Historisch Archief 1877-1940
Ko. 1341
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
over deze ingeboorde inmenging in de zuiver
binnenlandeche aangelegenheden van een
Bondsstaat. Natuurlijk heeft men de zaak
trachten goed te praten door te wijzen op de
bekende (voor iemand in de positie van keizer
Wilhelm zeker zeer lastige) «impulsieve na
tuur" van den Hohenzollern-vorst, die zelfs
zijn telegram door de officieuse
telegraafagentuur liet publiceeren, vóór nog het
antwoord van den Prins Kegent was ont
vangen. Natuurlijk heeft men opgemerkt,
dat het telegram niet het contra-seign droeg
van een verantwoordelijk minister, en dus
niet als een regeeringsdaad kon worden
beschouwd. Maar dat alles baatte niets:
de ^onberaden" stap van den keizer is
koren geweest op den molen van de
Beiersche particularisten in 't algemeen en
van het Beiersche Centrum in 't bijzonder.
Na de verzending van die ongelukkige
dépêche kon ieder weten, dat de dagen
van het ministerie-Crailsheim geteld waren.
Niet alleen de heer Crailsheim heeft zijn
ontslag moeten nemen; zijn beide
Protestantsche collega's Von Riedel, minister
van financiën, en Von Feilitzch, minister
van binnenlandsche zaken, hebben zijn
voorbeeld moeten volgen. En zoo is ge
broken met het beginsel, dat in een land,
waarvan de bevolking ten deele Protes
tant, ten deele Katholiek is, het minis
terie meer of min eene afspiegeling zou
zijn van deze confessioneele verhoudingen.
Doch niet daarin ligt onzes inziens het
zwaartepunt van de quaestie. Het schippe
ren en transigeeren, dat de Prins-Regent
zich ten doel schijnt te hebben gesteld, is
bij een bejaard en-bezadigd man, zooals
hij is, wel verklaarbaar, maar kan op den
naam van een beginsel geen aanspraak
maken. Indien de overgroote meerderheid
der Kamer in Beieren uit Katholieken
bestaat, mogen dezen een homogeen clericaal
ministerie eischen. Vertegenwoordiging der
minderheden in een ministerie moet op den
duur leiden tot eene verzwakking van de
kracht der regeering. Het bedenkelijke der
geschiedenis, van het Rijksstandpunt be
schouwd, ligt in de aanmoediging en ver
sterking van bet particularistische streven.
En wie in dit opzicht de hoofdschuldige
is, behoeft, na het boven gezegde, geen
nader betoog.
niiillllllllMllimiiiiiiiiiliMMiiiiiuiiiiiiiiiiiiMiiiiMittiiiiiiiiiiilnliiiiiiiiin
Mnziefc in de Hoolstai
Dat Felix Weingartner een dirigent is van den
allereersten rang-, heeft men reeds kunnen op
merken, toen bij voor een paar jaren met het
Münchener Kaim-orchest hier ter stede een paar
concerten heeft gegeven. Thans, nn hij met ons
Concertgebouw-orchest, in de afgeloopen week,
een drietal uitvoeringen heeft gedirigeerd, is
zulks op schitterende wijze bevestigd.
Weingartner is nog jong; hij moet nog veertig
worden. In Zara (Dalmatiëj werd hij geboren ;
doch in Stiermarken's groene hoofdstad, zooals
men Graz pleegt te noemen, bracht hij zijn
jeugd door. Later kwam hij te Leipzig om al
daar een paar semesters aan de universiteit te
studeeren; doch aldra verwisselde hij de studie
aan de hoogeschool voor die aan het
Consertorium.
Reeds op zeer jeugdigen leeftijd nam hij een
plaats aan als kapelmeester, eerst te Danzig
daarna te Königsbergen, vervolgens te Praag.
Doch eerst te Mannheim vestigde hij zijn naam
inHKtlllllMIIIItlllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIUIIllll
FROSCH VON SEEBURG
DOOK
HENRY F. URBAN. .
De Froschen von Seeburg waren eenmaal een
van de oudste adellyke geslachten die men zich
voorstellen kan. Hun s^ambojm ging terug tot
aan den legendarischen kikvorach in den put
bij het koninklijk slot, met wien de konings
dochter trouwen moest en die zij in haar woede
tegen den muur gooide, waarop hy zich ver
anderde in een schoenen prins.
Vele, vele jaren leefden de Froschen op hun
stamslot Seeburg en kregen zelfs metterty'd den
vorstentitel. De oudste Frosch erfde altijd het
slot, terwijl de jongere Froschen bij de diplo
matie of in het leger dienst namen, en zich in
vele oorlogen roemryk onderscheidden.
Nu gebeurde het, da; een van deze jongere
Froschen, prins Ottokar Frosch von Seeburg, op
verlangen van zyn vader by' de diplomatie zou
gaan, ofschoon hij liever medicus geworden was.
In plaats van vlytig te leeren haalde de goud
lokkige Ottokar de dolste streken uit. Hy ver
loor groote sommen by het spel en telKens als
dat gebeurd was zette hy zijn monocle vast en
zei: Ah lariel" Dat was zijn
lievelingsuitdrukking. Wat hij niet by het spel verloor,
dat werd hem afgepingeld door de zeer
volumineuse Gesine de Saint- Carteret, die eigenly'k
Anna Schmudiche heette en een dochter was
van iemand in de Köpenickerstraat in Berly'n.
Gesine tingeltangelde namelyk. En wat er dan
nog van zijn geld overbleef, dat zette de
goudlokkige Ottokar om in champagne. Want als
Frosch von Seeburg had hij tegen water een
tot onpasselykheid gaande afkeer. Op een
kwaden dag was al die heerlijkheid ten einde.
Het geld was op en de goudlokkige Ottokar
moest de diplomatieke loopbaan er aan geven.
Ah larie !" zei hy en ging naar Amerika
om daar een nieuw leven te beginnen, zooals
men pleegt te zeggen.
Om hem voor broodsgebrek te bewaren had
de familie zich bereid verklaard een kleine
maandelijksche tegemoetkoming te zenden. Hij
had eenige aanbevelingsbrieven aan vermogende
Yankees by zich, en zoodra hij in New-York aan
kwam, spoedde h\j zich naar Ebenezer Grant,
die zes millioen dollars in de kaas verdiend had,
als dirigent vau buitengewone beteekenis. Van
de opera-voorstellingen in het theater aldaar,
ging spoedig een groote roep uit, wat betreft
het stijlvolle in de opvatting en het werd alles
zins billijk gevonden dat men in de
»Reichshauptstadt" het oog vestigde op den Mannheimer
kapelmeester, toen men te Berlijn wilde breken
met verouderde toestanden en jong, frisch leren
wilde brengen in het dramatische leven.
Ik herinner mij levendig hoe Weingartner
algemeen vereerd werd, gedurende den eersten
tijd van zijn kapelmeesterschap te Berlijn. Dit
duurde echter slechts kort. Nijd en wangunst
dreven ook hier hun invloed door en hadden een
ongunstige uitwerking op het physiek van den
dirigent, zoodat hij moedeloos zijn dirigeerstaf
neerlegde.
Men was echter te Berlijn zoo verstandig hem
te behouden als dirigent der concerten, welke
door de koninklijke hofkapel (het opera-orchest)
in de groote zaal vau het operagebouw gege
ven worden en welke hij tot op een te voren
ongekende hoogte had opgevoerd. Nog steeds
is Weingartner de gevierde dirigent dezer con
certen ; echter de Berlijners moeten tlmns met
de Mücheners het voorrecht deelen hem als in
woner hunner stad te mogen beschouwen, want
de ondernemende dr.-Kaim, die in de Beiersche
hoofdstad reeds zooveel gedaan heeft om de
kunst te populariseeren, maakte zich meester
van een gedeelte van de werkkracht van onzen
kapelmeester, en verbond hem als hoofd-dirigent
aas het naar hem genoemde Kaim-orchest.
Als componist heeft Weingartner reeds in 1884
vau zich doen spreken toen zijn eerste opera
»Sakuntala" te Weimar werd opgevoerd. In
1886 hoorde ik zijn tweede opera »Malawika"
te München. Dit werk kenmerkt zich reeds
door groot meesterschap in de behandeling van
het orchest; het is overigens geheel Wagnersch
in den bouw en in de behandeling der motieven;
ook de zangstemmen zijn meerendeels in den
declamatie-toon gehouden.
Tijdens 's meesters werkzaamheid te Berlijn,
ging zijn derde dramatische werk Genesius"
over het tooneel; dat gedeelte echter der
Berlijnsche kritiek, hetwelk sterk reactionaire beginselen
toegedaan is en zich meestal door vinuigheid
onderscheidt, bereidde het werk een echec, zoodat
de componist zich verplicht gevoelde zijn Genesius
na drie voorstellingen terug te trekken. Later
heeft Weingartner nog gecomponeerd zijne
,0resteiade", een trilogie, echter voor n avond,
welke in Stuttgart, Leipzig, Muuchen enz. is
opgevoerd.
Als componist stelde Weingartner zich ditmaal
aau ons voor met zijn symphonie N;>. 2 in E?, en
zijn s-ymphcnisch gedicht ,das Ge lde der Seligen"
naar een schilderij van Böckliü; laatstgenoemd
werk is overigens reeds een paar jaren geleden
door ons orchest gespeeld.
Met bijzonder groot genoegen heb ik kennis
gemaakt met Weingartner's symphonie. Er
komen momenten in voor van frappante schoon
heid ; heerlijke ingevingen, zooals wij ze slechts
bij de grootste meesters aantreffen. Htt trio
achtige motief van den tweeden Satz in G en
de hoofd-melodie van het Adagio acht ik zeer
hoog. Vooral het laatstbedoelde thems, vind ik,
ondanks zijn stijlverwantschap met het Adagio
uit Beethoven's IXe, of. misschien wel juist
daarom, buitengewoon mooi. Ku wat de com
ponist met dit melodieuse thema pedain heeft,
is bewonderenswaardig; niet het minst zooals
het in het Finale is bewerkt. Weingartner
schijnt in lateren tijd den ouden vorm der sym
phonie te prefereeren boven dien der
//Symphonische Dichtung"; indien men deze tenminste
onder de hoofdvormen der muziek mag opnemen.
Vroeger componeerde Weingartner
«Symptionische Dichtungen" zooals König Lear" en
//das Gefilde der Seligen" en ik meen nog een
paar soortgelijke werken.
Wat den componist mag bewogen hebben
terug te komen op zijc oorspronkelijke meening?
Zou bij zich bij de regelmatige en traditioneele
iudeeÜDg der symphonie, beter in staat achten
zijne muzikale gedachten weer te geven dan bij
den eenigszins rhapsodischen bouw eener »
ondichtuug?"
Zijn //(ïefilde der Seligen" heeft zeer mooie
melodische motieven en klinkt prachtig, maar
mist toch het beknopte en overtuigende in den
vorm, dat doet denken aan een meesterstuk in
om welke reden hy de kaaskoning genoemd werd.
Hm! hm!" zei Ebenezer Grant en vertrok
zyn geel, zuur maaglijders-gezicht tot een
grynslach.
In de eerste plaats moet je bedenken, my'n
jonge vriend, dat je in het meest vrije land van
de wereld bent. Wy kennen hier geen adel.
Hier zyn allen gelyk. Hier geldt slechts de
persoonlyke flinkheid, begry'p je, slechts de
persoonlyke flinkheid. Het eerste wat je te doen
staat is je titel af te leggen. Dat is beter om
vooruit te komen. Je titel zou je in den weg
zitten. En dan wat ik je raden zou, begin van
onder af aan, begrijp je, heelemaal van onder
af aan. Van hoe kleiner af iemand begonnen
is, zooveel te grooter schijnt hij later, als hy
het tot wat gebracht heeft. Kijk eens naar my,
ik was vroeger schoenpoetser, loopjongen, reizi
ger in boter, kaas en eieren; nu ben ik mijn
eigen meester.
A propos je spreekt geen slecht Engelsch.
Heb je nog wat meer geleerd ?"
O, een massa!" zei de goudlokkige Ottokar en
streek zijn goudblonde snor met welgevallen op.
Ik spreek Fransch en wel er.orrn vloeiend.
Ik heb het gymnasium afgeloopen en wou eigen
lijk medicus worden. Maar papa wou me liever
in de diplomatie hebben. Bovendien speel ik
onberispelijk piano. En ik zing."
Hm, hm !" deed de ander weer. Dat kan
allemaal heel goed zijn als men in het achter
lijke Duitschlai-d is, waar zakenmentchen latijn
en grieksch moeten kennen, zooals ik mij heb
laten vertellen. Maar dal is niets voor het
verlichte Amerika Hier zijn wy' boven zoo iets
verheven. Onze trots is om het tot 10 maal
millionair te brengen, zonder veel geleerd te
hebben. Ky'k eens naar my, ik weet niets, let
terlijk niets. Ik spreek en schry'f uitsluitend
Engelsch en zelfs dat niet zonder fouten. Je
kan mij doodslaan als 'k weet hoe die dingen
aan de Egyptische obelisken in het Park ge
noemd worden.1'
Hiëroglyfen !" hielp Ottokar.
Ja dat meen ik. En niettegenstaande dat
heb ik een vermogen van zes millioen dollars
gemaakt, met kaas. Wat zeg je daarvan?"
Ah, kolossaal!" zei Ottokar daarvan.
,Zie je ? Dus vergeet wat je geleerd hebt
zoo gauw mogelijk. Het zijn straatkeien in je
zak. De menschen hier houden er niet van als
iemand minder onwetend is dan zy'. Want dat
kwetst hun Amerikaansch gevoel van gelykheid
en broederschap. Kom mij maar eens gauw
weer opzoeken jonge vriend!"
Dol land!" zei Ottokar toen hij weer op
straat was. Jonge vriend tituleert bij my, deze
kaasknoeier. Nou dat kan goed worden! Het
den volsten zin des woords. Vooral tegen het
slot schijnt mij het werk te zeer uitgesponnen.
In de symphonie heeft de componist dit gevaar
op gelukkige wijze vermeden. Ondanks groote
ongedwongenheid in de behandeling van zijn
stof, herkent men gemakkelijk de lijnen, waarvan
de componist voor de teekening van zijn werk
heeft gebruik gemaakt,
Indien men n bedenking wilde uitspreken,
dan is het deze, dat men af en toe meer de
vrucht ontwaart van ernstig nadenken en bere
kening dan van inspiratie.
Maar toch is het niet in de eerste plaats de
componist Weingartner die hier zoo'n enormen
indruk gemaakt heeft, doch veeleer de dirigent.
Toen Strauss hier was, heeft men hem gehuldigd
als scheppend kunstenaar en tevens als voortreffe
lijk interpreteur zijner compositiën. Weingartner
heeft hier als dirigent van andere werken lauwe
ren ingeoogst als nooit tevoren een kunstenaar
mocht behalen. Een enthousiasme zooals na
de vertolking van Beethoven's vijfde symphonie
heh ik nog nooit bijgewoond. Indien het den
componist zelven hadde gegolden, kon het niet
warmer zijn geweest. Maar inderdaad, de uit
voering van dit, heerlijke toongedicht was zoo
grootsch en zoo waar, zoo majestueus en tevens
zoo overtuigend, dat de toehoorders met den
dirigent en het orchest geheel medegesleept werden
door het heerlijke werk. Vooral het Finale, die
prachtige triomphzang, genoot een vertolking
zoo jubelend als men zieh slechts denkeu kan.
Ook Berlioz' Symphonie phantastique" ge
noot in de twee meesi phantastische gedeelten,
de Marche au supplice" en de .Ronde du
Sabbat" met het Dies irae-motief, een
wedergave zoo bruisend en wild demonisch als men
zich slechts voorstellen kan.
Met de vertolking van het
Meistersinger-voorspel, de »uuvollendete Symphonie" van Schubert
en de derde Leonore-ouverture vau Beethoven
oogstte Weingartner niet minder bijval in.
Het is moeilijk uit te maken of Weingartner
meer met het orchest dan het orchest met Wein
gartner ingenomen was. Zeker is het dat beiden
op ondubbelzinnige wijze hunne sympathie voor
elkander hebben doen bl'jkeu.
Ter wille der volledigheid wil ik nog even
vermelden dat Dinsdag 3 Maart in het Paleis
voor Volksvlijt een fr est-concert plaats vond, ter
herdenking van het 25-jarig Pontificaat van Paus
Leo XI 11, waarop werden uitgevoerd: Weber's
Jubel-ouverture met het slot der Pius-cantate
van Verhulst. : Ta es Petrus van J. A. S. van
Schaik, een nieuwe Leo-cantate van Bern.
Zwee.rs, de Hymne jrDeeora Lux" van schrijver
dezes en het »Te Deum" van Alpb.
Dit-penbroek. Behalve de solisten, rnej. Anna Kappe),
mevr. de Haan Manifarges en de heeren Joh. J.
Rogmans en GerardZ/alsman, werkten mede een
groot koor van dames en heeren zangeressen en
zangers uit de hoofdstaden het
Concertgebouworeiiest onder mijae leiding.
Avr.
IKJIIIIIIIflIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHIIIflIlllllllllllllllllW
De Neflerlanflscli-Inflisclie Krostkring,
>In het voorwoord van zyn Studiën zegt Henri
Borel, dat in Indiëde litteratuur niet meer is
dan eene verstrooiing voor ledige uren en aen
innig apart litterair leven er evenmin bestaat
als eene apartNederlandsch-Indische litteratuur
van beteekenis.
Die waarheid ia treurig.
Beter is het in Indiëmet de muziek gesteld,
althans wat de veelvuldigheid van de kunst
beoefening betreft. Zonder zich aan een or juiste
uitdrukking schuldig te maken, kan men
spreken van het muzikale leven in Insulinde". . .
aldus uegint de heer Otto Knaap zyn inleiding
voor zyn bundel muzikale opstellen, die hy te
Batavia schreef. We hebben dus Uier in het
kort het oordeel van twee zeer bevoegden by'een,
hoe het daarginds met de litteratuur en de
muziek gesteld is. Maar welke plaats nemen
de beeldende kunsten daar in 't Moeten we uit
het onbesproken laten van die kunsten, aan
nemen, dat ze tot dusver in 't gtheel geen
plaats in de Indische samenleving hadden weten
te veroveren ? Zoo ja, dan moet de oprichting
van den Nederlandsch-Indischen Kunstkring
te Batavia te meer als een heugelyke
gebeuruiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitmii'Hiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiinii
prinsechap zal ik wel aan een spijker moeten
hangen. Ah larie !"
En hij hing zijn prinsschap aan een spijker.
Hy liet visitekaartjes drukken waarop te lezen
stond: O. Seeburg. Verder niets. Zelfs het
von" had hy weggelaten. Onder blinden haalt
het kijken zelfs met n oog niets uit. Dan
liever heelemaal blind als alle anderen. Uit
prins Ottokar Frosch von Seeburg was aen heel
gewone mr. eeburg geworden, die zich inniets
van duizend anderen onderscheidde, 't Gelukte
hem een agentuur van een zeepfabriek te krij
gen. Erg armzalig baantje, maar tenminste iets.
Zoo verliepen eenige maanden, totdat hij toe
vallig in een restaurant een intiemen schoolvriend
ontmoette, die zich in New-York als dokter
geveitigd had. Ottokar vertelde hem zijn
wedervaren.
Beste Frofch !" zei de schoolvriend, dat
is alles onzin, dat van onderen al' beginnen,
nieta geleerd hebben, enzoovoort. Dom ge
klets, dat de voormalige schoenlappersjorigens
hier te lande van het slag van den eerzamen
Ebenezer Grant zichzelf voorliegen als troost
voor hun onwetendheid. Ook hier begint men
beschaving en kennis te reapecteeren en te ver
langen. Ik zal je mijn raad geven : wordt ook
dokter. Het was toch altijd je lievelingsidee en
dan leef je tenminste fatsoenlijk. Je hebt eenige
middelen. Totdat je hebt afgestudeerd woon ja
bij my. En den prinser.titel zou ik maar weg
laten; maar ik zie niet in, -waarom je je niet
kalm Ottokar von eetiurg zou noemen.
Dat beviel Ottokar buitengewoon. Hij accep
teerde het grootmoedig aanbod van den ouden
boezemvriend en gir.g met ijver aan 't werk.
Ook liet hij visitekaartjes drukken waarop
stond : Ottoiar von Seeburg. Na eenige jaren
deed hij met goed gevolg zyn examen en kon
tot zijn groote vreugde weer visitekaartjes laten.
drukken waarop stond : Dr. Ottokar von See
burg. Maar met de practijk wilde het niet recht
j vlotten, niettegenstaande alle
kameraadschappelijke hulp van den schoolvriend en van oudere
collega's. Een enkelen keer mocht hij bij een
operatie iemand onder narkose brengen, een
ander maal gaf men hem eens een bevalling of
hij mocht in de zomermaanden een practijk
waarnemen . Dat was alles. Reeds dacht
de goudlokkige Ottokar er over naar een kleinere
stad te trekken, waar maar n arts gerestigd
was, toen hij op zekeren morgen door de telefoon
by een dame geroepen werd. Tot zijn groote
verbazing bleek het in een zeer deftig huis te
zyn en op een zeer deftige tage. De dame
klaagde over buitengewone zenuwachtigheid en
hoofdpijn, maar verder scheen zij zeer opgewekt
te wezen. De diagnose van Ottokar was :
onweltenis worden beschouwd, daar hy ten doel
heeft belangstelling in de kolonie te wekken
voor de beeldende en versierende kunsten.
Uit het jaarverslag van haar eerste levens
jaar kunnen we zien, dat de jonge vereeniging
zich met alle kracht der jeugd heeft geweerd.
Zij gaf toch niet minder dan 3 groote tentoon
stellingen : een schilderyententoonstelling van
Nederlandsen- Indische enEuropeescbe meesters,
een ditJ expositie van aquarellen en... een
van uitsluitend dilettanten, waarvoor een STtal
vruchtbare deelnemers, 120 nummers
by'eenbrachten. Verder had er nog een kleine ten
toonstelling plaats van schilderyen en pastels
van Louis Raemaeckera uit Wageningen en
eene van de pry'zen, die gelukkige Indische
houders van loten uit de jaarlyksche
Artilotery trokken. Ook hield dr. Ch. M. v. Deventer
een voordracht over Millet en de heer J. Z.
van Dy'ck over Egyptische kunst.
Wy, die hier leven te midden van onze
welvoorziene musea ; die een overvloed van kunst
te verwerken krijgen op exposities van
vereenigingen, by kunstkoopers, op veilingen enz.;
verwend als we zy'n, kunnen van af ons
weelde-standpunt wel de beteekenis van die
Nederlandsen-Indische meesters, wier bestaan
we niet vermoedden met een ongeloovig lachje
in twy'fel trekken ; we kunnen dat kunstmatig
kweekeu van dilettantisme, waarby zelfs een
prysuitdeelirg in optima forma plaats vond,
uit den grond van ons hart verfoeien en er op
wy'zen, hoe juist in het serieuse moederland
dat dilettantisme fel bestreden wordt, zóó dat
in de beroepskunst daar geen spoor meer van
te ontdekken is (!) ; we mogen ook medelijdend
neerzien op een mager tentoonstellinkje als
dat van de naar Indiëverdwaalde Arti-pry'zen,
als we ons in de Indische omstandigheden
verplaatsen, moeten we heel anders redeneeren.
Toen vóór eenige jaren de «kunstkring- manie"
in vollen gang was en overal in de provincie
kunstkringetjes opdoken, die heusche tentoon
stellingen hielden, al was het dan ook van den
zevenden rang, toen is er braaf de draak mee
gestokon et pour cause.
Hier in Holland, waar goede kunst zoo
gemakkelyk te bereiken is, waren die onder
onsjes totaal overbodig en dankten ze hun
ontstaan ook meestal aan artistiek dry von van
enkelen en de zucht om met grootere plaatsen
mee te doen.
In Indiëis het iets anders. Daar is het
eenvoudig onmogely'k, goede (Europeescho)
kunst ondar oogen te krijgen en het pogen
van hen, om daarin te voorzien en degenen,
die er hart voor hebben niet geheel en al van
kunstgenot verstoken ta doen zyn, alsmede
den lust op te wekken orn zelf wut te presteeren,
dat loffelijk, maar moeielyk pogen in sen
materialistisch land, mot een primaire be
schaving als Indië, verdient onze volle waar
deering en instemming.
En het moge den serieusten onder hen, wel
eens pynlyke oogenblikken bezorgen; de heer
Van Deventer b v. moge by de beschouwing
van sommïg dilettantenwerk bij het quafie
halftoe-knypen der oogen orn beter te zien den
lust tot algeheele sluiting wel eens voelen op
komen, we hopen van harte, dat hun
pionnierswerk goede vruchten moge dragen, wat we
trouwens zoowel uit de daadzakelyke als uit
de financiëele resultaten van de jonge vereeni
ging met vertrouwen kunnen verwachten.
J. W. N.
iiiiiiiiiiiiiuiitiiiiiiiiiiiiiiii
Men moet weten hoe hij studeert, welke
kracht er van hem kan uitgaan als de
onisrandigheden meewerken, hoe hij de fijnste
snaren van zijn kunstenaarsziel in beroe
ring brengt, bij het streven naar het
hoogste.
Jan C, de Vos,
Een goede biografie te schrijven... een
biografie, waardoor het ons duidelijk wordt,
hoe en waarom de kunstenaar zich in deze
of gene richting ontwikkeld heeft, wat hem
daartoe aanzette, welke omstandigheden
hem belemmerde, in n woord: hoe hij
geworden is, zooals wij hem thans kennen,
is dan pas mogelijk, wanneer hij zelf en
zijne tijdgenooten tot het verledene
behooren, alle bronnen van onderzoek en be
wijzen zonder aarzeling kunnen worden
aangevoerd. Voor den tooneelkunstenaar
kan dit niet gelden. Men moet hem
beoordeelen terwijl men hem aan het werk ziet.
zyn tengevolge van verveling. Hij kende dat en
schreef iets onschuldigs voor. Ten slotte vroeg
zij om zyn kaartje, voor het geval dat zij hem
nog eens noodig had. Zij las het kaartje en
merkte lachend op:
Ah U noemt u eenvoudig von Seeburg.
U verbergt dus, dat u eigenlijk prins Ottokar
von Seeburg heet ?"
Wat V' zei Ottokar ten hoogste verbaasd,
bent u mijn familierelaties 't"
Zij knikte guitig en zei dat ze hem nu eens
niet zou zeggen hoe ze dat wist. Zoo nam
Ottokar afscheid. Het was hem in 't geheel
niet aangenaam dat man achter zijn geheim
gekomen was. Had Ebenezer Grant hem niet
gezegd dat een prinsentitel in Amerika een
straatkei was ? Hij vroeg er zijn schoolkameraad
naar, en deze btkende hem lachend, dat hij
het geheim verklapt had. Kxpres. Ottokar moest
't verder maar afwachten. Waarde Frosch,"
zei de vriend, ik ken onze Yankees ! En de
vrouwen nog beter !"
En ziedaar op de eene voorname patiënte
volgde zeer spoedig een tweede en een derde.
Aldoor kwaaien er meer en allen vonden ze
zich verplicht te vertellen, hoe verrukkelijk ze
het vonden dat ze bij hem geïntroduceerd
waren. Geen enkele sprak hem anders aan dan
met prins. Hij kreeg inntaties en dan was hy'
de held van den avond. De huwbare dochten)
werkten met haar oogen en zuchtten: O prins
ik hoor u speelt en zingt zoo heerlijk. Wilt u
ons r.iet eens iaten genieten van een lied van
Skjoeburt of Skjoemer.n V"
En als hij met haar danste en eenige gees
tige opmerkingen maakte, dan kwamen ze bij
mama terug en lispelden: Oh mama, de prins
is zo-o-o lief'.'' Ze vochten om hem. leder
dochtertje wou met hem trouwen. De honora
ria werden steeds vetter en Ottokar ook.
En r.u beste Ottokar," zei de schoolvriend,
moet je weer je visitekaartjes laten veranderen
en een heeie chieke dokterswoning nemen en
een heel chiek rijtuig gaan houden."
En Ottokar richtte een heele chïeke dok
terswoning in, waar een zwarte knecht in een
donkerblauwe livrei en met witte handschoenen
de deur open deed voor de patiënten, en hij
nam een rytuig met kroontjes op de portieren
en een span vurige, dansende, snuivende ros
sen, die er altijd van door wilden gaan. Het
rijtuig was donkerblauw en de koetsier en
palfrenier hadden donkerblauwe livrei. Bij Ot
tokar aaii huis was haast alles donkerblauw.
En hij liet nieuwe kaartjes drukken waarop
stond -. Prks Ottokar Frosch -von Seeburg M.
D. Afkorting voor Medicinae Doctor." Boven
den naam prijkte een snoezig kroontje.
Aan waardeering ontbreekt het den too
neelkunstenaar in ons land maar al te
veel Omstandigheden, waarvan het einde
voorloopig niet te voorzien is, zijn oorzaak,
dat onze tooneelspeelkunst kwijnende is.
Er is behoefte aan iets beters, aan iets
degelijkers dan het tooneel ons thans biedt..,
aan beter samenspel. Dat voelen, m t het
volk, enkele tooneelkunstenaars; onder
hen, neemt Jan C. de Vos, een eerste
plaats in. Dat heeft hij bewezen, door geen
reclame te maken voor zich zelf, door niet
op te treden als de alzaligmakende
tooneelspeler, die door alle mogelijke
yirtuosenkunsten, aanstellerij, zenuwachtige haast
en reclame middelen, het publiek en zich
zelf, tijdelijk van de wijs brengt, door als
artistiek leider en tooneelspeler, steeds het
moreele voorbeeld te geven van ernst en
toewijding.
De Vos wil niet boven allen uitmunten;
hij wil geven wat zijn kunst van hem eischt,
een karakter, een mensch, zooals de schrijver
zich dat gedacht heeft, passende in het
interieur, meelevende met zijn omgeving;
geen paillas, die ons komt vergasten pp
eigen fratsen en kunstjes, waarvoor wij niet
zijn opgegaan naar den schouwburg. Al
wordt de aandacht van het publiek dan
niet altijd door hem allén in beslag
genomen, zij, die kunnen zien, hooren en
begrijpen, dus de minderheid der schouw
burgbezoekers, zullen hem des te meer
waardeeren.
Als iemand over teleurstelling kan
klagen .... dan zeker Jan C. de Vos.
Geboren kunstenaar, heeft niets hem kunnen
terughouden, om aan de roeping, die hij
in zich gevoelde, te voldoen. In 1870 kwam
hij aan het tooneel, bleef daar zes jaren
verbonden, studeerde en werkte ijverig,
in een moedelqpze bui, verliet hij de planken,
om hoofdredacteur te worden van de
Ilaaf/sche courant. Maar die drang....
die echte kunstenaarsdrang, liet hem geen
rust, en in 1884 betrad hij op nieuw de
planken van den Rotterdamschen schouw
burg, onder directie van Le Gras en Hatpels.
Maar... de oude Rotterdammers werden
ouder, de Vos was jongen niet tevreden ...
de Vos wilde meer. Goede, nieuwe, jonge
stukken wilde hij spelen ... hij streed tegen
sleur en traditie ... maar te vergeefs ; niet
alleen dat de ouderen het »place aux jeunes",
yreeeden, maar zij wilden hem zelfs niet
in de gelegenheid stellen te beproeven wat
hij wilde en dacht dat goed was. De drang
tot scheppen, tot eigen werk leveren, ging
over in onrust, en met zijn kracht van
iiMuiiiiiiinmiiiiiiMimiii
iiHitiiuiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiii
Nu waren de dames heelemaal van streek.
Waarachtig heelemaal van streek waren ze.
Door een prins behandeld te worden, door een
echten prins met een kroontje o toppunt
van geluk, o toppunt van voornaamheid! Op
zekeren ds g kwam ook de demokraat en
kaaskoning Ebenezer Grant en werd op verlangen
van zijn vrouw Ottokar's patiënt, omdat Grant's
vrouw in voornaamheid niet onder wilde doen
voor haar vriendinnen. En als de Amerikaansche
echtgenoote wat wenscht, dan gehoorzaamt de
Amerikaansch? pantofl'elheld. En op Ebenezer
Grant volgden de heel fijne patiënten, die zich
aristocraten gevoelden en namen Ottokar als
huisdokter. En op zekeren dag trouwde de
prins met de bekoorlyke Evelyn, de eenige
dochter van Ebenezer Grant, de kaaskoning.
Koning Grant sprak nu steeds van mijn schoon
zoon de prins en mijn dochter de prinses,"
Op hun huwel, ksreis gingen zij naarBerly'n.
Daar zocht Ottokar zyn vrienden op. Overal
werd hy grandioos ontvangen en hy en zijn
vrouw werden op een hofbal genoodigd en aan
den keizer voorgesteld. Dat werd dadelijk naar
Amerika gekabeld, waar de couranten, ware
voorvechters en trouwe beschermers van de
democratische idealen, het bericht met
reuzenletters aan hun krantenpaleizen bevestigden.
En in de dagbladen verscheen het nieuwtje
met het portret van ttokar's vrouw, waarboven
stond: Een Amerikaansche die de eer had aan
Z. M. den Duitscheu keizer te worden voor
gesteld." En daaronder stond : Prinses Eveiyn
von Seeburg, geboren. Grant, uit New- York,
dochter van den kaaskoning Ebenezer Grant
van de lirma Grant i Co.''
Toen papa Grant dat las, stortte hy vreug
detranen. Maar Ottokar's listige vriend hield
zyn buik vast van 't lachen. Toen stuurde hy
Ottokar de kranten met de volgende woorden:
Beste Fro'-ch l Ik wist het wel. Ik ken my'n
volkje wel. Hun democratie, hun vryheid,
gelij kheid en broederschap is niets dan een
onschuldig patent-medicyn, die de slimme
kwakzalvers aan dj groote menigte te slikken
geven, opdat ze haar pijnlyke knokken minder
zal voelen. Suggestie, zelf begoocheling, dat is
alles. Of noem het voor mijn part minder
medicinisch een dot, die zij den grooten kin
deren in den mond stoppen, opdat zij niet
huilen. Daar is geen vrijheid, gelykheid en
broederlijkheid en het zal er nooit komen, in
een plutocratische industriestaat het allerminst;
want rijkdom verwekt noodzakelyk ongelijkheid
en onbroederlijkheid. Je oude vriend en
onverbeteriyke medicynicus."