De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 8 maart pagina 3

8 maart 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 1341 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. over deze ingeboorde inmenging in de zuiver binnenlandeche aangelegenheden van een Bondsstaat. Natuurlijk heeft men de zaak trachten goed te praten door te wijzen op de bekende (voor iemand in de positie van keizer Wilhelm zeker zeer lastige) «impulsieve na tuur" van den Hohenzollern-vorst, die zelfs zijn telegram door de officieuse telegraafagentuur liet publiceeren, vóór nog het antwoord van den Prins Kegent was ont vangen. Natuurlijk heeft men opgemerkt, dat het telegram niet het contra-seign droeg van een verantwoordelijk minister, en dus niet als een regeeringsdaad kon worden beschouwd. Maar dat alles baatte niets: de ^onberaden" stap van den keizer is koren geweest op den molen van de Beiersche particularisten in 't algemeen en van het Beiersche Centrum in 't bijzonder. Na de verzending van die ongelukkige dépêche kon ieder weten, dat de dagen van het ministerie-Crailsheim geteld waren. Niet alleen de heer Crailsheim heeft zijn ontslag moeten nemen; zijn beide Protestantsche collega's Von Riedel, minister van financiën, en Von Feilitzch, minister van binnenlandsche zaken, hebben zijn voorbeeld moeten volgen. En zoo is ge broken met het beginsel, dat in een land, waarvan de bevolking ten deele Protes tant, ten deele Katholiek is, het minis terie meer of min eene afspiegeling zou zijn van deze confessioneele verhoudingen. Doch niet daarin ligt onzes inziens het zwaartepunt van de quaestie. Het schippe ren en transigeeren, dat de Prins-Regent zich ten doel schijnt te hebben gesteld, is bij een bejaard en-bezadigd man, zooals hij is, wel verklaarbaar, maar kan op den naam van een beginsel geen aanspraak maken. Indien de overgroote meerderheid der Kamer in Beieren uit Katholieken bestaat, mogen dezen een homogeen clericaal ministerie eischen. Vertegenwoordiging der minderheden in een ministerie moet op den duur leiden tot eene verzwakking van de kracht der regeering. Het bedenkelijke der geschiedenis, van het Rijksstandpunt be schouwd, ligt in de aanmoediging en ver sterking van bet particularistische streven. En wie in dit opzicht de hoofdschuldige is, behoeft, na het boven gezegde, geen nader betoog. niiillllllllMllimiiiiiiiiiliMMiiiiiuiiiiiiiiiiiiMiiiiMittiiiiiiiiiiilnliiiiiiiiin Mnziefc in de Hoolstai Dat Felix Weingartner een dirigent is van den allereersten rang-, heeft men reeds kunnen op merken, toen bij voor een paar jaren met het Münchener Kaim-orchest hier ter stede een paar concerten heeft gegeven. Thans, nn hij met ons Concertgebouw-orchest, in de afgeloopen week, een drietal uitvoeringen heeft gedirigeerd, is zulks op schitterende wijze bevestigd. Weingartner is nog jong; hij moet nog veertig worden. In Zara (Dalmatiëj werd hij geboren ; doch in Stiermarken's groene hoofdstad, zooals men Graz pleegt te noemen, bracht hij zijn jeugd door. Later kwam hij te Leipzig om al daar een paar semesters aan de universiteit te studeeren; doch aldra verwisselde hij de studie aan de hoogeschool voor die aan het Consertorium. Reeds op zeer jeugdigen leeftijd nam hij een plaats aan als kapelmeester, eerst te Danzig daarna te Königsbergen, vervolgens te Praag. Doch eerst te Mannheim vestigde hij zijn naam inHKtlllllMIIIItlllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIUIIllll FROSCH VON SEEBURG DOOK HENRY F. URBAN. . De Froschen von Seeburg waren eenmaal een van de oudste adellyke geslachten die men zich voorstellen kan. Hun s^ambojm ging terug tot aan den legendarischen kikvorach in den put bij het koninklijk slot, met wien de konings dochter trouwen moest en die zij in haar woede tegen den muur gooide, waarop hy zich ver anderde in een schoenen prins. Vele, vele jaren leefden de Froschen op hun stamslot Seeburg en kregen zelfs metterty'd den vorstentitel. De oudste Frosch erfde altijd het slot, terwijl de jongere Froschen bij de diplo matie of in het leger dienst namen, en zich in vele oorlogen roemryk onderscheidden. Nu gebeurde het, da; een van deze jongere Froschen, prins Ottokar Frosch von Seeburg, op verlangen van zyn vader by' de diplomatie zou gaan, ofschoon hij liever medicus geworden was. In plaats van vlytig te leeren haalde de goud lokkige Ottokar de dolste streken uit. Hy ver loor groote sommen by het spel en telKens als dat gebeurd was zette hy zijn monocle vast en zei: Ah lariel" Dat was zijn lievelingsuitdrukking. Wat hij niet by het spel verloor, dat werd hem afgepingeld door de zeer volumineuse Gesine de Saint- Carteret, die eigenly'k Anna Schmudiche heette en een dochter was van iemand in de Köpenickerstraat in Berly'n. Gesine tingeltangelde namelyk. En wat er dan nog van zijn geld overbleef, dat zette de goudlokkige Ottokar om in champagne. Want als Frosch von Seeburg had hij tegen water een tot onpasselykheid gaande afkeer. Op een kwaden dag was al die heerlijkheid ten einde. Het geld was op en de goudlokkige Ottokar moest de diplomatieke loopbaan er aan geven. Ah larie !" zei hy en ging naar Amerika om daar een nieuw leven te beginnen, zooals men pleegt te zeggen. Om hem voor broodsgebrek te bewaren had de familie zich bereid verklaard een kleine maandelijksche tegemoetkoming te zenden. Hij had eenige aanbevelingsbrieven aan vermogende Yankees by zich, en zoodra hij in New-York aan kwam, spoedde h\j zich naar Ebenezer Grant, die zes millioen dollars in de kaas verdiend had, als dirigent vau buitengewone beteekenis. Van de opera-voorstellingen in het theater aldaar, ging spoedig een groote roep uit, wat betreft het stijlvolle in de opvatting en het werd alles zins billijk gevonden dat men in de »Reichshauptstadt" het oog vestigde op den Mannheimer kapelmeester, toen men te Berlijn wilde breken met verouderde toestanden en jong, frisch leren wilde brengen in het dramatische leven. Ik herinner mij levendig hoe Weingartner algemeen vereerd werd, gedurende den eersten tijd van zijn kapelmeesterschap te Berlijn. Dit duurde echter slechts kort. Nijd en wangunst dreven ook hier hun invloed door en hadden een ongunstige uitwerking op het physiek van den dirigent, zoodat hij moedeloos zijn dirigeerstaf neerlegde. Men was echter te Berlijn zoo verstandig hem te behouden als dirigent der concerten, welke door de koninklijke hofkapel (het opera-orchest) in de groote zaal vau het operagebouw gege ven worden en welke hij tot op een te voren ongekende hoogte had opgevoerd. Nog steeds is Weingartner de gevierde dirigent dezer con certen ; echter de Berlijners moeten tlmns met de Mücheners het voorrecht deelen hem als in woner hunner stad te mogen beschouwen, want de ondernemende dr.-Kaim, die in de Beiersche hoofdstad reeds zooveel gedaan heeft om de kunst te populariseeren, maakte zich meester van een gedeelte van de werkkracht van onzen kapelmeester, en verbond hem als hoofd-dirigent aas het naar hem genoemde Kaim-orchest. Als componist heeft Weingartner reeds in 1884 vau zich doen spreken toen zijn eerste opera »Sakuntala" te Weimar werd opgevoerd. In 1886 hoorde ik zijn tweede opera »Malawika" te München. Dit werk kenmerkt zich reeds door groot meesterschap in de behandeling van het orchest; het is overigens geheel Wagnersch in den bouw en in de behandeling der motieven; ook de zangstemmen zijn meerendeels in den declamatie-toon gehouden. Tijdens 's meesters werkzaamheid te Berlijn, ging zijn derde dramatische werk Genesius" over het tooneel; dat gedeelte echter der Berlijnsche kritiek, hetwelk sterk reactionaire beginselen toegedaan is en zich meestal door vinuigheid onderscheidt, bereidde het werk een echec, zoodat de componist zich verplicht gevoelde zijn Genesius na drie voorstellingen terug te trekken. Later heeft Weingartner nog gecomponeerd zijne ,0resteiade", een trilogie, echter voor n avond, welke in Stuttgart, Leipzig, Muuchen enz. is opgevoerd. Als componist stelde Weingartner zich ditmaal aau ons voor met zijn symphonie N;>. 2 in E?, en zijn s-ymphcnisch gedicht ,das Ge lde der Seligen" naar een schilderij van Böckliü; laatstgenoemd werk is overigens reeds een paar jaren geleden door ons orchest gespeeld. Met bijzonder groot genoegen heb ik kennis gemaakt met Weingartner's symphonie. Er komen momenten in voor van frappante schoon heid ; heerlijke ingevingen, zooals wij ze slechts bij de grootste meesters aantreffen. Htt trio achtige motief van den tweeden Satz in G en de hoofd-melodie van het Adagio acht ik zeer hoog. Vooral het laatstbedoelde thems, vind ik, ondanks zijn stijlverwantschap met het Adagio uit Beethoven's IXe, of. misschien wel juist daarom, buitengewoon mooi. Ku wat de com ponist met dit melodieuse thema pedain heeft, is bewonderenswaardig; niet het minst zooals het in het Finale is bewerkt. Weingartner schijnt in lateren tijd den ouden vorm der sym phonie te prefereeren boven dien der //Symphonische Dichtung"; indien men deze tenminste onder de hoofdvormen der muziek mag opnemen. Vroeger componeerde Weingartner «Symptionische Dichtungen" zooals König Lear" en //das Gefilde der Seligen" en ik meen nog een paar soortgelijke werken. Wat den componist mag bewogen hebben terug te komen op zijc oorspronkelijke meening? Zou bij zich bij de regelmatige en traditioneele iudeeÜDg der symphonie, beter in staat achten zijne muzikale gedachten weer te geven dan bij den eenigszins rhapsodischen bouw eener » ondichtuug?" Zijn //(ïefilde der Seligen" heeft zeer mooie melodische motieven en klinkt prachtig, maar mist toch het beknopte en overtuigende in den vorm, dat doet denken aan een meesterstuk in om welke reden hy de kaaskoning genoemd werd. Hm! hm!" zei Ebenezer Grant en vertrok zyn geel, zuur maaglijders-gezicht tot een grynslach. In de eerste plaats moet je bedenken, my'n jonge vriend, dat je in het meest vrije land van de wereld bent. Wy kennen hier geen adel. Hier zyn allen gelyk. Hier geldt slechts de persoonlyke flinkheid, begry'p je, slechts de persoonlyke flinkheid. Het eerste wat je te doen staat is je titel af te leggen. Dat is beter om vooruit te komen. Je titel zou je in den weg zitten. En dan wat ik je raden zou, begin van onder af aan, begrijp je, heelemaal van onder af aan. Van hoe kleiner af iemand begonnen is, zooveel te grooter schijnt hij later, als hy het tot wat gebracht heeft. Kijk eens naar my, ik was vroeger schoenpoetser, loopjongen, reizi ger in boter, kaas en eieren; nu ben ik mijn eigen meester. A propos je spreekt geen slecht Engelsch. Heb je nog wat meer geleerd ?" O, een massa!" zei de goudlokkige Ottokar en streek zijn goudblonde snor met welgevallen op. Ik spreek Fransch en wel er.orrn vloeiend. Ik heb het gymnasium afgeloopen en wou eigen lijk medicus worden. Maar papa wou me liever in de diplomatie hebben. Bovendien speel ik onberispelijk piano. En ik zing." Hm, hm !" deed de ander weer. Dat kan allemaal heel goed zijn als men in het achter lijke Duitschlai-d is, waar zakenmentchen latijn en grieksch moeten kennen, zooals ik mij heb laten vertellen. Maar dal is niets voor het verlichte Amerika Hier zijn wy' boven zoo iets verheven. Onze trots is om het tot 10 maal millionair te brengen, zonder veel geleerd te hebben. Ky'k eens naar my, ik weet niets, let terlijk niets. Ik spreek en schry'f uitsluitend Engelsch en zelfs dat niet zonder fouten. Je kan mij doodslaan als 'k weet hoe die dingen aan de Egyptische obelisken in het Park ge noemd worden.1' Hiëroglyfen !" hielp Ottokar. Ja dat meen ik. En niettegenstaande dat heb ik een vermogen van zes millioen dollars gemaakt, met kaas. Wat zeg je daarvan?" Ah, kolossaal!" zei Ottokar daarvan. ,Zie je ? Dus vergeet wat je geleerd hebt zoo gauw mogelijk. Het zijn straatkeien in je zak. De menschen hier houden er niet van als iemand minder onwetend is dan zy'. Want dat kwetst hun Amerikaansch gevoel van gelykheid en broederschap. Kom mij maar eens gauw weer opzoeken jonge vriend!" Dol land!" zei Ottokar toen hij weer op straat was. Jonge vriend tituleert bij my, deze kaasknoeier. Nou dat kan goed worden! Het den volsten zin des woords. Vooral tegen het slot schijnt mij het werk te zeer uitgesponnen. In de symphonie heeft de componist dit gevaar op gelukkige wijze vermeden. Ondanks groote ongedwongenheid in de behandeling van zijn stof, herkent men gemakkelijk de lijnen, waarvan de componist voor de teekening van zijn werk heeft gebruik gemaakt, Indien men n bedenking wilde uitspreken, dan is het deze, dat men af en toe meer de vrucht ontwaart van ernstig nadenken en bere kening dan van inspiratie. Maar toch is het niet in de eerste plaats de componist Weingartner die hier zoo'n enormen indruk gemaakt heeft, doch veeleer de dirigent. Toen Strauss hier was, heeft men hem gehuldigd als scheppend kunstenaar en tevens als voortreffe lijk interpreteur zijner compositiën. Weingartner heeft hier als dirigent van andere werken lauwe ren ingeoogst als nooit tevoren een kunstenaar mocht behalen. Een enthousiasme zooals na de vertolking van Beethoven's vijfde symphonie heh ik nog nooit bijgewoond. Indien het den componist zelven hadde gegolden, kon het niet warmer zijn geweest. Maar inderdaad, de uit voering van dit, heerlijke toongedicht was zoo grootsch en zoo waar, zoo majestueus en tevens zoo overtuigend, dat de toehoorders met den dirigent en het orchest geheel medegesleept werden door het heerlijke werk. Vooral het Finale, die prachtige triomphzang, genoot een vertolking zoo jubelend als men zieh slechts denkeu kan. Ook Berlioz' Symphonie phantastique" ge noot in de twee meesi phantastische gedeelten, de Marche au supplice" en de .Ronde du Sabbat" met het Dies irae-motief, een wedergave zoo bruisend en wild demonisch als men zich slechts voorstellen kan. Met de vertolking van het Meistersinger-voorspel, de »uuvollendete Symphonie" van Schubert en de derde Leonore-ouverture vau Beethoven oogstte Weingartner niet minder bijval in. Het is moeilijk uit te maken of Weingartner meer met het orchest dan het orchest met Wein gartner ingenomen was. Zeker is het dat beiden op ondubbelzinnige wijze hunne sympathie voor elkander hebben doen bl'jkeu. Ter wille der volledigheid wil ik nog even vermelden dat Dinsdag 3 Maart in het Paleis voor Volksvlijt een fr est-concert plaats vond, ter herdenking van het 25-jarig Pontificaat van Paus Leo XI 11, waarop werden uitgevoerd: Weber's Jubel-ouverture met het slot der Pius-cantate van Verhulst. : Ta es Petrus van J. A. S. van Schaik, een nieuwe Leo-cantate van Bern. Zwee.rs, de Hymne jrDeeora Lux" van schrijver dezes en het »Te Deum" van Alpb. Dit-penbroek. Behalve de solisten, rnej. Anna Kappe), mevr. de Haan Manifarges en de heeren Joh. J. Rogmans en GerardZ/alsman, werkten mede een groot koor van dames en heeren zangeressen en zangers uit de hoofdstaden het Concertgebouworeiiest onder mijae leiding. Avr. IKJIIIIIIIflIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIflIlllllllllllllllllW De Neflerlanflscli-Inflisclie Krostkring, >In het voorwoord van zyn Studiën zegt Henri Borel, dat in Indiëde litteratuur niet meer is dan eene verstrooiing voor ledige uren en aen innig apart litterair leven er evenmin bestaat als eene apartNederlandsch-Indische litteratuur van beteekenis. Die waarheid ia treurig. Beter is het in Indiëmet de muziek gesteld, althans wat de veelvuldigheid van de kunst beoefening betreft. Zonder zich aan een or juiste uitdrukking schuldig te maken, kan men spreken van het muzikale leven in Insulinde". . . aldus uegint de heer Otto Knaap zyn inleiding voor zyn bundel muzikale opstellen, die hy te Batavia schreef. We hebben dus Uier in het kort het oordeel van twee zeer bevoegden by'een, hoe het daarginds met de litteratuur en de muziek gesteld is. Maar welke plaats nemen de beeldende kunsten daar in 't Moeten we uit het onbesproken laten van die kunsten, aan nemen, dat ze tot dusver in 't gtheel geen plaats in de Indische samenleving hadden weten te veroveren ? Zoo ja, dan moet de oprichting van den Nederlandsch-Indischen Kunstkring te Batavia te meer als een heugelyke gebeuruiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitmii'Hiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiinii prinsechap zal ik wel aan een spijker moeten hangen. Ah larie !" En hij hing zijn prinsschap aan een spijker. Hy liet visitekaartjes drukken waarop te lezen stond: O. Seeburg. Verder niets. Zelfs het von" had hy weggelaten. Onder blinden haalt het kijken zelfs met n oog niets uit. Dan liever heelemaal blind als alle anderen. Uit prins Ottokar Frosch von Seeburg was aen heel gewone mr. eeburg geworden, die zich inniets van duizend anderen onderscheidde, 't Gelukte hem een agentuur van een zeepfabriek te krij gen. Erg armzalig baantje, maar tenminste iets. Zoo verliepen eenige maanden, totdat hij toe vallig in een restaurant een intiemen schoolvriend ontmoette, die zich in New-York als dokter geveitigd had. Ottokar vertelde hem zijn wedervaren. Beste Frofch !" zei de schoolvriend, dat is alles onzin, dat van onderen al' beginnen, nieta geleerd hebben, enzoovoort. Dom ge klets, dat de voormalige schoenlappersjorigens hier te lande van het slag van den eerzamen Ebenezer Grant zichzelf voorliegen als troost voor hun onwetendheid. Ook hier begint men beschaving en kennis te reapecteeren en te ver langen. Ik zal je mijn raad geven : wordt ook dokter. Het was toch altijd je lievelingsidee en dan leef je tenminste fatsoenlijk. Je hebt eenige middelen. Totdat je hebt afgestudeerd woon ja bij my. En den prinser.titel zou ik maar weg laten; maar ik zie niet in, -waarom je je niet kalm Ottokar von eetiurg zou noemen. Dat beviel Ottokar buitengewoon. Hij accep teerde het grootmoedig aanbod van den ouden boezemvriend en gir.g met ijver aan 't werk. Ook liet hij visitekaartjes drukken waarop stond : Ottoiar von Seeburg. Na eenige jaren deed hij met goed gevolg zyn examen en kon tot zijn groote vreugde weer visitekaartjes laten. drukken waarop stond : Dr. Ottokar von See burg. Maar met de practijk wilde het niet recht j vlotten, niettegenstaande alle kameraadschappelijke hulp van den schoolvriend en van oudere collega's. Een enkelen keer mocht hij bij een operatie iemand onder narkose brengen, een ander maal gaf men hem eens een bevalling of hij mocht in de zomermaanden een practijk waarnemen . Dat was alles. Reeds dacht de goudlokkige Ottokar er over naar een kleinere stad te trekken, waar maar n arts gerestigd was, toen hij op zekeren morgen door de telefoon by een dame geroepen werd. Tot zijn groote verbazing bleek het in een zeer deftig huis te zyn en op een zeer deftige tage. De dame klaagde over buitengewone zenuwachtigheid en hoofdpijn, maar verder scheen zij zeer opgewekt te wezen. De diagnose van Ottokar was : onweltenis worden beschouwd, daar hy ten doel heeft belangstelling in de kolonie te wekken voor de beeldende en versierende kunsten. Uit het jaarverslag van haar eerste levens jaar kunnen we zien, dat de jonge vereeniging zich met alle kracht der jeugd heeft geweerd. Zij gaf toch niet minder dan 3 groote tentoon stellingen : een schilderyententoonstelling van Nederlandsen- Indische enEuropeescbe meesters, een ditJ expositie van aquarellen en... een van uitsluitend dilettanten, waarvoor een STtal vruchtbare deelnemers, 120 nummers by'eenbrachten. Verder had er nog een kleine ten toonstelling plaats van schilderyen en pastels van Louis Raemaeckera uit Wageningen en eene van de pry'zen, die gelukkige Indische houders van loten uit de jaarlyksche Artilotery trokken. Ook hield dr. Ch. M. v. Deventer een voordracht over Millet en de heer J. Z. van Dy'ck over Egyptische kunst. Wy, die hier leven te midden van onze welvoorziene musea ; die een overvloed van kunst te verwerken krijgen op exposities van vereenigingen, by kunstkoopers, op veilingen enz.; verwend als we zy'n, kunnen van af ons weelde-standpunt wel de beteekenis van die Nederlandsen-Indische meesters, wier bestaan we niet vermoedden met een ongeloovig lachje in twy'fel trekken ; we kunnen dat kunstmatig kweekeu van dilettantisme, waarby zelfs een prysuitdeelirg in optima forma plaats vond, uit den grond van ons hart verfoeien en er op wy'zen, hoe juist in het serieuse moederland dat dilettantisme fel bestreden wordt, zóó dat in de beroepskunst daar geen spoor meer van te ontdekken is (!) ; we mogen ook medelijdend neerzien op een mager tentoonstellinkje als dat van de naar Indiëverdwaalde Arti-pry'zen, als we ons in de Indische omstandigheden verplaatsen, moeten we heel anders redeneeren. Toen vóór eenige jaren de «kunstkring- manie" in vollen gang was en overal in de provincie kunstkringetjes opdoken, die heusche tentoon stellingen hielden, al was het dan ook van den zevenden rang, toen is er braaf de draak mee gestokon et pour cause. Hier in Holland, waar goede kunst zoo gemakkelyk te bereiken is, waren die onder onsjes totaal overbodig en dankten ze hun ontstaan ook meestal aan artistiek dry von van enkelen en de zucht om met grootere plaatsen mee te doen. In Indiëis het iets anders. Daar is het eenvoudig onmogely'k, goede (Europeescho) kunst ondar oogen te krijgen en het pogen van hen, om daarin te voorzien en degenen, die er hart voor hebben niet geheel en al van kunstgenot verstoken ta doen zyn, alsmede den lust op te wekken orn zelf wut te presteeren, dat loffelijk, maar moeielyk pogen in sen materialistisch land, mot een primaire be schaving als Indië, verdient onze volle waar deering en instemming. En het moge den serieusten onder hen, wel eens pynlyke oogenblikken bezorgen; de heer Van Deventer b v. moge by de beschouwing van sommïg dilettantenwerk bij het quafie halftoe-knypen der oogen orn beter te zien den lust tot algeheele sluiting wel eens voelen op komen, we hopen van harte, dat hun pionnierswerk goede vruchten moge dragen, wat we trouwens zoowel uit de daadzakelyke als uit de financiëele resultaten van de jonge vereeni ging met vertrouwen kunnen verwachten. J. W. N. iiiiiiiiiiiiiuiitiiiiiiiiiiiiiiii Men moet weten hoe hij studeert, welke kracht er van hem kan uitgaan als de onisrandigheden meewerken, hoe hij de fijnste snaren van zijn kunstenaarsziel in beroe ring brengt, bij het streven naar het hoogste. Jan C, de Vos, Een goede biografie te schrijven... een biografie, waardoor het ons duidelijk wordt, hoe en waarom de kunstenaar zich in deze of gene richting ontwikkeld heeft, wat hem daartoe aanzette, welke omstandigheden hem belemmerde, in n woord: hoe hij geworden is, zooals wij hem thans kennen, is dan pas mogelijk, wanneer hij zelf en zijne tijdgenooten tot het verledene behooren, alle bronnen van onderzoek en be wijzen zonder aarzeling kunnen worden aangevoerd. Voor den tooneelkunstenaar kan dit niet gelden. Men moet hem beoordeelen terwijl men hem aan het werk ziet. zyn tengevolge van verveling. Hij kende dat en schreef iets onschuldigs voor. Ten slotte vroeg zij om zyn kaartje, voor het geval dat zij hem nog eens noodig had. Zij las het kaartje en merkte lachend op: Ah U noemt u eenvoudig von Seeburg. U verbergt dus, dat u eigenlijk prins Ottokar von Seeburg heet ?" Wat V' zei Ottokar ten hoogste verbaasd, bent u mijn familierelaties 't" Zij knikte guitig en zei dat ze hem nu eens niet zou zeggen hoe ze dat wist. Zoo nam Ottokar afscheid. Het was hem in 't geheel niet aangenaam dat man achter zijn geheim gekomen was. Had Ebenezer Grant hem niet gezegd dat een prinsentitel in Amerika een straatkei was ? Hij vroeg er zijn schoolkameraad naar, en deze btkende hem lachend, dat hij het geheim verklapt had. Kxpres. Ottokar moest 't verder maar afwachten. Waarde Frosch," zei de vriend, ik ken onze Yankees ! En de vrouwen nog beter !" En ziedaar op de eene voorname patiënte volgde zeer spoedig een tweede en een derde. Aldoor kwaaien er meer en allen vonden ze zich verplicht te vertellen, hoe verrukkelijk ze het vonden dat ze bij hem geïntroduceerd waren. Geen enkele sprak hem anders aan dan met prins. Hij kreeg inntaties en dan was hy' de held van den avond. De huwbare dochten) werkten met haar oogen en zuchtten: O prins ik hoor u speelt en zingt zoo heerlijk. Wilt u ons r.iet eens iaten genieten van een lied van Skjoeburt of Skjoemer.n V" En als hij met haar danste en eenige gees tige opmerkingen maakte, dan kwamen ze bij mama terug en lispelden: Oh mama, de prins is zo-o-o lief'.'' Ze vochten om hem. leder dochtertje wou met hem trouwen. De honora ria werden steeds vetter en Ottokar ook. En r.u beste Ottokar," zei de schoolvriend, moet je weer je visitekaartjes laten veranderen en een heeie chieke dokterswoning nemen en een heel chiek rijtuig gaan houden." En Ottokar richtte een heele chïeke dok terswoning in, waar een zwarte knecht in een donkerblauwe livrei en met witte handschoenen de deur open deed voor de patiënten, en hij nam een rytuig met kroontjes op de portieren en een span vurige, dansende, snuivende ros sen, die er altijd van door wilden gaan. Het rijtuig was donkerblauw en de koetsier en palfrenier hadden donkerblauwe livrei. Bij Ot tokar aaii huis was haast alles donkerblauw. En hij liet nieuwe kaartjes drukken waarop stond -. Prks Ottokar Frosch -von Seeburg M. D. Afkorting voor Medicinae Doctor." Boven den naam prijkte een snoezig kroontje. Aan waardeering ontbreekt het den too neelkunstenaar in ons land maar al te veel Omstandigheden, waarvan het einde voorloopig niet te voorzien is, zijn oorzaak, dat onze tooneelspeelkunst kwijnende is. Er is behoefte aan iets beters, aan iets degelijkers dan het tooneel ons thans biedt.., aan beter samenspel. Dat voelen, m t het volk, enkele tooneelkunstenaars; onder hen, neemt Jan C. de Vos, een eerste plaats in. Dat heeft hij bewezen, door geen reclame te maken voor zich zelf, door niet op te treden als de alzaligmakende tooneelspeler, die door alle mogelijke yirtuosenkunsten, aanstellerij, zenuwachtige haast en reclame middelen, het publiek en zich zelf, tijdelijk van de wijs brengt, door als artistiek leider en tooneelspeler, steeds het moreele voorbeeld te geven van ernst en toewijding. De Vos wil niet boven allen uitmunten; hij wil geven wat zijn kunst van hem eischt, een karakter, een mensch, zooals de schrijver zich dat gedacht heeft, passende in het interieur, meelevende met zijn omgeving; geen paillas, die ons komt vergasten pp eigen fratsen en kunstjes, waarvoor wij niet zijn opgegaan naar den schouwburg. Al wordt de aandacht van het publiek dan niet altijd door hem allén in beslag genomen, zij, die kunnen zien, hooren en begrijpen, dus de minderheid der schouw burgbezoekers, zullen hem des te meer waardeeren. Als iemand over teleurstelling kan klagen .... dan zeker Jan C. de Vos. Geboren kunstenaar, heeft niets hem kunnen terughouden, om aan de roeping, die hij in zich gevoelde, te voldoen. In 1870 kwam hij aan het tooneel, bleef daar zes jaren verbonden, studeerde en werkte ijverig, in een moedelqpze bui, verliet hij de planken, om hoofdredacteur te worden van de Ilaaf/sche courant. Maar die drang.... die echte kunstenaarsdrang, liet hem geen rust, en in 1884 betrad hij op nieuw de planken van den Rotterdamschen schouw burg, onder directie van Le Gras en Hatpels. Maar... de oude Rotterdammers werden ouder, de Vos was jongen niet tevreden ... de Vos wilde meer. Goede, nieuwe, jonge stukken wilde hij spelen ... hij streed tegen sleur en traditie ... maar te vergeefs ; niet alleen dat de ouderen het »place aux jeunes", yreeeden, maar zij wilden hem zelfs niet in de gelegenheid stellen te beproeven wat hij wilde en dacht dat goed was. De drang tot scheppen, tot eigen werk leveren, ging over in onrust, en met zijn kracht van iiMuiiiiiiinmiiiiiiMimiii iiHitiiuiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiii Nu waren de dames heelemaal van streek. Waarachtig heelemaal van streek waren ze. Door een prins behandeld te worden, door een echten prins met een kroontje o toppunt van geluk, o toppunt van voornaamheid! Op zekeren ds g kwam ook de demokraat en kaaskoning Ebenezer Grant en werd op verlangen van zijn vrouw Ottokar's patiënt, omdat Grant's vrouw in voornaamheid niet onder wilde doen voor haar vriendinnen. En als de Amerikaansche echtgenoote wat wenscht, dan gehoorzaamt de Amerikaansch? pantofl'elheld. En op Ebenezer Grant volgden de heel fijne patiënten, die zich aristocraten gevoelden en namen Ottokar als huisdokter. En op zekeren dag trouwde de prins met de bekoorlyke Evelyn, de eenige dochter van Ebenezer Grant, de kaaskoning. Koning Grant sprak nu steeds van mijn schoon zoon de prins en mijn dochter de prinses," Op hun huwel, ksreis gingen zij naarBerly'n. Daar zocht Ottokar zyn vrienden op. Overal werd hy grandioos ontvangen en hy en zijn vrouw werden op een hofbal genoodigd en aan den keizer voorgesteld. Dat werd dadelijk naar Amerika gekabeld, waar de couranten, ware voorvechters en trouwe beschermers van de democratische idealen, het bericht met reuzenletters aan hun krantenpaleizen bevestigden. En in de dagbladen verscheen het nieuwtje met het portret van ttokar's vrouw, waarboven stond: Een Amerikaansche die de eer had aan Z. M. den Duitscheu keizer te worden voor gesteld." En daaronder stond : Prinses Eveiyn von Seeburg, geboren. Grant, uit New- York, dochter van den kaaskoning Ebenezer Grant van de lirma Grant i Co.'' Toen papa Grant dat las, stortte hy vreug detranen. Maar Ottokar's listige vriend hield zyn buik vast van 't lachen. Toen stuurde hy Ottokar de kranten met de volgende woorden: Beste Fro'-ch l Ik wist het wel. Ik ken my'n volkje wel. Hun democratie, hun vryheid, gelij kheid en broederschap is niets dan een onschuldig patent-medicyn, die de slimme kwakzalvers aan dj groote menigte te slikken geven, opdat ze haar pijnlyke knokken minder zal voelen. Suggestie, zelf begoocheling, dat is alles. Of noem het voor mijn part minder medicinisch een dot, die zij den grooten kin deren in den mond stoppen, opdat zij niet huilen. Daar is geen vrijheid, gelykheid en broederlijkheid en het zal er nooit komen, in een plutocratische industriestaat het allerminst; want rijkdom verwekt noodzakelyk ongelijkheid en onbroederlijkheid. Je oude vriend en onverbeteriyke medicynicus."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl