De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 8 maart pagina 4

8 maart 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R H E D E R L A K No. 1341 initiatief, zijn moed en overtuiging, wist htj gedaan te krijgen dat de Tivoli schouw burg werd gebouwd, en men de Vos en van Kor laar de exploitatie toevertrouwde ? ? - T ^ée krachten vulden elkander aan Willöm v. Korlaar, was niet, wat men noemt, een gewoon administrateur, maar als ge wezen tooneelspeler en ontwikkeld man, een werkelijk artistiek financier. Van die combinatie werd veel verwacht en die verwachting is niet beschaamd. , Misschien een enkele maal, met voor stellingen als die van Hamlet, waartoe de Vos zich heeft laten verleiden, tegen beter weten in, om aan anderer eerzucht te vol doen. Zijn goed hart heeft hem toen parten gespeeld. Later heb ik zelfa ergens ge lezen, dat de Vos geen liefde voor Shakespeare voelde. Hoe slecht kent men hem nog. Vos, die, ik zou haast zeggen, een klassieke opvoeding genoten heeft, kan niet anders dan Shakespeare bewonderen, maar moest zich juist tegen een gebrekkige op voering verzetten omdat wij in pna landje nog niet over de middelen beschikken, het goed te d jen. Het beste wat de vreemde en oorspron kelijke tooneellitteratuur opleverde, werd in den Tivoli-schouwburg ten tooneele ge bracht. En zoo ooit, dan is gedurende die vijf jaar van artistiek en finantieel succes bewezen, wat een combinatie van degelijke artistieke vaklui vermag... Kasstukken werden niet versmaad maar niet om, zoo als de kooplui zeggen, de echaapjes op het drooge te halen, neen om de schaapjes te kunnen stallen en voe den ; als aan die verplichting was voldaan, en de eerlijke, artistieke administrateur was gerust, dan ontzagen beide directeuren zich niet, om, dikwijls roet geldelijke opoffering, met de schaapjes [wél wat al te zachte be naming voor tooneel artisten] te gaan gra ? zen op de heerlijke weiden der kunst. Helaas!... die toestand scheen te mooi om te kunnen voortduren.... Vijf jaren lang werkten de Vos en Korlaar op die manier door; en ziet... daar komt het banale, kleinburgerlijke, een einde maken aan het succes en het streven. De exploi tatie van den wintertuin, het café, de bij zalen, leverde zulke verliezen, dat de TivoliMaatschappij, de afdeeling schouwburg niet langer kon verpachten dan voor den tijd van n jaar... Op zulke losse gronden konden en mochten de Vos en Korlaar niet doorgaan. Men kon geen gezelschap aan zich ver binden voor tien maanden, geen kosten maken voor decoratief, bibliotheek, enz. wanneer men gevaar liep, ieder jaar naar een ander gebouw te moeten omzien. Hoe ernstig de Vos en v. Korlaar het met de kunst en de kunstenaars meenden, bewijst het feit, dat beiden, innig teleur gesteld, besloten de zaak te ontbinden. Wat toen geleden is kan men alleen begrijpen, wanneer men beide mannen van nabij kent. De Kon. Ver. Het Nederl. Tooneel benot mde v. Korlaar tot h aar Directeur-Géran t. Deze aarzelde ter wille van zijn com pagnon maar de Vos, die niet wilde dat v. Korlaar door zijn schuld eenig na deel zou ondervinden, eischte, dat hij de hem passende betrekking zou aannemen Beide vrienden drukten elkaar de hand... de gulden jaren van den Tivoli Schouwburg waren voorbij. Ex-collegaas en oud-leerlingen van de Vos, sloten zich aaneen en zouden de Tivoli Schouwburg zelf exploiteeren, en, zonderling genoeg, men dacht er niet aan, een man als Jan C. de Vos, desnoods met opoffering van geld. aan zich te verbinden. De resultaten van die Tivoli Vereeniging bewezen, dat zij zich toch hadden vergist. Le Gras, de regisseur der Oroote Rotter dammers" was . sinds eenigen tijd ziek en de sociétaires, waarvan Jaap Haspels het Hoofd was, besloten Jan C. de Vos te en gageeren als regisseur en acteur.?Wat hij daar als artistiek leider geleistet heeft, mag overbekend heeten. Alleen kan ik hier aan toevoegen, dat artisten als Beer&mans, Jaap en Derk Haspels, luide verklaarden, dat het hun aangenaam was met hem te werken, en zij zich gaarne aan zijn leiding toevertrouwden... De dood ontrukte Jaap Haspels, de man die jaren larg de ziel van de zaak was geweest, aan de kunst. Nog hoor ik Beersmans bij zijn teraardebestelling zeggen: >Die neemt alles met zich in het graf!" De Vos werd van geëngageerd lid. sociétaire van de Ver. Rotterdamsche Tooneelisten. Dit is misschien de grootste dwaasheid die zijn hart hem heeft ingegeven. Met zijn moed, zijn werkkracht had hij zich uitsluitend moeten wijden aan het artistieke beheer,.. en .. verre van zich moeien houden, alle fioantieele beslom meringen. Maar hij wist niet dat bij zijn intreden, de finantieele toestand niet roos kleurig was. Het finantieele beheer door den dood van Jaap Haspels gevoelig ge knakt, scheen niet tegen de omstandig heden opgewassen. Goede financiers zouden hem hebben belet verplichtingen op zich te nemen, die hij in zijn kunstenaars over moed, dacht te kunnen nakomen. Zijn uittreden uit de vennootschap mag bekend heeten.. hij wilde »de kastanjes uit het vuur halen", en heeft zich deerlijk gebrand .. zelfs op het oogenblik dat alles gered zou worden, en men hem moreelen steun had toegezegd vond hij, in plaats dank, tegenwerking. Als Beersmans niet door den dood was weggehaald, hadden de zaken zeer zeker een andere keer ge nomen. Het eind van het lied was: dat Jan C. de Vos ten tweede male zonder engagement stond! De exploitatie van den Rotterdamsche schouwburg ging in andere handen over. Verbazing, leedvermaak en teleurstel ling waren de aandoeningen bij publiek, vijanden en vrienden, toen de directie op trad, zonder te trachten den man voor de zaak te behouden, die zooveel gepresteerd had en zoo hoog bij het publiek stond aangeschreven. Wanneer in Frankrijk, Duitschland of Engeland zoo iets gebeurde, met een man van gelgke bekwaamheden als die van de Vos, zou een groep van werkelijke kunst liefhebbers het initiatief genomen hebben, hem in de gelegenheid te stellen een ge bouw te huren en een gezelschap te formeeren. In Nederland niets van dit alles. Een vol jaar dus was Jan C. Vos zonder engagement, en moest zich tevreden stellen met het houden van voordrachten en nutslezingen, om in zijn onderhoud te voorzien. Hoe treurig het met onze tooneeltoestanden gesteld moge zijn, een werkelijk artist blijft niet lapg zonder engagement. Zoodra de Vos vrq was, heeit de Kon. Ver. Ned. Tooaeel hem een waardige plaats bij het gezelschap ingeruimd. Dit_ is een kort overzicht van de om standigheden die hem gemaakt hebben wat hij is en zooals wij hem kennen, als kunste naar. Is het te verwonderen dat een geboren kunstenaar, een idealist, omringd door menschen, die of om hun stukken en ver talingen te zien op roeren, of om een en gagement te krijgen zij a ijdelheid prikkel den, en weer anderen die uit broodnijd, jaloezie en verwaandheid hem de grievendste teleurstellingen hebben bezorgd, de Vos gemaakt hebben tot »een zeer beschaafde brute!"? Want dkt is hij. Men heeft wel eens willen beweren dat de Vos niet gemakkelijk te begrijpen, dat hij voor velen een raadsel is. Niets ia minder waar! Zelden heb ik iemand ontmoet wiens woor den en gedachten steeds zóó in harmonie waren als bij de Vos. Velen verstaan de kunst heel juist te redeneeren, terwijl hun gedachten en daden iedere logische over eenstemming missen. Gewoonten, zeden, veroordeelen, berekening, al die kleine vossen die ons, alledagsmenschen, in het gareel houden, kunnen de Vos niet deren. Wij hebben steeds geleerd en verkondigen dagelijks zelf, dat we moeten zijn zooals alle anderen, wil men ons niet voor excentriek of belachelijk houden. De verschijnselen in de tooneelwereld wijzen er op, dat men met tact en onder werping aan de algetneene begrippen van fatsoen en burgermansprincipes, al is het dan ook met weinig talent, heel populair kan worden. Populair is de Vos niet en hij zal het ook nooit worden, (in den slechten zin); daardoor zal hij in de oo|en van anderen hooger staan. Zijn opvoeding heeft er niet weinig toe bijgedragen hem te vormen tot een vrij, zelfstandig, logisch mensch. Zijn vader stierf toen Jan 16 jaar was. Geld was er niet, en de Vos moest dadelijk trachten in eigen onderhoud te voorzien; hij kreeg een plaats op een timmermans winkel, werd door zijn voogd naar de teeken academie gestuurd, hij iou architect, worden. i Maar zaag, schaaf, win kelhaak, rechte lijnen, gehamer!..." Neen, dat was te machtig voor l zoo'n fijn besnaarden tenperamentvollen j wildzang. Geboren kunstenaar, had hij be: hoefte aan fijner vormen, subtieler klanken. j Hij ontmoette op zijn levenspad een man met een open oog voor talent zelf kun stenaar den weldoener waaraan veel kun stenaars hun geluk te danken hebben ... J. J. Kneppelhout. Deze kunstbeschermer stelde de Vos in de gelegenheid te Leiden te studeeren ... Maar zijn hart haakte naar iets anders ... het Tooneel! Nog had hij zich niet durven uitspreken... hij zou leeraar worden in de Ned. taal en letteren. Hij kreeg typhus, en werd naar huis ge transporteerd zijn moeder werd óók door typhus aangetast en stierf, terwijl Jan nos te bed lag. Hij herstelde en werd door zijn voogd genoodzaakt, examen te doen als hulpon derwijzer ... Toen werd in 1870 de ver. het Nederl. Tooneel opgericht. De behoefte, uiting te teven aan zijn aangeboren liefde voor de unst, deed hem in stilte een proef afleggen voor den Raad van Baheer. Hij werd ge ngageerd zijn voogd Ds. v. Koets veld wist wel, dat Jan, wanneer hij eenmaal zijn zinnen op iets gezet had, niet meer wist van terugkeeren; hij gaf zijn toestem ming... en Jan'a hartewensch wa3 vervuld! Werkelijk heeft de Vos, die niet uit een kunstenaars familie is gesproten, alleen zijn hart geraadpleegd. Dat deed en doet hij nog, in alles; dat is het wat hem zoo impulsief maakt, zoo antipathiek, arrogant, driftig voor n oogenblik, maar op den duur, ; voor die hem kennen, zoo sympathiek. ] De Vos neemt niets in zich op met het koele verstand. Elke indruk maakt zich onmiddellijk meester van zijn gevoel, en zijn hart geeft, in spontane opwellingen, den | weerklank van die indrukken terug. i Dan is hij wreed, onredelijk,sarcastisch; men staat verbluft over de stortbui, die over ons komt.... Eén minuut en de bui is over; tnen heeft nauwelijks tijd het water af te schudden en boos te worden, of' er breekt een zonne straal door . Zijn hart, pijnlijk aangedaan door den on aan gen amen indruk van buiten, heeft die, met natuurlijke neiging tot het goede, snel verwerkt; onmiddelijk treden zachtere aandoeningen uit de diepte ta voorschijn ; hij verbaasd zich over zijn eigen prikkelbaarheid, heeft berouw, die aan an deren te hebben doen gevoelen en in spontane vertrouwelijkheid vraagt hij excuus; hij lacht u toe, niet uit vrees voor de gevolgen u boos te hebben gemaakt, allén omdat zijn hart .goed is, zóó goed, dat zij die meenen zijn vijanden te zij a er zich toch door laten meesleepen. Zóó is hij als mensch en kunstenaar. De Vos wordt geregeerd door de logica van het hart. Geen conventioneele maniertjes of toontjes; zijn kunstuitingen gaan van hart tot hart. Zijn orgaan is niet groot, maar de zielvolle klanken, die uit zijn hart opwellen, doen de toehoorders schreien en lachen. Zijn intellect is geen hinderpaal voor zijn gevoel, integendeel; als zijn hart de gedachten van den auteur heeft opge nomen, dient hem de rede, die chaos van gevoelens en gedachten uiteen te zetten, te rangschikken en te beheerschen. Daarom is in de opvatting en de teruggave zijner rollen altijd een logisch verband. De Vos behoort tot de weinigen,die oprecht kunnen bewonderen; maar valsch gevoel en gebrek aan logica maken hem razend. Wat Jan C. de Vos als leeraar op de Tooneelschool gepresteerd heeft is moeilijk te bepalen. Wanneer het den leeraar niet mogelijk is, een ontkiemend artiest bij zich te houden en langzaam te ontwikkelen, worden de eeerste indrukken al heel gauw verdron gen ; vooral wanneer het ambacht hen onmiddellijk in beslag neemt; dan blijven alleen de uiterlijkheden over en dat is ge woonlijk in het nadeel van leerling en meester. De critiek heeft de Vos nooit gespaard, en zal het ook in de toekomst niet doen ... Waarom ook ? Als critiek en tegenstanders hem niet ontzien en zich blijven bepalen hem als kunstenaar te beschouwen, zijn menech-zijn er buiten laten, kunnen zij nog vreugde aan elkander beleven. Woensdag 11 Maart is de dag waarop de jubilaris ?even als de overledene", een braaf mensch en groot kunstenaar zal genoemd worden, door ieder die het meent en niet meent. Dat mag een tooneelspeler in ons landje er heuse h wel van hebben! Het is niet te veel! Dat zijn hart hem geen parten speelt, en hij het echte van het v'alsche gevoel zal weten te onderscheiden, is mijn oprechte wensch. Wat ik voor zeker houd, is dit: Het groote publiek staat gelukkig bui ten en boven invloeden, die zaken en per sonen op elkaar uitoefenen. Dat publiek dat hem lief heeft ah auteur, en anderen die hem kennen als acteur eu regisseur, zullen hem bewijzen dat op den avond van 11 Maart 1903, na vijf en twintig jaar van strijden en streven: Harten troef is! L H. CHRISPIJN. De Boeken der kleine zielen, door LOUIS COUPERUS. Amsterdam, L. J. Veen. Zielenschemering. Zyne vlugheid is fabalachtig, zyne vrucht baarheid voorbeeldeloos, zyne kennis veelzijdig en uitgebreid, zyi vlyt beschamend," heeft Busken Huet in een essai over Jacob van Leanep en vry wel aan het einde van Van Leimep'a litteraire werkzaamheid van dezen belangrijken romancier gezegd. Huet'a opmerking tot zoover; niet wat dan volgt over de ruimheid van Van Lennep's litterair geweten geldt ook ten volle voor Couperus. Welkeen productivitiet! De lijst van uitgaven by den heer Veen alleen, bevat vier en twintig romandeelen arbeid van enkele jaren. En nu liggen weer twee deelen vóór ons, uitgegeven ongeveer tegelykertyd met den sprookjesbundel Over Lichtende Urempela". O jk zonder een geestigheid te willen begaan zou men, naar aanleiding van den vloed van kleinenovellen- en schetsenbundels, die de najaarsuitgavenregen over onze tafels heeft gestort, kunnen opmerken dat onze litteratoren ditmaal vele eieren hebben gelegd, maar weinig te broe den zijn gaan zitten. Het eierrek staat vol, doch tot de kippenren hebben wy weinige kipjes toegang kunnen geven! Couperus, met beschamenden vlijt, heeft eieren gelegd, maar hy' heett óók gebroed. Hy heeft Orer Licatende Drempels" uitgege?en en tevens den roman Zielenschemering", deel in den cyclus Boeken der kleine zielen". In minder dan een jaar, als we ons Biet vergissen, zijn de zes deelen van dien cyclus verschenen en er is reden tot het vermoeden, dat we nog niet aan het einde van ie schets van 't familieleven der Van Lowe's zyn. Zoolang er leven is, is er hoop en er bleven nog genoeg van 't VanLowegeslacht over, met alweer nieuwe plannen en in alweer nieuwe situaties, om de hoop te koes teren dat Couperus, in zyn voorbeeldelooze vruchtbaarheid, ons nog vele deelen lang van hen vertellen zal. We hebben nu Addy, met zyn belangwekkend voornemen om dokter te worden, in plaatsvaa in de diplomatie te gaan en Constance, in haar benauwd vaorgevoelen van te zullen wonen in dat sombere huis te Driebergen. We hebben Emilie, die met haar-doode illusies uit Parys is teruggekeerd en Ernst, uit zy'n waan lang zaam herstellende. Wj hebben den interessanten blagueur Paul, die nog niets in het boek gedaan" heeft en de eerzuchtige Adolh'ae, die nog gén van hare vele kleine illusies bereikte. O, stellig, we zyn nog niet aan het einde. En dat we het vervolg van deze familiege schiedenis met verlangen tegemoet zien na zes deeien lectuur nog even sterk geïnteresseerd zyn in het leven van deze vele Haagsche menscDen, het is 't gewonnen pleit van Couperus' ongemeen talent. Ujk dit deel van de Boeken der kleine zielen" is boeiend in hooge mate ; geen oogenblik komt men onder de bekoring van dezen charmanten stijl uit en door de eigenaardige compositie: het telkens loslaten van een situatie in een spannend moment, om dat later weer te ver volgen als onze belangstelling inmiddels weer voor een nieuw en ook weer afgebroken geval ge wonnen is, blyft men er in, voortdurend, tot aan het einde. En dan wachten we, met de onvoldaanheid van een courant lezer na zyn brok feuilleton, met diens verlangen naar mor gen, het vervolg op Couperus' nieuwen litterairen dag. E jeu, met verlegenheid, zullen we ons afvra gen of de interesse voor dezen roman, diep genoeg is om te kunnen worden geanalyseerd als een krachtig, bly meeleven in een artistiek evenement, of deze waardeering iets gemeen heett met bewondering voor een breed-zwierig, voornaam litterair kunstwerk; zullen we ons bekennen dat we niet zoo vaak een fragment, een zin, een woord hebben weê'gezocht, omdat zy' ons gefrappeerd hebben door buitengewone schoonheid; zullen we, in gedachten vergelykend met mér dan ne novelle in Van Lichtende Drempels,'' de superioriteit van deze laatste wel erkennen moeten, maar, toch, dat weien we beslist, ia ook dit deel van De kleine Zielen" een werk van beteekenis en zonder veel inspanning zal onze eerbied voor een, in zoo fabe:achtige vlugheid gedane, op zoo hoog peil gehouden litteratuur het moeten winnen van onzen twyfel.... Het derde stuk van De kleine Zielen," brengt ons de debacle van een deel der Van Lowe's, de grandeur déchue" voor de familie, zooals de oude mevrouw het herhaaldelyk noemt. Het leven gaat hier onder dezelfde personen als in de vorige deelen. Max Brauws, de zon derlinge man, die leeft van zyne lezingen over Vrede" komt hier niet meer, maareen nieuwe figuur, tragisch om haar droef kort leven-uahet-verval, tot den zelfgezochten dood: een vroegere maintenée van Gerrit, Pauline, verschynt in het tweede gedeelte. Nu schynt echter op personen, die vroeger in schaduw bleven, het helderst licht, nu is Gerrit, de ritmeester, hoofdpersoon en Ernst die gek wordt. Constance voor wie vroeger alle belangstelling gevraagd werd, leeft meer op den achtergrond, haar man doet bijna vol strekt niet mee en Addy is niet in de handeling. Die handeling gaat om Gerrit en Ernst, in de beide Van Lowe's die door het grandeur déchue het sterkst getroffen worden. De enorme moeielykheid om de psycholo gische eenheid in de familieschets te houden, om de hereditaire noodzakelijkheid onomstootelyk in hen te bewyzen, heeft Couperus hier minder dan in vorige deelen kunnen overwin nen. Er is niet zoo doorwerkte logiea in het ver band der karakters die hier, dan die vroeger getypeerd werden. Hier stond de schryver trouwens voor de reusachtige verplichting, om het gevolg van legitieme afwijkingen in het levensbewegen der be-erfden te bewyzen. Dat hem dit niet gelukt is, zou desnoods alleen een bezwaar kunnen wezen tegen een op Zolaische wy'ze als een familiegeschiedenis bedoeld werk. Maar persoon voor persoon is met scherp analyseerend talent geschetst, in type na type zien we wat er gebeurt wél aan als iets onaf wendbaar s. Zoodat dus het familieverband evenmin blijft in het boek zelf als op de geforceerde Zondagavondjes by mevrouw Van Lowe, maar we krijgen toch een heele serie belangwekkende personen. Geriit het eerst, dien we in vorige deelen kenden a's de in-gezonde officier, trotsch op zyn sterk lichaam en zyn prachtige biceps, de geluk kige vader van een heele troep kinderen en die hier in zich ontdekken gaat een groote melancholie, die zich voos en zwak weten gaat, na een in vroege jeugd aangevangen sterk zinnelyk leven. Een beest voelt hy in zich wroeten, al groeiend, zijn merg uitlekkend" tot hy ten slotte los en achter gelaten wordt in zyn ziekbed óp, krachteloos, een vod. En die eindigt met zich dood te schieten. Van Gerrit's lyden heeft Couperus een sterk doorwerkte analyse gegeven. Daarin even laten verschynen, de ook opgeleefde toch nog door uiterlyken schijn zoo bloeiend ly'kende Pauline, wier ly'k Gerrit ziet in het drenkelingenhuis op de begraafplaats, waarheen hy in die ver schrikkelijke koortswandeling is heengedwaald. Dan Ernst, de eenzame verzamelaar van oude boeken en pullen, die krankzinnig is, wyl hy aky'd om zich weet, zyn kamer vol, gekluisterde zielen aan zyn eigen ziel vastgeklonken". Ze zyn moe, ze hebben verdriet. Nu ze siapen, weten ze het niet. Ik... ik kan niet meer slapen ... ik heb in weken niet meer geslapen... Als ik slaap, kunnen ze niet slapen... Ze slapen alleen als ik wakker blijf... ze zyn vast aan my... Hoor je ze niet? De kamer... de kamer is er vol van. Ze zyn gekomen uit alle eeuwen..." Cbk Ernst is interessant, vooral later, als hy om verpleegd te worden, naar Nunspeet gegaan ia en daar Addy, die immers in de diplomatie moet, bewust doet worden van een kracht om te genezen in hem. Ook de oude moeder, sterk volgehouden figuur van oude vrouw, langzaam ver-zeurend in aangroeiende kindsheid. Zy is het s nxgeworden familie-symbool, in eenzaamheid gezeten op haar arme Zondagavonden, waar hare van elkaar vervreemdende kinderen komen, om dat zij het zoo gaarne wil, zy, die zelve gevoelt, dat alles om haar afsterft. Zy, duldend het leven als de stad duldt de zwarte luchten, niet meer be-roerd tenslotte door de ongelukken in haar eigen gezin. Tot om haar heen, na een laatsten glimp een glimp van spiritualistisch heiderzien de schemering dicht wordt tot duisteren nacht. In deze oude moeder roert Couperus even, niet meer dan als een hoogstens curieus verschynsel, het probleem van het spiritualisme aan. De oude vrouw ziet haar vermoorden kleinzoon te Pary's; ziet, in dien laatsten glimp, haar dochter Cjnstance tot zich konen inden duisteren sneeuwnacht. Het behoeft hier niet breeder te worden aangeduid de schryver zelf legt er geen nadruk op maar ook in Van Lichtende Drempels bemerkt men het: Couperus gaat zich op een nieuw terrein begeven: 't spiritualistisch mysterie toepassen ook in zyn werken van realiteit. Wat uit den aard, een nieuwe faze in zyn litterair leven openen zal. Doch dat behoeft hier niet gesouligneerd, hier hebben we nog vóór al de realiteit in de teekeDÏEg der personen. Voortreflfelyk ook is die vanPaul, den blasjueur, den apathischen decadent, die de wereld zoo vies vindt en zich daarom uit alles terugtrekt, die zich kleedt in zy'de en zachte stoffen, die alty'd ky'kt of er geen plui-jes liggen op den stoel die hem geboden wordt, die ontby't met een stukje droog brood: boter is zoo vet als je pasje tanden hebt gepoetst l" Volkomen gely'kmatig in zyn idee, beweegt hij zich door het leven det anderen heen, het leven vindend een artistieke gril en de menschen te onbeteekenend om tragisch te zijn. zoo als 't ook zyn nichtje vindt, die in Parijs waaiers schildert en zijn neef die daar clown is. De karakteris iek van al deze, uit vorige deelen bekende menschen, wordt hier scherper gesteld, zy worden de hoofdpersonen in net verloop van het verhaal, tot waar de schrikkely'ke dingen van dood en verbystering over de familie gekomen zijn. Z»l nu in een volgend deel de opgang komen met Addy den medicus en Constance in haar nieuw huis met wellicht eenigen van de door 't ongeluk zoo zwaar getroffenen om zich heen ? Hier zien we dan enkelen van de kleke zielen in schemering verduisteren, langzaam aan. Schemert het niet om ons allen nu met de grauwheid van het kleine leven ? . .." vraagt zich Gerrit af, den avond vóór zyn dood. Als het niet schemerde met de jaren ... als daar ginds.. om mama hy za? haar zitten schemerde het dan van verdriet en moeheid en eenzaamheid als daar ginds... niet om Bc-rtha... Schemerde het niet, (rots hun jeus;d, om Paul en om Dorine ... was het niet om Ernst geweest als een richt, ook al ttad hy nu buiten het duister... in schemering terug, die hen allen omringde ... was het hun schuld of die van hun leven ... het kleine leven van kleine zielen ... Was de schemering uit het bloed dat verarmde ... of om het leven dat verkleinde ... zouden zy nooit door de sche mering heenzien de dageraadwyde verschieten, waar toch het leven ruim van moest zyn ... en ouden zy er nooit heenstreven ... zouden zijn kinderen er nooit heenstreven ... zouden zy niet uitstralen hun blonde zonnelicht naar het groote leven en zouden zij niet groote zielen groeien ... Zou het schemeren . . , schemeren... schemeren ... Ook later om hen heen ... tot misschien ... de heel groote dingen des levens donderen en verlichten zouden onverwachts voor hen uit en hen zouden, verpletteren en verblinden .. . omdat zy niet geleerd hadden in het licht te zien .. .V" En met deze vraag, te beantwoorden even zeer door het doen zien van het practisch resultaat des reeëlen levens, als door een verder inee-voeren in de mystische diepten van ge heim natuurkrachtbestaan, sluit feitelyk Cou perus zyn boek, ons in volkomen twyfel latend aan zyn verder bedoelen. H. DEKKING. neeskunde en aanverwante vakken, pharmscie, chemie, natuurkunde, wiskunde, sterreknnde, zeevaartkunde, ingenieurswetenschappen, dier en plantkunde, delfstof kunde. ? De boeken zyn afkomstig uit de bibliotheken van wijlen prof. Henry Power, doctor in de chirurgie «n oogheelkundige te Londen, dr. S A. v. d. Chijs, arts te Zutphen en Tl J. Boursse Wilg, oud- gezagvoerder te Leiden., De catalogus is verkrijgbaar en de verzameling kan 20 en 21 Maart a.s. bezichtigd worden. Boekverkooping te Leiden. Wy vestigen de aandacht van belanghebben den op eene interessante veiling welke op 23 Maart en volgende dagen by' de firma Burgersdyk & Niermans te Leiden zal plaats hebben. De catalogus bevat ditmaal uitsluitend werken en ty'dschriften op het gebied der geNIEUWE UITGAVEN. Handleiding bij de moderne byjenteelt naar ds 17de Engelsche uitgave van T. W. COWAN, bewerkt door C. F. W KEHBEB. Haarlem, Vincent Loopjes. Gymnasiaal en middelbaar onderwijs, door dr. P. V. SORMANI, rector van het gymnasium te Ny'megen. Groningen, P Noordhoff. VoorstJ van Wet tot het in overweging nemen van veranderingen in het derde en het vierde hoofdstak der Grondwet, met de daarby behoorende Memorie van toelichting, by de Tweede Kamer der Staten- Generaal ingediend door de h eer en mr. II L Drukker, dr. D Bns, mr. E. Fokker, Th. M Ketelaar, mr. H. P. Marchant, P. Nolting, J. M. Pynacker Hordijk, mr. E. E. van Kaalte en mr. E. A. Smidt. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. «Werkzaamheid op gemeentelijk gebied." Pfoi/ram van den Vrijzinnig-Democratisehen Bond, vastgesteld op 24 Januari 1903, met toe lichtende aanteekeningen, bewerkt door mr. Jon J. BELINFANTE. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. ?Nederlandsen-Indische Kunstkring" te Batavia. Jaarverslag over het Eerste Vereenigingojaar l Sept. 1901?31 Augustus 1902. Het Gemeente-Archief, Ie jaargang, afl. 6 Groningen, J. B. Wolters. Geschiedenis der Wet op de ouderlyke macht en de voogdij. Vy'fde efl. Groningen, J. B. Wolters. «Eerste Internationale Tentoonstelling van moderne decoratieve kunst te Tury'n in 1902." Verslag van de Nederl. afdeeling. Gedenkschriften van Gysbert Jan van Harden broek 1747 1787, door dr. F. J. L. KnaMER, deel II, 1780?1781. Amsterdam, Joh. Muller. Moderne kunstwerken, schilderyen, teekeninge.n en beeldhouwwerken. Au. S. Amsterdam, W. Versluys. De socialistische hemel op aarde. Een toe komst- verhaal, Emil Gregorovius naverteld door L. C. SCUULLER TOT PEURSUM Rotterdam, D. van Sy'n & Zoon. Geschiedenis van het herstel der Hiërarchie in de Nederlanden, door P. ALBERS, S. J., Ie deel, met een inleiding van Z. D. H. M»r. H. VAN ]JE WETERING. Nymegen, L C. G. Malmberg. De Alyemeene Nederlandsche Politiebond of »De federatie" voor de Beambten der Politie, door J. TIMMER en G. VAN PUTTEN Leiden, Eiuard Ydo. W. BÖLSCHE, Een Baanbreker. Een beeld der wetenschap in de laatste Ojsren, bewerkt onder toezicht van dr. B C GOUDSMIT Zutfen, W. J. Thieme & Co. Verzoeking,^ uit het Duitsch van Emil Uhl door TniiRÈSE VAN ARENDSBEHO Utrecht, P. J. Diehl. H. J. A. M. SCHAEPMAN. Een levensbeeld, door F HENDRICHS S. J. Laiden, J. W. van Leeuwen, 4 O ? c e n t s per regel. TRADEMARK MARTERS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars en bij de vertegenwoordigers HOOPMAAN «ir BKI OUKR. Wijnhandelaars te Amsterdam. Pilzen ra af ? 2,50 per Fiesch. >/$w T ^»'"i»^^l Hoofd-Depöt Dr. JAEGER'S K. F. DKUSCILLK-BBNGÏ», Amsterdam, Kalverstr. 1S3 Eenig specialiteit in de»i artikelen in geheel Nedarl Piano-, Oriel- en MnzietaM SIEYROOS & KALSHOVBK. Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Ha». Bepweeran Stammen Builen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl