De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 15 maart pagina 7

15 maart 1903 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1342 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Beurs te Amsterdam DOOK A. W. WEISSMAN. IV. In het begin van het jaar 1896 ging het gerucht, dat door het gemeentebestuur aan den architect H. P. Berlage Nz. het maken van een plan voor een nieuwe Beurs op het Dainrak was opgedragen. Daar de Raadscommissie van 1894, onder wier auspiciën deze bouw meester werd gezegd werkzaam te zijn gesteld, geen andere opdracht had, dan over het verbouwen der bestaande Beurs verslag uit te brengen, vond het gerucht aan vankelijk weinig geloof. Maar het bleek ten slotte, dat de Amsterdamsche bladen, die af en toe berichten over den stand der beursquestie brachten, zeer juist waren ingelicht, toen zij mededeelden, dat weldra een voor dracht tot het bouwen eener nieuwe Beurs den Raad zou be reiken en dat die zou worden aan genomen vóór l November 1896, het tijdstip waarop de toenmalige Wethouder van Publieke Werken mr. Treub als raadslid zou aftre den. Want in September bereikte inderdaad een zoodanige voor dracht den Baad. Die voordracht sloot zich geheel aan bij het rapport, dat de Commissie, 28 Februari 1894 benoemd, had uit gebracht. Dat die Commissie, aanvankelijk een verbouwingsplan verkregen hebbende, later «haar draai nam" en tot het bouwen eener nieuwe Beurs op net zoo algemeen afgekeurde Damrakterrein het voorstel deed, werd toegeschre ven aan den invloed, door haar voorzitter, den Wethouder van de Publieke Werken mr. Treub, uitgeoefend. Hieromtrent is in de stukken echter geen licht ontstoken, gelijk wij zullen doen zien. De Commissie zegt in haar rapport van 9 September 1896 het volgende: »De omstandigheid, dat bij de debatten over vroegere beurs-ontwerpen herhaaldelijk bezwaar was gemaakt tegen die ontwerpen, op grond dat, ter wille van de aesthetica, te weinig op de doelmatigheid van de inrichting was gelet, en betoogd was, dat «ene beurs niet alleen door architecten «?Het is den vervaardiger gelukt, den gevels een even schilderachtig als karak teristiek aanzien te geven." Elders las men: »De gevels zijn gecomponeerd met motieven uit de XVIIe eeuw, en blijkbaar was het des ontwerpers bedoeling, zoo goed mogelijk met de omgeving in harmonie te komen. De daken zijn rijzig en de torens bevallig van lijn. Ook de rijke binnendecoratie is zeer gelukkig". Toegelaten tot de tweede, beslissende prijsvraag, hadden de heeren Sanders en er in de bladen oppositie te komen tegen het ingediend ontwerp. Maar het was eigenaardig dat, terwijl men toch ver wachten mocht, dat de oppositie in de eerste plaats het terrein zou hebben ge golden, de meeste opposanten het, over een ganse h anderen boeg gooiden. Sommigen verlangden een openbare tentoonstelling van het volledig ontwerp, anderen keurden de keuze van den bouwmeester af. Zelfs noemde een dagblad de namen van archi tecten onder wie het een prijsvraag voor in het bijzonder gekant tegen het gedeel telijk verkoopen van den grond der bebestaande Beurs, zooals die in de bedoe ling lag, daar zij vreesden, dat daar winkels zouden komen. In denzelfden geest uitte zich de vereeniging »Amstels Middenstand", die in haar adres zei "dat zij het een ramp zoude achten voor de vele zwaarbelaste nering doende ingezetenen, wanneer door den Baad, bij eventueele oplossing der beurs questie, door het inrichten van te verBeursontwerp Mercaturae", door Sanders en Berlage. Gevel aan het Damrak. ring voor stemde Beursontw. Mercaturae". Gevel aan de Stationszijde. moet worden gebouwd, maar dat ook koop lieden hun advies daarbij uitbrengen moeten, gaf aan ondergeteekenden, die juist omdat zij met uitzondering van den voor zitter (mr. Treub, toen wethouder der Publieke Werken) gewoon zijn, de beurs te bezoeken, tot een commissie waren ver«enigd, den moed, een plan voor een geheel nieuwe Beurs aan te geven. Zij besloten, om aan Burgemeester en Wethouders te verzoeken, een architect aan te wijzen, om hen, zoowel bij het beraadslagen over de plaats, als bij het nader uitwerken van dat bouwplan en het verkrijgen der noodige opgave van kosten, de tecbnische voorlichtig, die vereischt was, te verschaffen. Zij hadden daarbij de bedoeling een onderzoek in te stellen naar de uitvoer baarheid van het bouwen eener geheel nieuwe Beurs, op grondslag der resultaten omtrent de verbouwing der reeds bestaande verkregen". Derhalve wilde men het plan van ] 894, door mij opgemaakt tot verbouwing der oude Beurs, bij het nieuwe ontwerp zien gevolgd. Maar men zag over het hoofd, dat niet elke plattegrond voor elk ter rein past. Het rapport vervolgt: «Burgemeester en Wethouders voldeden aan het verzoek der commissie, en droegen, overeenkomstig een rapport van den Directeur der Publieke Werken (toen de heer Lambrechtsen) en na ingewonnen advies van de Commissie van Bijstand in het beheer der PubliekeWerken, den heer H. P. Berlage Nz. op, haar bij te staan en zich, als het plan tot uitvoe ring zou komen, te beschouwen als te dien aanzien te behooren tot den Dienst der Publieke Werken en gesteld te zijn direct onder den Directeur van dien tak van dienst.1' De architect H. P. Berlage Nz. had in 1884 met den ingenieur T. Sanders aan de beursprijsvraag deelgenomen, en hun ontwerp »Mercaturae" had een prijs behaald. Omtrent dit ontwerp had de Commissie van beoordeeling verklaard: Berlage hun ontwerp verschillende veran deringen doen ondergaan, die echter vol gens de beoordeelaars geen verbeteringen waren, zoodat zij het slechts voor den vierden prijs in aanmerking konden brengen. Evenwel, het ontwerp had toch groote verdiensten. Het droeg een echt-Hollandsch karakter en zou, uitgevoerd, misschien beter in het kader der omgeving hebben gepast, dan een der andere ontwerpen. Het laat zich dan ook gereedelijk ver klaren, waarom in 1895 de keus op den heer Berlage is gevallen. Doch sedert had deze Saulus zijn Damascus gevonden. In het najaar van 1893 had er bij hem een geheele omkeering plaats. De rijke vormen, die niet alleen het Beurs-ontwerp, maar ook uitgevoerde werken, als het Nederlandsen Panopticum en de winkel van Focke en Meltzer ge kenmerkt hadden, be sloot hij in den ban te doen, om voortaan alleen in e massieve soberheid van de Noord ? Amerikaansche architectuur zijn heil te gaan zoeken. Het eerste werk, dat van dien omkeer getuigde, was het Verzekerings gebouw op het Damrak. Werden hier nog enkele herinneringen aan de vroegere opvatting ge vonden, het Verzeke ringsgebouw aan het Sophiaplein is een meer zuiver staal van de nieuwe en strenge ma nier des bouwmeesters. De Commissie zal dus, het kan niet anders, wel geweten hebben, wat zij in 1896 van Berlage had te verwachten. Hoe dacht de architect over de opdracht die hem gedaan werd? Heeft de Commissie hem de vrije hand gel aten? Dit zijn vragen, die rijzen, en waarop men zeker gaarne eenig antwoord zal vernemen. Dit ant woord kunnen wij vinden in het rapport der Commissie, waar omtrem deze zaak wordt gezegd: »Het plan van verdeeling, dat het resultaat was geweest der verbouwings-denkbeelden werd den heer Ber lage in overweging gegeven en voorop gesteld, dat, ofschoon de eisch van een monumentaal gebouw niet over het hoofd mocht worden gezien, nochthans een doel matige inwendige inrichting hoofdzaak moest zijn. De heer Berlage verklaarde, na een en ander onderzocht en rijpelijk overwogen te hebben, dat het van ouds door uwe vergadeBeurs beterrein, na melijk het gedempte deel van het Dam rak, de plaats die ook door onze com missie gewenscht werd geacht, de meest geschikte is. Hij verklaarde ver der dat een monu mentaal gebouw daar ter plaatse uit nemend zal passen in het architecto nisch karakter van dat deel onzer stad." Hieruit blijkt, dat de plattegrond van het verbouwingsplan den heer Berlage ter na\ olging is gegeven, en dat de Commissie alleen aan een doelmatige plattegrond hechtte, doch de architectuur geheel aan den ontwerper overliet, nadat deze op zoo ondubbelzinnige wijze zijn ingenomenheid met het gekozen bouwterrein had betuigd. Toen de voordracht verscheen, was de verbazing algemeen. Meer en meer begon een nieuwe Beurs wenschte uitgeschreven te zien. Het was ongetwijfeld te bejammeren, dat er aan de vraag, hoe de opstanden zouden zijn, destijds zooveel aandacht werd gewijd. Want men verloor de terreinquestie zoo doende uit het oog. Er was nu in de vraag een persoonlijk element gekomen, dat beter achterwege zou zijn gebleven. Wie zich tegen het terrein verklaarde, laadde den schijn op zich, tegen den bouwmeester te zijn; wie daarentegen de plek goedkeurde, werd, soms geheel ten onrechte, als een geestverwant van Berlage beschouwd. Het verstandigste, wat over de zaak in het midden werd gebracht, was ongetwijfeld een artikel in dit weekblad, waarvan het slot luidde: «Met het nu aanbevolen terreinplan, dat steeds zoo krachtig, ook door den Raad, veroordeeld is geworden, beslist men voor eeuwen misschien over den hoofdtoegang van Amsterdam. Dit mag niet geschieden, dan na het ernstigst beraad. Men make haast, zooveel men wil, maar overhaaste zich niet, want het Beursplan op zich zelf moge zoo aanlokkelijk zijn, als het wil, het verkeert te zeer in strijd met het algemeen belang, dan dat men het zoo in de gauwigheid zou mogen doordrijven. De fouten door en ten opzichte van Amsterdam begaan, zijn reeds talrijk genoeg." Scheen het aanvankelijk, dat de oppositie geen groote verhoudingen zou aannemen, op het laatste oogenblik veranderde dit en werden in dagbladartikelen of adressen tal van bezwaren geopperd. Een poging tot verdediging van het ingediende plan en van de geheimzinnigheid, waarmede het omringd was, waagde alleen de Telegraaf. In het Bouwkundig Weekblad werd streng afgekeurd de houding van het Dagelijksch Bestuur, in het bijzonder die van den Wetbouder Treub. Het blad vond het ongehoord, dat aan het publiek, dat toch recht heeft op het behandelen van belang rijke questies in het openbaar, niets anders werden getoond, dan plattegronden. Het slot der beschouwing luidde : »lndien de Raad nu toch besluiten mocht om zonder verdere openbaarmaking der plannen de voordracht omtrent den Beursbouw aan te nemen, dan zal het verwijt steeds ver nomen worden, dat de nieuwe Beurs als bij verrassing tot stand is gekomen, omdat de Raad de beursquestie beu is en hem lust en belangstelling tot onderzoeken en overwegen ontzonken zijn. Een besluit, onder zulke omstandigheden genomen, zou al hoogst betreurenswaardig zijn". De wakkere strijders voor den boule vard, de heeren A. W. de Flines en J. F. von Glahn, wendden zich tot den Raad met de mededeeliug, dat zij voor de Plattegrond der Beurs, behoorende by het Commissie-rapport van 9 Sept. 1896. uitvoering van het plan, in 1891 aan genomen, weder in handen hadden alle terreinen, welke benoodigd waren en dat zij die, voor /'200.000 minder dan vroeger, ter beschikking konden stellen. Vele bewoners van Kalverstraat en Nieuwendijk zonden een adres in, om op de benadeeling hunner belangen bij aan neming der voordracht te wijzen. Zij waren huren kantoorlokalen en caférestaurant, werd toegelaten, dat de gemeente in concur rentie ging treden met de burgerij zelve". In de Telegraaf kwamen twee inge zonden stukken voor. Het eene, van den heer J. R. de Kruyff, richtte zich tegen de door een «Oud-Amsterdammer" in het Handelsblad verdedigde stelling, dat ons land niet rijp zou zijn voor het publiek tentoonstellen von plannen en «lat het een aangenaam teeken van moed was, dat de Raad, zonder zich aan de openbare meening te storen, eindelijk eens zou durven doortasten, De heer De KruyÜ' vond deze stelling 18e eeuwsch en meende, dat van moed eerst sprake kon zijn. als de Raad de plannen openlijk tentoonstelde, daarna het publiek liet praten en dan toch zijn wil wist door te zetten. De »Oud-Amsterdammer" had ook ge zegd dat »de teleurge stelde architecten nu spraken van de bij zondere protectie, den heer Berlage ten deel gevallen, maar dat daar tegenover gesteld moest worden, dat vijf jaar geleden de heer Berlage al even weinig de aangewezen man genoemd zou zijn, een voudig omdat men toen niet wist, wat hij doen kon". Hierop antwoordde de heer De Kruyff het volgende: »Juist omdat wij nu weten wat Berlage doen kan, juist daarom zijn wij ongerust. Want in die vijf jaar heeft hij het huis van de »A1gemeene" aan het Damrak en de forteres met de groene gordijnen aan het Sophia plein gebouwd. En even weinig als ik den ontwerper van het eerste perceel hierom den aangewezen man vind, die met succes het halve Damrak kan bebouwen, even groot is mijn vrees om aan den architect der forteres zonder andere controle dan van een Raadscom missie van vijf leden op te dragen een gebouw te stichten met gevels van 140 meters lengte bij 57 meters aan het Open Havenfront en 37 meters aan den Dam. Wat mij betreft, ik ben geen architect, die de Beurs wenscht te bouwen. Hoogst ongaarne, eerst op het uiterste oogenblik en door »de heeren" hiertoe gedwongen, doe ik een dissonant hooren in het koor, dat door de jonge artisten en hun aanhang wordt aangeheven ter verheerlijking van den «aangewe zen" architect. Het is geen wonder, dat zijn leer vele jonge ren bekoort. Want hij wil een apostel wezen van het be ginsel van eenvoud en zich-zelf-zijn bij de beoefening der architectuur. «Dit is inderdaad een zeer schoon be ginsel. Maar met beginselen alleen kan men geen stad verfraaien. Ver eischt zijn boven dien : een groote ervaring om te we ten, wat geteekende lijnen in de werke lijkheid doen en juist voor hem die het nieuwe zoekt een buitengemeen ontwikkeld gevoel voor proportie en voor eenheid in de verscheidenheid van vorm en kleur. «Deze hoedanigheden zijn mij niet ge bleken in de bovengenoemde proeven van 's mans talent, die slechts proefnemingen geen resultaten van onderzoek %ijn. Wat zal het nieuwe beursplan geven ? Alweer een proefneming, maar ditmaal op een schaal van anderhalf millioen. En daar zou ik toch liever dit stadsdeel en dat gebouw niet aan wagen." De heer De Kruyff besloot: «Dat er stemmen gehoord worden in de Raads vergadering van Woensdag, die pleiten voor uitstel van beslissing tot na enkele weken! Hij (de wethouder Treub) wien de ijdelheid zulke parten speelt, dat hij de eer begeert, bij verrassing een questie op te lossen, waarte gen vijf en twintig jaar zijn voor gangers zijn opgetornd hij moge bedenken, dat, vóór dezen, ook zij dit hadden kunnen bereiken, als zij dezelfde minachting getooud hadden voor het publiek van Amsterdam". Het tweede stuk was alleen door een initiaal onderteekend. De schrijver stelde zich niet op een architectonisch standpunt, doch bezag de zaak meer in het alge meen. »I)aar ligt," zoo zei hij »in de oplossing der beursquestie, zooals die Woensdag in den Gemeente raad aan de orde komt, iets stiekems. Het is, alsof men de burgerij heeft willen verrassen. In de haast, die men thans maakt, in de geheimzinnige wijze, waarop men deze oplossing behandelt, ligt een groote tegenstelling met de be-zadigdheid en de eerlijke open baarheid der vorige. Het is stoo tend voor de burgerij, dat in een geheime zitting de neuzen al geteld zijn. Wie is de haastige drijver toch in dit alles, wie is de man, die in deze geheime zitting de meerderheid op zijn hand heeft weten te krijgen? Woensdag hopen wij het te hooren." De hoop van dezen schrijver werd niet verwezenlijkt, zooals wij later zullen zien. Maar de openbare meening wees met den vinger den Wethouder Treub aan, omtrent wiens aandeel en rol in deze zaak destijds de zonderlingste geruchten gingen. Weer een ander schrijver zeide, in een met een initiaal geteekend stuk: »Het is te hopen, dat de meerderheid van den Raad wel overwege, dat door het aannemen der voordracht vele particuliere belangen worden geschaad, niet ten bate van het Beursontwerp Mercaturae". Gevel aan de Damzyde. algemeen belang, maar ter bevrediging van het bijzonder belang van enkelen. Het meerendeel der beursbezoekers is zeker met de eerst in uitzicht gestelde verbouwing der bestaande Beurs volkomen tevreden." Het debat in den Raad leverde niets nieuws op. Gelijk wij later zien zullen, was het zeer kort; sommige sprekers be toogden, dat de neuzen niet in geheime zitting geteld waren, doch dit scheen slechts in zooverre waar te zijn, als die telling elders had plaats gehad. Een zeer opmerkelijk feit deed zich voor, nadat bij stemming de voordracht aange nomen bleek te zijn. Toen ging er een groot gejuich in den Raad op, terwijl de menschen op de openbare tribune zich stil hielden. Daaruit, viel wel op te maken, dat het gevallen besluit niet populair was. Gaan wij nu na, wat er bij de behan deling der voordracht door de verschillende sprekers werd gezegd. De heer Kuinders betoogde, dat het plan van de Commissie binnen Amsterdam een storm had doen opsteken, en dat de grieven niet alleen haar bestaan ontleenden aan het niet-publiceeren der teekeningen, alsof de plannen niet mochten worden gezien, maar voornamelijk aan het empla cement, dat gekozen was. Hij wilde ook anderen dan de commissie in de gelegen heid stellen, plannen in te dienen. De heer Hooglandt maakte er de com missie een verwijt van te zijn afgeweken van haar mandaat. Hij wraakte het, dat men alleen den plattegrond van het ont werp Berlage te zien kreeg, doch geen opstandteekeningen. De heer Muller vond de eisch, dat men overlegging der opstanden verlangde, onre delijk. De heer Kuipers zeide »toen hij deze voordracht ontving, bij zich zelf ge dacht te hebben dat het hiermede ging als met den hond, die tot zijn uitbraaksel terugkeerde." Hij achtte de oplossing vin het vraagstuk zóó ongelukkig, dat hij geen vrijheid kon vinden om zijn stem aan de voordracht te geven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl