Historisch Archief 1877-1940
Na 1342
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Beurs te Amsterdam
DOOK
A. W. WEISSMAN.
IV.
In het begin van het jaar 1896 ging
het gerucht, dat door het gemeentebestuur
aan den architect H. P. Berlage Nz. het
maken van een plan voor een nieuwe
Beurs op het Dainrak was opgedragen.
Daar de Raadscommissie van 1894,
onder wier auspiciën deze bouw
meester werd gezegd werkzaam te
zijn gesteld, geen andere opdracht
had, dan over het verbouwen der
bestaande Beurs verslag uit te
brengen, vond het gerucht aan
vankelijk weinig geloof.
Maar het bleek ten slotte, dat
de Amsterdamsche bladen, die af
en toe berichten over den stand
der beursquestie brachten, zeer
juist waren ingelicht, toen zij
mededeelden, dat weldra een voor
dracht tot het bouwen eener
nieuwe Beurs den Raad zou be
reiken en dat die zou worden aan
genomen vóór l November 1896,
het tijdstip waarop de toenmalige
Wethouder van Publieke Werken
mr. Treub als raadslid zou aftre
den. Want in September bereikte
inderdaad een zoodanige voor
dracht den Baad. Die voordracht
sloot zich geheel aan bij het
rapport, dat de Commissie, 28
Februari 1894 benoemd, had uit
gebracht. Dat die Commissie,
aanvankelijk een verbouwingsplan
verkregen hebbende, later «haar draai nam"
en tot het bouwen eener nieuwe Beurs op
net zoo algemeen afgekeurde
Damrakterrein het voorstel deed, werd toegeschre
ven aan den invloed, door haar voorzitter,
den Wethouder van de Publieke Werken
mr. Treub, uitgeoefend.
Hieromtrent is in de stukken echter
geen licht ontstoken, gelijk wij zullen
doen zien.
De Commissie zegt in haar rapport van
9 September 1896 het volgende:
»De omstandigheid, dat bij de debatten
over vroegere beurs-ontwerpen herhaaldelijk
bezwaar was gemaakt tegen die ontwerpen,
op grond dat, ter wille van de aesthetica,
te weinig op de doelmatigheid van de
inrichting was gelet, en betoogd was, dat
«ene beurs niet alleen door architecten
«?Het is den vervaardiger gelukt, den
gevels een even schilderachtig als karak
teristiek aanzien te geven." Elders las
men: »De gevels zijn gecomponeerd met
motieven uit de XVIIe eeuw, en blijkbaar
was het des ontwerpers bedoeling, zoo goed
mogelijk met de omgeving in harmonie te
komen. De daken zijn rijzig en de torens
bevallig van lijn. Ook de rijke
binnendecoratie is zeer gelukkig".
Toegelaten tot de tweede, beslissende
prijsvraag, hadden de heeren Sanders en
er in de bladen oppositie te komen tegen
het ingediend ontwerp. Maar het was
eigenaardig dat, terwijl men toch ver
wachten mocht, dat de oppositie in de
eerste plaats het terrein zou hebben ge
golden, de meeste opposanten het, over
een ganse h anderen boeg gooiden. Sommigen
verlangden een openbare tentoonstelling
van het volledig ontwerp, anderen keurden
de keuze van den bouwmeester af. Zelfs
noemde een dagblad de namen van archi
tecten onder wie het een prijsvraag voor
in het bijzonder gekant tegen het gedeel
telijk verkoopen van den grond der
bebestaande Beurs, zooals die in de bedoe
ling lag, daar zij vreesden, dat daar
winkels zouden komen.
In denzelfden geest uitte zich de
vereeniging »Amstels Middenstand", die in
haar adres zei "dat zij het een ramp zoude
achten voor de vele zwaarbelaste nering
doende ingezetenen, wanneer door den
Baad, bij eventueele oplossing der beurs
questie, door het inrichten van te
verBeursontwerp Mercaturae", door Sanders en Berlage. Gevel aan het Damrak.
ring voor
stemde
Beursontw. Mercaturae". Gevel aan de Stationszijde.
moet worden gebouwd, maar dat ook koop
lieden hun advies daarbij uitbrengen
moeten, gaf aan ondergeteekenden, die juist
omdat zij met uitzondering van den voor
zitter (mr. Treub, toen wethouder der
Publieke Werken) gewoon zijn, de beurs te
bezoeken, tot een commissie waren
ver«enigd, den moed, een plan voor een geheel
nieuwe Beurs aan te geven. Zij besloten,
om aan Burgemeester en Wethouders te
verzoeken, een architect aan te wijzen,
om hen, zoowel bij het beraadslagen over
de plaats, als bij het nader uitwerken van
dat bouwplan en het verkrijgen der noodige
opgave van kosten, de tecbnische
voorlichtig, die vereischt was, te verschaffen.
Zij hadden daarbij de bedoeling een
onderzoek in te stellen naar de uitvoer
baarheid van het bouwen eener geheel
nieuwe Beurs, op grondslag der resultaten
omtrent de verbouwing der reeds bestaande
verkregen".
Derhalve wilde men het plan van ] 894,
door mij opgemaakt tot verbouwing der
oude Beurs, bij het nieuwe ontwerp zien
gevolgd. Maar men zag over het hoofd,
dat niet elke plattegrond voor elk ter
rein past.
Het rapport vervolgt: «Burgemeester en
Wethouders voldeden aan het verzoek der
commissie, en droegen, overeenkomstig een
rapport van den Directeur der Publieke
Werken (toen de heer Lambrechtsen) en na
ingewonnen advies van de Commissie van
Bijstand in het beheer der PubliekeWerken,
den heer H. P. Berlage Nz. op, haar bij
te staan en zich, als het plan tot uitvoe
ring zou komen, te beschouwen als te
dien aanzien te behooren tot den Dienst
der Publieke Werken en gesteld te zijn
direct onder den Directeur van dien tak
van dienst.1'
De architect H. P. Berlage Nz. had in
1884 met den ingenieur T. Sanders aan
de beursprijsvraag deelgenomen, en hun
ontwerp »Mercaturae" had een prijs behaald.
Omtrent dit ontwerp had de Commissie
van beoordeeling verklaard:
Berlage hun ontwerp verschillende veran
deringen doen ondergaan, die echter vol
gens de beoordeelaars geen verbeteringen
waren, zoodat zij het slechts voor den vierden
prijs in aanmerking konden brengen.
Evenwel, het ontwerp had toch groote
verdiensten. Het droeg een echt-Hollandsch
karakter en zou, uitgevoerd, misschien beter
in het kader der omgeving hebben gepast,
dan een der andere ontwerpen.
Het laat zich dan ook gereedelijk ver
klaren, waarom in 1895 de keus op den
heer Berlage is gevallen.
Doch sedert had deze Saulus zijn
Damascus gevonden. In het najaar van 1893
had er bij hem een geheele omkeering
plaats. De rijke vormen, die niet alleen
het Beurs-ontwerp, maar ook uitgevoerde
werken, als het Nederlandsen Panopticum
en de winkel van
Focke en Meltzer ge
kenmerkt hadden, be
sloot hij in den ban
te doen, om voortaan
alleen in e massieve
soberheid van de
Noord ? Amerikaansche
architectuur zijn heil
te gaan zoeken. Het
eerste werk, dat van
dien omkeer getuigde,
was het Verzekerings
gebouw op het Damrak.
Werden hier nog enkele
herinneringen aan de
vroegere opvatting ge
vonden, het Verzeke
ringsgebouw aan het
Sophiaplein is een meer
zuiver staal van de
nieuwe en strenge ma
nier des bouwmeesters.
De Commissie zal
dus, het kan niet
anders, wel geweten
hebben, wat zij in
1896 van Berlage had te verwachten. Hoe
dacht de architect over de opdracht die
hem gedaan werd? Heeft de Commissie
hem de vrije hand gel aten? Dit zijn vragen,
die rijzen, en waarop men zeker gaarne
eenig antwoord zal vernemen. Dit ant
woord kunnen wij vinden in het rapport
der Commissie, waar omtrem deze zaak
wordt gezegd: »Het plan van verdeeling,
dat het resultaat was geweest der
verbouwings-denkbeelden werd den heer Ber
lage in overweging gegeven en voorop
gesteld, dat, ofschoon de eisch van een
monumentaal gebouw niet over het hoofd
mocht worden gezien, nochthans een doel
matige inwendige inrichting hoofdzaak
moest zijn. De heer Berlage verklaarde,
na een en ander onderzocht en rijpelijk
overwogen te hebben, dat het van ouds
door uwe
vergadeBeurs
beterrein, na
melijk het gedempte
deel van het Dam
rak, de plaats die
ook door onze com
missie gewenscht
werd geacht, de
meest geschikte is.
Hij verklaarde ver
der dat een monu
mentaal gebouw
daar ter plaatse uit
nemend zal passen
in het architecto
nisch karakter van
dat deel onzer stad."
Hieruit blijkt, dat
de plattegrond van
het verbouwingsplan den heer Berlage ter
na\ olging is gegeven, en dat de Commissie
alleen aan een doelmatige plattegrond
hechtte, doch de architectuur geheel aan
den ontwerper overliet, nadat deze op zoo
ondubbelzinnige wijze zijn ingenomenheid
met het gekozen bouwterrein had betuigd.
Toen de voordracht verscheen, was de
verbazing algemeen. Meer en meer begon
een nieuwe Beurs wenschte uitgeschreven
te zien.
Het was ongetwijfeld te bejammeren, dat
er aan de vraag, hoe de opstanden zouden
zijn, destijds zooveel aandacht werd gewijd.
Want men verloor de terreinquestie zoo
doende uit het oog. Er was nu in de vraag
een persoonlijk element gekomen, dat beter
achterwege zou zijn gebleven. Wie zich
tegen het terrein verklaarde, laadde den
schijn op zich, tegen den bouwmeester te
zijn; wie daarentegen de plek goedkeurde,
werd, soms geheel ten onrechte, als een
geestverwant van Berlage beschouwd.
Het verstandigste, wat over de zaak in
het midden werd gebracht, was ongetwijfeld
een artikel in dit weekblad, waarvan het
slot luidde:
«Met het nu aanbevolen terreinplan, dat
steeds zoo krachtig, ook door den Raad,
veroordeeld is geworden, beslist men voor
eeuwen misschien over den hoofdtoegang
van Amsterdam. Dit mag niet geschieden,
dan na het ernstigst beraad. Men make
haast, zooveel men wil, maar overhaaste
zich niet, want het Beursplan op zich zelf
moge zoo aanlokkelijk zijn, als het wil,
het verkeert te zeer in strijd met het
algemeen belang, dan dat men het zoo in
de gauwigheid zou mogen doordrijven. De
fouten door en ten opzichte van Amsterdam
begaan, zijn reeds talrijk genoeg."
Scheen het aanvankelijk, dat de oppositie
geen groote verhoudingen zou aannemen,
op het laatste oogenblik veranderde dit
en werden in dagbladartikelen of adressen
tal van bezwaren geopperd.
Een poging tot verdediging van het
ingediende plan en van de geheimzinnigheid,
waarmede het omringd was, waagde alleen
de Telegraaf.
In het Bouwkundig Weekblad werd streng
afgekeurd de houding van het Dagelijksch
Bestuur, in het bijzonder die van den
Wetbouder Treub. Het blad vond het
ongehoord, dat aan het publiek, dat toch
recht heeft op het behandelen van belang
rijke questies in het openbaar, niets anders
werden getoond, dan plattegronden. Het
slot der beschouwing luidde : »lndien de
Raad nu toch besluiten mocht om zonder
verdere openbaarmaking der plannen de
voordracht omtrent den Beursbouw aan
te nemen, dan zal het verwijt steeds ver
nomen worden, dat de nieuwe Beurs als
bij verrassing tot stand is gekomen, omdat
de Raad de beursquestie beu is en hem
lust en belangstelling tot onderzoeken en
overwegen ontzonken zijn. Een besluit,
onder zulke omstandigheden genomen, zou
al hoogst betreurenswaardig zijn".
De wakkere strijders voor den boule
vard, de heeren A. W. de Flines en J. F.
von Glahn, wendden zich tot den Raad
met de mededeeliug, dat zij voor de
Plattegrond der Beurs, behoorende by het Commissie-rapport van 9 Sept. 1896.
uitvoering van het plan, in 1891 aan
genomen, weder in handen hadden alle
terreinen, welke benoodigd waren en dat
zij die, voor /'200.000 minder dan vroeger,
ter beschikking konden stellen.
Vele bewoners van Kalverstraat en
Nieuwendijk zonden een adres in, om op
de benadeeling hunner belangen bij aan
neming der voordracht te wijzen. Zij waren
huren kantoorlokalen en caférestaurant,
werd toegelaten, dat de gemeente in concur
rentie ging treden met de burgerij zelve".
In de Telegraaf kwamen twee inge
zonden stukken voor. Het eene, van den
heer J. R. de Kruyff, richtte zich tegen
de door een «Oud-Amsterdammer" in
het Handelsblad verdedigde stelling, dat
ons land niet rijp zou zijn voor het publiek
tentoonstellen von plannen en «lat het
een aangenaam teeken van moed was, dat
de Raad, zonder zich aan de openbare
meening te storen, eindelijk eens zou
durven doortasten,
De heer De KruyÜ' vond deze stelling
18e eeuwsch en meende, dat van moed
eerst sprake kon zijn. als de Raad de
plannen openlijk tentoonstelde, daarna het
publiek liet praten en dan toch zijn wil
wist door te zetten.
De
»Oud-Amsterdammer" had ook ge
zegd dat »de teleurge
stelde architecten nu
spraken van de bij
zondere protectie, den
heer Berlage ten deel
gevallen, maar dat
daar tegenover gesteld
moest worden, dat vijf
jaar geleden de heer
Berlage al even weinig
de aangewezen man
genoemd zou zijn, een
voudig omdat men toen
niet wist, wat hij doen
kon".
Hierop antwoordde
de heer De Kruyff het
volgende:
»Juist omdat wij nu
weten wat Berlage doen
kan, juist daarom zijn
wij ongerust. Want in
die vijf jaar heeft hij
het huis van de
»A1gemeene" aan het Damrak en de forteres
met de groene gordijnen aan het Sophia
plein gebouwd. En even weinig als ik
den ontwerper van het eerste perceel
hierom den aangewezen man vind, die
met succes het halve Damrak kan
bebouwen, even groot is mijn vrees om
aan den architect der forteres zonder
andere controle dan van een Raadscom
missie van vijf leden op te dragen een
gebouw te stichten met gevels van 140
meters lengte bij 57 meters aan het Open
Havenfront en 37 meters aan den Dam.
Wat mij betreft, ik ben geen architect,
die de Beurs wenscht te bouwen. Hoogst
ongaarne, eerst op het uiterste oogenblik
en door »de heeren" hiertoe gedwongen,
doe ik een dissonant hooren in het koor,
dat door de jonge artisten en hun aanhang
wordt aangeheven
ter verheerlijking
van den «aangewe
zen" architect. Het
is geen wonder, dat
zijn leer vele jonge
ren bekoort. Want
hij wil een apostel
wezen van het be
ginsel van eenvoud
en zich-zelf-zijn bij
de beoefening der
architectuur.
«Dit is inderdaad
een zeer schoon be
ginsel. Maar met
beginselen alleen
kan men geen stad
verfraaien. Ver
eischt zijn boven
dien : een groote ervaring om te we
ten, wat geteekende lijnen in de werke
lijkheid doen en juist voor hem die
het nieuwe zoekt een buitengemeen
ontwikkeld gevoel voor proportie en voor
eenheid in de verscheidenheid van vorm
en kleur.
«Deze hoedanigheden zijn mij niet ge
bleken in de bovengenoemde proeven van
's mans talent, die slechts proefnemingen
geen resultaten van onderzoek %ijn. Wat
zal het nieuwe beursplan geven ? Alweer
een proefneming, maar ditmaal op een schaal
van anderhalf millioen. En daar zou ik
toch liever dit stadsdeel en dat gebouw
niet aan wagen."
De heer De Kruyff besloot: «Dat er
stemmen gehoord worden in de Raads
vergadering van Woensdag, die pleiten
voor uitstel van beslissing tot na enkele
weken! Hij (de wethouder Treub) wien de
ijdelheid zulke parten speelt, dat
hij de eer begeert, bij verrassing
een questie op te lossen, waarte
gen vijf en twintig jaar zijn voor
gangers zijn opgetornd hij moge
bedenken, dat, vóór dezen, ook zij
dit hadden kunnen bereiken, als
zij dezelfde minachting getooud
hadden voor het publiek van
Amsterdam".
Het tweede stuk was alleen
door een initiaal onderteekend.
De schrijver stelde zich niet op
een architectonisch standpunt, doch
bezag de zaak meer in het alge
meen.
»I)aar ligt," zoo zei hij »in de
oplossing der beursquestie, zooals
die Woensdag in den Gemeente
raad aan de orde komt, iets
stiekems. Het is, alsof men de
burgerij heeft willen verrassen. In
de haast, die men thans maakt,
in de geheimzinnige wijze, waarop
men deze oplossing behandelt, ligt
een groote tegenstelling met de
be-zadigdheid en de eerlijke open
baarheid der vorige. Het is stoo
tend voor de burgerij, dat in een geheime
zitting de neuzen al geteld zijn. Wie is
de haastige drijver toch in dit alles, wie
is de man, die in deze geheime zitting
de meerderheid op zijn hand heeft weten
te krijgen? Woensdag hopen wij het te
hooren."
De hoop van dezen schrijver werd niet
verwezenlijkt, zooals wij later zullen zien.
Maar de openbare meening wees met den
vinger den Wethouder Treub aan, omtrent
wiens aandeel en rol in deze zaak destijds
de zonderlingste geruchten gingen.
Weer een ander schrijver zeide, in een
met een initiaal geteekend stuk: »Het is
te hopen, dat de meerderheid van den
Raad wel overwege, dat door het aannemen
der voordracht vele particuliere belangen
worden geschaad, niet ten bate van het
Beursontwerp Mercaturae". Gevel aan de Damzyde.
algemeen belang, maar ter bevrediging
van het bijzonder belang van enkelen.
Het meerendeel der beursbezoekers is zeker
met de eerst in uitzicht gestelde verbouwing
der bestaande Beurs volkomen tevreden."
Het debat in den Raad leverde niets
nieuws op. Gelijk wij later zien zullen,
was het zeer kort; sommige sprekers be
toogden, dat de neuzen niet in geheime
zitting geteld waren, doch dit scheen
slechts in zooverre waar te zijn, als die
telling elders had plaats gehad.
Een zeer opmerkelijk feit deed zich voor,
nadat bij stemming de voordracht aange
nomen bleek te zijn. Toen ging er een
groot gejuich in den Raad op, terwijl de
menschen op de openbare tribune zich
stil hielden. Daaruit, viel wel op te maken,
dat het gevallen besluit niet populair was.
Gaan wij nu na, wat er bij de behan
deling der voordracht door de verschillende
sprekers werd gezegd.
De heer Kuinders betoogde, dat het
plan van de Commissie binnen Amsterdam
een storm had doen opsteken, en dat de
grieven niet alleen haar bestaan ontleenden
aan het niet-publiceeren der teekeningen,
alsof de plannen niet mochten worden
gezien, maar voornamelijk aan het empla
cement, dat gekozen was. Hij wilde ook
anderen dan de commissie in de gelegen
heid stellen, plannen in te dienen.
De heer Hooglandt maakte er de com
missie een verwijt van te zijn afgeweken
van haar mandaat. Hij wraakte het, dat
men alleen den plattegrond van het ont
werp Berlage te zien kreeg, doch geen
opstandteekeningen.
De heer Muller vond de eisch, dat men
overlegging der opstanden verlangde, onre
delijk. De heer Kuipers zeide »toen hij
deze voordracht ontving, bij zich zelf ge
dacht te hebben dat het hiermede ging
als met den hond, die tot zijn uitbraaksel
terugkeerde." Hij achtte de oplossing vin
het vraagstuk zóó ongelukkig, dat hij geen
vrijheid kon vinden om zijn stem aan de
voordracht te geven.