Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 1342
?allee tn 't jrrwt. Verwarring, spanning in dezen
strijd, brengen vrees en angst bjj haussiers,
moed, brntalen evermoed zelfs bq de
contieminenrs als dezen ach door 'n schrale geld
markt versterkt voelen, fin dit was na bet geval.
De Atebison ontving gedurende de eerste zeven
maanden van het dienstjaar 13 millioen dol
lars meer dan in dezelfde periode van den
yorigen jaarkring Voor de Baltimore and Ohie
is dit cijfer 23 millioen dollars; voor deEri«
1.1 millioen, voor de Grand Trunk 190 duizend
pd. st. ?, voor de New-York Central 1.8 millioea
dollars, voor de Penns. 11.3 millioen, voor de
San Francisco ruim 2 millioen, voor de Southern
Pacific bijna 2# millioen, voor de Union Pacific
ruim \y> millioen, voor de Wabash ruim l
millioen, voor de Nashville 3 millieen; voor
de Kansas City Southern ruim 400 doixend
d Jlara, d. i. ruim 10 pCt. Heden was de markt
dan ook al vrij wat beter. De Erie-spoor geeft
10 millioen dollars 4 pCt. eonvertibele 50 jarige
Goudbonds uit. Deze stukken z\jn van l April
1905 tot l April 1915 in gewone aandeelen
der maatschappij inwisselbaar, naar den maatstaf
dat voor 1000 dollars van bedoelde obligatiën
2000 dollars in commons verkrijgbaar zyn.
Houders van aandeelen hebben voorrecht
tot inschrijving tegen den koers van 87 X
pCt. Vóór den 20en dezer behooren houders
van certificaten van aan deelen zich by
het betrokken administratiekantoor aan
te melden om van hun voorrecht gebruik
te maken. De Rock Island zou om controle
op de San Frncisco uitoefenen, de meer
derheid aandeelen van deze spoorweg
maatschappij gekocht hebben. De betaling zon
gedaan worden in 20 pCt cash, 45 pCt. in
obligatiën Rock Iel and en 65 pCt. in commons
Rock Island. Als de obligatiën Rock Island
op hun ongeveer 80 pCt. en de commons Rock
Island op 4354 pCt. berekend worden, dan zou
voor de commons Francisco een noteering van
H4 pCt. worden aangewezen. De Penney l vania
zal haar kapitaal met 150 millioen dollars
vergrooten. Honderd millioen zullen in
aandeelen en 50 millioen waarschijnlijk in
converteerbare obligatiën worden uitgegeven.
Volgens den vice-president was de te trans
porteeren hoeveelheid goederen zóó groot dat
de maatschappij voor de eerste maal in hare
geschiedenis niet aan het verlangde vervoer
kan voldoen. De plaats gehad hebbende uit
breiding van het rollend materieel is gebleken
nog veel te weinig te zijn.
Wat ik gehoord heb omtrent het
Mexicosyndicaat ? De aanleg van weg en werken
gaat ongestoord regelmatig voort. De houders
van bewijzen hebben dus alle reden nog te
blijven gelooven in de gelukkige verwachting,
die door de Groene v oeger op goede gronden
is gededuceerd. B\j deze solide onderneming
zijn de eerste spoorwegmannen van Ne w-York
zoowel als enkele Londensche geldmagnaten
voor groote sommen betrokken, als zooveel
bewijzem voor hun goed geloof in deze door
hen te beoordeelen groote onderneming.
In de groep der Bank- en credietinstellingen
vraagt de Buitenland iche Bank de aandacht door
koersdaling van 134 tot 124. Hierbij moet even
wel in acht genomen worden, dat deze sterk
vooruitgaande financieele instelling, wederom
9 pCt. dividend heeft geannonceerd. Deze uit
komst is zeer gunstig, omdat ook deze ven
nootschap den invloed van mindere bedrijvig
heid in het effectenvak gedurende 1902, heeft
ondervonden.
Voor de hypotheekbanken zya de resultaten
van het afgeloopen jaar niet ongunstig te
noemen. ,,
De aaadeelhonders van vele dier banken
kunnen zich verhengen in een flink dividerd
en hun dividendenschaar gereed leggen. Zoo zou
in de binnenkort te houden algemeene ver
gadering van aandeelhouders van de
Rotterdamsche Hypotheekbank voor Nederland warden
voorgesteld het dividend over 1902 te bepalen
op 21 ]4 pCt. Over het daaraan voorafgaande
jaar werd 21 pCt. uitgekeerd. Voor de Alge
meene Hypotheekbank te Amsterdam zou het
dividend over het afgeloopen boekjaar evenals
over 1901, 10 pCt. bedragen. De commissa
rissen van de Provinciale Hypotheekbank te
's-Gravenhage zullen ter algemeene vergade
ring een voorstel indienen om, na geheele
afschrijving van de oprichtingskosten, meubilair j
en koersverscb.il, het dividend te bepalen op j
4pCt. Ook de Westlandscbe Hypotheekb.maakte
in het afgeloopen jaar, volgens het ontvangen
verslag goede zaken. Bedroeg het dividend
voor de aandeelen over 1901, 16 pCt. en kon
«it de winsten van dat jaar ? 10,22 per
oprichtersbewijs worden uitbetaald, op de alge
meene vergadering van aandeelhouders den 2
Maart jl. gehouden, werd besloten het dividend
voor het afgeloopen boekjaar vast te stellen
op 18 pCt. en ? 16.22 per oprichtersbewijs
uit te keeren.
De petroleumgroep geeft ditmaal geen aan
leiding tot bijzondere besprekingen. Naar ik
verneem zal in het begin van April de ver
ruiling van aandeelen Int. Rumeensche tegen
die van de Aurora, die samen een gelukkig
geheel zouden vormen, plaats hebben. Wellicht
ontvang ik nader berichten.
Ten slotce vraag de lezer: Hoe zijn de
intfoducée's de vorige week voorgesteld, ont
vangen ? Der gemeente 's Grav nhage werd het
verlangde bedrag in de ruimte ter beschikking
g-Mteld tegen 981A pCt.
Aan de inschrijvers op de pandbrieven
Pretoria Hypotheek-Maatschappij zal slechts
40 pCt. kunnen worden toegewezen en aan
de inschrijvers op 5 pCt. obligatiën van de
Centrale Werkgevers Risicobank zal, wegen s de
zeer groote inschrijvingen, slechts weinig kunnen
worden gegund Zie mijn opmerking in de
vorige kroniek De liefhebbers voor 4 pCt.
pandbrieven Holland Bank mogen het verlangde
bedrag verwachten.
Dat geldt ook voor de geldschieters van de
Noord Fri ifche Locaal Spoorwegmaatschappij;
zÜzouden zelfs nog meer dan het verlangde
bedrag kunnen krijgen daar de leening van 6
ton van 4 pCt obligatiën, niet geheel
volteekend is. De lezer zal zich mijn vraag van de
vorige week: gaat de aanleg niet wat langzaam ?
herinneren ?
Met de uitgifte yan de 2e Maatschappij tot
Exploitatie van oliebronnen in Hannover geloof
ik dat 't niet best gegaan is, om het zacht
uit te drukken. Den lezer van de vorige kroniek
zal dit waarschijnlijk niet verwonderen.
Houders van Mod jok er-stoomtram obligatiën
zij nog eens ernstig toegeroepen : Levert uwe
stukken spoedig in bij de vereeniging waarvan
mr. H. P. Berlage voorzitter is. Dit vordert
uw belang.
Leestafel: Bij den uitgever J. H. de Bussy,
alhier is verschenen de 14e jaargang van den
Gids bij de Prijscourant van de vereeniging
voor den effectenhandel, bijgewerkt tot 2 Januari
j.l. Voorzien van een met zorg bewerkt
alphabetisch register, bevat dit boekske de namen
van 1185 fondsen, gerangschikt naar de volgorde
v*n de officiëele prijscourant, met vele
mede?éeeUngen aangaande elk dier fondsen omtrent
kapitaal, couponbetaling, dividendnitkeeringen,
leeningen en aflossingen.
Onder Portugal is de geheele conversie
opgenomen.
lumiMiiMiuiiiiHimiiiiiiiiiiHiiiiiiiiimiitiiiiiiiiiitiiiii
NIEUWE UITGAVEN.
Mededeelingen van de Nederlandsche Ver
eeniging voor Gemeentebelangen 1903?1ste
«tuk. Onderzoek aangaande de pensionneering
van gemeenteambtenaren, hunne weduwen en
weezen. Rapport met ontwerp-regelingen van
het bestuur en Rapport van den wiskundigen
adviseur. Middelberg, J. C. & W. Altorffer.
De Militaire Gids, orgaan voor weermacht
en natie. 3e afl, 22 jaarg. Haarlem. De Erven
F. Bohn.
Mgr. dr. H, J. A. M Sehaepman, herdacht
in de Hoofdstad. Amsterdam, J 3. de Haas.
Geoorloofde Contractbreuk ? Een woord naar
aanleiding der spoorwegstakingen, door J. VAN
WOENSEL KOOY. Haarlem, H. D. Tjeenk
Willink & Zoon.
Inhoud van Tijdschriften.
Jeugd 89 Afl.: De portier van de Lange
poort. De lotgevallen van het
Erasmusstandbeeld te Rotterdam. Een tochtje met de
hondekar. Een eappeur van tien jaar.
Vreemd en eigen. Nederlandsche
Alpenvereeniging. Fotografie. Iets over den
invloed van muziek Eau de Cologne.
Springende planten. Het ijspaleis te St. Paul.
Waarheid en fantasie. Slöjdwerk (met
bijlage.) Bij de plaat, (met brjlage).
Kunstjas en sp-len.?Raadsels. Ruilhandel.
De Nieuwe Tijd No. 3: De wetenschappe
lijke arbeid van Karel Maix t r gelegenheid
van zijn twintigsten sterfdag (14 Maart 1883),
geschetst door K. Kantzky. Te wapen, door
F van der Goss. De jaarvergaderingen van
het Nationaal Arbeiderssecretariaat, door H.
Spiekman. Een belangrijk oogenblik, door
dr. A. Pannekoek. Geschiedenis der ver
plichte verzekering tegen werkeloosheid te St.
Gallen, (Slot), door mr. G. W. Sannes. De
modernen en de klassenstrijd, door G. W.
Melchers. Over waarde, (Vervolg), door R.
Knijper. Volksleger of ontwapening, door
H. Roland Holst. Ouderwetsche lectuur,
door J. Saks. De reactie begonnen, door F.
van der Goes
Tijdschrift voor Armenzorg en Kinderbe
scherming: Mr. C. A van Renterghem, Kinder
huizen. H. J. de Dompierre de Chaufepié,
De maatschappij van Weldadigheid in 1902.
Mej. Muller, Rapport over de kleine-kinder
bewaarplaatsen, bewaarscholen en voorberei
dende klassen van delagere scholen te Amster
dam. L. J. van Wijk, Een broze steen en
een misverstand. Binnenland. Buitenland.
De Levende Natuur. Afl 19: Photografiën
van in 't wild levende Nederlandsche vogels,
(4 ill.), door Jac. P. Thrjsse.
Pothoofddieren, door B. Boan, De nieuwe Inlandsche
Orchidaceëer. (l ill), door dr. A. J. M.
Garjeanne. Vlinders onder water, (3 illJ, door
E. Heimans De hoornen in den winter, (4
ill.), door Jac. P. Thrjsse. De Das, Melus
Tsxns, door J. J. v. Heeckeren. Neder
landsche Ornithologische Vereeniging, (4 ill.)
Tot dusver bekende groeiplaatsen der tot de
bijgenoemde familiën behoor e nde planten,
door H. Heukels. Vragen en korte
mededeelingen.
«itttttiiiitiinttttttmiiHiiiiiiiiiiiiiiiiitiitiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiu
Stadgenooten.
Het Bestuur van het Genootschap: «Lief
dadigheid naar Vermogen" komt een vriendelijk
doch ernstig en dringend beroep doen op uwe
medewerking. Gy begrijpt reeds wat dit
beteekent: er is geld noodig! Voor een groot
aantal in behandeling zijnde behoeftigen komen
wij veel te kort l Wij durven dit beroep op
uwe offervaardigheid d .en, omdat w\j zoo
dikwijls hebben ondervonden, dat wij uw ver
trouwen bezitten, zoo ten aanzien van het
besteden van het ons toevertrouwde geld, als
ten aanzien van de keus der te helpen gezinnen.
Wij durven dit beroep doen, omdat in de laatste
dagen gelukkig gebleken is, dat de door som
migen geuite vrees, als zouden de jongste
gebeurtenissen een ongunstigen invloed hebben
op onze geldmiddelen, ongegrond is.
Tegenover degenen, wier aantal intusschen
niet groot is, die om die reden hunne contri
butie hebben ingetrokken, staan vele anderen,
die juist nu, on* eene bijdrage toezonden,
zoodat het verlies ruim gedekt is. Onder
die gevers was er een, die bij de laatste werksta
kingen nauw betrokken was, en die ons schreef:
»Ik hoor, dat de giften aan L N. V. bepaald
?verminderd zijn, na de houding die door de
?werklieden en anderen wordt aangenomen.
?Hierbij ? ? ? gulden als bewijs, dat ik my met
?die soort wraak niet kan vereenigen, en van
?oordeel ben, dat de armen die er buiten staan,
»er toch niet onder mogen lijden".
Dit is eenvoudige taal, die tot het hart
spreekt: de armen mogen er nut onder lifiden.
En het zijn 600 gezinnen, weduwen, ouden van
dagen, hulpbehoevenden en kinderen, die zou
den moeten lijden, als gy onze bede niet ver
hoort, die met smart wachten op de toch reeds
niet al te ruime hulp, gelijk zij die in het
afgeloopen jaar kregen, en wij kunnen die niet
geven, want de middelen ontbreken.
Wij vragen slechts voor gezinnen, die reeds
in behandeling waren en als hulpwaardig bij
ons bekend zijn, en voor welken w\j geen geld
meer hebben, doordier: in het afgeloopen jaar
de giften en legaten, waaruit deze ongelukki
ger geholpen moeten worden, zeer schaarsch
waren. Daarom durven wij u met vrijmoe
digheid vragen ons vele giften te zenden,
groot of klein ieder naar zyn vermogen,
want er is veel, zeer veel noodig. Met
? 20,000,?zouden wij in staat zijn het kom
mervol bestaan van een groot aantal hulp
waardige behoeftigen eenigszins te verzachten.
Giften en ook jaarlijksche bijdragen worden
gaarne in ontvangst genomen aan het kantoor:
aamgraeht 4 en bij ieder der ondergeteekenden.
J. F. L. Blankenberg, Vondelstr. 108, Voorz.
A. van Eik, Keilersgracht 649, Penningm.
R. Stork, Stadhouderskade 82.
F. C. P. Boterhoven de Haan, Keizersgr. 637.
W. F. C Momma, Kantoor: Heerengracht 255a.
Mr. Lod. S. Boaa, Tesselschadestr. 8' \ ,.
Mr. Th. J. B. Hiltermann, Keizersgr. 492\ ecr'
Amsterdam, 1 Maart 1903.
Uit let Voorbereidend Militair OnderricE
Het was de tweede Kerstavond. Om te
voorkomen dat mijn gezin twee Zondagen
achter elkaar wat veel zou vinden, had ik
er een familie-avondje van gemaakt; wel
iswaar zijn banden .des bloeds lang niet
altijd banden van sympathie, en men
vereenigt vaak op die wijze nog al erg hete
rogene bestanddeelen tot een gezelschap,
maar ik wilde op mijn manier toch iets
doen om den familieband niet geheel los
te laten gaan. En wanneer ik op dien
avond terugzie, heb ik er geen spijt van.
De kwesties die je natuurlijk in iedere
familie hebt, bleven rusten; buiten de vele
particuliere gesprekken, ging het hoofd
zakelijk over algemeene onderwerpen: de
vrede op aarde en het welbehagen dat de
menschen in elkaar blijken te hebben,
vormden de inleiding.
Bij het onderwerp Vegetarisme, dat ons
ook een half uurtje bezighield, verklaarde
de schoonzoon van mijn zwager, dat zijn
jongen die nota bene 3M maand is, daar
een beslist tegenstander van was, aangezien
hij uitsluitend dierlijk voedsel gebruikte.
wat hem de afkeuring van al de aanwezige
dames bezorgde. Mijn zoon moest vertellen
van zijn voetbalclub en zijn fietstochtjes.
En mijn zwager verklaarde (fat hij ook zou
gaan fietsen, zoodra je opzoo'n
dinggaloppeeren kon! De techniek, zei hij, ia nog
maar in zijn kindsheid. Zal de fiets in
waarheid »het paard van den arme" zijn,
dan... enz. Zoo waren wij onschuldig
vroolijk, of flauw zoo ge wilt, toen mijn
zoon, ook wat willende bijdragen tot het
onderhoud, vergunning vroeg iets te mogen
voorlezen. Ik was daar tegen; je moet je
gasten laten praten, niet laten luisteren.
Maar hij had het gezelschap op zijn hand,
daarom stemde ik toe, mits het maar heel
kort zou zijn. Dit beloofde hij en begon,
met ernst en nadruk:
»DE GEWONDE VAANDRIG''.
«Frederik de Groote beval een zwaar
ge?wonden vaandrig, die vreeselijk kermde:
?Vaandrig, sterf stil! De vaandrig zweeg
»en stierf stil. Gehoorzaamheid tot in den
dood".
Uit was het.
De indruk die deze voorlezing op ons
maakte, was zeer gemengd. De meest
gevoeligen onder ons keken onaangenaam
getroffen. De meer verstandelijken gaven
door hun gelaatsuitdrukking te kennen,
dat ze er geen touw aan vast konden maken.
Maar de jonge lui onder ons, die nog te
weinig levens ernst hebben om den ernst
van den dood te kunnen beseffen, begonnen
te giebelen en vervolgens te brullen van
het lachen. Dit werkte aanstekelijk en het
heele gezelschap lachte en vond het blijk
baar een zeer goede mop. Maar daar ik
mijn tappenheimers ken, vroeg ik:
»Willem, waar is dat uit?"
»Dat is uit het voorbereidend militair
onderricht, pa".
»Nu, dat hebben wij, moeder, je ooms
en tantes dan niet meer noodig; breng dat
dan maar weer gauw weg".
En ik bracht het gesprek weer op gang
door een ander onderwerp aan de orde te
stellen. Ik had daar mijn reden voor. Ik
ben er namelijk tegen dat jongelui het
onderwijs dat zij krijgen en de onderswijzers
van wie ze dat genieten, critiseeren. Mijn
zoon heeft daar nog al neiging toe en daarom
houd ik hem steeds onder 'toog: «eerst
leeren! Later kun je critiseeren, als je alles
«onder de knie hebt; als je het geheel kunt
«overzien en het onderling verband en den
«samenhang begrijpt".
Maar toen mijn gasten vertrokken, en
mijn vrouw en kinderen naar bed waren,
kon ik niet nalaten het door mijn zoon
voorgelezen verhaal nog eens te overpeinzen.
En ik dacht:
Frederik de Groote zou mij uit dat ver
haaltje nooit »de Groote" zijn. toegeschenen.
Eer vond ik hem groot toen hij, uit het
venster liggend, dien klap kreeg van een
lakei, die hem voor een collega hield. Want
de sterkste is hij die zich zelven overwint.
Doch het verhaal moet dienen om de ge
hoorzaamheid te verheerlijken, de gehoor
zaamheid onder alle omstandigheden, zelfs
die waarin de geest niet altijd meer heer
schappij voert over het lichaam. Het verhaal
moest dus als titel voeren: de gehoorzame
vaandrig. Ik wil nu niet uitpluizen dat
zwijgen uit zelf bedwang, zooals van een
Héraugières in 't Turfschip van Breda, veel
hopger staat dan zwijgen uit gehoorzaam
heid. Ook het laatste kan zeer moeilijk
vallen en bovenmenschelijke kracht vor
deren. Het bevel moet dan echter een boven
allen twijfel verheven noodvvendigheid zijn,
daarin vindt het dan zijn zedelijke recht
vaardiging. Het is aan den verteller ons
dien indruk van noodwendigheid te geven.
Dat heeft hij niet gedaan. Integendeel hij
motiveert niets: hij laat den koning bevelen
uus was stilte niet noodig. Wat laat hij
daardoor den Ouden Frits een treurig figuur
slaan! Wat moeten we denken van een vorst,
die omdat hem het gekerm van een ongeluk
kige een slachtoffer van zijn eerzucht of
van zijn politiek omdat hem dat gekerm
hindert, beveelt: sterf stil! Kon hij niet
of den stervende laten wegdragen of zelf
zich verwijderen ? En is nu dat bevel in
overeenstemming niet Frederik's wensch
om een ieder op zijn wijze zalig te laten
worden ? Had hij dan niet beter een aal
moezenier of veldpredikereen wenk kunnen
geven om den ongelukkige in zijn laatste
oogenblikKen bij te staan? En was hij niet
voor ons inderdaad een groot man geweest,
indien hij zich, door deernis bewogen, over
den arme had neergebogen en hem had
gevraagd wat zijn laatste wensch was?
't Had misschien den koning, of juister
den Staat, een jaargeld voor een arme
weduwe, of een oude moeder kunnen kosten,
maar wat maakt dat uit op de kosten van
zulk een oorlog?
Men zal hier tegenin werpen dat er in
een veldslag geen tijd is om allen geval
lenen een troostwoord in hun laatste uur
toe te spreken. Doch dit ontneemt niets
aan het hartelooze van het vorstelijk bevel:
sterf stil! Ook doet zich bij nadere be
schouwing van het geval de vraag voor,
hoe de koning zoo terstond op het eerste
gezicht de verwonding als doodelijk her
kende. Wellicht ware die vaandrig nog te
redden geweest! Ons hart ijst bij de ge
dachte hoevelen er op het slagveld sterven,
die bij tijdige hulp nog te redden geweest
waren. Wij hebben allen de verhalen ge
lezen van de gewonden die onder de lijken
van menschen en de cadavers van paarden
uitgehaald werden en nog niet dood bleken
te zijn, nog weder herstelden. Wie dan,
vraag ik u, hij zij koning of veldheer of
wat ook, heeft dan het recht een
evenmensch toe te voegen: sterf stil!
ADVERTENTIE N.
Ik meen hiermede voldoende te hebben
toegelicht waarom de gevoeligen onder ons
onaangenaam getroffen werden door dat
verhaal. De verstandelijken konden er geen
touw aan vast maken, omdat zij het onge
rijmd vonden; de mise-en-scène is onvol
doende; het commando: sterf! is onlogisch,
tenzij men iemand den dood geeft; de
koning kon op zijn hoogst stilte gebieden.
En zoo wordt het dan ook voor eiken
ontwikkelde duidelijk, waarom de jongelui
het uitschaterden. Het verhaal moest in
zijn kortheid, in zijn eenvoud subliem zijn;
zoo moet het bedoeld wezen, maar... het
doel is voorbijgestreefd de vaandrig zweeg,
maar stierf hij ook uit gehoorzaamheid?
Du sublime an ridicule il n'y a qu'un
pas het is inderdaad te sterl, te onlogisch
en wordt dientengevolge belachelijk, lach
wekkend, absurd.
Wij zijn een nieuw tijdperk ingetreden.
Er komen nu jongelui van beteren huize
dan voorheen in de gelederen. Ook die
moeten dat voorbereidend militair onder
richt genieten. Het wordt dus zaak dat de
samensteller dat boekje eens herziet en er
uitlicht wat in strijd is met den goeden
smaak, met het natuurlijk gevcel en met
het gezond verstand.
Het door mij aangehaalde is een kleinig
heid van 4 regels met een opschrift. Ik ben
niet voornemens het geheele boekje door
te lezen om er nog meer bombast in te
zoeken. Maar op de bladzijde ernaast,
pag. 25, vond ik nog iets staan van een
grootsch feest in 1865 waarbij de oudstrijders
van 1813 en 1815 genoodigd waren. Er waren
een 1800 tal opgekomen en gedurende twee
dagen werden zes van Rijkswege onthaald.
De dominésprak en de koning sprak
en de laatste roemde in 't bijzonder zijn
ouden oom Prins Frederik. Wanneer wij
nu ieder in zijn waarde laten wanneer
wij na behoorlijk geschiedenis onderwijs
weten, wat die heele tien daagsche veldtocht
beteekende wanneer wij niettemin de
gevoelens waardeeren van hen die destijds
uittrokken, niet wetend of en zoo ja, hoe
ze terug zouden komen wat moet dan
de jonge man, die het voorbereidend mili
tair onderwijs geniet, wel denken, als men
van huis tot huis komt bedelen, ik zeg:
komt bedelen om een gift voor de oudstrij
ders. Men noemt een dame, die al zér
misdeeld is in uiterlijk schoon : een remedie
tegen de liefde. Maar weet ge wat een oud
strijder in Nederland is? Hij is ... een
remedie tegen de vaderlandsliefde! Zou
men in een boekje als het bedoelde, dan
maar niet liever over die oudstrijders
zwijgen:
L.
IIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Terugbetaalde wit- en weeglDonen,
Er was eens een man, die net zoo tang
den menschen voor jokte, dat de maan
een pannekoek was, tot hij 't zelf ge
loofde."
Ik wil »dien meneer" Reijne even verze
keren, dat het er mij niet om te doen geweest
is, hem te bestrijden, daar ik niets wil afdingen
op het feit, dat er wellicht meer marktgeld
geheven wordt, dan billijk is. Het trof mij
echter, dat er zoo klakkeloos neergeschreven
stond, dat de stedelingen in ruil voor hun rijke
inkomsten, niets, hoegenaamd Biets teruggaven
aan die zoo jammerlijk geëxploiteerde en uit
geknepen boeren, van wie in hoofdzaak dan
toch al die zaken en magazijnen in den omtrek
der markt moeten bestaan. De heer R. wist
zelf beter, want »Die (m^jne) mededeelingen
zijn niet nieuw," schrijft hij. Hy heeft dus
willens en wetens een .... onwaarheid gede
biteerd, evenals de man, die net zoo lang ....
jokte, enz.
Eerlijkheidshalve had hij in zijn betoog dienen
te releveeren, dat het hem bekend was, dat
er groote sommen waren besteed voor
marktverbetering, wegenaanleg en subsidies Waar
hij dit niet deed en eerder het tegendeel be
weerde, vond ik het noodig een dergelijke
w\jze van voorlichting van het publiek te maken.
Niet uit tesprit de clocher" (ik ben geen
Alkmaarder), niet ter wille van het goed recht
der wik- en weegloonen, doch alleen van dat
der waarheid.
i
En mocht al eens een Noord- Hollandsche
boer, zich verlustigend in al het schoone, dat
Alkmaar in het centrum van het kale polder
land heeft aan te bieden, met trots zeggen:
»Dat is van myjn geld," h\j kan er gerust
bijvoegen: t Hier kan i'c ten minste zien, wavr
mijn dubbeltjes blijven; hier heb ik waar voor
mi/jn geld."
Amsterdam, 3 Maart 1903. R. S.
* *
BIJSCHRIFT.
Wat is 't toch verdrietig dat men als pu
blicist telkens weer stuit op menscheti, die
lezen, maar niet goed lezen.
In m'n eerste artikel over >wik- en weeg
loonen" is betoogd:
1. dat Alkmaar voor 6.172.061 Kg. kaas aan
marktgeld en draagloon in 1898 beurde
? 49 376 80, een heffing van 80 cent per 100 Kg.
2. dat overeenkomstig een verklaring van
wijlen mr. W. K. baron van Dedem het wegen
en dragen dpr kaas (dus de directe kosten
van het marktwezen) voldoende wordt betaald
met een heffing van 12 cent per 100 Kg., dus
voor Alkmaar met ? 7.406 47.
? 3. dat de indirecte kosten van de markt
met inbegrip van renten en aflossing van
gelden (dat zijn dus de subsidies en de kosten
voor marktuitbreiding enz., die R. U. S. als
heel wat nieuws in het debat brengt) door mij
worden getaxeerd op ? 11.109.70 per jaar,
gelijk te stellen met een marktgeld van 18 et nt
per 100 Kg. kaas.
4. dat Alkmaar dus recht heeft op een
totaalheffing van marktgeld ad 12 + 18 30
cent per 100 Kg., maar dat alles wat boven
dat bedrag wordt gebeurd onrecht is.
Dit was mijn betoog. En daartegen komt nu
R. U. 8. op, niet met een principieele bestrij
ding; doch zoo gezegd in naam der waarheid
om me te verwijten dat ik de lezers der
«Groene" bedrieg, door willens en wetens te
verzwijgen dat Alkmaar voor marktuitbreiding
enz. zich groote uitgaven heeft getroost.
Dat is een hoogst ernstige beschuldiging en
daarom werd »de zaak" hier nog eens uiteen
gezet ten bewijze dat wel degelijk met die
uitgaven van Alkmaar rekening gehouden is.
Als R. V. S. 't nu nog niet begrijpt dat er
in zijn begrip een bedenkelijke plooi is te
vinden, dan geef ik 't op ; dat hoofd is me
al te hard.
Indien men nog een bedenking mocht opperen
dan zou 't deze kunnen zijn dat het sub 3
genoemde bedrag niet op vaststaande gegevens
doch maar op taxatie berust. Die opmerking
zou volkomen juist zijn, doch men vergete niet
dat de weg der taxatie is gekozen omdat offi
cieel de juiste opgaven niet waren te verkrijgen
en ook de boekhouding der betrokken ge
meenten geen duidelijk overzicht gat.
Hierbij sluit zich volkomen aan een bericht
uit de Schager Courant van 8 Maart, luidend :
»De Raad der gemeente Alkmaar heeft
Woensdag een langdurige zitting gehouden
met gesloten deuren, ter bespreking der
quaestie omtrent de wik- en weegloonec. Het
resultaat dier besprekingen is, zjoals nader
werd vernomen, geweest, dat eene Raadscom
missie is benoemd, aan welke de opdracht is
verstrekt, om zoo spoedig mogelijk, in elk
geval vóór l Mei a. s., bij den raad een schrif
telijk rapport in te dienen, waarin alles, wat
naar hare meening ter juiste beoordeeling dier
quaestie noodzakelijk en gewenscht is, zal
worden opgenomen en uiteengezet".
Dat is de goede weg, dien men al lang had
moeten volgen. Indien niet door de gemeente
besturen systematisch alles in 't duister was
gehouden, indien niet de besturen der
landbouwvereenigingen en ook degenen, die uit
belangstelling in de publieke zaak naar de
kosten van het marktwezen informeerden,
stelselmatig met een kluitje in 't riet waren
gestuurd, dan zou er heel wat onaangenaam
'geschrijf' achterwege zijn gebleven.
De Alkmaarsche commissie ga aan 't werk
en doe haar werk goed, opdat elk misverstand
uit den weg worde geruimd en er licht kome
waar thans nog duisternis is. Dan zal 't niet
meer noodig zijn door taxatie te moeten
bepalen het bedrag der indirecte kosten van
het marktwezen. Maar in afwachting van dat
komend schriftelijk rapport stel ik er toch
prijs op te verklaren dat vermoedelijk de
taxatie eer nog te hoog dan wel te laag zal
wezen.
REYNE.