De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 15 maart pagina 8

15 maart 1903 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AM1TERDAMMEK WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No.1342 De geheimzinnigheid, waarmede de zaak behandeld was, werd door deu heer Boelen afgekeurd. Hij vond die geheimzinnigheid wel radicaal maar in strijd met de radicale beginselen van den heer Treub, den voor zitter der Commissie. De heer Van Nïerop verdedigde de voordracht. Hij besprak ook het ver wijt der geheimzinnigheid en wel in de volgende bewoordingen. »Waarom de plannen niet zijn overgelegd ? De plannen zijn overgelegd, doch de teekeningen der gevels heeft men gemeend, niet openbaar te moeten maken. Waar ge schiedde zulk een openbaarmaking ooit ? Bij de Beurs gebeurde zij, omdat de plannen tot dusver altijd zijn ingeleverd door derden, meestal ongevraagd. Men begon dan steeds met propaganda voor zijn eigen plan te maken, en zoo is het publiek er bij de beursquestie aan gewoon geraakt, telkens een beursplan te zien tentoongesteld. Er zijn tal van plannen openbaar gemaakt, maar welk nut heeft het gehad? Wil men een plan laten afbreken, dan publiceere men het1'. De heer Sutorius wilde niet de ver antwoordelijkheid op zich laden, te hebben medegewerkt tot verminking van deze schoon e stad, en zou daarom stemmen tegen de voordracht. De wethouder Treub, die voorzitter der Commissie was, besprak de esthetische zijde van het vraagstuk. «Burgemeester en Wet houders hebben" zoo zeide hij »toen de Commissie hun verzocht een architect aan te wijzen om haar bij te staan in het ontwerpen van een plan, het advies in gewonnen van den Directeur der Publieke Werken en deze heeft, toen hij het voorstel deed om den heer Berlage aan te wijzen als den architect, door de Commissie ver langd, daarbij volstrekt niet alleen gesteund op eigen kennis of op eigen ervaring. Integendeel, waar hij begreep, dat het hier een questie gold, die uit een esthetisch oogpunt van belang was, heeft hij advies ingewonnen (en dat advies ook mede gedeeld aan Burgemeester en Wethouders) bij personen, die zeker in den lande geacht moeten worden, autoriteiten op dit gebied te zijn". De Wethouder noemde de namen dezer autoriteiten echter ni«t. Ten slotte ging men stemmen. Vóór waren de heeren: De Sauvage Nolting, Treub, Van Hall, Schölvinck, Hovy, Pijnappel, Kuinders, Serrurier, Van Leeuwen, Van Ogtrop, Korthals Altes, Voüte, Hooglandt, Van Eeghen, P. Nolting, Blooker, D. Schut, Van Nierop,Fabius,Van Lennep, Daniels, Den Hertog, Muller, Heineken en Everwijn Lange. Tegen stemden de heeren: Boelen, Polak, Sutorius, Kuipers, Zegers Veeckens, Van Gigch, H. Schut, Bensdorp, Van Waterschoot van der Gracht en Sterck. De heer Kouveld hield zich buiten stemming. Algemeen werd deze uitslag betreurd, hoewel men hem voorzien had. Er waren velen, die weigerden te gelooven, dat de Raad bij een besluit, zóó impopulair, zou volharden. De heeren De Flines en Von Glahn stelden plannen ten toon, om te doen zien, hoe een betere oplossing te ver krijgen zou zijn. Maar alles was te vergeefs. Het verdient opmerking, dat de vraag, hoeveel' de Beurs zou kosten, in den Raad, ofschoon de stedelijke financiën reeds in geen besten staat verkeerden, geen punt van bespreking heeft gevormd. In het rapport der Commissie wordt omtrent de kosten het volgende gezegd: »Voldoet het ontworpen gebouw dus aan de eischen van alle handelsorganen, ook wat de kosten betreft Steekt het bij de vroegere plannen gunstig af. De raming der kosten van het plan, dat wij de eer hebben, aan Uwe vergadering voor te leggen, bedraagt met inbegrip van kosten van meubilair en centrale verwarming, van onvoorziene uitgaven en bijkomende bestratingswerken rond, volgens de hierbij overgelegde begrooting, ? 1.350.000". Aan de juistheid dezer raming werd in den Raad niet getwijfeld, ofschoon in die dagen de begrootingen voor Gemeente werken nog al eens te laag gebleken waren, en het feit, dat het gynecologisch paviljoen, dat voor den hoogleeraar Treub bij het Wilhelmina Gasthuis gebouwd zou worden, na op f 100.000 geschat te zijn, ten slotte bleek ?217.000 te zullen kosten, den Raad toen zeer had ontstemd. De Wethouder Treub had den storm slechts kunnen be zweren, door te verzekeren : »De Directeur der Publieke Werken stelt zich in deze verantwoordelijk; hij bedoelt daarmede, dat hij zich hoofdelijk aansprakelijk stelt, en hiermede in verband acht het behouden zijner reputatie als goed technisch amb tenaar". Sinds hebben zoowel Wethouder als Directeur een anderen werkkring gekozen, zoodat, mocht het blijken, dat de raming der Beurs te laag is geweest, de tegen woordige titularissen daarvoor niet ver antwoordelijk kunnen worden gesteld. UIT DE_N_ATUUE(. XI. Hoe sommige insecten den weg vinden. Wie wel eens een kwartiertje in de buurt van een mierennest is bly'ven kyken, zal stellig zich ook afgevraagd hebben: hoe weten die diertjes zoo precies den wegnaar hun nest? Geen enkele immers schy'nt af te dwalen, en maakt er eens eentje een zy'weg dan keert hy toch spoedig zonder eenige aarzeling naar den hoofdweg terug. Ook treft het ieder aandachtig toekijker dat, althans by groote nesten, er duidelijk rechts gehouden wordt. Op den smallen mierenweg gaat een stroom rechts en op kleinen afstand daarvan een lii ks; de een gaat naar het nest, de andere voert er van weg, tot op twee- drie honderd pas afstand dikwyls. De zekerheid waarmee de stroom steeds de zelfde richting houdt, het terugvinden van den weg door de zy pad-liefhebbers, en ook de snelheid van beweging geven volmaakt den indruk: .Die dieren kennen precies den weg". Wy denken daarby a&n ons eigen herinne ringsvermogen en meenen nu ook, dat die mieren daar den weg herkennen, zooals wij den onzen aan de boomen er langs, de steenen, de bochten en hoeken; dus door het onthouden van hetgeen herhaaldelijk langs en op den weg wordt op gemerkt. Ook weten wy van ons zelf, dat we soms in een ons onbekende streek, de hei of de duinen b v., na een lange bochtige wandeling een terugweg inslaan met de vaste overtuiging: .dien kant moet ik ui'; ik herken den weg niet, ben misschien ook niet er langs gegaan, en toch moet ik nu rechts en niet links, vooruit en riet terug loopen." Deze duistere gevoelens, die ons vaak, ofschoon Ung niet altyd, terecht helpen, dit soort instinct, dit plaatsgeheugen, zooals het by' menschen wel veel genoemd wordt, gevoegd by het herinneren van de merkteekenx van den vaak bezochten weg, zouden voldoende zy'n om ook het vinden van den weg door de mieren te verklaren. En tot voor korten tijd had men dan ook met deze verklaring vrede en twijfelden ook de meeste dierkundigen niet aan het plaatsgeheugen en de terreinkennis van de mieren. Binnen den om trek van een dertig meter immers en by groote nesten nog veel verder, vond een mier, die opgenomen en verplaatst werd, altyd den weg naar het nest terug. En toch is het nu zeker (voor zoover dan als wij in zulke zaken van zekerheid kunnen spreken) dat de mieren absoluut geen terrein kennis bezitten, dat ze stellig geen merkteekenen volgen en ook geen enkel instinct hun den rechten weg naar hun nest wijst. Een mier een eindje van zy'n nest opgenomen (als 't nest weinig bewoners telt, is er vlak by ook goed) en verder weg op den grond geplaatst, of dicht bij het nest op een krant of op pas neergeworpen zand gezet, draait als een ver dwaalde in 't rond en kiest ten slotte een of andere richting, welke toevallig die van het nest kan zjjn, maar evengoed elke andere. Hiervan kan ieder zich overtuigen, wienzoo iets interesseert Ik heb 't herhaaldelijk beproefd bij een bekend reusachtig mierennest, dat mis schien ouder is dan ik zelf. Het bevindt zich in 't bosch van Drakensteyn aan de Lage Vuursche by de kapel. De miereostraat is, al loopt er geen enkele mier op, al op een afstand te zien, zoozeer is de weg uitgesleten, en hy is zoo netjes geplaveid, als een rattenpad in een tuin. Neem eens zoo'n beestje uit de straat, waarop in den zomer de mieren vaak in gesloten ge lederen van tien, die de volle breedte vanden weg innemen, voortylen. Zet ge het op een tien £. twintig meter afstand, dan scharrelt het een poos rond en slaat daarby' voortdurend met de sprieten tegen den bodem ; soms geraakt het al dwalend op bekend terrein; dat is duidely'k aan zy'n manier van doen te bemerken; het slaat dan plotseling de sprieten een paar maal met kracht tegen den grond en snelt in een vaart zonder verder tasten of aarzelen voort in de richting van het nest. Dus toch wel een zoeken en herkennen van den juisten weg, zooals ook wy zouden doen ? Het lijkt maar zoo. Stry'k eens met een vochtigen vinger even voor 't loopend diertje dwars over zy'n pa4 of maak een gleuf in zyn weg l Daar begint het beestje weer 't zelfde spelletje van zooeven, net zoo lang, tot hy op zy'n omdolingen bij toeval het spoor terugvindt. We hebben hier werkelijk niet met het zoeken en vinden van een weg of ook maar van een richting, doch weer met een spoor te doen, net als by' den hond. Heel waarschijnlyk ook weer met een renkspoor en wel met een, dat door dieren van hetzelfde nest kort geleden is achtergelaten. Dat dicht by' een groot nest een mier, die van de straat werd verplaatst, den weg spoedig terugvindt, ligt daaraan,, dat er in den omtrek van het nest zooveel paadjas liggen. Wij kunnen die niet waarnemen, de mier wel; die heeft zyn reukorganen of althans iets, dat veel overeenkomst heeft met onzen reuk, in zyn sprieten. Ook op de drukste wegen ontstaat ontstel tenis, wanneer er plotseling een strookje papier overheen wordt gelegd, hetzij dwars of in de lengte, mits de geheele breedte van de straat bedekt is. Ook moet dit papierstrookje plat tegen den grond geduwd worden, zoodat de mieren er niet onder door kunnen kruipen; want in 't laatste geval tellen zy de hindernis in het geheel niet. Het dwarse strookje mag zoo smal wezen als een stroohalm, zoodat de mieren, die aan beide zy'den verbluft bly'ven staan, elkaar haast met de sprieten kunnen aanraken, toch komt er een opstopping. Soms dringen de achteraankomenden zoo op, dat een enkele op 't papier geduwd wordt ; die loopt snel terug, weer een ander komt wat verder, en nu waagt een derde het, net zoo ver te gaan; keert dan echter teiug tot er eindelyk eentje geheel over komt oi, door de achterstaan den op zij gedrongen, om de ver sperring heen draait Dan volgen er dadelyk meer en de stroom gaat weer door als te voren. Zet een lange smalle doos zonder deksel, het middelstuk van een poederdooeje b.v, op de straat, nadat ge aan de beide smalle wanden een twee millimeter breede inkeping hebt ge maakt; de straatweg is nu verduisterd, maar de mieren loopen ongestoord deor den donkeren tunnel Licht schy'nen zy' bij het spoorvolgen niet noodig te hebben. Alle andere proefnemingen hebben tot het besluit gevoerd, dat de mieren op hun tochten werkelijk steeds een beslaand reukspoor volgen en volstrekt geen herinLerïngen of merkteekens behoeven te bezigen, om den weg te kunnen vinden. Wel bly'ft er nog veel raadaelachtigs over; zoo onder andere hetzelfde als bij het spoorzoeken door een jachthond. Een mier, die na een poos rondgedoold te hebben, op een reuk spoor komt, ruikt of merkt, doet althans alsof hij loeet, naar ivelke richting het spoor gaat. Dit, nu is niet anders te verklaren dan door ons voor te stellen, dat de stoffen waaruit het spoor bestaat, de chemische deeltjes n 1., gepo lariseerd zyn, dat wil zeggen, op een of andere wy'ze alle zijn gericht, en wel naar en van het nest, zooals men aanneemt dat de moleculen in een magneet zelf kleine magneetjes zyn, en zich noord-zuid richten. Door een vernuftige proef heeft Be hèaan getoond dat er werkelyk iets dergelyks in 't spel moet zy'n. Hy' heeft bij deze experimenten de fouten vermeden, die Lubbock, de beroemde Engelsche miereckenner, beging en die daarom indertyd niet tot een resultaat kwam. Sommige mierersoorten houden er bladluizen., die hun zoetigheid leveren, op na, zooals wij melkkoeien op stal zetten. Welnu, op een mierenstraatje dat naar zoo'n bladluizen-kolonie voerde, plaatste Bethe een p!at bukken plaatje; alleen in 't midden wat bol en van de breedte der mierenstraat ; hy herstelde de gestremde passage, door eenige mieren te dwingen er over te loopen. Weldra, ook al door wat honing, was het drukke verkeer hersteld, en de mieren liepen over het blik, zooals even te voren over den grond. Nu was de nieuwe kanstweg eigenlyk een goed bedachte draaibrug, zooals 't figuurtje hierbij voldoende aantoont. De draaïbrug op het mierenpad. Eerst had Bethe heel wat onderzoekingen gedaan, om uit te maken in welk geval een mier niet merkt, dat hy' op een plankje in 't rond wordt gedraaid, en de onderzoeker han delde daarnaar by'zy'n proef. En nu deed zich het volgende voor: De brug wordt 360°gedraaid, zoodat dus a weer aan a, en b en b aan b sluit, de mieren loopen kalm door. De brug wordt 180°gedraaid, de mieren die van het nest komen, staan bij a, als voor een muur. Die van de bladluizen komen bij b eveneens. De brug wordt gedraaid terwijl er drie mieren die van den stal komen, midden op de plank zyn. Zy loopen ty'dens de draaiing ongestoord verder, behouden derhalve hun oorspronkelijke richting en komen nu by b, dus op het punt van opgang van de brug; ze staan als voor een afgrond; aan weerskanten van de brug hoopen zich de mieren op, net als toen de brug open gedraaid was, en toch staat die zoo vast als 't kan. Als er veel mieren op het draaiende deel van de brug met een omzwaai in verlegenheid zy'n gebracht, dalen enkele slimmerds van de brug af en volgen daarna zelden begane zijpaadjes; ook in de wachtende en dringende massa's aan weerszoden schuilen enkele mieren genieën, die een ouden zijweg inslaan en zoo de tooverbrug vermijden. Maar het gros op de brug bly'ft rondloopen, als was aan weerszyden van de brug yle ruimte, en de lui aan weerszijden doen alsof de brug ingestort was. Nu draait de onderzoeker de brug weer 180°, en in den ouden stand terug; dadely'k stort zich de menigte op de brug en van de brug op den vasten weg. » ".J ? i m ?9 "9 i Hoe men zich gepolariseerde mierensporen voor kan stellen. Deze proefneming waarvan hier alleen de hoofdzaken zy'n verteld, zal wel voldoende aan getoond hebben, dat het reukspoor dar mieren op een ot andere wijze gepolariseerd moet zy'n. Zonder eenige vaste beteekenis te willen doen hechten aan de plus- en minteekens geeft bovenstaand figuurtje de gedachte van Bethe duidelijk aan. * * * C o r r e s p. Een afdoend middel tegen kleedermotten moet nog gevonden worden. Het beste doet u, met het bont en de overige winterkleederen, waarin u mottenlarven ver moedt, eenige dagen luchtdicht in een kist te sluiten, waarin een fleschje met zwavelkoolstof staat te verdampen. Voorzichtig met licht, handen en kleeren ! Breng in de kleerkast, die nauwkeurig moet sluiten, riekende stoffen, b.v. naphtaline, die den bontgeur maskeeren. Het vogeltje dat boven in een boom een ge luid maakt, hetwe'k het midden houdt tusschen het gekry'sch van een papegaai en den kras van een kraai, maar veel zachter en iets meer gerekt, is stellig de groenvink of groenling. In de parken hier in de stad, in Artis ook, zitten er verscheidene, ge herkent ze het best aan dat kgèg", ook aan hun vischstaartje, hun dikken bek en aan een gele streep onder langs de vleugelly'n. Houtduiven (witte ringen om den nek) lijken niet alleen zoo groot, ze zijn werkelijk, als ze de veeren wat opzetten, bijna zoo groot als gewone kippen ; 's morgens voor acht uur zien wy' er hier in de stad ook wel op den grond, dan merk je het best wat een flinke dieren het zijn. De groote boomen, met de takken en ook de knoppen twee aan twee tegenover elkaar, die nu in 't Hortus-plantsoen, in Artis en in 't Linnaeuspark bloeien met roode bloempjes vlak op 't bladeriooze hout, zyn Roode Ejchdoorns. De heesters, met roode bloemtrofjes en bessenblaadjes, die nu uitloopen en al bloeien (zes weken vroeger dan verleden jaar) zy'n ook beasen, maar Amerikaanecbe. en ciet eetbaar. Roode Ribes heeten ze bij de tuin lieden, er zy'n heel wat variëteiten van. Ge vindt ze in alle parken en tuinen. ( Uw wild bloempje uit Haarlem heet Corydalis of Helmbloem, het is dit jaar ook verbazend vroeg aan den gang. De crocussen, die in Artis en elders de perken met het jonge gras zoo bevallig met wit, geel en paars bestippelen zy'n stellig alle verwilderde exemplaren. Er is al een tjiftjaf of tierlantijntje uit zijn winterverbli, f naar Bussum teruggekeerd. Bin nenkort hooren wy weer in alle parken en tuinen het welluidende getingel, dil, dil, del, del, dil del del van het elegante vogeltje, met zy'n fijn snaveltje, grauw rugje en geelwit buikje. Een heel klein boom-klokje, dat hoog en vlug tusschen het bottend lente-groen zy'n uren slaat, E. HEIMANS. Handltiding by de moderne bvjenteelt. Be werkt naar de 17de Engelsche uitgave van F. W. COWAN, door G F. W. KEHBK, / 1.25. Dit handige boekje is, wat de titel belooft, een handleiding voor bijenhouders, die de oude strookorven vervangen hebben door by en k as t en met losse, nitneembare raatraampjes. Meer dan een handleiding, een practische raadgever voor de teelt is het boekje niet, en wil het blykbaar ook niet zy'n. Wie van het wonderlijke by'enleven, van de lichaamsbouw en de werkwijze dezer diertjes iets naders wil hooren, is hier niet te recht, bij wordt verwezen naar andere werken. Maar de werktuigen, de nieuwste vindingen niet uitgezonderd, die een bijenhouder te pas kunnen komen, zy'n hier beschreven en hun behandeling is duidely'k uiteengezet. Bovendien zy'n al die vernuftige instrumenten afgebeeld. Deze prospectus-clichés zy'n in groot aantal over het boekje verspreid, maar er zy'n ook enkele goede zinco's, die op het papier van het boekje wel niet op hun voordeeligst uit komen, maar toch aardige kykjes geven van het werken in een byenpark. Het boekje zal in dezen tijd, nu de by'enteelt j bij ons aan het toenemen is, zy'n weg wel vinden en waarschijnlijk veel nut »tichten. Mocht het tot een tweeden druk komen, dan zal de be werker wel zorgen den tekst, van de eerste bladzy'den vooral, te ontdoen van enkele woorden en uitdrukkingen, die sterk aan andere talen, Engelsen en Duitsch doen denken en daardoor den lezer hi .deren. We weten wel wat er bedoeld wordt met «eierlage" en >opbewaard"' maar 't is toch beter de gewone nederlandsche woorden te bezigen. Ook het voortdurend gebruiken van Engehche duimen als maat, is dunkt me niet goed, en hoeveel een »quart" by'en weegt, weet ook niet iedere lezer. Over 't algemeen schy'nt de vertaler, die zoo goed weet hoe 't moet, wat al te nauwgezet den Engelschen tekst gevolgd te hebben; die heeft dan ook al zooveel drukken beleefd. Dit betreft echter kleinigheden, die by' her druk licht te verhelpen zy'n. E. Hs. IIIIIIIMItMMlM WESTLANDSCHE HYPOTHEEKBANK, gevestigd te 's Gravenhage. Opgericht in 1893. COMMISSARISSEN: Jhr. Mr. W. SIX. Oud- Minister van Binnenlandsche Zaken, te 's Gravenhage, Voorzitter. Mr. H. P. BERLAGE, Bankier, Lid der firma KERKHOVEN & Co., te Amsterdam. Jhr. Mr. W. Th. C. VAN DOORN, Advocaat- Procureur, te 'a- Gravenhage. Mr. R. J. H. PATIJN, Administrateur der Generale Thesaurie bij het Departement var, Financiën en Lid van de Pnvinciale Staten van. Zuid- Holland, te 's- Gravenhage. E. RENÉVAN OUWENALLER, Directeur van de Nederlandsche BrandAssurantie- Maat schappij de Salamander" te Amsterdam. Mr. W. J. SNOUCK HURGRONJE, Lid van den Gemeenteraad, te 's-Gravenhage. Mr. M. TYDEMAN Jr., Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, te Breda. Mr. A. H. M. VAN BERCKEL, Kantonrechter en Lid van den Gemeenteraad te Nymegen, wonende te Hees. Dr. J. VAN DER HOEVEN, Med. Doctor en arts, te Maasland. D. DE VISSER, Bankier, Lid van de Provinciale Staten van Drenthe, te Meppel. M. C. WURFBAIN, Bankier, Lid der firma VAN EANZOW & Co., te Arnhem. Jhr. Mr. J. H. VAN REENEN, Lid van de Algemeene Rekenkamer, te 's- Gravenhage. Jhr. C. J. J. A. VAN TEYLINGEN, Lid van de Provinciale Staten van Zeeland, te Middelburg. Jhr. Mr. E. TJARDA VAN STARKENBORGH STACHOÜWER, Burgemeester van Groningen. Mr. L. P. H. M. Baron MICHIELS TAN VERDUIJNEN, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te 's-Gravenhage. Geplaatst maatschappelijk kapitaal Eeserves ......... Uitstaande leeningen op 31 December 1902 Uitgekeerd dividend 1894?1903: 41/2» 6' 6» 8 ? 1,500,000. f 131,947.10 ? . ? ? 12,060,115.86 *°. *»« »*> *«» W/o» De Pandbrieven der WEETLANDSCHE HYPOTHEEKBANK zy'n in stukken van / looo.?. / 500.?, ? 100.?, ? 50.?, verkrygbaar : te 's Gravenhage ten kantore der Bank, Lange Houtstraat 10. te Amsterdam, Damrak 92. en verder by Heeren Agenten en Correspondenten. MEÜBEL-BAZAR SINGEL 263 -283, bij de Palelsstraat. Kantoor-Meubelen enz. 140 X 80 / 65. _ Telefoon 3968. J. MEIJERINK MEIJER. Eunstsaal Panorama. Panoramagebouw, Plantage, Bijzonder fraaie KASTEN, BUREAUX, BUFFETTEN en andere Meubelen.POROELEIN en AARDEWERK, PERSISOHE TAPIJTEN. Entree vrij. Zonttaff* DE PHOENIX 234 Spuistraat, Amsterdam, Meubileeringen. Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis. Levering onder volledige garantie franco geplaatst door geheel Nederland. L BINNEN-! INRICHTING TOT MEIUBELEIEKING VERSIERING 20-ROKIN-120 EN TEGEL FABRIEK IhOLLAND l NAAr L^£ NAAMLVENN-CEV-TE

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl