Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R H E D E R L A K
No. 1341
initiatief, zijn moed en overtuiging, wist
htj gedaan te krijgen dat de Tivoli schouw
burg werd gebouwd, en men de Vos en van
Kor laar de exploitatie toevertrouwde ?
? - T ^ée krachten vulden elkander aan
Willöm v. Korlaar, was niet, wat men noemt,
een gewoon administrateur, maar als ge
wezen tooneelspeler en ontwikkeld man,
een werkelijk artistiek financier.
Van die combinatie werd veel verwacht
en die verwachting is niet beschaamd.
, Misschien een enkele maal, met voor
stellingen als die van Hamlet, waartoe de
Vos zich heeft laten verleiden, tegen beter
weten in, om aan anderer eerzucht te vol
doen.
Zijn goed hart heeft hem toen parten
gespeeld. Later heb ik zelfa ergens ge
lezen, dat de Vos geen liefde voor
Shakespeare voelde. Hoe slecht kent men hem
nog. Vos, die, ik zou haast zeggen, een
klassieke opvoeding genoten heeft, kan niet
anders dan Shakespeare bewonderen, maar
moest zich juist tegen een gebrekkige op
voering verzetten omdat wij in pna landje
nog niet over de middelen beschikken, het
goed te d jen.
Het beste wat de vreemde en oorspron
kelijke tooneellitteratuur opleverde, werd
in den Tivoli-schouwburg ten tooneele ge
bracht. En zoo ooit, dan is gedurende die
vijf jaar van artistiek en finantieel succes
bewezen, wat een combinatie van degelijke
artistieke vaklui vermag...
Kasstukken werden niet versmaad
maar niet om, zoo als de kooplui zeggen,
de echaapjes op het drooge te halen, neen
om de schaapjes te kunnen stallen en voe
den ; als aan die verplichting was voldaan,
en de eerlijke, artistieke administrateur was
gerust, dan ontzagen beide directeuren zich
niet, om, dikwijls roet geldelijke opoffering,
met de schaapjes [wél wat al te zachte be
naming voor tooneel artisten] te gaan gra ?
zen op de heerlijke weiden der kunst.
Helaas!... die toestand scheen te mooi
om te kunnen voortduren.... Vijf jaren
lang werkten de Vos en Korlaar op die
manier door; en ziet... daar komt het
banale, kleinburgerlijke, een einde maken
aan het succes en het streven. De exploi
tatie van den wintertuin, het café, de bij
zalen, leverde zulke verliezen, dat de
TivoliMaatschappij, de afdeeling schouwburg niet
langer kon verpachten dan voor den tijd
van n jaar... Op zulke losse gronden
konden en mochten de Vos en Korlaar
niet doorgaan.
Men kon geen gezelschap aan zich ver
binden voor tien maanden, geen kosten
maken voor decoratief, bibliotheek, enz.
wanneer men gevaar liep, ieder jaar naar
een ander gebouw te moeten omzien.
Hoe ernstig de Vos en v. Korlaar het
met de kunst en de kunstenaars meenden,
bewijst het feit, dat beiden, innig teleur
gesteld, besloten de zaak te ontbinden. Wat
toen geleden is kan men alleen begrijpen,
wanneer men beide mannen van nabij kent.
De Kon. Ver. Het Nederl. Tooneel
benot mde v. Korlaar tot h aar Directeur-Géran t.
Deze aarzelde ter wille van zijn com
pagnon maar de Vos, die niet wilde
dat v. Korlaar door zijn schuld eenig na
deel zou ondervinden, eischte, dat hij de
hem passende betrekking zou aannemen
Beide vrienden drukten elkaar de hand...
de gulden jaren van den Tivoli Schouwburg
waren voorbij.
Ex-collegaas en oud-leerlingen van de
Vos, sloten zich aaneen en zouden de
Tivoli Schouwburg zelf exploiteeren, en,
zonderling genoeg, men dacht er niet aan,
een man als Jan C. de Vos, desnoods met
opoffering van geld. aan zich te verbinden.
De resultaten van die Tivoli Vereeniging
bewezen, dat zij zich toch hadden vergist.
Le Gras, de regisseur der Oroote Rotter
dammers" was . sinds eenigen tijd ziek
en de sociétaires, waarvan Jaap Haspels
het Hoofd was, besloten Jan C. de Vos te
en gageeren als regisseur en acteur.?Wat
hij daar als artistiek leider geleistet
heeft, mag overbekend heeten. Alleen
kan ik hier aan toevoegen, dat artisten als
Beer&mans, Jaap en Derk Haspels, luide
verklaarden, dat het hun aangenaam was
met hem te werken, en zij zich gaarne aan
zijn leiding toevertrouwden... De dood
ontrukte Jaap Haspels, de man die jaren
larg de ziel van de zaak was geweest, aan
de kunst. Nog hoor ik Beersmans bij zijn
teraardebestelling zeggen: >Die neemt
alles met zich in het graf!" De Vos werd
van geëngageerd lid. sociétaire van de
Ver. Rotterdamsche Tooneelisten. Dit is
misschien de grootste dwaasheid die zijn
hart hem heeft ingegeven.
Met zijn moed, zijn werkkracht had hij
zich uitsluitend moeten wijden aan het
artistieke beheer,.. en .. verre van zich
moeien houden, alle fioantieele beslom
meringen. Maar hij wist niet dat bij zijn
intreden, de finantieele toestand niet roos
kleurig was. Het finantieele beheer door
den dood van Jaap Haspels gevoelig ge
knakt, scheen niet tegen de omstandig
heden opgewassen. Goede financiers zouden
hem hebben belet verplichtingen op zich
te nemen, die hij in zijn kunstenaars over
moed, dacht te kunnen nakomen.
Zijn uittreden uit de vennootschap mag
bekend heeten.. hij wilde »de kastanjes
uit het vuur halen", en heeft zich deerlijk
gebrand .. zelfs op het oogenblik dat alles
gered zou worden, en men hem moreelen
steun had toegezegd vond hij, in plaats
dank, tegenwerking. Als Beersmans niet
door den dood was weggehaald, hadden
de zaken zeer zeker een andere keer ge
nomen.
Het eind van het lied was: dat Jan C.
de Vos ten tweede male zonder engagement
stond!
De exploitatie van den Rotterdamsche
schouwburg ging in andere handen over.
Verbazing, leedvermaak en teleurstel
ling waren de aandoeningen bij publiek,
vijanden en vrienden, toen de directie op
trad, zonder te trachten den man voor de
zaak te behouden, die zooveel gepresteerd
had en zoo hoog bij het publiek stond
aangeschreven.
Wanneer in Frankrijk, Duitschland of
Engeland zoo iets gebeurde, met een man
van gelgke bekwaamheden als die van de
Vos, zou een groep van werkelijke kunst
liefhebbers het initiatief genomen hebben,
hem in de gelegenheid te stellen een ge
bouw te huren en een gezelschap te
formeeren.
In Nederland niets van dit alles.
Een vol jaar dus was Jan C. Vos zonder
engagement, en moest zich tevreden stellen
met het houden van voordrachten en
nutslezingen, om in zijn onderhoud te voorzien.
Hoe treurig het met onze
tooneeltoestanden gesteld moge zijn, een werkelijk
artist blijft niet lapg zonder engagement.
Zoodra de Vos vrq was, heeit de Kon.
Ver. Ned. Tooaeel hem een waardige plaats
bij het gezelschap ingeruimd.
Dit_ is een kort overzicht van de om
standigheden die hem gemaakt hebben wat
hij is en zooals wij hem kennen, als kunste
naar.
Is het te verwonderen dat een geboren
kunstenaar, een idealist, omringd door
menschen, die of om hun stukken en ver
talingen te zien op roeren, of om een en
gagement te krijgen zij a ijdelheid prikkel
den, en weer anderen die uit broodnijd,
jaloezie en verwaandheid hem de grievendste
teleurstellingen hebben bezorgd, de Vos
gemaakt hebben tot »een zeer beschaafde
brute!"? Want dkt is hij. Men heeft
wel eens willen beweren dat de Vos niet
gemakkelijk te begrijpen, dat hij voor velen
een raadsel is. Niets ia minder waar!
Zelden heb ik iemand ontmoet wiens woor
den en gedachten steeds zóó in harmonie
waren als bij de Vos. Velen verstaan de
kunst heel juist te redeneeren, terwijl hun
gedachten en daden iedere logische over
eenstemming missen. Gewoonten, zeden,
veroordeelen, berekening, al die kleine
vossen die ons, alledagsmenschen, in het
gareel houden, kunnen de Vos niet deren.
Wij hebben steeds geleerd en verkondigen
dagelijks zelf, dat we moeten zijn zooals
alle anderen, wil men ons niet voor
excentriek of belachelijk houden.
De verschijnselen in de tooneelwereld
wijzen er op, dat men met tact en onder
werping aan de algetneene begrippen van
fatsoen en burgermansprincipes, al is het
dan ook met weinig talent, heel populair
kan worden.
Populair is de Vos niet en hij zal het
ook nooit worden, (in den slechten zin);
daardoor zal hij in de oo|en van anderen
hooger staan. Zijn opvoeding heeft er niet
weinig toe bijgedragen hem te vormen tot
een vrij, zelfstandig, logisch mensch.
Zijn vader stierf toen Jan 16 jaar was.
Geld was er niet, en de Vos moest dadelijk
trachten in eigen onderhoud te voorzien;
hij kreeg een plaats op een timmermans
winkel, werd door zijn voogd naar de teeken
academie gestuurd, hij iou architect, worden.
i Maar zaag, schaaf, win kelhaak, rechte lijnen,
gehamer!..." Neen, dat was te machtig voor
l zoo'n fijn besnaarden tenperamentvollen
j wildzang. Geboren kunstenaar, had hij
be: hoefte aan fijner vormen, subtieler klanken.
j Hij ontmoette op zijn levenspad een man
met een open oog voor talent zelf kun
stenaar den weldoener waaraan veel kun
stenaars hun geluk te danken hebben ...
J. J. Kneppelhout. Deze kunstbeschermer
stelde de Vos in de gelegenheid te Leiden
te studeeren ... Maar zijn hart haakte naar
iets anders ... het Tooneel! Nog had hij
zich niet durven uitspreken... hij zou
leeraar worden in de Ned. taal en letteren.
Hij kreeg typhus, en werd naar huis ge
transporteerd zijn moeder werd óók door
typhus aangetast en stierf, terwijl Jan
nos te bed lag.
Hij herstelde en werd door zijn voogd
genoodzaakt, examen te doen als hulpon
derwijzer ...
Toen werd in 1870 de ver. het Nederl.
Tooneel opgericht. De behoefte, uiting te
teven aan zijn aangeboren liefde voor de
unst, deed hem in stilte een proef afleggen
voor den Raad van Baheer. Hij werd ge
ngageerd zijn voogd Ds. v. Koets veld
wist wel, dat Jan, wanneer hij eenmaal
zijn zinnen op iets gezet had, niet meer
wist van terugkeeren; hij gaf zijn toestem
ming... en Jan'a hartewensch wa3 vervuld!
Werkelijk heeft de Vos, die niet uit een
kunstenaars familie is gesproten, alleen zijn
hart geraadpleegd. Dat deed en doet hij nog,
in alles; dat is het wat hem zoo impulsief
maakt, zoo antipathiek, arrogant, driftig
voor n oogenblik, maar op den duur,
; voor die hem kennen, zoo sympathiek.
] De Vos neemt niets in zich op met het
koele verstand. Elke indruk maakt zich
onmiddellijk meester van zijn gevoel, en zijn
hart geeft, in spontane opwellingen, den
| weerklank van die indrukken terug.
i Dan is hij wreed, onredelijk,sarcastisch;
men staat verbluft over de stortbui, die
over ons komt....
Eén minuut en de bui is over; tnen heeft
nauwelijks tijd het water af te schudden
en boos te worden, of' er breekt een zonne
straal door . Zijn hart, pijnlijk aangedaan
door den on aan gen amen indruk van buiten,
heeft die, met natuurlijke neiging tot het
goede, snel verwerkt; onmiddelijk treden
zachtere aandoeningen uit de diepte ta
voorschijn ; hij verbaasd zich over zijn eigen
prikkelbaarheid, heeft berouw, die aan an
deren te hebben doen gevoelen en in spontane
vertrouwelijkheid vraagt hij excuus; hij lacht
u toe, niet uit vrees voor de gevolgen u boos
te hebben gemaakt, allén omdat zijn hart
.goed is, zóó goed, dat zij die meenen zijn
vijanden te zij a er zich toch door laten
meesleepen.
Zóó is hij als mensch en kunstenaar. De
Vos wordt geregeerd door de logica van
het hart. Geen conventioneele maniertjes
of toontjes; zijn kunstuitingen gaan van
hart tot hart. Zijn orgaan is niet groot,
maar de zielvolle klanken, die uit zijn hart
opwellen, doen de toehoorders schreien en
lachen. Zijn intellect is geen hinderpaal
voor zijn gevoel, integendeel; als zijn hart
de gedachten van den auteur heeft opge
nomen, dient hem de rede, die chaos van
gevoelens en gedachten uiteen te zetten, te
rangschikken en te beheerschen. Daarom is
in de opvatting en de teruggave zijner
rollen altijd een logisch verband.
De Vos behoort tot de weinigen,die oprecht
kunnen bewonderen; maar valsch gevoel
en gebrek aan logica maken hem razend.
Wat Jan C. de Vos als leeraar op de
Tooneelschool gepresteerd heeft is moeilijk
te bepalen.
Wanneer het den leeraar niet mogelijk
is, een ontkiemend artiest bij zich te houden
en langzaam te ontwikkelen, worden de
eeerste indrukken al heel gauw verdron
gen ; vooral wanneer het ambacht hen
onmiddellijk in beslag neemt; dan blijven
alleen de uiterlijkheden over en dat is ge
woonlijk in het nadeel van leerling en
meester.
De critiek heeft de Vos nooit gespaard,
en zal het ook in de toekomst niet doen ...
Waarom ook ? Als critiek en tegenstanders
hem niet ontzien en zich blijven bepalen
hem als kunstenaar te beschouwen, zijn
menech-zijn er buiten laten, kunnen zij nog
vreugde aan elkander beleven. Woensdag
11 Maart is de dag waarop de jubilaris
?even als de overledene", een braaf mensch
en groot kunstenaar zal genoemd worden,
door ieder die het meent en niet meent.
Dat mag een tooneelspeler in ons landje
er heuse h wel van hebben! Het is niet te
veel! Dat zijn hart hem geen parten speelt,
en hij het echte van het v'alsche gevoel zal
weten te onderscheiden, is mijn oprechte
wensch.
Wat ik voor zeker houd, is dit:
Het groote publiek staat gelukkig bui
ten en boven invloeden, die zaken en per
sonen op elkaar uitoefenen. Dat publiek
dat hem lief heeft ah auteur, en anderen
die hem kennen als acteur eu regisseur,
zullen hem bewijzen dat op den avond van
11 Maart 1903, na vijf en twintig jaar
van strijden en streven:
Harten troef is!
L H. CHRISPIJN.
De Boeken der kleine zielen, door LOUIS
COUPERUS. Amsterdam, L. J. Veen.
Zielenschemering.
Zyne vlugheid is fabalachtig, zyne vrucht
baarheid voorbeeldeloos, zyne kennis veelzijdig
en uitgebreid, zyi vlyt beschamend," heeft
Busken Huet in een essai over Jacob van
Leanep en vry wel aan het einde van Van
Leimep'a litteraire werkzaamheid van dezen
belangrijken romancier gezegd.
Huet'a opmerking tot zoover; niet wat
dan volgt over de ruimheid van Van Lennep's
litterair geweten geldt ook ten volle voor
Couperus. Welkeen productivitiet!
De lijst van uitgaven by den heer Veen
alleen, bevat vier en twintig romandeelen
arbeid van enkele jaren.
En nu liggen weer twee deelen vóór ons,
uitgegeven ongeveer tegelykertyd met den
sprookjesbundel Over Lichtende Urempela".
O jk zonder een geestigheid te willen begaan zou
men, naar aanleiding van den vloed van
kleinenovellen- en schetsenbundels, die de
najaarsuitgavenregen over onze tafels heeft gestort,
kunnen opmerken dat onze litteratoren ditmaal
vele eieren hebben gelegd, maar weinig te broe
den zijn gaan zitten. Het eierrek staat vol, doch
tot de kippenren hebben wy weinige kipjes
toegang kunnen geven!
Couperus, met beschamenden vlijt, heeft eieren
gelegd, maar hy' heett óók gebroed. Hy heeft
Orer Licatende Drempels" uitgege?en en tevens
den roman Zielenschemering", deel in den
cyclus Boeken der kleine zielen". In minder
dan een jaar, als we ons Biet vergissen, zijn
de zes deelen van dien cyclus verschenen en
er is reden tot het vermoeden, dat we nog niet
aan het einde van ie schets van 't familieleven
der Van Lowe's zyn. Zoolang er leven is, is er
hoop en er bleven nog genoeg van 't
VanLowegeslacht over, met alweer nieuwe plannen en
in alweer nieuwe situaties, om de hoop te koes
teren dat Couperus, in zyn voorbeeldelooze
vruchtbaarheid, ons nog vele deelen lang van
hen vertellen zal.
We hebben nu Addy, met zyn belangwekkend
voornemen om dokter te worden, in plaatsvaa
in de diplomatie te gaan en Constance, in haar
benauwd vaorgevoelen van te zullen wonen in
dat sombere huis te Driebergen. We hebben
Emilie, die met haar-doode illusies uit Parys
is teruggekeerd en Ernst, uit zy'n waan lang
zaam herstellende. Wj hebben den interessanten
blagueur Paul, die nog niets in het boek gedaan"
heeft en de eerzuchtige Adolh'ae, die nog gén
van hare vele kleine illusies bereikte. O, stellig,
we zyn nog niet aan het einde.
En dat we het vervolg van deze familiege
schiedenis met verlangen tegemoet zien na zes
deeien lectuur nog even sterk geïnteresseerd
zyn in het leven van deze vele Haagsche
menscDen, het is 't gewonnen pleit van Couperus'
ongemeen talent.
Ujk dit deel van de Boeken der kleine zielen"
is boeiend in hooge mate ; geen oogenblik komt
men onder de bekoring van dezen charmanten
stijl uit en door de eigenaardige compositie:
het telkens loslaten van een situatie in een
spannend moment, om dat later weer te ver
volgen als onze belangstelling inmiddels weer
voor een nieuw en ook weer afgebroken geval ge
wonnen is, blyft men er in, voortdurend, tot
aan het einde. En dan wachten we, met de
onvoldaanheid van een courant lezer na zyn
brok feuilleton, met diens verlangen naar mor
gen, het vervolg op Couperus' nieuwen
litterairen dag.
E jeu, met verlegenheid, zullen we ons afvra
gen of de interesse voor dezen roman, diep
genoeg is om te kunnen worden geanalyseerd
als een krachtig, bly meeleven in een artistiek
evenement, of deze waardeering iets gemeen
heett met bewondering voor een breed-zwierig,
voornaam litterair kunstwerk; zullen we ons
bekennen dat we niet zoo vaak een fragment,
een zin, een woord hebben weê'gezocht, omdat
zy' ons gefrappeerd hebben door buitengewone
schoonheid; zullen we, in gedachten
vergelykend met mér dan ne novelle in Van
Lichtende Drempels,'' de superioriteit van deze
laatste wel erkennen moeten, maar, toch, dat
weien we beslist, ia ook dit deel van De kleine
Zielen" een werk van beteekenis en zonder
veel inspanning zal onze eerbied voor een, in
zoo fabe:achtige vlugheid gedane, op zoo hoog
peil gehouden litteratuur het moeten winnen
van onzen twyfel....
Het derde stuk van De kleine Zielen,"
brengt ons de debacle van een deel der Van
Lowe's, de grandeur déchue" voor de familie,
zooals de oude mevrouw het herhaaldelyk noemt.
Het leven gaat hier onder dezelfde personen
als in de vorige deelen. Max Brauws, de zon
derlinge man, die leeft van zyne lezingen over
Vrede" komt hier niet meer, maareen nieuwe
figuur, tragisch om haar droef kort
leven-uahet-verval, tot den zelfgezochten dood: een
vroegere maintenée van Gerrit, Pauline,
verschynt in het tweede gedeelte.
Nu schynt echter op personen, die vroeger
in schaduw bleven, het helderst licht, nu is
Gerrit, de ritmeester, hoofdpersoon en Ernst
die gek wordt. Constance voor wie vroeger
alle belangstelling gevraagd werd, leeft meer
op den achtergrond, haar man doet bijna vol
strekt niet mee en Addy is niet in de handeling.
Die handeling gaat om Gerrit en Ernst, in
de beide Van Lowe's die door het grandeur
déchue het sterkst getroffen worden.
De enorme moeielykheid om de psycholo
gische eenheid in de familieschets te houden,
om de hereditaire noodzakelijkheid
onomstootelyk in hen te bewyzen, heeft Couperus hier
minder dan in vorige deelen kunnen overwin
nen. Er is niet zoo doorwerkte logiea in het ver
band der karakters die hier, dan die vroeger
getypeerd werden. Hier stond de schryver
trouwens voor de reusachtige verplichting, om
het gevolg van legitieme afwijkingen in het
levensbewegen der be-erfden te bewyzen. Dat
hem dit niet gelukt is, zou desnoods alleen een
bezwaar kunnen wezen tegen een op Zolaische
wy'ze als een familiegeschiedenis bedoeld werk.
Maar persoon voor persoon is met scherp
analyseerend talent geschetst, in type na type
zien we wat er gebeurt wél aan als iets onaf
wendbaar s.
Zoodat dus het familieverband evenmin
blijft in het boek zelf als op de geforceerde
Zondagavondjes by mevrouw Van Lowe, maar
we krijgen toch een heele serie belangwekkende
personen.
Geriit het eerst, dien we in vorige deelen
kenden a's de in-gezonde officier, trotsch op zyn
sterk lichaam en zyn prachtige biceps, de geluk
kige vader van een heele troep kinderen en die hier
in zich ontdekken gaat een groote melancholie,
die zich voos en zwak weten gaat, na een in
vroege jeugd aangevangen sterk zinnelyk leven.
Een beest voelt hy in zich wroeten, al groeiend,
zijn merg uitlekkend" tot hy ten slotte los
en achter gelaten wordt in zyn ziekbed óp,
krachteloos, een vod. En die eindigt met zich
dood te schieten.
Van Gerrit's lyden heeft Couperus een sterk
doorwerkte analyse gegeven. Daarin even laten
verschynen, de ook opgeleefde toch nog door
uiterlyken schijn zoo bloeiend ly'kende Pauline,
wier ly'k Gerrit ziet in het drenkelingenhuis
op de begraafplaats, waarheen hy in die ver
schrikkelijke koortswandeling is heengedwaald.
Dan Ernst, de eenzame verzamelaar van oude
boeken en pullen, die krankzinnig is, wyl hy
aky'd om zich weet, zyn kamer vol, gekluisterde
zielen aan zyn eigen ziel vastgeklonken". Ze
zyn moe, ze hebben verdriet. Nu ze siapen, weten
ze het niet. Ik... ik kan niet meer slapen ...
ik heb in weken niet meer geslapen... Als
ik slaap, kunnen ze niet slapen... Ze slapen
alleen als ik wakker blijf... ze zyn vast aan
my... Hoor je ze niet? De kamer... de
kamer is er vol van. Ze zyn gekomen uit alle
eeuwen..." Cbk Ernst is interessant, vooral
later, als hy om verpleegd te worden, naar
Nunspeet gegaan ia en daar Addy, die immers
in de diplomatie moet, bewust doet worden
van een kracht om te genezen in hem.
Ook de oude moeder, sterk volgehouden
figuur van oude vrouw, langzaam ver-zeurend
in aangroeiende kindsheid. Zy is het s
nxgeworden familie-symbool, in eenzaamheid
gezeten op haar arme Zondagavonden, waar hare
van elkaar vervreemdende kinderen komen, om
dat zij het zoo gaarne wil, zy, die zelve gevoelt,
dat alles om haar afsterft. Zy, duldend het
leven als de stad duldt de zwarte luchten, niet
meer be-roerd tenslotte door de ongelukken in
haar eigen gezin. Tot om haar heen, na een
laatsten glimp een glimp van spiritualistisch
heiderzien de schemering dicht wordt tot
duisteren nacht.
In deze oude moeder roert Couperus even,
niet meer dan als een hoogstens curieus
verschynsel, het probleem van het spiritualisme
aan. De oude vrouw ziet haar vermoorden
kleinzoon te Pary's; ziet, in dien laatsten glimp,
haar dochter Cjnstance tot zich konen inden
duisteren sneeuwnacht. Het behoeft hier niet
breeder te worden aangeduid de schryver zelf
legt er geen nadruk op maar ook in Van
Lichtende Drempels bemerkt men het: Couperus
gaat zich op een nieuw terrein begeven: 't
spiritualistisch mysterie toepassen ook in zyn
werken van realiteit. Wat uit den aard, een
nieuwe faze in zyn litterair leven openen zal.
Doch dat behoeft hier niet gesouligneerd,
hier hebben we nog vóór al de realiteit in de
teekeDÏEg der personen.
Voortreflfelyk ook is die vanPaul, den blasjueur,
den apathischen decadent, die de wereld zoo
vies vindt en zich daarom uit alles terugtrekt,
die zich kleedt in zy'de en zachte stoffen, die
alty'd ky'kt of er geen plui-jes liggen op den
stoel die hem geboden wordt, die ontby't met
een stukje droog brood: boter is zoo vet als je
pasje tanden hebt gepoetst l" Volkomen
gely'kmatig in zyn idee, beweegt hij zich door het
leven det anderen heen, het leven vindend een
artistieke gril en de menschen te
onbeteekenend om tragisch te zijn. zoo als 't ook zyn
nichtje vindt, die in Parijs waaiers schildert en
zijn neef die daar clown is.
De karakteris iek van al deze, uit vorige
deelen bekende menschen, wordt hier scherper
gesteld, zy worden de hoofdpersonen in net
verloop van het verhaal, tot waar de
schrikkely'ke dingen van dood en verbystering over
de familie gekomen zijn.
Z»l nu in een volgend deel de opgang komen
met Addy den medicus en Constance in haar
nieuw huis met wellicht eenigen van de door
't ongeluk zoo zwaar getroffenen om zich heen ?
Hier zien we dan enkelen van de kleke
zielen in schemering verduisteren, langzaam aan.
Schemert het niet om ons allen nu met de
grauwheid van het kleine leven ? . .." vraagt
zich Gerrit af, den avond vóór zyn dood. Als
het niet schemerde met de jaren ... als daar
ginds.. om mama hy za? haar zitten
schemerde het dan van verdriet en moeheid en
eenzaamheid als daar ginds... niet om
Bc-rtha... Schemerde het niet, (rots hun
jeus;d, om Paul en om Dorine ... was het niet
om Ernst geweest als een richt, ook al ttad
hy nu buiten het duister... in schemering
terug, die hen allen omringde ... was het hun
schuld of die van hun leven ... het kleine leven
van kleine zielen ... Was de schemering uit
het bloed dat verarmde ... of om het leven dat
verkleinde ... zouden zy nooit door de sche
mering heenzien de dageraadwyde verschieten,
waar toch het leven ruim van moest zyn ... en
ouden zy er nooit heenstreven ... zouden zijn
kinderen er nooit heenstreven ... zouden zy
niet uitstralen hun blonde zonnelicht naar het
groote leven en zouden zij niet groote zielen
groeien ... Zou het schemeren . . , schemeren...
schemeren ... Ook later om hen heen ... tot
misschien ... de heel groote dingen des levens
donderen en verlichten zouden onverwachts
voor hen uit en hen zouden, verpletteren en
verblinden .. . omdat zy niet geleerd hadden
in het licht te zien .. .V"
En met deze vraag, te beantwoorden even
zeer door het doen zien van het practisch
resultaat des reeëlen levens, als door een verder
inee-voeren in de mystische diepten van ge
heim natuurkrachtbestaan, sluit feitelyk Cou
perus zyn boek, ons in volkomen twyfel latend
aan zyn verder bedoelen.
H. DEKKING.
neeskunde en aanverwante vakken, pharmscie,
chemie, natuurkunde, wiskunde, sterreknnde,
zeevaartkunde, ingenieurswetenschappen, dier
en plantkunde, delfstof kunde. ?
De boeken zyn afkomstig uit de bibliotheken
van wijlen prof. Henry Power, doctor in de
chirurgie «n oogheelkundige te Londen, dr.
S A. v. d. Chijs, arts te Zutphen en Tl J.
Boursse Wilg, oud- gezagvoerder te Leiden.,
De catalogus is verkrijgbaar en de verzameling
kan 20 en 21 Maart a.s. bezichtigd worden.
Boekverkooping te Leiden.
Wy vestigen de aandacht van belanghebben
den op eene interessante veiling welke op
23 Maart en volgende dagen by' de firma
Burgersdyk & Niermans te Leiden zal plaats
hebben. De catalogus bevat ditmaal uitsluitend
werken en ty'dschriften op het gebied der
geNIEUWE UITGAVEN.
Handleiding bij de moderne byjenteelt naar ds
17de Engelsche uitgave van T. W. COWAN,
bewerkt door C. F. W KEHBEB. Haarlem,
Vincent Loopjes.
Gymnasiaal en middelbaar onderwijs, door
dr. P. V. SORMANI, rector van het gymnasium
te Ny'megen. Groningen, P Noordhoff.
VoorstJ van Wet tot het in overweging
nemen van veranderingen in het derde en het
vierde hoofdstak der Grondwet, met de daarby
behoorende Memorie van toelichting, by de
Tweede Kamer der Staten- Generaal ingediend
door de h eer en mr. II L Drukker, dr. D Bns,
mr. E. Fokker, Th. M Ketelaar, mr. H. P.
Marchant, P. Nolting, J. M. Pynacker Hordijk,
mr. E. E. van Kaalte en mr. E. A. Smidt.
Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon.
«Werkzaamheid op gemeentelijk gebied."
Pfoi/ram van den Vrijzinnig-Democratisehen
Bond, vastgesteld op 24 Januari 1903, met toe
lichtende aanteekeningen, bewerkt door mr. Jon
J. BELINFANTE. Haarlem, H. D. Tjeenk
Willink & Zoon.
?Nederlandsen-Indische Kunstkring" te
Batavia. Jaarverslag over het Eerste
Vereenigingojaar l Sept. 1901?31 Augustus 1902.
Het Gemeente-Archief, Ie jaargang, afl. 6
Groningen, J. B. Wolters.
Geschiedenis der Wet op de ouderlyke macht
en de voogdij. Vy'fde efl. Groningen, J. B.
Wolters.
«Eerste Internationale Tentoonstelling van
moderne decoratieve kunst te Tury'n in 1902."
Verslag van de Nederl. afdeeling.
Gedenkschriften van Gysbert Jan van Harden
broek 1747 1787, door dr. F. J. L. KnaMER,
deel II, 1780?1781. Amsterdam, Joh. Muller.
Moderne kunstwerken, schilderyen,
teekeninge.n en beeldhouwwerken. Au. S. Amsterdam,
W. Versluys.
De socialistische hemel op aarde. Een toe
komst- verhaal, Emil Gregorovius naverteld door
L. C. SCUULLER TOT PEURSUM Rotterdam, D.
van Sy'n & Zoon.
Geschiedenis van het herstel der Hiërarchie
in de Nederlanden, door P. ALBERS, S. J., Ie
deel, met een inleiding van Z. D. H. M»r. H.
VAN ]JE WETERING. Nymegen, L C. G.
Malmberg.
De Alyemeene Nederlandsche Politiebond of
»De federatie" voor de Beambten der Politie,
door J. TIMMER en G. VAN PUTTEN Leiden,
Eiuard Ydo.
W. BÖLSCHE, Een Baanbreker. Een beeld
der wetenschap in de laatste Ojsren, bewerkt
onder toezicht van dr. B C GOUDSMIT Zutfen,
W. J. Thieme & Co.
Verzoeking,^ uit het Duitsch van Emil Uhl
door TniiRÈSE VAN ARENDSBEHO Utrecht, P. J.
Diehl.
H. J. A. M. SCHAEPMAN. Een levensbeeld,
door F HENDRICHS S. J. Laiden, J. W. van
Leeuwen,
4 O ? c e n t s per regel.
TRADEMARK
MARTERS COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
HOOPMAAN «ir BKI OUKR.
Wijnhandelaars te Amsterdam.
Pilzen ra af ? 2,50 per Fiesch.
>/$w
T ^»'"i»^^l
Hoofd-Depöt
Dr. JAEGER'S
K. F. DKUSCILLK-BBNGÏ»,
Amsterdam, Kalverstr. 1S3
Eenig specialiteit in de»i
artikelen in geheel Nedarl
Piano-, Oriel- en MnzietaM
SIEYROOS & KALSHOVBK.
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Ha».
Bepweeran Stammen Builen.