De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 15 maart pagina 4

15 maart 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NÏDERLAW». No. 1342 zich allengs in de natuur van Bauer is gaan openbaren. In enkele kleinere werkjes, zooals een Etude van Liszt, een Novelette van Schumann en de g-moll Ballade van Chopin kwamen den kunstenaar zijn virtuose wijze van spelen zeer te stade. Een echt en waar artist is echter de violoncellist IJablo (Jasals. Een virtuoos kiest niet Brahms' e moll sonate op. 38, Bach's D dur suite, voor cello-solo, en Baccherini's A-dur sonate, Dit toch zijn geen werken om in den gewonen zin des woords er mede te kunnen schitteren. Brahms' werk is misschien meer »spröde" dan eenig ander kamermuziekwerk van dien grooten meester. Het intieme karakter, en de heerlijke poësievolle gedachten, welke in de eerate beide deelen liggen opgesloten, zijn eerder bestemd voor een kleinen kring van bewonderaars en vereerders van den Hamburger meester dan voor het groote gemêleerde publiek, dat men meestal op solistenconcerten aantreft. En de groote fuga van den laatsten Satz, thans voor mijn gevoel wel wat al te presto gespeeld, valt eerst recht buiten het kader van virtuose kunst. Ik moet echter volmondig erkennen dat Casals het werk met een beerlijken poëaievollen toon heeft gespeeld en dat zijne crescendi vooral een buitenge wone beteekenis kregen. Het samenspel liet bij deze twee kunstenaars niets te wenschen over. Het grootste genot heeft mij Casals echter verschaft met Bach's Suite. Dat was een gedicht, zoo schoon, zoo innig en zoo puur, zoo smaakvol en zoo delicaat dat men niet wist wat meer te bewonderen, het heerlijke werk of het onvergelijkelijk spel van den kunstenaar. Boccherini's Sonate was niet minder mooi van stijl en van opvatting. Hoe treden tocht bij zulke werken de voortbrengselen der virtuositeit op den achtergrond! Maar toch virtuositeit is noodig om die werken zóó te spelen. Eere den kunstenaars die hun techniek in dienst stellen van de verheven werken uit onze muzieklitteratuur! ANT. AVEEKAMP. Museum van Kunstnijverheid te Haarlem Gedurende de maanden Mei en Juni 1903 zal eane internationale tentoonstelling van oude en nieuwe kunstwerken in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem gehouden worden. Belangstellenden wordsn verzocht hunne inzendingen vóór 15 April 1903 franco te doen toekomen aan den heer Eduard A. von Saher, directeur van het Museum van Kunstnijverheid, aan wien de correspondentie omtrent deze tentoonstelling moet worden gericht, en die gaarne bereid ia verdere gewenscute inlichtingen daaromtrent te verstrekken. MAEIE MAEX-KONING, Gabriëlle. Boek II. C. A. J. van Dishoeck, Bussum. 1902. Na de lezing heb ik Gabriëlle 11 weken lang laten liggen. Voornamelik om gaheel vry er tegenover te komen staan, me los te maken ook van wat anderen er over gezegd en geschreven hebben. De een vertelde, dat de redaksie van dat-en-dat tijdschrift, uit beleefdheid tegenover de reputasie van mevrouw Koning, Gabnélle II maar genegeerd had, liever dau het af te breken zó slecht vond men 't daar. De ander zei, dat het dwaasheid was met vittige kritiek-oogjas haar werk te gaan begluren, omdat de superieure vrouwen figuur, doordat werk héenstralend, zich nu eenmaal een stand punt had veroverd, zo vast en hoog, dat het zoeken naar kleine oneffenheden en scheurtjes in het voetstuk 'n nietige nutteloosheid zou zyn. Elk licht heeft 'n dof gedeelte, elke zon 'n vlek deert dat hun schijnsel ? En me zelf verging het gedurende en dadelik na de lezing ook zo tegenstrijdig; het licht van Gabriëlle II flakkerde voor my'n ogen. Lag 't aan het licht lag 't aan my'n ogen ? Ik heb enige weken bezinkty'd genomen. En ik geloof nu wel, 't over Gabriëlle met me zelf tot klaarheid gebracht te hebben. Ik heb 't voorrecht, mevrouw Koning niet persoonlik te kennen. In 't algemeen zoek ik tegenover publisisten cat voorrecht te hand haven, 't Maakt een beoordeling van hun werk onafhankeliker, zuiverder. Ten slotte heeft immers de bespreker alleen met de persoon te doen, zó als die uit het voor hem liggende stuk werk te konklnderen valt; de kennis van óók de dagelikse leef-en- beweeg meneer-of-mevronw leidt byna altijd af, verwart, veronzuivert, vertegenstrrjdigt. De, in het te beschouwen werk gemetamorfoseerde, persoon van de maker is de enige persoons-vorm met welke de be schouwer op dat ogenblik te maken heeft 1). Door nu, mér dan ik dat in 't algemeen wenselik vindt voor een resensent en ook omdat ik geloof dat mevrouw Koning 't zo wil scherp te luisteren naar de stem, de eigen-voelen-an-denken-uitsprekende stem van de schrijfster, door me met alle aandacht inte-geloven in wat de maakster van Gabriëlle I en II (die hoogst waarschynlik tevens de héle mevrouw Koning is, al hoeft dit in 't algemeen 't geval niet te /ijn) met die beide boeken aan ik-metamorfose heeft willen geven zodoende meen ik ten slotte vrijwel met Boek II in 't reine gekomen te zijn. En als gevolg daarvan lijkt het me, dat de auteur in de eerste plaats gewild heeft nog vóór ze ook aan haar plicht dacht om kunst te maken de simpele ontwikkelingsgang te geven van een vrouwen-tiepe, zoals ze dat telkens en telkens om (en zeker ook in) zich gezien beeft, en dat haar juist getrokken heeft om 't zich-met-poeseren als roman-heldin, om 't in-de-regel onopgemerkt voorbijgegane. En in die geest wil de auteur haar werk, haar Gabriëlle-figuur beoordeeld zien, evenals trouwens elk werk beoordeeld wil worden naar de zy' 't soms voorbijgaande stemming waarin 't ontworpen werd. Niets tragieser dan de wordings-weg van rijke, vrachtbare naturen een weg, bezaaid met dode stukken leven, ilusie-flarden, ge'oofbryzeh, vertrouwen-scherven. En tevens geen ontwikkelingsgang, die meer belachen, beschouderophaald, genegeerd, geringgeschat wordt. Wie veel met zichzelf alleen was, alleen met de ty'd en met z'n gedachten, 't leven dus meer in kontemplaatsie dan in akaie meeleefde, zal dit sterker voelen dan wie al vroeg, zonder gelegenheid om een eigen gemoedsleven te vormen, in het kunstmatige konventsie-toestel neergeplakt werd, dat men dak wel leven noemt, en die zich nu maar liet meesjouwen, de engheüniet ziende van't kringetje waarin hy draaide. De auteur van Gabriëlle heeft dit tragiese zeer sterk gevoeld. Sterk gevoeld, dat er in 't gemoed van hem, die niet in béte tevredenheid door 't leven sjokt, of in 'n pantser van vol gevreten egoïsme, heel wat gestormd moet worden eer er sprake kan zyn van een staan boven de partyen die in zijn binnenste de rust verstoren. Sterk gevoeld, dat smart wreder schrrjnt in wie nog zoekt, dan in wie al ge vonden heeft of nooit zocht. Er kan 'n tijd komen in een mensenleven, dat de stry'd op leven en dood met de dingen in en om zich ten einde is, dat men die dingen objektief beschouwen kan, buiten zichzelf gaan staan, zich schrap zetten tegen de aandringende enormiteiten van 't leven. Wie zo ver is, niet door gevoels-afstomping, maar door vermeer dering van weerstandsvermogen, die heeft zich een kostbaar bezit veroverd. Dat by echter alleen waard blijft, zolang er wijde en warme ruimte in z'n ziel is voor de vragen»- en vechtensmoede levens-jongeren, die zyn even wicht nog niet vonden. Want de ouderen, die verwonderend hoofdschudden, en «maar niet begrypen wat dat kind toch bezielt" ze zijn, vergun me 't woord, ezels Ervaring heeft voor hem, die ze niet zélf opdeed, bitter weinig waarde, en wie de zijne aan anderen wil op dringen met 'n: «geloof me kind, zó is 't, neem de raad aan van 'n oud mens die 't weten kan" vergeet, dat die anderen toch niet op eens 't sprongetje kunnen maken dat hun levensatadium van 't zijne scheidt. Eerst leven, dan filosoferen. Ieders ondervinding geldt slechts voor hemzelf. Steun, troost er des noods mee eis niet dat ze overgenomen wordt. Zuiver en met aandacht de openbloeiing van een meisjesleven neer te schrijven, zonder pretensies naar grote effakten dat heeft Gabriëlle's vriendin gewild naar ik meen. En ze heeft daarbij zoveel ernst en wijding van zichzelf gevergd, dat ze alles van zich gehouden heeft wat haar van haar taak kon Bflaidsn. Als gevolg daarvan een boek te geven, dat meer nog dan Gabriëlle I alle uiterlike schit tering mist, waarvan de techniese eenvoud soms b\jna tot armoe overslaat, dat geen enkele konsessie doet aan de eisen van enig kritikus, dat evenzeer als Boek I van middelen en situaatsies gebruik maakt, die uit en terna gediend hebben ik vind 't 'n daad van koelbloedigheid van iemand die 'n literaire naam te vergooien heeft, en aan wie al vry wel het literaire weggetje gewezen was dat 1) 'n Hoogst enkele keer Anna Lohman, Zola is er geen metamorfose, is elk atoom van het werk de maker zelf; is er geen overvloeiing, alleen identiteit Maar dat wijzigt niets in het wezen van wat ik hierboven zei. men haar voortaan wenste te zien bewandelen. En 'n verblijdend bewijs tevens, dat we hier niet te doen hebben met iemand, die zich door bewieroking ijdel of onpersoonlik zal doen maken. Het is begrypelik dat Gabriëlle in de ogen van oppervlakkige, aan kleur en konflixt ge wende ky'kers een pover figuur kan slaan, om z'n ver gedreven eenvoud, z'n gemis by' alle distinksie van taal-verrukking en woorden-geschal. Maar ik denk aan de bak vissen, die hun scheld- tot een erenaam heb ben gemaakt, die mét Gabriëlle 'n paar jaar ouder geworden zijn, die 't boek meenemen naar hun kamertje, en 't lezen met dankbare ogen en juichend hart... En dan kan ik alweer lachen om de hoogwyze pa's die koersen bewauwelen, en de opvoedkundige ma's die 'n stofje ergens anders heen transporteren... Nu geloof ik wel, dat ik my'n resensentenplicht heb omzeild, en dat er van 'n rake analise, van 'n roman- bouwkunsti?e toetsing in 't bovenstaande niet veel te bespeuren valt. Maar dat is de schuld van mevrouw Koning. J. TEESTBBG. Een orawinniDg, door MAÜBITS WAGENVOOBT. Maurits Wagenvoort is een groot liefhebber van muziek. Dat hy' van taalmuziek houdt, daarvan kunnen verschillet de gedeelten van den voor mij liggenden novellenbundel wel luidend getuigen; van zy'n gevoel voor instru mentale muziek is vooral de eerste novelle, waarnaar het heele boek genoemd is het bewy's. Waarom heeft Sohr. dit stuk, »Een overwin- | ning" voorop geplaatst ? Ad captandam benevolentiam, omdat hy' 't als 't beste van alles beschouwde ? In dit geval moet ik in meening van hem verschillen. Want ik vind er, behou dens zeer mooie gedeelten, gezochtheden, ongerijmdheden en een vrij vermoeiend werken met allerlei kleuren in. Ten opzichte van 't laatste doet hij denken aan den ouden Adam. ik bedoel Vosmeer de Spie, van »Een Passie", In genoemde eerste novelle is de musicus Wagenvoort aan het transponeeren en brengt hy dingen die men eigenlijk op een lager plan zou verwachten over naar een hooger. Zoo de juffrouw uit 't manufactuurwinkeltje met haar poëtische en geëxalteerde neigingen, die leeft in «aevele" wenschen, die altijd maar verdwij nen »langzaam, lusteloos en levensmoedeloos". Mocht ik er bij »nevele" wat by wenschen, van 't laatst geciteerde woord zou ik wel wat willen af hebben. Behalve die vage verlangens bezit Geertje nog een «geweef-geur-vriendin' nader verklaard als >de veege ziel van een meisje eeuwen geleden verleeid", welke «textiele ziel van het verleefde meisje" zou hier ook de conjectuur »?an het verweefde meisje" op z'n plaats zijn, nu we zoo aan die textiele dingen zy'n ? meermalen in de novelle voor komt, zoo waar Geertje onder het snorren van de machine vindt >de melodieuze ziel van hare vriendin, de textiel-geure". Is dit gezocht, evenzoo ia dit 't geval met't volgende :>Want bewustend (zóó!) dat 't hem goed zal zyn alleen-te-wezen, gaat zy naar het winkeltje terug, waar de ziel van het eeuwendoode meisje hare geur-melodie zonnebly'end uitzingt". Dat j neologisme »bewustend" en de koppelteekentjes by' >alleen-te-wezen" zy'n tamely'k onnoodig; Wagenvoort voert genoeg in zyn mars dan dat hy voor Van Deysseltje hoeft te gaan spelen. Dergelijk «artistiek''' jargon hebben we satis superque Zeg eenvoudig en eerlijk wat je te zeggen hebt, man, en sloof je niet uit voor »nie dagewesenes". Op blz. 7 en 8 vinden we ook nare staaltjes van gezochtheid, terwyl een m i. te bonte kleurwemeling op blz. 15 en 19 voorkomt. In het verhaal van den musicus Klaas, met wien Geertje in aan raking komt, zyn sublieme gedeelten, alleen v.aag ik wel eens of zoo'n von Haus aus Zandvoortsche visscherpjongen de dingen werkelijk wel zoo zal vertellen als 't hier wordt voorgesteld en of hier niet te veel wordt getransponaerd. Op blz. 46 en 47 ontgaat me de kracht en de bedoeling van 't gebruik van »eene' en »een" tegenover »'n". «Zijne stem klinkt dof", hij wordt «als gedreven door eew kracht", verder wordt gesproken van «zy'ne ziel" en »'n beest", »'n kwaad", »'n ander" en »'n meifje." Ook gebruikt schrijver nu en dan, zelfs als hy anderen eenvoudig wil laten spreken' deftig-klinkende stadhuiswoorden als «gelijkerwy'ze" voor «evenals" (blz. 32), »gewis8elyk" *) *) Die vormingen op -lijk of -lik schijnen l nu weer mode te zijn Zoo spreekt een jonge i spreeuw ergens van «accnratelik" en «ganselik". voor »zeker" (47). Op blz. 49 spreekt Schr. van 't genieten van «ien aroma harer ziel", hu weet toch zeker wel dat «pw/<a onzijdig is en ook zoo in 't Hollandsen wordt gebruikt. De tweede novelle «Eddie Singleton" be schrijft «une page d'amour" uit 't leven van een moeden zwerveling met een frisch, onbe dorven natuurkind uit da bosschen van Ame rika, maar die geslingerd wordt tusschen ani male liefde voor haar en zijn verfijnde liefde voor de overbeschaafde vrouw daar verweg in Europa, en hrj kiest de laatste, moet die kiezen. Het derde stuk «Lizie" vertelt de geschie denis van 'n meisje, echte wildebras en robbedces, opgevoed met twee broers en twee neven, hoe ze zich ontwikkelt tot vrouw, door beide neven wordt begeerd, tusschen hen moet kiezen, en hoe ze dat doet. Dit verhaal is goed en eenvoudig geschreven, met alleraardigste trekjes en opmerkingen, zoo blz. 96, 97 en 98. Van laatstvermelde bladzij haal ik het volgende aan, waar de Indische kolonelszoontjes met de Hollandsche domineeszoontjes disputeeren over de voornaamheid van 'n dominee en 'n kolonel. «Dan ontstond er luidruchtige gedachlenwisseling over de vraag of soldaten meer of minder waren dan de menschen in de kerk, die de jongens Van Diepenbeek ten eigen gunste beslisten, door te herinneren dat soldaten un'.form en een sabel mochten dragen en de menschen in de kerk niet. Restte nog voor de jongens Van Prali het gezag van den dominee als directen plaatsvervanger van Onzen Lieven Heer. Maar ook tegenover dit stelden Bob en Willem het militaire gezag van een kolonel, die ook heel hoog was, en enkel maar een generaal boven zich had en dan den koning zelf «Nou, en de konitg. ge l" «Goed" zei Gust van Pralt, «maar Onze Lieve Heer is veel hooger nog dan de koning." «Da's niet waar, zei Bob, niet in Golland." En in Hindiëis de hourerneur-heneraal 't googste," zei Willem met overtuiging. »Ja," vervolgde Bob, «en toen mijn pa gier in Golland was, geeft de koning tehen 'em hezeid: «Bonjour Van Diepenbeek, goe haat 't je?"" Dit episodetje, dat de schrijver met een stil tevreden glimlachje moet neergepend hebben, bewijst zijn gevoel voor humor, 'n artikel waarvan onze auteurs niet al te veel last hebben. Schr. is wat erg hyperbolisch als hij zegt: «Da- kinderen hadden een plezier voor hon derd." We zeggen meestal «pret voor tien." Zoo bevreemdt 't ook dat de kat byp de fam. Van Pralt in alle mogelijke omstandigheden op 't fornuis gaat zitten. Wil dit nuttig huis dier dan de korte spanne trjds die hem nog zijns levans rest op de blaren doorbrengen ? Wat bedoelt schrijver met het stijve »zelve"in 't volgende: «en toen mevrouw Van Pralt... boven kwam, vond zy' Lizie, drijfnat zelve... spartelen onder stoelen en gebroken aardewerk en met een gebroken "duim." Dat woord is hier in alle opzichten te veel, want 't zegt niets en dient heelemaal niet tot tegenstelling met iets anders. Als Lizie, 't toonbeeld der smart, op den grond liggend haar wanhoop uitsnikt aan haar moeder, en deze haar dochter troost en opbeurt, zegt Schr. «Lizie werkte zich van den vloer op enz." In dit verband en in deie omgeving lijken my de gecursiveerde woorden niet gelukkig. »Haar stem verstikte in haar keel" komt me ook minder goed voor. Ook in een eenvoudig, gewoon ge sprek, hindert mij het in 't volgende gecursi veerde : »wa zullen, als we aai je denken en 't gaat je goed en o, dat hoop ik zoo innig en ook dat je gauw een lief ander meisje vindt, dat je gelukkig maakt zoo tevreden en wel te moede zy'n, omdat wij zullen weten, dat alles harmonie is tusschen jou en ons. Toe zeg me dat ja j t verheugt, dat ik gelukkig kan worden, dat je je verheugt, dat ook je broer gelukkig kan worden . ..." »Het laatste uur" is een somber-fantastisch verhaal, Poe-de Maupassant-achtig, van iemand op Oudejaarsavond, met visionaire en physische vreeselykheden als in «la Horla" en «The strange case of Mr. Waldernar". Intusschen is de griezelstemming goed door den schrijver volgehouden en doorgevoerd, totdat na een hoogst-gespannen paroxysme een reactie van volmaakte, verzaligende rust intreedt. Waarom Schr. hierin spreekt van een «vergangen" leven, is me niet recht duidelijk. Daar is toch wel wat anders voor te vinden dan dit Germanisme. »Twee dagen" met de onderafdeelingen «Zoeken" en »Ver-klarirg" (bij welk laatste woord Schr. waarschijnlijk aan sToi und Verkliirung'' heeft gedacht) zyn wel het mooiste uit den heelen bundel. Hier is de auteur in zyn volle kracht van denk-voelen. Blz. 187 bevat sentimenten die we ook by' Novalis aantreffan en in minder smaakvollen en smakelyken vorm by Ilheinvis Feith, waarin dood en graf als Bruid worden begeerd en aangeroepen. Ook gaat Schr. zich in dit gedeelte van zyn boek wat veel te buiten aan «puur" en «puur heid", 'n vervelend clichéOok zegt h i/ op blz. 192 : «Hy herinnerde zich toen de plaats der Imitatione Christi, wat moeiely'k zoo ge zegd kan worden word-in. Het boek heet De Imitatione Christi, en Schr. had kunnen spreken van de plaats der Imitatio Christi. Ook past m. i. in de diapason van dit verhaal niet het zalvende, temerige «hope", dat Schr. liever aan de aanbidders der tale Kanaans moest overlaten. Evenmin moest hy spreken van het sAsklépeion1', waar de Asklepiostempel den naam draagt van Asklepieion, terwijl de uit drukking dat wat de menschen bouwen tot gruis «herleid" zal worden me te algebraïsch klinkt. Het laatste verhaal «Maran- Atha" uit den eersten Christentijd, waarin de apostel Paulus optreedt, is niet minder mooi. Door zijn groote bereisdheid heeft Wagenvoort ook hier lokale kleur kunnen aanbrengen, en van het leven in dien ty'd heeft hy een degelijke studie gemaakt. Hy spreekt ergens van «den Palatynhenvel met zyn beeldgehouwen van blanke paleizen", zou hier «gebeeldhouwde blanke paleizen"' niet wél zoogoed en zuiver klieken ? Meesterlijk is de terugkeer van de wedrennen beschreven, met al het gejoel en gewoel van een volksmenigte, de fypeering der Joodsche vrouwen, en de hierbij gewekte gedachten en aandoeningen van Paulus. Op blz. 249 staat: «de barbier aan de overzijde zeepte een klant in" ; misschien zou 't beter zijn te zeggen «zalfde een klant in"; ik ben er niet zeker van of zeep zooals wy die kennen in dien tijd al bij 't scheren werd gebruikt. Alles samengenomen, een bundel die de moeite van 't lezen wel waard is. EDWAKD B. KOSTER Den Haag, 26 Febr. 1903. ntHHHMnnuiii 40 cents per r eg tl. tot fl 11.35 p. Met?Franco en vrfl van Invoerrechten toegezonden ! Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde ,,Henneberg'ZQ<le" van' 6O cent tot fl 11.3>t per Meter. G. Henneberg, Zijde Fabr. (k. & k. Hofl.), ZUrich. H AOAMA VAN SGHELTEMAlHi l FIJNSTE LIKEUR. Dêposituire* : B. A. RIPPIBTG & Co., Amst. ECHT VICTORIAWATER. Oberlahnstein. Piano-, Orpl- ei Muzietallel MEYKOOM «k KALNHOVFJf. Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en In Hu«» Bepareeren Stemmen Ruilen. IIIUMMIIImnlMMIIIIMIImlIlltllllMIIIMIIIIMIII Rollen vaD 6 Tabletten. ? Rollen van 6 Tabletten. per doosje l UiQU l» DAMEjSf. Bericht Tan liet Bers-comitéwn den MernatioDulen Vrouwenraad. Uiterst merkwaardig is het verslag der zevende jaarvergadering van den Nationalen Vrouwen raad van Nieuw-Zeeland. De schoone openings rede der voorzitster, die er voluit in is opge nomen, teekent in treffende bewoordingen het ons welbekende, maar nog altijd te weinig begrepen doel van den Internationalen Vrou wenraad, waarvan de Nationale Raden de samenstellende deelen zijn, als: >de gulden ?regel van onderling hulpbetoon en onderlinge ?waardeering: het zoeken van liefde voor haat, ?van zegen voor vloek, van vrede voor oorlog, ?van meer algemeeoe schoonheid en verfijning ?in de plaat* van grove wanttalligheid : in n ?woord het verwezenlijken in aller leven van ?het 13de hoofdstuk van den tweeden zendbrief ?van Paulus aan die van Corinthe." Talrijk en zeer verschillend van doel en streven zyn de vereenigingen, die te samen den Nationalen Vrouwenraad van Nieuw-Zeeland vormen, daarbij onderling nog gescheiden door de ons minder bekende kloven van kleur en ras. Maar hoewel buiten den Raad ieder voor zich propaganda makende voor eigen denkbeelden en eigen wijze van werken, zoeken zy' in den Raad alleen naar het doel, dat allen gemeen is. Het uitvoerige jaarverslag is dan ook rijk van inhoud. De ten onzent eveneens veel be sproken onderwerpen van onderwy's, opvoeding, gelijk loon voor gelijken arbeid, vegetarianisme, bestrijding van drankmisbruik en van prostitutie, worden er echter overheerscht door het streven der Nieuw- Zeelsndsche vrouw, die het kies recht reeds bezit, om deel te nemen aan het staakundig leven van haar volk. Eene der woordvoerdsters op dit punt getuigde, dat het daarbij allerminst te doen was om zoogenaamde vrouwenbelangen; dat het doel van het streven der vrouw in de eerste plaats gold haar gezin, hare broeders, zonen en echtgenooten; dat wat van aanbelang was voor de vrouw dit evenzeer was voor den man. Haars inziens bestond er geene enkele reden, waarom vrouwen geene zitting zouden hebben in het Parlement. Eene plaats, waar het voor de vrouw niet oorbaar is te verschijnen moest niet bestaan, eene dergelijke beraadslaging niet worden gehouden. Een aanwezig hoogleeraar in de rechten sloot zich daarbij aan met de verklaring, dat het in het hoogst en waarachtigst belang was van allen mannen en vrouwen beiden dat op ieder der dringende sociale probleemen van den dag de aandacht van beide seksen en niet van een enkel worde gericht. Aan het slot der vergadering werd met algemeene stemmen de volgende motie aangenomen: de Raad betreurt militarisme, dat over de geheele wereld zijn verwoestingen aanricht, den last der volken verzwaart, den internationalen naijver opwekt en den rassenhaat nieuwe prikkels verleent. De Raad is van meening, dat geschillen tusschen de volken altijd vat- i baar zijn voor eene vreedzame oplossing, zoo i bemiddeling slechts in ty'ds wordt ingeroepen, en ziet daarom met hopend en vertrouwend l verlangen uit naar den uitslag der bemoeiingen ' van het internationale Hof van Arbitrage. Op de jaarvergadering van den Duitschen Nationalen Vrouwenraad, die in October te Wiesbaden werd gehouden, kwam de groote uitbreiding, die de beweging daar te lande verkrygt, duidelijk aan het licht. By de op richting van den Raad voor nu acht jaren sloten zich 34 vereenigingen aan ; thans telt de Duitsche Vrouwenraad er 157 tot hare leden. Ruim duizend toehoorders, mannen en vrouwen, woonden de openbare samenkomsten by, waarin kinderbescherming, verbetering van het zedelijke bewustzijn, het abolitie-vraagstuk, matigheid en wettelijke bescherming van vrouwen in behandeling kwamen. Opmerkenswaardig acht de verslaggeefster, Frau Dr. Eliza Ichenhüuser het feit, dat de Duitsche vrouw thans niet langer terugschrikt voor de overweging der groote sexueele vraag, die zulk een dreigend gevaar is voor onze tegenwoordige samenleving. Voor het eerst, echryft zy, hebben Duitsche vrouwen dit teeder onderwerp in het openbaar en officieel behandeld, daarbij de bewijzen gevende, dat dit kan geschieden met kieschheid en soberheid. Naar hare meening kwam dit vooral uit in de wijze, waarop Fran Fürth dit onderwerp behandelde in verband met de school en het jonge kind. Geconstateerd kon worden, dat de proef, van regeeringswege ge nomen om het toezicht op uitbesteede kinde ren niet langer aan politiebeambten maar aan vrouwen op te dragen, goede uitkomsten had opgeleverd, Opnieuw werd aangedrongen op gelijkstelling van mannelijke en vrouwelijke studenten aan de hooge scholen door het ge heele Duitsche Ryk, zooals dit reeds in Baden, Wurtemberg en Oldenburg geschiedt. Ofschoon Belgiënog niet by den Internationalen Raad is aangesloten, mag hier toch niet wor den gezwegen van het internationale feministen congres, dat dit n «j aar te Brussel werd ge houden, omdat dit in niet al te verre toekomst allicht kan leiden tot de oprichting van eenen Belgischen Nationalen Vrouwenraad. Het initii atief tot dit congres was genomen door de Jjigite beige du droit des femmes by gelegen heid van het feest van haar tienjarig bestaan. Deze bond bestaat uit een kleine groep van vrouwen, die nog weinig steun en sympathie ondervindt, die strijden moet voor de vrouw tegen de vrouw naar het zeggen der presidente; want naar hare verklaring: ce qui manque au feminisme beige ce sont les femmes elles-mémes Toch heeft de taaie volharding van enkele weinigen reeds groote dingen tot stand gebracht, l zooals de aanneming der wet van 26 November 1896, waarbij het erfrecht der weduwe beter werd geregeld, en die van l Februari 1900, waaabij de Belgische gehuwde vrouw de be schikking verkregen heeft over haar eigen verdiend loon tot een maximum bedrag van 3000 frcs 's jaars. De Nationale Vrouwenraad van Nederland was op het Brusselsche congres vertegenwoordigd door mej Martina Kramers. De Deensche Vrouwenraad wei dde zich tot den minister van justitie met verzoek om verschillende wijzigingen in een door hem ingediend wetsontwerp ten behoeve v«n ver waarloosde en misdadige kinderen. Die van Argentiniëijvert voor eene wet op den arbeid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl