Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1343
hart kan hebben en voor wier existentie,
om met den heer Scherer te spreken, de
ondernemer weinig gevoelt.
Wat heeft nu de Regeering gedaan om
de tienduizenden zwakke, aan de winzucht
en willekeur van fortuinzoekers over ge
leverde schepselen, te beschermen naar
christenplicht en naar den eisch van
Europeesche beschaving f
De brochure van Kooreman is leerzaam
ten deze.
Van '63 tot '80 zoo goed als niets.
De koelies waren overgeleverd aan
«lavenhouders die meestal beschikten over
leven en dood.
Welke reglementen er ook verschenen
mochten zijn, en welke regelingen getroffen,
in 1878 was de toestand nog in hoofd
zaak als in 1873.
"In 1880 verschijnt de eerste koelie-ordon
nantie, in den loop der jaren nu en dan
gewijzigd en aangevuld.
Daarin komt o.a. het volgende voor.
Artikel 5:
De werkgever is verplicht zijne werklieden
goed te behandelen, hun geregeld de be
dongen loonen te betalen, hun kosteloos
eene voegzame huisvesting en behoorlijke
geneeskundige verpleging met inbegrip der
noodige medicamenten te verschaffen, ook
n geval van verwondingen niet in zijn
dienst ontstaan, en zorg te dragen voor goed
bad- en drinkwater."
Op het overeengekomen loon van den
arbeider mag geen andere inhouding plaats
vinden dan die, welke bij de overeenkomst
bepaald is, en die wegens betalingen, waar
toe de arbeider bij rechterlijke uitspraak
veroordeeld is zoomede het opvatloon bij
desertie".
Desverlaugd is de ondernemer verplicht
aan de besturende ambtennren inzage te
geven van het boek, dat de rekening cou
rant der arbeiders bevat."
In het contract moeten voorts aange
geven worden:
de soort van arbeid, waarvoor de werk
man is aangenomen, en het aantal werk
uren, hetwelk niet meer zal mogen bedragen
dan tien uren per etmaal ;
Onder dit aantal werkuren moet mede
worden geteld, gedurende welken de arbeider
voor extra-werkzaamheden wordt gebezigd,
als transponen, wachtdiensten, enz."
Ook mag thans de werkman zich van de
onderneming verwijderen zonder schrifte
lijke vergunning, wanneer hij wegens slechte
behandeling klachten tegen den werkgever
of diens personeel gaat uitbrengen.
Hoe is het nu mogelijk, dat waar zulke
bepalingen, het contract betreffende, op het
papier bestaan... de toestand kan zijn
gelijk wij in onze vorige artikelen hebben
aangetoond? Dit is mogelijk, omdat van
de twee partijen, die contracteeren, de een
een nijverheidsondernemer en de ander ...
niet meer dan een koelie is.
Een dergelijk contract, heel netjes ge
schreven en geregistreerd, is uit hoofde het
machts- en ras-verschil der beide
onderteekenaars meer in schijn dan in wezen
een bindende overeenkomst. Een contract
tusschen den leeuw en de poes.
Opmerkelijk is het dan ook, dat het
gouvernement, hetwelk zulk een contract
ontwerpt, en in ordonnantiën toelicht,
een ondernemer, wanneer deze op 't con
tract inbreuk maakt, een paar muntjes
laat betalen, terwijl de koelie wordt ge
straft, als ware hij wel half zoo
gefortuneerd als zijn patroon, de medecontractant;
en, waar hij de boete niet kan voldoen,
tot drie maanden dwangarbeid soms op
loopt. Zoo luidt art. 9:
Elke willekeurige inbreuk op het
werkcontract wordt gestraft: aan den kant van
den werkgever met een geldboete van ten
hoogste ? 100 (én honderd gulden), zul
lende bij herhaling het hoofd van gewestelijk
bestuur bevoegd zijn het contract ontbonden
te verklaren ;
aan den kant van den arbeider met een
geldboete van ten hoogste / 50 (vijftig
gulden), of tenarbeidstelling aan de publieke
werken voor den kost zonder loon van ten
hoogste n maand.
De arbeider, die reeds nmaal wegens
willekeurige inbreuk op het werkcontract
is veroordeeld, wordt bij herhaling van het
feit gestraft met tenarbeidstelling aan de
publieke werken voor den kost zonder loon
van ten hoogste drie maanden, zullende
het hoofd van gewestelijk bestuur ook in
dit geval bevoegd zijn het contract ont
bonden te verklaren, indien de werkgever
zulks verlangt."
De Europeaan die dikwijls zoo rijk is,
en in elk geval door 't contract jegens
een armen werkman te schenden moreel
een veel ernstiger vergrijp pleegt, kan met
wat een kleinigheid voor hem is volstaan
maar een koelie!
Nog sprekender is het volgend artikel,
waarin vele koeliezonden worden ge
noemd o. a. beleediging of bedreiging tegen
de werkgevers of hun personeel, wat den
werkman komt te staan op hoogstens f 25
boete of op twaalf dagen ter
arbeidstelling aan de publieke werkea voor den kost
zonder loon.
De straf kan billijk zijn. Maar nu de
patroon; beleediging of bedreiging doordexen
van den werkman of diens gezin, met
geen enkel woord wordt zulk een daad
vermeld. Blijkbaar beeft het Ned. Indisch
Gouvernement zich niet kunnen voorstellen,
dat ook een koelie er iets tegen mocht
hebben door zijn superieuren bedreigd of
beleedigd te worden. Natuurlijk, daarvoor
was hij zoo ongeveer in de wereld ; zich
niet te willen laten beleedigen... welk
een pretentie zou dat zijn van zoo'n
koeliemen sch !
En DU de gezagsmiddelen tot handhaving
van het contract. Volgens den heer Koore
man is van 1894 af stipt de hand gehouden
aan de artikelen 295 en 29G van het Regle
ment op het Rechtswezen in de Residentie
op de Oostkust van Sumatra.
De magistraten zenden maandelijks uil
het bij art. 289 bedoeld register een extract
betreffende de gedurende de afgeloopon
maand behandelde zaken, door
(aisschenkomst van den Resident aan-den President
van den Landraad te Medan.
De President is bevoegd om op de be
handeling der zaken zoodanige aanmerkin
gen te maken aan den betrokken ambtenaar,
als hij nuttig en noodig oordeelt.
Deze bemerkingen kunnen echter niet leiden
iot wijziging van de gedane uitspraak,
Van zijn bemerkingen houdt de President
aanteekening op het hem toegezonden extract
of register, en zendt het stuk ten spoedigste
terug; de betrokken magistraat maakt,
indien de aanteekening is gesteld op oen
extract, daarvan melding in het register.
Het Hooggerechtshof is bevoegd zich te
allen tijde deze registers, of de extracten
daarvan, te doen voorleggen."
En van af 1896 aan de artikelen 283 en
284 luidende:
Alvorens de beslissingen te nemen, ver
meld in de artt. 266, 267, 281 en 282 raad
pleegt de magistraat den inlandschen officier,
waar een zoodanig ambtenaar bescheiden
is, en elders het betrokken hoofd, indien
dit zich ter plaatse bevindt,.
Van zijne beslissingen wordt door den
magistraat, onder vermelding van het ge
voelen van den inlandschen officier van
Justitie, of het hoofd, nauwkeurig aantee
kening gehouden in eeii daartoe bestemd
register.
Van dit register zenden de magistraten
maandelijks een afschrift aan den
ProcureurGeneraal bij het Hooggerechtshof van
Ned.Incü, die bevoegd is naar aanleiding daar
van zoodanige bemerkingen te maken, als
hij nuttig en noodig oordeelt."
Deze voorschriften stellen de magistraten
onder voortdurende controle van de Justitie,
en dwingen hen nauwkeurig volgens het
reglement recht te spreken, dat voor het
vellen van een veroordeelend vonnis in
artikel 418, overtuiging van den rechter
door wettige bewijsmiddelen eischt."
Vermoedelijk heeft de heer Kooreman
dit op de vergadering van 't Ind. Genoot
schap ietwat «droog komiek'1 voorgelezen.
De stof is uitnemend geschikt voor een
klucht.
Eerst krijgt de Resident extract uit het
Register, deze zendt het aan den president
van den Landraad, de president zendt het
register aan den magistraat, de magistraat
zet de aanteekeningen van den president
in het register en het Hooggerechtshof te
Batavia mag zoo'n register inzien als het
dat wil. En dat sedert 1896 als boven.
Welk een controle! Intusschen heeft de
koelie zijn straf beet.
Mr. v. d. Brand geeft een proeve van
rechtspraak door den Magistraat, waarin
31 koelies veroordeeld werden van 5 tot
8 Augustus 1902.
Hoeveel gevallen van veroordeeling
komen er nu in n maand over de
geheele Oost-kust van Sumatra voor, waar
van het Register den Resident moet worden
toegezonden en dat het Hooggerechts
hof, maar steeds ter bestudeering kan
opeischen ?
»Wef luidt het voorschrift", zegt mr.
v. d. Brand, »dat de vonnissen door den
magistraat gewezen, iedere maand aan den
President van den Landraad moeten worden
gezonden, die ze van zijne opmerkingen
zal voorzien. Dat geschiedt evenwel nooit."
Kooreman ontkent dit ten stelligste, maar
wat zeker niet tegen te spreken is, welke
aanteekeuingen ook in de registers kunnen
gemaakt worden, van deze vonnissen is
nèch hooger beroep noch cassatie, en de
koelie staat hier tegenover een
strafeischenden ondernemer of diens trawanten, geheel
zonder rechtsbijstand, terwijl wijziging van
de eenmaal gedane uitspraak is buiten
gesloten.
Een mooie rechtstoestand! W aartoe zulk
een rechtspraakregeling in de practijk moet
leiden, een ieder zal het begrijpen.
Indien het Ned. Indisch Gouvernement
inderdaad den koelie wilde beschermen, dan
had het toch zeker juist de rechtspraak
voor die contract-werklieden met alle
mogelijke waarborgen van nauwgezette en
strenge rechtsoefening moeten omringen;
en deze ontbreken bijna geheel.
Maar het Ned. Ind. Gouvernement gaf
nog op andere wijs blijk van zijn zorg
voor de contract- arbeiders, waar zij aan
een geschreven overeenkomst tuaschen hun
machtigen meester en zichzelf niet genoeg
mochten hebben tot wering van een slechte
behandeling of mishandeling.
Daar werden Europeesche ambtenaren
aangesteld. Resident, assistent-resident,
controleur enz. om voor de belangen ook
der koelies te waken. Evenzeer als de koelie
ordonnanties zelf kan men dit aanvoeren
tot bewijs van het moederlijk gevoel van
het Gouvernement. Wat wil men dan toch
meer: een mooie ordonnantie, een recht
spraak met registers en een
ambtenaarstoezicht bovendien; zouden dan die
koelieschandalen, groot en klein, waarvan thans
zoovelen den mond vol hebben, geen
verzinseltjes zijn ?
Hier dient allereerst een opmerking van
algemeenen aard gemaakt te worden. Men
heeft natuurlijk Nederlandsch-Indische
ambtenaren in soorten; en bij de bepaling
van de soort moet vooral de vraag gesteld
worden: in hoe verre is de ambte
naar behept met eerbied voor planters
en met ^erachting voor koelies; heeft
hij zich verzoend met het
slavernijidee, of staat hij in zijn ziel daar tegen
over, en duldt hij h^ar slechts als een
afschuwelijk feit, dat hij te accepteeren
j heeft, wijl het Ned. Ind. Gouvernement het
! heeft gewild; alzoo een noodzakelijk kwaad?
In het laatste geval zal de koelie voor
hem een mensch zijn, dien hij niet minder
trouw zal willen beschermen dan hij het
den ondernemer doet; wat hem den
plicht oplegt zich zoo verre mogelijk te hou
den van een vriendschappelijken omgang
met de planters en diens vertegenwoor
digers, als partij ter eer.re, waar hij te
l allen tijde strikt onpartijdig moet kunnen
! optreden voor de koelies, als de partij ter
andere zij. M. a. w. gevoelt de ambtenaar
met zijn Europeesche heeren-opvoeding zich
soms ook te nauw aan het
plantersheerendom verbonden, om niet, zelfs onbe
wust in zekere mate met het
slavernijgif besmet, een anti-koelie-man te wezen?
Hoe komt het nu dat de koelie-toestan
den zijnde, zooals zij in de vorige artikelen
werden beschreven, de gevangenissen niet
vol zitten van Europeesche ondernemers,
administrateurs, assistenten, en dat de
Ned.Indische schatkist niet overvloeit van
duizenden als opbrengst van geldboeten,
die hadden behooren te zijn opgelegd?
Een der oorzaken daarvan heeft mr. v. d.
Brand gezocht in de verhouding van het
ambtenaarspersoneel tot de plantersbe
volking :
In een land, waar het prestige van den
Europeaan zoo gaarne hoog gehouden wordt,
ziet men uit den aard der zaak niet graag
een blanke voor den strafrechter. Daar komt
bij dat in de afgelegen streken, waar de
controleur-hulpofficier slechts met enkele
Europeanen in aanraking komt, allicht
persoonlijke gevoelens mee gaan spreken.
Het moet, dunkt mij, eene alleronaange
naamste taak zijn, om b.v. iemand, die u
gisteren een paard leende, een onderdak
bezorgde, of met wien gij geregeld lederen
Zaterdagavond een partijtje hebt, een ver
hoor af te nemen, en eventueel te vervolgen.
En zoo kan het wel voorkomen, dat het
onaangename der taak het noodzakelijke
van den plicht doet vergeten. Waar plichts
verzuim plaats heeft door verkeerd opge
vatte vriendschap of door overdreven
dankbaarheidsgevoel, keuren wij de daad af, doch
pleiten verzachtende omstandigheden."
Deze opmerking is zeker niet geheel
ongegrrmd, doch aanstonds voegen wij hier
aan toe, dat de heer Kooreman er op wijst,
hoe door de besturende ambtenaren als
hulpofficieren van Justitie, een aantal ver
volgingen werden ingesteld, zooals op het
parket van Justitie te Batavia kan wor
den uitgewezen:
In slechts weinige gevallen werd door dien
ambtenaar van het openbaar ministerie
rechtsingang gevraagd en verkregen, ik meen in de
vijfjaren van mijn bestuur slechts vijfmaal;
terwijl in de overige door ile Justitie werd
berust. Dit berusten bestond eenvoudig in het
deponeeren der stukken, zoodat niemand daar
van iets hoorde."
Een mededeeling waaruit ten duidelijkste
blijkt, dat het niet vervolgen van vele erger
lijke daden, meer te Batavia dan aan de
Oostkust zelf werd aangemoedigd; zoodat
het dan ook den heer Kooreman niet al
te zeer verweten moet worden, dat hij zich
aan de heeren te Batavia spiegelende,
meende »met den Deli-toestand" rekening
te moeten houden en te »verschoouen, zoo
veel dit kan."
En nu mag de vraag niet achterwege
blijven: brengt ds Deli-, of zoo men
wil, de Oost kusttoestand niet al te
zeer mede, dat het Bestuurspersoneel op
geen volkomen zuiver, vrij standpunt
staat ? Daar toch heerscht een gewoonte,
welke ten sterkste in strijd verkeert met het
eenvoudigste begrip van een juiste ver
houding tusschen het Bestuur en de
plantersmaatschappij. Immers bij hun ver
trek worden de ambtenaren door de
Inlaudsche vorsten, de Cbineesche hoofden
en de planters beloond met geldsommen
in den vorm van prijzen, besteed bij den
verkoop van het huisraad, als de afscheid
nemende vendutie houdt. Nopens de
residents-vendutie te Medan in 1902 b.v.
gaf de Sumalra-Post een verslag, dak een
totaal aanwees van f 43,250.
Feiten van dezen aard zijn bij menigte
bekend. Doch voor wien behoeft het nog
betoog, dat deze wijze van bestuursambte
naren te beloonen op den duur het prestige
van het ambtenaars-personeel ten zeerste
knakken moet?
Verwondering zal het wekken, dat de
Deliplanters zóó weinig kiesch zijn,
van zelfs in het openbaar een geldprijs te
stellen op de vervulling van het ambte
naarschap, als deze of gene drager van
die waardigheid hun niets of niet te veel
in den weg heeft gelegd, tijdens diens
controleerend bestuur. Maar wat te zeggen
van de Regeering,die, dat middel van gezags
ondermijning kennende, nooit iets heeft
gedaan om het gebruik er van te doen
eindigen; en, wij vragen het met nadruk,
wat te zeggen ook van de Indische
amb! tenaren zelf, nu evenmin, tot dus ver,
i ook maar n hunner zichzelf zóó hoog
verheven heeft betoond boven zulk soort
van belooningen, dat hij zijn omgeving
i ten ernstigste heeft gebeden zich te zijnen
! opzichte van dergelijke
dankbaarheidsbe' tuigingen te willen onthouden, daar ze,
wijl ze den ambtenaar worden geschonken,
noodwendig moeten leiden tot het in ver
denking brengen van het hooge ambt, en
i van hem die het bekleedt.
' Immers en hier keeren wij tot ons
1 uitgangspunt terug de
bestuursambte; naar, die volstrekt onpartijdig tusschen
den ondernemer en den koelie behoort te
staan, kan dit niet, tenzij hij een buiten
gewoon krachtig zedelijk persoon is, indien
hij weet, dat de koelie hem nooit iets zal
aanbieden, waar de rijke planter ten
slotte hem met dollars huldigt.
l In verband hiermede vermelden wij 't
volgende uit des heeren Rookmaker's studie.
1 (De Nieuwe Tijd, Febr. No.)
j »Het is (zoo schreef de heer
Rookmaker naar aanleiding van de commissie,
die het terrein der Maatsch. Redjang
Lebong bezocht, en over het verleden
! aldaar de spons had gehaaid).
' .,Uet is in Ind ie gebruikelijk en op de
j Uuitenlx'/ittingen zoo nlgemeuiio usanee,
d:il men nam1 uitzonderingen zou moeten
zoeken, dut /ij die worden uitgezonden om
! een en '.rider te onderzoeken, te, inspekteei'eu
' of' (e eoutroteeren, te :jast. worden genoodigd
! door hen wier werk moet worden nagegaan.
Verzinmei\ de/e, soms v/el /uiver
kiesehheidshalve, om te inviteeren, de gecommit
teerde neemt dan gemeenlijk de vrijheid
zichzelf te gast te nooden.
We zullen hier niet veel woorden gebrui
ken om aan te toonen welken invloed dat
logeeren en zich kostelijk te goed doen
heeft op hgt resultaat der bevindingen van
de in dienst klaploopende menschen, die
de kens hebben tusschen het uitbrengen
van vergoelijkende, bevredigend luidende
rapporten en het gevoel van als een Judas
te hebben aangezeten aan den disch van
hen, die hem brood en wijn toereikten met
Indisch milde hand. Slechts weinigen
wenschen zulk een gevoel met zich om te
dragen en de laagzieligen wie zoo iets onver
schillig laat, zouden allicht spoedig bij
menigeen de deur gesloten vinden; en geen
ruime declaratie van reis- en verblijfkosten
zou als schoon geld kunnen worden
thuisgebracht.
De Indische Regeering moest zulk logeeren
absoluut verbieden. Noodig is het niet. Een
bultzakje, wat blikjes geconserveerde levens
middelen, een tent, om te dienen waar geen
geschikt logies te vinden is en de onaf
hankelijkheid is gered.
Ook den bestuursambtenaren moest het ver
boden zijn bij de werkgevers van de contract
koelies te logeeren, gelijk ze gewoonlijk doen
en te profiteeren van die dan gemeenlijk
uiterst royale lieden. Zoo lang zulke toe
standen blijven bestaan, kan het niet anders
of ze komen den contractkoelies ten nadeele
en krijgen we officieel geen zuiver beeld
van den veelal ellendigen toestand waarin
deze arme bedrogenen verkeeren.
We weten niet of de ambtenaar of ambte
naren die speciaal onderzoek moeten doen
naar de behandeling der koelies bij hun
uit te brengen oordeel rekening hebben te
houden met genoten gastvrijheid en bewezen
diensten of dat zij een uitzondering maken
op schier al wat te voren van Batavia uit
gecommitteerd werd. Is dit laatste niet het
geval, dan kunnen we, waar de gecommit
teerde fatsoenlijk man is, ook geeu volko
men onpartijdig resultaat van zijn onderzoek
verwachten."
?Nietwaar, hoe duidelijk al weder de
vraag: waar staat de bestuursman en
ambtenaar in het algemeen tusschen koelie
en planter?
En welke zijn cu de verdere
Regeeringadaden ter beveiliging van den werkman
tegen den druk, dien de ondernemer op
hetn zou kunnen oefenen? Daar zijn
rechters... te Batavia. Op honderden
uren afstands worden de misdaden, door
Europeanen jegens koelie's begaan, berecht.
Dat de misdrijvers meermalen weten te
ontvluchten, de getuigen verduisterd worden,
allen erkennen het. »Toch kan het gebeuren
dat een Europeaan, die de zwaarste mis
handeling pleegt, vrij kan ontkomen"
zei Scherer - en de bewijzen daarvan
behoeft men niet te zoeken. Erger echter
is, dat tengevolge van dien verren afstand
tusschen de plaats der berechting en van
het delict zoo weinig tot vervolging wordt
overgegaan. ?
Waar eer had wel een met degelijk
personeel bezette Rechtbank behooren te
komen dan te Medan ? Is het niet als
of het Gouvernement tot de planters en
hun dienaren zegt: gaat uw gang maar ...
wij zien u niet op de vingers... wij kijken
een anderen kant uit. ...
Maar hoe komt de armzalige houding
van het Ned.-Ind. Gouvernement nog
klaarder aan 't lieht, als men let op het
geen ook Kooreman daaromtrent schrijft.
Het gaf een ordonnantie in 1880, en
zoo uit de meest stellige slavernij moest
Deli, met 66 ondernemingen en 18.000
werklieden, tot gereglementeerde slavernij
gebracht worden door een Ass.-Resident,
een Controleur en een As p.-Controleur
met een politiemacht van 13 man!
De Indische Regeering wist zelf wel,
zegt Kooreman, dat het niet mogelijk was
de ordonnantie te doen naleven. En
daarna? »Wat het bestuur urgent oor
deelde werd daarom nog niet dadelijk
en zoo gemakkelijk bewilligd. Alleen het
hoogst noodige werd telkens toegestaan;
de grootste zuinigheid bleef betracht.''
Nu, 't was dan ook maar voor twintig,
dertig duizend koelies!
Zoo ging 't voort, altijd met het zelfde
Europeesche personeel van 1887 tot in
1895, toen zelfs dit bestuurspersoneel tijde
lijk verminderd werd. Telkens werd om
uitbreiding van personeel gevraagd, maarte
vergeefs. »Voor vermeerdering van personeel
was men te Batavia in den regel niet te
vinden," zegt Scherer; zoodat Kooreman
dan ook alle recht had te schrijven, dat
het Europeesche personeel in 1881 vol
strekt noodig geoordeeld (maar toen reeds
veel en veel te zwak om de bestuurstaak
te vervullen voor GG, ondernemingen met
18,000 werklieden) »tiians onmogelijk 1)
voldoende kan zijn,
nu de bestuurstaak aanzienlijk is uitge
breid door verkregen meerdere orde, betere
regeling van zaken en solidev verhouding
tusschen het Gouvernement en het Inlandsen
bestuur, bovendien voortdurende zorgen
moeten worden besteed aan de toepassing
dier ordonnantie op de K>9
tabaksonderncimngen in eigenlijk Deli, Langkat en
Serdang met 72,892 vaste en 3787 losse werk
lieden ; op 2(1 kofne-onderaemingen met
4!>4p> en '?> petroleum-ondernomingen met
].>33 vaste werklieden, ongerekend de ar
beiders in contract werkend bij de Deli
iSpoonveLj'-Maa.tsehuppij."
Maar wat gaat dat de Regeering aan?
Waarom zou zij haar zorgen wijden aan
meer dan honderdduizend koelies, en dat
alleen op Sumatra's Oostkust ?
Wanneer we nu herhalen, dat de enkele
Europeanen tot beschermen geroepen,
krachtens hun ras, bun opvoeding, hun
ontwikkeling, hun omgang veel gemakke
lijker voor den planter dan voor den koelie
kunnen gevoelen, welk een toezicht heeft
dan de Ilegeering gewild met haar half do
zijn ambtenaren ? Was en is dit toezicht
wel veel meer dan een paskwil ?
{Slot volgt.)
1) Wij cursiveeren.
Sociale,
luuiuiiiuiiiiiiiiiiiiiiimiiiuiiiiiiiiuiiiiiiiii
iiimiiiiiiiiiiuiiiimiiiM
Msmche Spoorweg-Wannen;
Toen een. paar weken geleden de Prui
sische minister van spoorwegen, de
oppersoldaat Budde, in het Huis van
afgevaardigen zijn »schneidige" redevoering afstak,
waarbij hij zijnen ondergeschikten verbood,
sociaal-democraat te zijn of zich
teorganiseeren tot eene vakvereeniging die de
middelen van den iudustrieelen klassen
strijd aanvaardt, toen namen alle bladen
van christelijke en oud-liberale richting
met kenbare graagte een brokstuk van deze
redevoering over; en onder het lezen was
het als hoorde men het verlangend
klaptongen van menigen grooten werkgever om
ook hier zulk een >schneidigen" minister
te bezitten.
Onder den indruk van het gebeurde der
laatste weken, nu de toestand en de arbeids
verhouding der spoorwegarbeiders zoo her
haaldelijk is ter sprake gekomen, en met
de wetsontwerpen der regeering vóór ons,
die rst den spoorwegarbeiders het gemeen
schappelijk neerleggen van den arbeid voor
lotsverbetering vrqwel onmogelijk maken, en
dan een enquête naar eventueele misstanden
wil zien ingesteld, is het niet zonder belang,
dunkt me, behalve naar Pruisen, ook naar
Zwitserland te zien, waar in de laatste weken
de spoorwegarbeiders eveneens in hooge
mate de openbare aandacht trekken.
In de eerste plaats dient de aandacht
gevestigd op eene, pas bekrachtigde her
ziening van de wet op de rusttijden voor
arbeiders in «openbaren dienst", d. w. z.
voor arbeiders, in dienst van spoorwegen,
stoombootdiensten, posterijen, telephooa en
alle dergelijke inrichtingen, of onder eigen
beheer van den Staat, of'waartoe de Staat
concessie heeft verleend.
In deze nieuwe wettelijke bepalingen i»
vastgesteld, dat voor den nachtarbeid tus
schen 11 uur 's avonds en 4 uur 's ochtend»
een verhooging van 25 pCt. op het loon
moet worden toegekend. De rustdagen en.
daarmee samenhangende verloftijden zijn
als volgt geregeld: «Den beambten en
geemployeerden moet per jaar, over 'tgeheele
jaar verdeeld, 52 rustdagen worden ver
schaft, waarvan minstens 17 op een Zondag
moeten vallen. De rustdagen moeten ten
volle 24 uur duren; voor het geval dat hun
gewone rusttijd onmiddellijk of kort vóór
dezen rustdag is ingevallen en met den
vrijen dag samenvalt, moet hij met 8 uur
worden verlengd. De rustdagen moeten in
elk geval met eenen nacht eindigen. Allen
beambten wordt van de minstens 52 rust
dagen per jaar, een verlof van minstens
8opeenvolgende dagen gewaarborgd. Aan
het personeel der boofd-spoorwegen wordt,
na het negende volbrachte dienstjaar of
na den leeftijd van 33 jaar te hebben bereikt,
deze verloftijd van 8 dagen gewaarborgd
boven en behalve de 52 rustdagen, en wordt
na elk volbracht dienstjaar met l dag ver
lengd. Voor alle andere beambten en arbei
ders in dienst van het .publiek verkeer
wordt, na 10 jaar diensttijd, het aantal
rustdagen, met inbegrip van den verloftijd,
tot 60 verhoogjj. Eene loonkorting als gevolg
van de invoering dezer wet mag niet plaats
vinden."
Den beambten van den goederendienst
is, behalve deze rusttijden en op Zondag,
ook vrijaf te geven op de feestdagen:
Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Paschen,
Pinksteren en Kerstmis; en buitendien is
den kantonnaien regeeringen vrijheid gege
ven, nog 4 dagen voor vrijaf vaat te stel
len, waarop geen goederen worden bezorgd
of ter bezorging ontvangen.
Verder is het interessant, kennis te nemen
van de bepalingen over de schaft- of
verblijJiokalen voor het personeel aan de
stations. Daarin wordt den directiën de
verplichting opgelegd te zorgen, dat er
lokalen ter beschikking zijn die verwarmd
kunnen worden en waar ook voor het
personeel, 't welk niet in de gelegenheid: is,
de rustpoozen in hun woonplaats en woning
door te brengen, de gelegenheid bestaat
hun »middagpotje" te verwarmen. Bovendien
moeten, luidens deze bepalingen, bedoelde
lokaliteiten aan de eisclien der gezondheid
voldoen, en voor verblijt zijn gemeubileerd.
De richtige uitvoering dezer wet wordt,
door bijzonder toezicht vanwege het depar
tement voor Post- en Spoorwegverkeer
gecontroleerd, terwijl aan het personeel
dagboeken worden uitgereikt om deze con
trole te veigemakkelijken. Overtredingen
dezer bepalingen worden met 500 tot 10CK>
frcs. boete bestraft. Opmerkelijk is nog deze
bepaling, die doet vermoeden dat men de
knepen van sommige spoorwegdirectiën ook
daar kent: Wanneer een beambtelvrij willig af
stand doet van den wettelijk voorgeschreven
rusttijd, en langer werkt dan de wet toe
staat, is desniettemin de spoor weg-directie
daarvoor strafbaar.
Ziedaar eenige bepalingen, die inderdaad
de aandacht verdienen, en er op wijzen, d at
de Zwitsersche Regeering den waarborg van
een ongestoord spoorwegverkeer niet alleen
zoekt in dwangmaatregelen tegenover het
personeel, maar ook in het voorschrijven
en verplicht opleggen van behoorlijke ar
beidsvoorwaarden.
* *
*
Tezelfder tijd hebben de spoor weg-orga
nisaties ook aldaar eene loonbeweging op
touw gezet. De spoor wég-vak vereen igingen
in Zwitserland zijn de meest militante onder
de organisaties, die reeds vroeger in een
groote en schokkende staking om
loonsverhooging betrokken zijn geweest. De be
ambten der S t. Gotthard-baan zijn anart ge
organiseer l, en eischen: Regeling der loonen,
vaste aanstelling na tweejarigen diensttijd,
en precies omschreven vaststelling van
arbeids- en rusttijden, over- en nachtarbeid.
De voornaamste looneischen komen op het
volgende neer, voor werklieden in de werk
plaatsen: vóór-arbeiders 180 fr. minimum,
310 fr. max. per maand; vak-werklieden
120?210 fr. per maand; ongeleerde arbei
ders 100?175 fr. per maand.
Loonsverhooging om de twee jaar, met 20 cent per
dag, enz. Voor het machinepersoneel wordt
verlangd gelijke belooning als voor
vak-werklieden in de werkplaats, plus
3 80 fr. per dag kilometergeld en voor
elders overnachten l fr.; voor het
stationspersoneel, voor goederenvervoer enz. wordt
algemeen geeischt een aanvangloon van
3.50 fr. tot een maximum van 5 fr.
met opslag van 20 cent per dag r>a elke