De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 15 maart pagina 10

15 maart 1903 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No, 1342 ?allee tn 't jrrwt. Verwarring, spanning in dezen strijd, brengen vrees en angst bjj haussiers, moed, brntalen evermoed zelfs bq de contieminenrs als dezen ach door 'n schrale geld markt versterkt voelen, fin dit was na bet geval. De Atebison ontving gedurende de eerste zeven maanden van het dienstjaar 13 millioen dol lars meer dan in dezelfde periode van den yorigen jaarkring Voor de Baltimore and Ohie is dit cijfer 23 millioen dollars; voor deEri« 1.1 millioen, voor de Grand Trunk 190 duizend pd. st. ?, voor de New-York Central 1.8 millioea dollars, voor de Penns. 11.3 millioen, voor de San Francisco ruim 2 millioen, voor de Southern Pacific bijna 2# millioen, voor de Union Pacific ruim \y> millioen, voor de Wabash ruim l millioen, voor de Nashville 3 millieen; voor de Kansas City Southern ruim 400 doixend d Jlara, d. i. ruim 10 pCt. Heden was de markt dan ook al vrij wat beter. De Erie-spoor geeft 10 millioen dollars 4 pCt. eonvertibele 50 jarige Goudbonds uit. Deze stukken z\jn van l April 1905 tot l April 1915 in gewone aandeelen der maatschappij inwisselbaar, naar den maatstaf dat voor 1000 dollars van bedoelde obligatiën 2000 dollars in commons verkrijgbaar zyn. Houders van aandeelen hebben voorrecht tot inschrijving tegen den koers van 87 X pCt. Vóór den 20en dezer behooren houders van certificaten van aan deelen zich by het betrokken administratiekantoor aan te melden om van hun voorrecht gebruik te maken. De Rock Island zou om controle op de San Frncisco uitoefenen, de meer derheid aandeelen van deze spoorweg maatschappij gekocht hebben. De betaling zon gedaan worden in 20 pCt cash, 45 pCt. in obligatiën Rock Iel and en 65 pCt. in commons Rock Island. Als de obligatiën Rock Island op hun ongeveer 80 pCt. en de commons Rock Island op 4354 pCt. berekend worden, dan zou voor de commons Francisco een noteering van H4 pCt. worden aangewezen. De Penney l vania zal haar kapitaal met 150 millioen dollars vergrooten. Honderd millioen zullen in aandeelen en 50 millioen waarschijnlijk in converteerbare obligatiën worden uitgegeven. Volgens den vice-president was de te trans porteeren hoeveelheid goederen zóó groot dat de maatschappij voor de eerste maal in hare geschiedenis niet aan het verlangde vervoer kan voldoen. De plaats gehad hebbende uit breiding van het rollend materieel is gebleken nog veel te weinig te zijn. Wat ik gehoord heb omtrent het Mexicosyndicaat ? De aanleg van weg en werken gaat ongestoord regelmatig voort. De houders van bewijzen hebben dus alle reden nog te blijven gelooven in de gelukkige verwachting, die door de Groene v oeger op goede gronden is gededuceerd. B\j deze solide onderneming zijn de eerste spoorwegmannen van Ne w-York zoowel als enkele Londensche geldmagnaten voor groote sommen betrokken, als zooveel bewijzem voor hun goed geloof in deze door hen te beoordeelen groote onderneming. In de groep der Bank- en credietinstellingen vraagt de Buitenland iche Bank de aandacht door koersdaling van 134 tot 124. Hierbij moet even wel in acht genomen worden, dat deze sterk vooruitgaande financieele instelling, wederom 9 pCt. dividend heeft geannonceerd. Deze uit komst is zeer gunstig, omdat ook deze ven nootschap den invloed van mindere bedrijvig heid in het effectenvak gedurende 1902, heeft ondervonden. Voor de hypotheekbanken zya de resultaten van het afgeloopen jaar niet ongunstig te noemen. ,, De aaadeelhonders van vele dier banken kunnen zich verhengen in een flink dividerd en hun dividendenschaar gereed leggen. Zoo zou in de binnenkort te houden algemeene ver gadering van aandeelhouders van de Rotterdamsche Hypotheekbank voor Nederland warden voorgesteld het dividend over 1902 te bepalen op 21 ]4 pCt. Over het daaraan voorafgaande jaar werd 21 pCt. uitgekeerd. Voor de Alge meene Hypotheekbank te Amsterdam zou het dividend over het afgeloopen boekjaar evenals over 1901, 10 pCt. bedragen. De commissa rissen van de Provinciale Hypotheekbank te 's-Gravenhage zullen ter algemeene vergade ring een voorstel indienen om, na geheele afschrijving van de oprichtingskosten, meubilair j en koersverscb.il, het dividend te bepalen op j 4pCt. Ook de Westlandscbe Hypotheekb.maakte in het afgeloopen jaar, volgens het ontvangen verslag goede zaken. Bedroeg het dividend voor de aandeelen over 1901, 16 pCt. en kon «it de winsten van dat jaar ? 10,22 per oprichtersbewijs worden uitbetaald, op de alge meene vergadering van aandeelhouders den 2 Maart jl. gehouden, werd besloten het dividend voor het afgeloopen boekjaar vast te stellen op 18 pCt. en ? 16.22 per oprichtersbewijs uit te keeren. De petroleumgroep geeft ditmaal geen aan leiding tot bijzondere besprekingen. Naar ik verneem zal in het begin van April de ver ruiling van aandeelen Int. Rumeensche tegen die van de Aurora, die samen een gelukkig geheel zouden vormen, plaats hebben. Wellicht ontvang ik nader berichten. Ten slotce vraag de lezer: Hoe zijn de intfoducée's de vorige week voorgesteld, ont vangen ? Der gemeente 's Grav nhage werd het verlangde bedrag in de ruimte ter beschikking g-Mteld tegen 981A pCt. Aan de inschrijvers op de pandbrieven Pretoria Hypotheek-Maatschappij zal slechts 40 pCt. kunnen worden toegewezen en aan de inschrijvers op 5 pCt. obligatiën van de Centrale Werkgevers Risicobank zal, wegen s de zeer groote inschrijvingen, slechts weinig kunnen worden gegund Zie mijn opmerking in de vorige kroniek De liefhebbers voor 4 pCt. pandbrieven Holland Bank mogen het verlangde bedrag verwachten. Dat geldt ook voor de geldschieters van de Noord Fri ifche Locaal Spoorwegmaatschappij; zÜzouden zelfs nog meer dan het verlangde bedrag kunnen krijgen daar de leening van 6 ton van 4 pCt obligatiën, niet geheel volteekend is. De lezer zal zich mijn vraag van de vorige week: gaat de aanleg niet wat langzaam ? herinneren ? Met de uitgifte yan de 2e Maatschappij tot Exploitatie van oliebronnen in Hannover geloof ik dat 't niet best gegaan is, om het zacht uit te drukken. Den lezer van de vorige kroniek zal dit waarschijnlijk niet verwonderen. Houders van Mod jok er-stoomtram obligatiën zij nog eens ernstig toegeroepen : Levert uwe stukken spoedig in bij de vereeniging waarvan mr. H. P. Berlage voorzitter is. Dit vordert uw belang. Leestafel: Bij den uitgever J. H. de Bussy, alhier is verschenen de 14e jaargang van den Gids bij de Prijscourant van de vereeniging voor den effectenhandel, bijgewerkt tot 2 Januari j.l. Voorzien van een met zorg bewerkt alphabetisch register, bevat dit boekske de namen van 1185 fondsen, gerangschikt naar de volgorde v*n de officiëele prijscourant, met vele mede?éeeUngen aangaande elk dier fondsen omtrent kapitaal, couponbetaling, dividendnitkeeringen, leeningen en aflossingen. Onder Portugal is de geheele conversie opgenomen. lumiMiiMiuiiiiHimiiiiiiiiiiHiiiiiiiiimiitiiiiiiiiiitiiiii NIEUWE UITGAVEN. Mededeelingen van de Nederlandsche Ver eeniging voor Gemeentebelangen 1903?1ste «tuk. Onderzoek aangaande de pensionneering van gemeenteambtenaren, hunne weduwen en weezen. Rapport met ontwerp-regelingen van het bestuur en Rapport van den wiskundigen adviseur. Middelberg, J. C. & W. Altorffer. De Militaire Gids, orgaan voor weermacht en natie. 3e afl, 22 jaarg. Haarlem. De Erven F. Bohn. Mgr. dr. H, J. A. M Sehaepman, herdacht in de Hoofdstad. Amsterdam, J 3. de Haas. Geoorloofde Contractbreuk ? Een woord naar aanleiding der spoorwegstakingen, door J. VAN WOENSEL KOOY. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Inhoud van Tijdschriften. Jeugd 89 Afl.: De portier van de Lange poort. De lotgevallen van het Erasmusstandbeeld te Rotterdam. Een tochtje met de hondekar. Een eappeur van tien jaar. Vreemd en eigen. Nederlandsche Alpenvereeniging. Fotografie. Iets over den invloed van muziek Eau de Cologne. Springende planten. Het ijspaleis te St. Paul. Waarheid en fantasie. Slöjdwerk (met bijlage.) Bij de plaat, (met brjlage). Kunstjas en sp-len.?Raadsels. Ruilhandel. De Nieuwe Tijd No. 3: De wetenschappe lijke arbeid van Karel Maix t r gelegenheid van zijn twintigsten sterfdag (14 Maart 1883), geschetst door K. Kantzky. Te wapen, door F van der Goss. De jaarvergaderingen van het Nationaal Arbeiderssecretariaat, door H. Spiekman. Een belangrijk oogenblik, door dr. A. Pannekoek. Geschiedenis der ver plichte verzekering tegen werkeloosheid te St. Gallen, (Slot), door mr. G. W. Sannes. De modernen en de klassenstrijd, door G. W. Melchers. Over waarde, (Vervolg), door R. Knijper. Volksleger of ontwapening, door H. Roland Holst. Ouderwetsche lectuur, door J. Saks. De reactie begonnen, door F. van der Goes Tijdschrift voor Armenzorg en Kinderbe scherming: Mr. C. A van Renterghem, Kinder huizen. H. J. de Dompierre de Chaufepié, De maatschappij van Weldadigheid in 1902. Mej. Muller, Rapport over de kleine-kinder bewaarplaatsen, bewaarscholen en voorberei dende klassen van delagere scholen te Amster dam. L. J. van Wijk, Een broze steen en een misverstand. Binnenland. Buitenland. De Levende Natuur. Afl 19: Photografiën van in 't wild levende Nederlandsche vogels, (4 ill.), door Jac. P. Thrjsse. Pothoofddieren, door B. Boan, De nieuwe Inlandsche Orchidaceëer. (l ill), door dr. A. J. M. Garjeanne. Vlinders onder water, (3 illJ, door E. Heimans De hoornen in den winter, (4 ill.), door Jac. P. Thrjsse. De Das, Melus Tsxns, door J. J. v. Heeckeren. Neder landsche Ornithologische Vereeniging, (4 ill.) Tot dusver bekende groeiplaatsen der tot de bijgenoemde familiën behoor e nde planten, door H. Heukels. Vragen en korte mededeelingen. «itttttiiiitiinttttttmiiHiiiiiiiiiiiiiiiiitiitiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiu Stadgenooten. Het Bestuur van het Genootschap: «Lief dadigheid naar Vermogen" komt een vriendelijk doch ernstig en dringend beroep doen op uwe medewerking. Gy begrijpt reeds wat dit beteekent: er is geld noodig! Voor een groot aantal in behandeling zijnde behoeftigen komen wij veel te kort l Wij durven dit beroep op uwe offervaardigheid d .en, omdat w\j zoo dikwijls hebben ondervonden, dat wij uw ver trouwen bezitten, zoo ten aanzien van het besteden van het ons toevertrouwde geld, als ten aanzien van de keus der te helpen gezinnen. Wij durven dit beroep doen, omdat in de laatste dagen gelukkig gebleken is, dat de door som migen geuite vrees, als zouden de jongste gebeurtenissen een ongunstigen invloed hebben op onze geldmiddelen, ongegrond is. Tegenover degenen, wier aantal intusschen niet groot is, die om die reden hunne contri butie hebben ingetrokken, staan vele anderen, die juist nu, on* eene bijdrage toezonden, zoodat het verlies ruim gedekt is. Onder die gevers was er een, die bij de laatste werksta kingen nauw betrokken was, en die ons schreef: »Ik hoor, dat de giften aan L N. V. bepaald ?verminderd zijn, na de houding die door de ?werklieden en anderen wordt aangenomen. ?Hierbij ? ? ? gulden als bewijs, dat ik my met ?die soort wraak niet kan vereenigen, en van ?oordeel ben, dat de armen die er buiten staan, »er toch niet onder mogen lijden". Dit is eenvoudige taal, die tot het hart spreekt: de armen mogen er nut onder lifiden. En het zijn 600 gezinnen, weduwen, ouden van dagen, hulpbehoevenden en kinderen, die zou den moeten lijden, als gy onze bede niet ver hoort, die met smart wachten op de toch reeds niet al te ruime hulp, gelijk zij die in het afgeloopen jaar kregen, en wij kunnen die niet geven, want de middelen ontbreken. Wij vragen slechts voor gezinnen, die reeds in behandeling waren en als hulpwaardig bij ons bekend zijn, en voor welken w\j geen geld meer hebben, doordier: in het afgeloopen jaar de giften en legaten, waaruit deze ongelukki ger geholpen moeten worden, zeer schaarsch waren. Daarom durven wij u met vrijmoe digheid vragen ons vele giften te zenden, groot of klein ieder naar zyn vermogen, want er is veel, zeer veel noodig. Met ? 20,000,?zouden wij in staat zijn het kom mervol bestaan van een groot aantal hulp waardige behoeftigen eenigszins te verzachten. Giften en ook jaarlijksche bijdragen worden gaarne in ontvangst genomen aan het kantoor: aamgraeht 4 en bij ieder der ondergeteekenden. J. F. L. Blankenberg, Vondelstr. 108, Voorz. A. van Eik, Keilersgracht 649, Penningm. R. Stork, Stadhouderskade 82. F. C. P. Boterhoven de Haan, Keizersgr. 637. W. F. C Momma, Kantoor: Heerengracht 255a. Mr. Lod. S. Boaa, Tesselschadestr. 8' \ ,. Mr. Th. J. B. Hiltermann, Keizersgr. 492\ ecr' Amsterdam, 1 Maart 1903. Uit let Voorbereidend Militair OnderricE Het was de tweede Kerstavond. Om te voorkomen dat mijn gezin twee Zondagen achter elkaar wat veel zou vinden, had ik er een familie-avondje van gemaakt; wel iswaar zijn banden .des bloeds lang niet altijd banden van sympathie, en men vereenigt vaak op die wijze nog al erg hete rogene bestanddeelen tot een gezelschap, maar ik wilde op mijn manier toch iets doen om den familieband niet geheel los te laten gaan. En wanneer ik op dien avond terugzie, heb ik er geen spijt van. De kwesties die je natuurlijk in iedere familie hebt, bleven rusten; buiten de vele particuliere gesprekken, ging het hoofd zakelijk over algemeene onderwerpen: de vrede op aarde en het welbehagen dat de menschen in elkaar blijken te hebben, vormden de inleiding. Bij het onderwerp Vegetarisme, dat ons ook een half uurtje bezighield, verklaarde de schoonzoon van mijn zwager, dat zijn jongen die nota bene 3M maand is, daar een beslist tegenstander van was, aangezien hij uitsluitend dierlijk voedsel gebruikte. wat hem de afkeuring van al de aanwezige dames bezorgde. Mijn zoon moest vertellen van zijn voetbalclub en zijn fietstochtjes. En mijn zwager verklaarde (fat hij ook zou gaan fietsen, zoodra je opzoo'n dinggaloppeeren kon! De techniek, zei hij, ia nog maar in zijn kindsheid. Zal de fiets in waarheid »het paard van den arme" zijn, dan... enz. Zoo waren wij onschuldig vroolijk, of flauw zoo ge wilt, toen mijn zoon, ook wat willende bijdragen tot het onderhoud, vergunning vroeg iets te mogen voorlezen. Ik was daar tegen; je moet je gasten laten praten, niet laten luisteren. Maar hij had het gezelschap op zijn hand, daarom stemde ik toe, mits het maar heel kort zou zijn. Dit beloofde hij en begon, met ernst en nadruk: »DE GEWONDE VAANDRIG''. «Frederik de Groote beval een zwaar ge?wonden vaandrig, die vreeselijk kermde: ?Vaandrig, sterf stil! De vaandrig zweeg »en stierf stil. Gehoorzaamheid tot in den dood". Uit was het. De indruk die deze voorlezing op ons maakte, was zeer gemengd. De meest gevoeligen onder ons keken onaangenaam getroffen. De meer verstandelijken gaven door hun gelaatsuitdrukking te kennen, dat ze er geen touw aan vast konden maken. Maar de jonge lui onder ons, die nog te weinig levens ernst hebben om den ernst van den dood te kunnen beseffen, begonnen te giebelen en vervolgens te brullen van het lachen. Dit werkte aanstekelijk en het heele gezelschap lachte en vond het blijk baar een zeer goede mop. Maar daar ik mijn tappenheimers ken, vroeg ik: »Willem, waar is dat uit?" »Dat is uit het voorbereidend militair onderricht, pa". »Nu, dat hebben wij, moeder, je ooms en tantes dan niet meer noodig; breng dat dan maar weer gauw weg". En ik bracht het gesprek weer op gang door een ander onderwerp aan de orde te stellen. Ik had daar mijn reden voor. Ik ben er namelijk tegen dat jongelui het onderwijs dat zij krijgen en de onderswijzers van wie ze dat genieten, critiseeren. Mijn zoon heeft daar nog al neiging toe en daarom houd ik hem steeds onder 'toog: «eerst leeren! Later kun je critiseeren, als je alles «onder de knie hebt; als je het geheel kunt «overzien en het onderling verband en den «samenhang begrijpt". Maar toen mijn gasten vertrokken, en mijn vrouw en kinderen naar bed waren, kon ik niet nalaten het door mijn zoon voorgelezen verhaal nog eens te overpeinzen. En ik dacht: Frederik de Groote zou mij uit dat ver haaltje nooit »de Groote" zijn. toegeschenen. Eer vond ik hem groot toen hij, uit het venster liggend, dien klap kreeg van een lakei, die hem voor een collega hield. Want de sterkste is hij die zich zelven overwint. Doch het verhaal moet dienen om de ge hoorzaamheid te verheerlijken, de gehoor zaamheid onder alle omstandigheden, zelfs die waarin de geest niet altijd meer heer schappij voert over het lichaam. Het verhaal moest dus als titel voeren: de gehoorzame vaandrig. Ik wil nu niet uitpluizen dat zwijgen uit zelf bedwang, zooals van een Héraugières in 't Turfschip van Breda, veel hopger staat dan zwijgen uit gehoorzaam heid. Ook het laatste kan zeer moeilijk vallen en bovenmenschelijke kracht vor deren. Het bevel moet dan echter een boven allen twijfel verheven noodvvendigheid zijn, daarin vindt het dan zijn zedelijke recht vaardiging. Het is aan den verteller ons dien indruk van noodwendigheid te geven. Dat heeft hij niet gedaan. Integendeel hij motiveert niets: hij laat den koning bevelen uus was stilte niet noodig. Wat laat hij daardoor den Ouden Frits een treurig figuur slaan! Wat moeten we denken van een vorst, die omdat hem het gekerm van een ongeluk kige een slachtoffer van zijn eerzucht of van zijn politiek omdat hem dat gekerm hindert, beveelt: sterf stil! Kon hij niet of den stervende laten wegdragen of zelf zich verwijderen ? En is nu dat bevel in overeenstemming niet Frederik's wensch om een ieder op zijn wijze zalig te laten worden ? Had hij dan niet beter een aal moezenier of veldpredikereen wenk kunnen geven om den ongelukkige in zijn laatste oogenblikKen bij te staan? En was hij niet voor ons inderdaad een groot man geweest, indien hij zich, door deernis bewogen, over den arme had neergebogen en hem had gevraagd wat zijn laatste wensch was? 't Had misschien den koning, of juister den Staat, een jaargeld voor een arme weduwe, of een oude moeder kunnen kosten, maar wat maakt dat uit op de kosten van zulk een oorlog? Men zal hier tegenin werpen dat er in een veldslag geen tijd is om allen geval lenen een troostwoord in hun laatste uur toe te spreken. Doch dit ontneemt niets aan het hartelooze van het vorstelijk bevel: sterf stil! Ook doet zich bij nadere be schouwing van het geval de vraag voor, hoe de koning zoo terstond op het eerste gezicht de verwonding als doodelijk her kende. Wellicht ware die vaandrig nog te redden geweest! Ons hart ijst bij de ge dachte hoevelen er op het slagveld sterven, die bij tijdige hulp nog te redden geweest waren. Wij hebben allen de verhalen ge lezen van de gewonden die onder de lijken van menschen en de cadavers van paarden uitgehaald werden en nog niet dood bleken te zijn, nog weder herstelden. Wie dan, vraag ik u, hij zij koning of veldheer of wat ook, heeft dan het recht een evenmensch toe te voegen: sterf stil! ADVERTENTIE N. Ik meen hiermede voldoende te hebben toegelicht waarom de gevoeligen onder ons onaangenaam getroffen werden door dat verhaal. De verstandelijken konden er geen touw aan vast maken, omdat zij het onge rijmd vonden; de mise-en-scène is onvol doende; het commando: sterf! is onlogisch, tenzij men iemand den dood geeft; de koning kon op zijn hoogst stilte gebieden. En zoo wordt het dan ook voor eiken ontwikkelde duidelijk, waarom de jongelui het uitschaterden. Het verhaal moest in zijn kortheid, in zijn eenvoud subliem zijn; zoo moet het bedoeld wezen, maar... het doel is voorbijgestreefd de vaandrig zweeg, maar stierf hij ook uit gehoorzaamheid? Du sublime an ridicule il n'y a qu'un pas het is inderdaad te sterl, te onlogisch en wordt dientengevolge belachelijk, lach wekkend, absurd. Wij zijn een nieuw tijdperk ingetreden. Er komen nu jongelui van beteren huize dan voorheen in de gelederen. Ook die moeten dat voorbereidend militair onder richt genieten. Het wordt dus zaak dat de samensteller dat boekje eens herziet en er uitlicht wat in strijd is met den goeden smaak, met het natuurlijk gevcel en met het gezond verstand. Het door mij aangehaalde is een kleinig heid van 4 regels met een opschrift. Ik ben niet voornemens het geheele boekje door te lezen om er nog meer bombast in te zoeken. Maar op de bladzijde ernaast, pag. 25, vond ik nog iets staan van een grootsch feest in 1865 waarbij de oudstrijders van 1813 en 1815 genoodigd waren. Er waren een 1800 tal opgekomen en gedurende twee dagen werden zes van Rijkswege onthaald. De dominésprak en de koning sprak en de laatste roemde in 't bijzonder zijn ouden oom Prins Frederik. Wanneer wij nu ieder in zijn waarde laten wanneer wij na behoorlijk geschiedenis onderwijs weten, wat die heele tien daagsche veldtocht beteekende wanneer wij niettemin de gevoelens waardeeren van hen die destijds uittrokken, niet wetend of en zoo ja, hoe ze terug zouden komen wat moet dan de jonge man, die het voorbereidend mili tair onderwijs geniet, wel denken, als men van huis tot huis komt bedelen, ik zeg: komt bedelen om een gift voor de oudstrij ders. Men noemt een dame, die al zér misdeeld is in uiterlijk schoon : een remedie tegen de liefde. Maar weet ge wat een oud strijder in Nederland is? Hij is ... een remedie tegen de vaderlandsliefde! Zou men in een boekje als het bedoelde, dan maar niet liever over die oudstrijders zwijgen: L. IIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Terugbetaalde wit- en weeglDonen, Er was eens een man, die net zoo tang den menschen voor jokte, dat de maan een pannekoek was, tot hij 't zelf ge loofde." Ik wil »dien meneer" Reijne even verze keren, dat het er mij niet om te doen geweest is, hem te bestrijden, daar ik niets wil afdingen op het feit, dat er wellicht meer marktgeld geheven wordt, dan billijk is. Het trof mij echter, dat er zoo klakkeloos neergeschreven stond, dat de stedelingen in ruil voor hun rijke inkomsten, niets, hoegenaamd Biets teruggaven aan die zoo jammerlijk geëxploiteerde en uit geknepen boeren, van wie in hoofdzaak dan toch al die zaken en magazijnen in den omtrek der markt moeten bestaan. De heer R. wist zelf beter, want »Die (m^jne) mededeelingen zijn niet nieuw," schrijft hij. Hy heeft dus willens en wetens een .... onwaarheid gede biteerd, evenals de man, die net zoo lang .... jokte, enz. Eerlijkheidshalve had hij in zijn betoog dienen te releveeren, dat het hem bekend was, dat er groote sommen waren besteed voor marktverbetering, wegenaanleg en subsidies Waar hij dit niet deed en eerder het tegendeel be weerde, vond ik het noodig een dergelijke w\jze van voorlichting van het publiek te maken. Niet uit tesprit de clocher" (ik ben geen Alkmaarder), niet ter wille van het goed recht der wik- en weegloonen, doch alleen van dat der waarheid. i En mocht al eens een Noord- Hollandsche boer, zich verlustigend in al het schoone, dat Alkmaar in het centrum van het kale polder land heeft aan te bieden, met trots zeggen: »Dat is van myjn geld," h\j kan er gerust bijvoegen: t Hier kan i'c ten minste zien, wavr mijn dubbeltjes blijven; hier heb ik waar voor mi/jn geld." Amsterdam, 3 Maart 1903. R. S. * * BIJSCHRIFT. Wat is 't toch verdrietig dat men als pu blicist telkens weer stuit op menscheti, die lezen, maar niet goed lezen. In m'n eerste artikel over >wik- en weeg loonen" is betoogd: 1. dat Alkmaar voor 6.172.061 Kg. kaas aan marktgeld en draagloon in 1898 beurde ? 49 376 80, een heffing van 80 cent per 100 Kg. 2. dat overeenkomstig een verklaring van wijlen mr. W. K. baron van Dedem het wegen en dragen dpr kaas (dus de directe kosten van het marktwezen) voldoende wordt betaald met een heffing van 12 cent per 100 Kg., dus voor Alkmaar met ? 7.406 47. ? 3. dat de indirecte kosten van de markt met inbegrip van renten en aflossing van gelden (dat zijn dus de subsidies en de kosten voor marktuitbreiding enz., die R. U. S. als heel wat nieuws in het debat brengt) door mij worden getaxeerd op ? 11.109.70 per jaar, gelijk te stellen met een marktgeld van 18 et nt per 100 Kg. kaas. 4. dat Alkmaar dus recht heeft op een totaalheffing van marktgeld ad 12 + 18 30 cent per 100 Kg., maar dat alles wat boven dat bedrag wordt gebeurd onrecht is. Dit was mijn betoog. En daartegen komt nu R. U. 8. op, niet met een principieele bestrij ding; doch zoo gezegd in naam der waarheid om me te verwijten dat ik de lezers der «Groene" bedrieg, door willens en wetens te verzwijgen dat Alkmaar voor marktuitbreiding enz. zich groote uitgaven heeft getroost. Dat is een hoogst ernstige beschuldiging en daarom werd »de zaak" hier nog eens uiteen gezet ten bewijze dat wel degelijk met die uitgaven van Alkmaar rekening gehouden is. Als R. V. S. 't nu nog niet begrijpt dat er in zijn begrip een bedenkelijke plooi is te vinden, dan geef ik 't op ; dat hoofd is me al te hard. Indien men nog een bedenking mocht opperen dan zou 't deze kunnen zijn dat het sub 3 genoemde bedrag niet op vaststaande gegevens doch maar op taxatie berust. Die opmerking zou volkomen juist zijn, doch men vergete niet dat de weg der taxatie is gekozen omdat offi cieel de juiste opgaven niet waren te verkrijgen en ook de boekhouding der betrokken ge meenten geen duidelijk overzicht gat. Hierbij sluit zich volkomen aan een bericht uit de Schager Courant van 8 Maart, luidend : »De Raad der gemeente Alkmaar heeft Woensdag een langdurige zitting gehouden met gesloten deuren, ter bespreking der quaestie omtrent de wik- en weegloonec. Het resultaat dier besprekingen is, zjoals nader werd vernomen, geweest, dat eene Raadscom missie is benoemd, aan welke de opdracht is verstrekt, om zoo spoedig mogelijk, in elk geval vóór l Mei a. s., bij den raad een schrif telijk rapport in te dienen, waarin alles, wat naar hare meening ter juiste beoordeeling dier quaestie noodzakelijk en gewenscht is, zal worden opgenomen en uiteengezet". Dat is de goede weg, dien men al lang had moeten volgen. Indien niet door de gemeente besturen systematisch alles in 't duister was gehouden, indien niet de besturen der landbouwvereenigingen en ook degenen, die uit belangstelling in de publieke zaak naar de kosten van het marktwezen informeerden, stelselmatig met een kluitje in 't riet waren gestuurd, dan zou er heel wat onaangenaam 'geschrijf' achterwege zijn gebleven. De Alkmaarsche commissie ga aan 't werk en doe haar werk goed, opdat elk misverstand uit den weg worde geruimd en er licht kome waar thans nog duisternis is. Dan zal 't niet meer noodig zijn door taxatie te moeten bepalen het bedrag der indirecte kosten van het marktwezen. Maar in afwachting van dat komend schriftelijk rapport stel ik er toch prijs op te verklaren dat vermoedelijk de taxatie eer nog te hoog dan wel te laag zal wezen. REYNE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl