Historisch Archief 1877-1940
DE AM1TERDAMMEK WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No.1342
De geheimzinnigheid, waarmede de zaak
behandeld was, werd door deu heer Boelen
afgekeurd. Hij vond die geheimzinnigheid
wel radicaal maar in strijd met de radicale
beginselen van den heer Treub, den voor
zitter der Commissie.
De heer Van Nïerop verdedigde de
voordracht. Hij besprak ook het ver
wijt der geheimzinnigheid en wel in de
volgende bewoordingen.
»Waarom de plannen niet zijn overgelegd ?
De plannen zijn overgelegd, doch de
teekeningen der gevels heeft men gemeend, niet
openbaar te moeten maken. Waar ge
schiedde zulk een openbaarmaking ooit ?
Bij de Beurs gebeurde zij, omdat de plannen
tot dusver altijd zijn ingeleverd door derden,
meestal ongevraagd. Men begon dan steeds
met propaganda voor zijn eigen plan te
maken, en zoo is het publiek er bij de
beursquestie aan gewoon geraakt, telkens
een beursplan te zien tentoongesteld. Er
zijn tal van plannen openbaar gemaakt,
maar welk nut heeft het gehad? Wil men
een plan laten afbreken, dan publiceere
men het1'.
De heer Sutorius wilde niet de ver
antwoordelijkheid op zich laden, te hebben
medegewerkt tot verminking van deze
schoon e stad, en zou daarom stemmen
tegen de voordracht.
De wethouder Treub, die voorzitter der
Commissie was, besprak de esthetische zijde
van het vraagstuk. «Burgemeester en Wet
houders hebben" zoo zeide hij »toen de
Commissie hun verzocht een architect aan
te wijzen om haar bij te staan in het
ontwerpen van een plan, het advies in
gewonnen van den Directeur der Publieke
Werken en deze heeft, toen hij het voorstel
deed om den heer Berlage aan te wijzen
als den architect, door de Commissie ver
langd, daarbij volstrekt niet alleen gesteund
op eigen kennis of op eigen ervaring.
Integendeel, waar hij begreep, dat het
hier een questie gold, die uit een esthetisch
oogpunt van belang was, heeft hij advies
ingewonnen (en dat advies ook mede
gedeeld aan Burgemeester en Wethouders)
bij personen, die zeker in den lande geacht
moeten worden, autoriteiten op dit gebied
te zijn".
De Wethouder noemde de namen dezer
autoriteiten echter ni«t.
Ten slotte ging men stemmen. Vóór
waren de heeren: De Sauvage Nolting,
Treub, Van Hall, Schölvinck, Hovy,
Pijnappel, Kuinders, Serrurier, Van Leeuwen,
Van Ogtrop, Korthals Altes, Voüte,
Hooglandt, Van Eeghen, P. Nolting, Blooker,
D. Schut, Van Nierop,Fabius,Van Lennep,
Daniels, Den Hertog, Muller, Heineken
en Everwijn Lange. Tegen stemden de
heeren: Boelen, Polak, Sutorius, Kuipers,
Zegers Veeckens, Van Gigch, H. Schut,
Bensdorp, Van Waterschoot van der Gracht
en Sterck. De heer Kouveld hield zich
buiten stemming.
Algemeen werd deze uitslag betreurd,
hoewel men hem voorzien had. Er waren
velen, die weigerden te gelooven, dat de
Raad bij een besluit, zóó impopulair, zou
volharden. De heeren De Flines en Von
Glahn stelden plannen ten toon, om te
doen zien, hoe een betere oplossing te ver
krijgen zou zijn. Maar alles was te vergeefs.
Het verdient opmerking, dat de vraag,
hoeveel' de Beurs zou kosten, in den Raad,
ofschoon de stedelijke financiën reeds in
geen besten staat verkeerden, geen punt
van bespreking heeft gevormd.
In het rapport der Commissie wordt
omtrent de kosten het volgende gezegd:
»Voldoet het ontworpen gebouw dus aan
de eischen van alle handelsorganen, ook
wat de kosten betreft Steekt het bij de
vroegere plannen gunstig af. De raming
der kosten van het plan, dat wij de eer
hebben, aan Uwe vergadering voor te
leggen, bedraagt met inbegrip van kosten
van meubilair en centrale verwarming, van
onvoorziene uitgaven en bijkomende
bestratingswerken rond, volgens de hierbij
overgelegde begrooting, ? 1.350.000".
Aan de juistheid dezer raming werd in
den Raad niet getwijfeld, ofschoon in die
dagen de begrootingen voor Gemeente
werken nog al eens te laag gebleken waren,
en het feit, dat het gynecologisch paviljoen,
dat voor den hoogleeraar Treub bij het
Wilhelmina Gasthuis gebouwd zou worden,
na op f 100.000 geschat te zijn, ten slotte
bleek ?217.000 te zullen kosten, den Raad
toen zeer had ontstemd. De Wethouder
Treub had den storm slechts kunnen be
zweren, door te verzekeren : »De Directeur
der Publieke Werken stelt zich in deze
verantwoordelijk; hij bedoelt daarmede, dat
hij zich hoofdelijk aansprakelijk stelt, en
hiermede in verband acht het behouden
zijner reputatie als goed technisch amb
tenaar".
Sinds hebben zoowel Wethouder als
Directeur een anderen werkkring gekozen,
zoodat, mocht het blijken, dat de raming
der Beurs te laag is geweest, de tegen
woordige titularissen daarvoor niet ver
antwoordelijk kunnen worden gesteld.
UIT DE_N_ATUUE(.
XI.
Hoe sommige insecten den weg vinden.
Wie wel eens een kwartiertje in de buurt
van een mierennest is bly'ven kyken, zal stellig
zich ook afgevraagd hebben: hoe weten die diertjes
zoo precies den wegnaar hun nest? Geen enkele
immers schy'nt af te dwalen, en maakt er eens
eentje een zy'weg dan keert hy toch spoedig
zonder eenige aarzeling naar den hoofdweg terug.
Ook treft het ieder aandachtig toekijker dat,
althans by groote nesten, er duidelijk rechts
gehouden wordt. Op den smallen mierenweg
gaat een stroom rechts en op kleinen afstand
daarvan een lii ks; de een gaat naar het nest,
de andere voert er van weg, tot op twee- drie
honderd pas afstand dikwyls.
De zekerheid waarmee de stroom steeds de
zelfde richting houdt, het terugvinden van
den weg door de zy pad-liefhebbers, en ook
de snelheid van beweging geven volmaakt den
indruk: .Die dieren kennen precies den weg".
Wy denken daarby a&n ons eigen herinne
ringsvermogen en meenen nu ook, dat die mieren
daar den weg herkennen, zooals wij den onzen
aan de boomen er langs, de steenen, de bochten
en hoeken; dus door het onthouden van hetgeen
herhaaldelijk langs en op den weg wordt op
gemerkt.
Ook weten wy van ons zelf, dat we soms in
een ons onbekende streek, de hei of de duinen
b v., na een lange bochtige wandeling een
terugweg inslaan met de vaste overtuiging:
.dien kant moet ik ui'; ik herken den weg niet,
ben misschien ook niet er langs gegaan, en
toch moet ik nu rechts en niet links, vooruit
en riet terug loopen."
Deze duistere gevoelens, die ons vaak, ofschoon
Ung niet altyd, terecht helpen, dit soort instinct,
dit plaatsgeheugen, zooals het by' menschen wel
veel genoemd wordt, gevoegd by het herinneren
van de merkteekenx van den vaak bezochten
weg, zouden voldoende zy'n om ook het vinden
van den weg door de mieren te verklaren.
En tot voor korten tijd had men dan ook met
deze verklaring vrede en twijfelden ook de meeste
dierkundigen niet aan het plaatsgeheugen en de
terreinkennis van de mieren. Binnen den om
trek van een dertig meter immers en by groote
nesten nog veel verder, vond een mier, die
opgenomen en verplaatst werd, altyd den weg
naar het nest terug.
En toch is het nu zeker (voor zoover dan
als wij in zulke zaken van zekerheid kunnen
spreken) dat de mieren absoluut geen terrein
kennis bezitten, dat ze stellig geen
merkteekenen volgen en ook geen enkel instinct hun den
rechten weg naar hun nest wijst.
Een mier een eindje van zy'n nest opgenomen
(als 't nest weinig bewoners telt, is er vlak by
ook goed) en verder weg op den grond geplaatst,
of dicht bij het nest op een krant of op pas
neergeworpen zand gezet, draait als een ver
dwaalde in 't rond en kiest ten slotte een of
andere richting, welke toevallig die van het nest
kan zjjn, maar evengoed elke andere.
Hiervan kan ieder zich overtuigen, wienzoo
iets interesseert Ik heb 't herhaaldelijk beproefd
bij een bekend reusachtig mierennest, dat mis
schien ouder is dan ik zelf. Het bevindt zich
in 't bosch van Drakensteyn aan de Lage
Vuursche by de kapel. De miereostraat is, al loopt
er geen enkele mier op, al op een afstand te
zien, zoozeer is de weg uitgesleten, en hy is zoo
netjes geplaveid, als een rattenpad in een tuin.
Neem eens zoo'n beestje uit de straat, waarop
in den zomer de mieren vaak in gesloten ge
lederen van tien, die de volle breedte vanden
weg innemen, voortylen. Zet ge het op een tien
£. twintig meter afstand, dan scharrelt het een
poos rond en slaat daarby' voortdurend met de
sprieten tegen den bodem ; soms geraakt het
al dwalend op bekend terrein; dat is duidely'k
aan zy'n manier van doen te bemerken; het
slaat dan plotseling de sprieten een paar maal
met kracht tegen den grond en snelt in een
vaart zonder verder tasten of aarzelen voort in de
richting van het nest.
Dus toch wel een zoeken en herkennen van
den juisten weg, zooals ook wy zouden doen ?
Het lijkt maar zoo. Stry'k eens met een
vochtigen vinger even voor 't loopend diertje dwars
over zy'n pa4 of maak een gleuf in zyn weg l
Daar begint het beestje weer 't zelfde spelletje
van zooeven, net zoo lang, tot hy op zy'n
omdolingen bij toeval het spoor terugvindt.
We hebben hier werkelijk niet met het
zoeken en vinden van een weg of ook maar
van een richting, doch weer met een spoor te
doen, net als by' den hond. Heel waarschijnlyk
ook weer met een renkspoor en wel met een,
dat door dieren van hetzelfde nest kort geleden
is achtergelaten. Dat dicht by' een groot nest
een mier, die van de straat werd verplaatst,
den weg spoedig terugvindt, ligt daaraan,, dat
er in den omtrek van het nest zooveel paadjas
liggen. Wij kunnen die niet waarnemen, de
mier wel; die heeft zyn reukorganen of althans
iets, dat veel overeenkomst heeft met onzen
reuk, in zyn sprieten.
Ook op de drukste wegen ontstaat ontstel
tenis, wanneer er plotseling een strookje papier
overheen wordt gelegd, hetzij dwars of in de
lengte, mits de geheele breedte van de straat
bedekt is. Ook moet dit papierstrookje plat
tegen den grond geduwd worden, zoodat de
mieren er niet onder door kunnen kruipen;
want in 't laatste geval tellen zy de hindernis
in het geheel niet.
Het dwarse strookje mag zoo smal wezen als
een stroohalm, zoodat de mieren, die aan beide
zy'den verbluft bly'ven staan, elkaar haast met
de sprieten kunnen aanraken, toch komt er een
opstopping. Soms dringen de
achteraankomenden zoo op, dat een enkele op 't papier geduwd
wordt ; die loopt snel terug, weer een ander
komt wat verder, en nu waagt een derde het,
net zoo ver te gaan; keert dan echter teiug
tot er eindelyk eentje geheel over komt oi, door
de achterstaan den op zij gedrongen, om de ver
sperring heen draait Dan volgen er dadelyk
meer en de stroom gaat weer door als te voren.
Zet een lange smalle doos zonder deksel, het
middelstuk van een poederdooeje b.v, op de
straat, nadat ge aan de beide smalle wanden
een twee millimeter breede inkeping hebt ge
maakt; de straatweg is nu verduisterd, maar de
mieren loopen ongestoord deor den donkeren
tunnel Licht schy'nen zy' bij het spoorvolgen
niet noodig te hebben.
Alle andere proefnemingen hebben tot het
besluit gevoerd, dat de mieren op hun tochten
werkelijk steeds een beslaand reukspoor volgen
en volstrekt geen herinLerïngen of merkteekens
behoeven te bezigen, om den weg te kunnen
vinden.
Wel bly'ft er nog veel raadaelachtigs over;
zoo onder andere hetzelfde als bij het
spoorzoeken door een jachthond. Een mier, die na
een poos rondgedoold te hebben, op een reuk
spoor komt, ruikt of merkt, doet althans alsof hij
loeet, naar ivelke richting het spoor gaat.
Dit, nu is niet anders te verklaren dan door
ons voor te stellen, dat de stoffen waaruit het
spoor bestaat, de chemische deeltjes n 1., gepo
lariseerd zyn, dat wil zeggen, op een of andere
wy'ze alle zijn gericht, en wel naar en van het
nest, zooals men aanneemt dat de moleculen in
een magneet zelf kleine magneetjes zyn, en
zich noord-zuid richten.
Door een vernuftige proef heeft Be hèaan
getoond dat er werkelyk iets dergelyks in 't spel
moet zy'n. Hy' heeft bij deze experimenten de
fouten vermeden, die Lubbock, de beroemde
Engelsche miereckenner, beging en die daarom
indertyd niet tot een resultaat kwam.
Sommige mierersoorten houden er bladluizen.,
die hun zoetigheid leveren, op na, zooals wij
melkkoeien op stal zetten. Welnu, op een
mierenstraatje dat naar zoo'n bladluizen-kolonie
voerde, plaatste Bethe een p!at bukken plaatje;
alleen in 't midden wat bol en van de breedte
der mierenstraat ; hy herstelde de gestremde
passage, door eenige mieren te dwingen er over
te loopen. Weldra, ook al door wat honing, was
het drukke verkeer hersteld, en de mieren
liepen over het blik, zooals even te voren over
den grond.
Nu was de nieuwe kanstweg eigenlyk een
goed bedachte draaibrug, zooals 't figuurtje
hierbij voldoende aantoont.
De draaïbrug op het mierenpad.
Eerst had Bethe heel wat onderzoekingen
gedaan, om uit te maken in welk geval een
mier niet merkt, dat hy' op een plankje in 't
rond wordt gedraaid, en de onderzoeker han
delde daarnaar by'zy'n proef.
En nu deed zich het volgende voor:
De brug wordt 360°gedraaid, zoodat dus
a weer aan a, en b en b aan b sluit, de mieren
loopen kalm door.
De brug wordt 180°gedraaid, de mieren die
van het nest komen, staan bij a, als voor een
muur. Die van de bladluizen komen bij b eveneens.
De brug wordt gedraaid terwijl er drie mieren
die van den stal komen, midden op de plank
zyn. Zy loopen ty'dens de draaiing ongestoord
verder, behouden derhalve hun oorspronkelijke
richting en komen nu by b, dus op het punt
van opgang van de brug; ze staan als voor een
afgrond; aan weerskanten van de brug hoopen
zich de mieren op, net als toen de brug open
gedraaid was, en toch staat die zoo vast als 't kan.
Als er veel mieren op het draaiende deel
van de brug met een omzwaai in verlegenheid
zy'n gebracht, dalen enkele slimmerds van de
brug af en volgen daarna zelden begane
zijpaadjes; ook in de wachtende en dringende
massa's aan weerszoden schuilen enkele mieren
genieën, die een ouden zijweg inslaan en zoo de
tooverbrug vermijden. Maar het gros op de brug
bly'ft rondloopen, als was aan weerszyden van
de brug yle ruimte, en de lui aan weerszijden
doen alsof de brug ingestort was.
Nu draait de onderzoeker de brug weer 180°,
en in den ouden stand terug; dadely'k stort
zich de menigte op de brug en van de brug
op den vasten weg.
»
".J
?
i
m
?9
"9
i
Hoe men zich gepolariseerde mierensporen voor
kan stellen.
Deze proefneming waarvan hier alleen de
hoofdzaken zy'n verteld, zal wel voldoende aan
getoond hebben, dat het reukspoor dar mieren
op een ot andere wijze gepolariseerd moet zy'n.
Zonder eenige vaste beteekenis te willen doen
hechten aan de plus- en minteekens geeft
bovenstaand figuurtje de gedachte van Bethe
duidelijk aan.
* *
*
C o r r e s p. Een afdoend middel tegen
kleedermotten moet nog gevonden worden. Het
beste doet u, met het bont en de overige
winterkleederen, waarin u mottenlarven ver
moedt, eenige dagen luchtdicht in een kist te
sluiten, waarin een fleschje met zwavelkoolstof
staat te verdampen. Voorzichtig met licht,
handen en kleeren !
Breng in de kleerkast, die nauwkeurig moet
sluiten, riekende stoffen, b.v. naphtaline, die
den bontgeur maskeeren.
Het vogeltje dat boven in een boom een ge
luid maakt, hetwe'k het midden houdt tusschen
het gekry'sch van een papegaai en den kras
van een kraai, maar veel zachter en iets meer
gerekt, is stellig de groenvink of groenling.
In de parken hier in de stad, in Artis ook,
zitten er verscheidene, ge herkent ze het best
aan dat kgèg", ook aan hun vischstaartje,
hun dikken bek en aan een gele streep onder
langs de vleugelly'n.
Houtduiven (witte ringen om den nek) lijken
niet alleen zoo groot, ze zijn werkelijk, als ze
de veeren wat opzetten, bijna zoo groot als
gewone kippen ; 's morgens voor acht uur zien
wy' er hier in de stad ook wel op den grond,
dan merk je het best wat een flinke dieren
het zijn.
De groote boomen, met de takken en ook de
knoppen twee aan twee tegenover elkaar, die
nu in 't Hortus-plantsoen, in Artis en in 't
Linnaeuspark bloeien met roode bloempjes vlak
op 't bladeriooze hout, zyn Roode Ejchdoorns.
De heesters, met roode bloemtrofjes en
bessenblaadjes, die nu uitloopen en al bloeien (zes
weken vroeger dan verleden jaar) zy'n ook beasen,
maar Amerikaanecbe. en ciet eetbaar. Roode
Ribes heeten ze bij de tuin lieden, er zy'n heel
wat variëteiten van. Ge vindt ze in alle parken
en tuinen.
( Uw wild bloempje uit Haarlem heet Corydalis
of Helmbloem, het is dit jaar ook verbazend
vroeg aan den gang. De crocussen, die in Artis
en elders de perken met het jonge gras zoo
bevallig met wit, geel en paars bestippelen
zy'n stellig alle verwilderde exemplaren.
Er is al een tjiftjaf of tierlantijntje uit zijn
winterverbli, f naar Bussum teruggekeerd. Bin
nenkort hooren wy weer in alle parken en
tuinen het welluidende getingel, dil, dil, del,
del, dil del del van het elegante vogeltje, met
zy'n fijn snaveltje, grauw rugje en geelwit buikje.
Een heel klein boom-klokje, dat hoog en
vlug tusschen het bottend lente-groen zy'n
uren slaat,
E. HEIMANS.
Handltiding by de moderne bvjenteelt. Be
werkt naar de 17de Engelsche uitgave
van F. W. COWAN, door G F. W. KEHBK,
/ 1.25.
Dit handige boekje is, wat de titel belooft,
een handleiding voor bijenhouders, die de oude
strookorven vervangen hebben door by en k as t en
met losse, nitneembare raatraampjes.
Meer dan een handleiding, een practische
raadgever voor de teelt is het boekje niet, en
wil het blykbaar ook niet zy'n.
Wie van het wonderlijke by'enleven, van de
lichaamsbouw en de werkwijze dezer diertjes
iets naders wil hooren, is hier niet te recht, bij
wordt verwezen naar andere werken.
Maar de werktuigen, de nieuwste vindingen
niet uitgezonderd, die een bijenhouder te pas
kunnen komen, zy'n hier beschreven en hun
behandeling is duidely'k uiteengezet. Bovendien
zy'n al die vernuftige instrumenten afgebeeld.
Deze prospectus-clichés zy'n in groot aantal
over het boekje verspreid, maar er zy'n ook
enkele goede zinco's, die op het papier van
het boekje wel niet op hun voordeeligst uit
komen, maar toch aardige kykjes geven van
het werken in een byenpark.
Het boekje zal in dezen tijd, nu de by'enteelt
j bij ons aan het toenemen is, zy'n weg wel vinden
en waarschijnlijk veel nut »tichten. Mocht het
tot een tweeden druk komen, dan zal de be
werker wel zorgen den tekst, van de eerste
bladzy'den vooral, te ontdoen van enkele woorden
en uitdrukkingen, die sterk aan andere talen,
Engelsen en Duitsch doen denken en daardoor
den lezer hi .deren. We weten wel wat er bedoeld
wordt met «eierlage" en >opbewaard"' maar 't is
toch beter de gewone nederlandsche woorden
te bezigen. Ook het voortdurend gebruiken
van Engehche duimen als maat, is dunkt me
niet goed, en hoeveel een »quart" by'en weegt,
weet ook niet iedere lezer.
Over 't algemeen schy'nt de vertaler, die zoo
goed weet hoe 't moet, wat al te nauwgezet
den Engelschen tekst gevolgd te hebben; die
heeft dan ook al zooveel drukken beleefd.
Dit betreft echter kleinigheden, die by' her
druk licht te verhelpen zy'n. E. Hs.
IIIIIIIMItMMlM
WESTLANDSCHE HYPOTHEEKBANK,
gevestigd te 's Gravenhage.
Opgericht in 1893.
COMMISSARISSEN:
Jhr. Mr. W. SIX. Oud- Minister van Binnenlandsche Zaken, te 's Gravenhage,
Voorzitter.
Mr. H. P. BERLAGE, Bankier, Lid der firma KERKHOVEN & Co., te Amsterdam.
Jhr. Mr. W. Th. C. VAN DOORN, Advocaat- Procureur, te 'a- Gravenhage.
Mr. R. J. H. PATIJN, Administrateur der Generale Thesaurie bij het Departement
var, Financiën en Lid van de Pnvinciale Staten van. Zuid- Holland, te 's- Gravenhage.
E. RENÉVAN OUWENALLER, Directeur van de Nederlandsche
BrandAssurantie- Maat schappij de Salamander" te Amsterdam.
Mr. W. J. SNOUCK HURGRONJE, Lid van den Gemeenteraad, te 's-Gravenhage.
Mr. M. TYDEMAN Jr., Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, te Breda.
Mr. A. H. M. VAN BERCKEL, Kantonrechter en Lid van den Gemeenteraad te
Nymegen, wonende te Hees.
Dr. J. VAN DER HOEVEN, Med. Doctor en arts, te Maasland.
D. DE VISSER, Bankier, Lid van de Provinciale Staten van Drenthe, te Meppel.
M. C. WURFBAIN, Bankier, Lid der firma VAN EANZOW & Co., te Arnhem.
Jhr. Mr. J. H. VAN REENEN, Lid van de Algemeene Rekenkamer, te 's- Gravenhage.
Jhr. C. J. J. A. VAN TEYLINGEN, Lid van de Provinciale Staten van Zeeland,
te Middelburg.
Jhr. Mr. E. TJARDA VAN STARKENBORGH STACHOÜWER, Burgemeester
van Groningen.
Mr. L. P. H. M. Baron MICHIELS TAN VERDUIJNEN, Lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, te 's-Gravenhage.
Geplaatst maatschappelijk kapitaal
Eeserves .........
Uitstaande leeningen op 31 December 1902
Uitgekeerd dividend 1894?1903: 41/2» 6' 6» 8
? 1,500,000.
f 131,947.10
? . ? ? 12,060,115.86
*°. *»« »*> *«» W/o»
De Pandbrieven der WEETLANDSCHE HYPOTHEEKBANK zy'n in stukken
van / looo.?. / 500.?, ? 100.?, ? 50.?, verkrygbaar :
te 's Gravenhage ten kantore der Bank, Lange Houtstraat 10.
te Amsterdam, Damrak 92.
en verder by Heeren Agenten en Correspondenten.
MEÜBEL-BAZAR
SINGEL 263 -283,
bij de Palelsstraat.
Kantoor-Meubelen enz.
140 X 80 / 65.
_ Telefoon 3968. J. MEIJERINK MEIJER.
Eunstsaal Panorama.
Panoramagebouw, Plantage,
Bijzonder fraaie KASTEN, BUREAUX,
BUFFETTEN en andere Meubelen.POROELEIN
en AARDEWERK, PERSISOHE TAPIJTEN.
Entree vrij. Zonttaff*
DE PHOENIX
234 Spuistraat, Amsterdam,
Meubileeringen.
Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis.
Levering onder volledige garantie franco
geplaatst door geheel Nederland.
L BINNEN-!
INRICHTING TOT
MEIUBELEIEKING
VERSIERING
20-ROKIN-120
EN TEGEL
FABRIEK
IhOLLAND
l NAAr
L^£
NAAMLVENN-CEV-TE