwbaar, een strijdbaar man ?
De dood van Schaepman trof als een
zware slag in 't bijzonder Kuyper, die daar,
als met zeven referendarissen naast zich,
het land moet regeeren. Hoe geïsoleerd
zal hij zich nu gevoelen, waar Schaep
man's opvohjer, hoe volgzaam ook, nog
geen beenen heeft om er stevig op te staan!
In zijn coalitie-kabinet gezeten, heeft
Kuyper ^al zooveel van zijn oude plunje reeds
moeten ^ opruimen, ook toen de Dr. nog
leefde; maar wat zal het nu verder zijn?
Schaepman was ten minste een kracht,
die zijn doctrinaire, reactionaire kudde een
weinig in bedwang wist te houden, terwijl
hij zooveel mogelijk voor Kuyper opwek
kende lofliederen zong.
Schaepman de leider is er niet meer;
vervangen werd hij niet, en Lohman bleef,
de man met twee namen, de type van den
vrijen... alias
conservatieven-antirevolutionair, man van invloed en macht. Daar
zijn dus de katholieken zonder een demo
cratische drijfkracht om hen te nopen het
goede te doen, of het kwade na te laten;
de conservatieve-calvinisten te samen met
de christelijk-historischen zich vormende tot
n Nederl. Herv. kerk-partij en dan
nog Staalman de weerbaistige, die onder
de calvinisten buiten de kamer van links
zich toch een kleinen aanhang wint Zoo
werd het niet langer Kuyper en Schaep
man, die het land regeeren, maar Lohman,
die over Kuyper heen, met al wat con
servatief is, en ook met al wat liever
democratisch zou zijn, maar het niet durft
te wezen, de wet ons stelt.
Lohman heeft overwonnen. De politicus
wist zich te wreken op den orator- theoloog,
organisator... die hem had uitgeworpen
en de duizenden geloovigen onder zijn
scepter buigen deed.
Wat nu?
Geheel andere talenten, dan waarmee
Kuyper in zijn vroegere positie zich over
winningen bezorgde, zijn thans onmisbaar
voor hem.
Oreeren, theologiseeren, kerkelijk politiek
organiseeren . .. het is nog Regeeren niet.
Wijze daden onder de moeilijkste om
standigheden te verrichten, vorderen een
geheel ander inzicht, een veel hoogere
begaafdheid, dau de slimheid voor het
slagen bij het kerkelijk-politiek partijspel
vereischt.
Zal Kuyper, zonder Schaepman, maar
onder Lohman, daartoe bekwaam zijn?
Daar is wat ons twijfelen doet.
Zoo lang men niet meer wist, dan dat
na de spoorwegstaking met leger en
vloot werd gemanoeuvreerd, als ware er
een nieuwe revolutie te keeren, behoefde
men nog niet zich over 's Ministers daden
zoo ernstig te verontrusten.
Immers het lag geheel in het karakter
van den premier om, even als hij bij zijn
reizen in 't buitenland zijn eigen persoon
tot een wereld verschijning trachtte temaken,
thans met het flikkerend wapen in zijn
eigen land, maar voor 't oog van de
buitenwacht, veel meer te paradeeren dan
volstrekt, noodig mocht wezen. Nu echter
bij de ernstigste en teerste sociale
aangelegenheid, in plaats van op de kalmste,
zachtste, belt-idvolste wijze op te treden,
de trek naar het pompeuse hem met straf
wetsartikelen doet verschijnen, waarvan
landgenoot en vreemdeling moet zeggen:
heere, heere, wat durft die premier toch!