De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 maart pagina 2

22 maart 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1343 hart kan hebben en voor wier existentie, om met den heer Scherer te spreken, de ondernemer weinig gevoelt. Wat heeft nu de Regeering gedaan om de tienduizenden zwakke, aan de winzucht en willekeur van fortuinzoekers over ge leverde schepselen, te beschermen naar christenplicht en naar den eisch van Europeesche beschaving f De brochure van Kooreman is leerzaam ten deze. Van '63 tot '80 zoo goed als niets. De koelies waren overgeleverd aan «lavenhouders die meestal beschikten over leven en dood. Welke reglementen er ook verschenen mochten zijn, en welke regelingen getroffen, in 1878 was de toestand nog in hoofd zaak als in 1873. "In 1880 verschijnt de eerste koelie-ordon nantie, in den loop der jaren nu en dan gewijzigd en aangevuld. Daarin komt o.a. het volgende voor. Artikel 5: De werkgever is verplicht zijne werklieden goed te behandelen, hun geregeld de be dongen loonen te betalen, hun kosteloos eene voegzame huisvesting en behoorlijke geneeskundige verpleging met inbegrip der noodige medicamenten te verschaffen, ook n geval van verwondingen niet in zijn dienst ontstaan, en zorg te dragen voor goed bad- en drinkwater." Op het overeengekomen loon van den arbeider mag geen andere inhouding plaats vinden dan die, welke bij de overeenkomst bepaald is, en die wegens betalingen, waar toe de arbeider bij rechterlijke uitspraak veroordeeld is zoomede het opvatloon bij desertie". Desverlaugd is de ondernemer verplicht aan de besturende ambtennren inzage te geven van het boek, dat de rekening cou rant der arbeiders bevat." In het contract moeten voorts aange geven worden: de soort van arbeid, waarvoor de werk man is aangenomen, en het aantal werk uren, hetwelk niet meer zal mogen bedragen dan tien uren per etmaal ; Onder dit aantal werkuren moet mede worden geteld, gedurende welken de arbeider voor extra-werkzaamheden wordt gebezigd, als transponen, wachtdiensten, enz." Ook mag thans de werkman zich van de onderneming verwijderen zonder schrifte lijke vergunning, wanneer hij wegens slechte behandeling klachten tegen den werkgever of diens personeel gaat uitbrengen. Hoe is het nu mogelijk, dat waar zulke bepalingen, het contract betreffende, op het papier bestaan... de toestand kan zijn gelijk wij in onze vorige artikelen hebben aangetoond? Dit is mogelijk, omdat van de twee partijen, die contracteeren, de een een nijverheidsondernemer en de ander ... niet meer dan een koelie is. Een dergelijk contract, heel netjes ge schreven en geregistreerd, is uit hoofde het machts- en ras-verschil der beide onderteekenaars meer in schijn dan in wezen een bindende overeenkomst. Een contract tusschen den leeuw en de poes. Opmerkelijk is het dan ook, dat het gouvernement, hetwelk zulk een contract ontwerpt, en in ordonnantiën toelicht, een ondernemer, wanneer deze op 't con tract inbreuk maakt, een paar muntjes laat betalen, terwijl de koelie wordt ge straft, als ware hij wel half zoo gefortuneerd als zijn patroon, de medecontractant; en, waar hij de boete niet kan voldoen, tot drie maanden dwangarbeid soms op loopt. Zoo luidt art. 9: Elke willekeurige inbreuk op het werkcontract wordt gestraft: aan den kant van den werkgever met een geldboete van ten hoogste ? 100 (én honderd gulden), zul lende bij herhaling het hoofd van gewestelijk bestuur bevoegd zijn het contract ontbonden te verklaren ; aan den kant van den arbeider met een geldboete van ten hoogste / 50 (vijftig gulden), of tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste n maand. De arbeider, die reeds nmaal wegens willekeurige inbreuk op het werkcontract is veroordeeld, wordt bij herhaling van het feit gestraft met tenarbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden, zullende het hoofd van gewestelijk bestuur ook in dit geval bevoegd zijn het contract ont bonden te verklaren, indien de werkgever zulks verlangt." De Europeaan die dikwijls zoo rijk is, en in elk geval door 't contract jegens een armen werkman te schenden moreel een veel ernstiger vergrijp pleegt, kan met wat een kleinigheid voor hem is volstaan maar een koelie! Nog sprekender is het volgend artikel, waarin vele koeliezonden worden ge noemd o. a. beleediging of bedreiging tegen de werkgevers of hun personeel, wat den werkman komt te staan op hoogstens f 25 boete of op twaalf dagen ter arbeidstelling aan de publieke werkea voor den kost zonder loon. De straf kan billijk zijn. Maar nu de patroon; beleediging of bedreiging doordexen van den werkman of diens gezin, met geen enkel woord wordt zulk een daad vermeld. Blijkbaar beeft het Ned. Indisch Gouvernement zich niet kunnen voorstellen, dat ook een koelie er iets tegen mocht hebben door zijn superieuren bedreigd of beleedigd te worden. Natuurlijk, daarvoor was hij zoo ongeveer in de wereld ; zich niet te willen laten beleedigen... welk een pretentie zou dat zijn van zoo'n koeliemen sch ! En DU de gezagsmiddelen tot handhaving van het contract. Volgens den heer Koore man is van 1894 af stipt de hand gehouden aan de artikelen 295 en 29G van het Regle ment op het Rechtswezen in de Residentie op de Oostkust van Sumatra. De magistraten zenden maandelijks uil het bij art. 289 bedoeld register een extract betreffende de gedurende de afgeloopon maand behandelde zaken, door (aisschenkomst van den Resident aan-den President van den Landraad te Medan. De President is bevoegd om op de be handeling der zaken zoodanige aanmerkin gen te maken aan den betrokken ambtenaar, als hij nuttig en noodig oordeelt. Deze bemerkingen kunnen echter niet leiden iot wijziging van de gedane uitspraak, Van zijn bemerkingen houdt de President aanteekening op het hem toegezonden extract of register, en zendt het stuk ten spoedigste terug; de betrokken magistraat maakt, indien de aanteekening is gesteld op oen extract, daarvan melding in het register. Het Hooggerechtshof is bevoegd zich te allen tijde deze registers, of de extracten daarvan, te doen voorleggen." En van af 1896 aan de artikelen 283 en 284 luidende: Alvorens de beslissingen te nemen, ver meld in de artt. 266, 267, 281 en 282 raad pleegt de magistraat den inlandschen officier, waar een zoodanig ambtenaar bescheiden is, en elders het betrokken hoofd, indien dit zich ter plaatse bevindt,. Van zijne beslissingen wordt door den magistraat, onder vermelding van het ge voelen van den inlandschen officier van Justitie, of het hoofd, nauwkeurig aantee kening gehouden in eeii daartoe bestemd register. Van dit register zenden de magistraten maandelijks een afschrift aan den ProcureurGeneraal bij het Hooggerechtshof van Ned.Incü, die bevoegd is naar aanleiding daar van zoodanige bemerkingen te maken, als hij nuttig en noodig oordeelt." Deze voorschriften stellen de magistraten onder voortdurende controle van de Justitie, en dwingen hen nauwkeurig volgens het reglement recht te spreken, dat voor het vellen van een veroordeelend vonnis in artikel 418, overtuiging van den rechter door wettige bewijsmiddelen eischt." Vermoedelijk heeft de heer Kooreman dit op de vergadering van 't Ind. Genoot schap ietwat «droog komiek'1 voorgelezen. De stof is uitnemend geschikt voor een klucht. Eerst krijgt de Resident extract uit het Register, deze zendt het aan den president van den Landraad, de president zendt het register aan den magistraat, de magistraat zet de aanteekeningen van den president in het register en het Hooggerechtshof te Batavia mag zoo'n register inzien als het dat wil. En dat sedert 1896 als boven. Welk een controle! Intusschen heeft de koelie zijn straf beet. Mr. v. d. Brand geeft een proeve van rechtspraak door den Magistraat, waarin 31 koelies veroordeeld werden van 5 tot 8 Augustus 1902. Hoeveel gevallen van veroordeeling komen er nu in n maand over de geheele Oost-kust van Sumatra voor, waar van het Register den Resident moet worden toegezonden en dat het Hooggerechts hof, maar steeds ter bestudeering kan opeischen ? »Wef luidt het voorschrift", zegt mr. v. d. Brand, »dat de vonnissen door den magistraat gewezen, iedere maand aan den President van den Landraad moeten worden gezonden, die ze van zijne opmerkingen zal voorzien. Dat geschiedt evenwel nooit." Kooreman ontkent dit ten stelligste, maar wat zeker niet tegen te spreken is, welke aanteekeuingen ook in de registers kunnen gemaakt worden, van deze vonnissen is nèch hooger beroep noch cassatie, en de koelie staat hier tegenover een strafeischenden ondernemer of diens trawanten, geheel zonder rechtsbijstand, terwijl wijziging van de eenmaal gedane uitspraak is buiten gesloten. Een mooie rechtstoestand! W aartoe zulk een rechtspraakregeling in de practijk moet leiden, een ieder zal het begrijpen. Indien het Ned. Indisch Gouvernement inderdaad den koelie wilde beschermen, dan had het toch zeker juist de rechtspraak voor die contract-werklieden met alle mogelijke waarborgen van nauwgezette en strenge rechtsoefening moeten omringen; en deze ontbreken bijna geheel. Maar het Ned. Ind. Gouvernement gaf nog op andere wijs blijk van zijn zorg voor de contract- arbeiders, waar zij aan een geschreven overeenkomst tuaschen hun machtigen meester en zichzelf niet genoeg mochten hebben tot wering van een slechte behandeling of mishandeling. Daar werden Europeesche ambtenaren aangesteld. Resident, assistent-resident, controleur enz. om voor de belangen ook der koelies te waken. Evenzeer als de koelie ordonnanties zelf kan men dit aanvoeren tot bewijs van het moederlijk gevoel van het Gouvernement. Wat wil men dan toch meer: een mooie ordonnantie, een recht spraak met registers en een ambtenaarstoezicht bovendien; zouden dan die koelieschandalen, groot en klein, waarvan thans zoovelen den mond vol hebben, geen verzinseltjes zijn ? Hier dient allereerst een opmerking van algemeenen aard gemaakt te worden. Men heeft natuurlijk Nederlandsch-Indische ambtenaren in soorten; en bij de bepaling van de soort moet vooral de vraag gesteld worden: in hoe verre is de ambte naar behept met eerbied voor planters en met ^erachting voor koelies; heeft hij zich verzoend met het slavernijidee, of staat hij in zijn ziel daar tegen over, en duldt hij h^ar slechts als een afschuwelijk feit, dat hij te accepteeren j heeft, wijl het Ned. Ind. Gouvernement het ! heeft gewild; alzoo een noodzakelijk kwaad? In het laatste geval zal de koelie voor hem een mensch zijn, dien hij niet minder trouw zal willen beschermen dan hij het den ondernemer doet; wat hem den plicht oplegt zich zoo verre mogelijk te hou den van een vriendschappelijken omgang met de planters en diens vertegenwoor digers, als partij ter eer.re, waar hij te l allen tijde strikt onpartijdig moet kunnen ! optreden voor de koelies, als de partij ter andere zij. M. a. w. gevoelt de ambtenaar met zijn Europeesche heeren-opvoeding zich soms ook te nauw aan het plantersheerendom verbonden, om niet, zelfs onbe wust in zekere mate met het slavernijgif besmet, een anti-koelie-man te wezen? Hoe komt het nu dat de koelie-toestan den zijnde, zooals zij in de vorige artikelen werden beschreven, de gevangenissen niet vol zitten van Europeesche ondernemers, administrateurs, assistenten, en dat de Ned.Indische schatkist niet overvloeit van duizenden als opbrengst van geldboeten, die hadden behooren te zijn opgelegd? Een der oorzaken daarvan heeft mr. v. d. Brand gezocht in de verhouding van het ambtenaarspersoneel tot de plantersbe volking : In een land, waar het prestige van den Europeaan zoo gaarne hoog gehouden wordt, ziet men uit den aard der zaak niet graag een blanke voor den strafrechter. Daar komt bij dat in de afgelegen streken, waar de controleur-hulpofficier slechts met enkele Europeanen in aanraking komt, allicht persoonlijke gevoelens mee gaan spreken. Het moet, dunkt mij, eene alleronaange naamste taak zijn, om b.v. iemand, die u gisteren een paard leende, een onderdak bezorgde, of met wien gij geregeld lederen Zaterdagavond een partijtje hebt, een ver hoor af te nemen, en eventueel te vervolgen. En zoo kan het wel voorkomen, dat het onaangename der taak het noodzakelijke van den plicht doet vergeten. Waar plichts verzuim plaats heeft door verkeerd opge vatte vriendschap of door overdreven dankbaarheidsgevoel, keuren wij de daad af, doch pleiten verzachtende omstandigheden." Deze opmerking is zeker niet geheel ongegrrmd, doch aanstonds voegen wij hier aan toe, dat de heer Kooreman er op wijst, hoe door de besturende ambtenaren als hulpofficieren van Justitie, een aantal ver volgingen werden ingesteld, zooals op het parket van Justitie te Batavia kan wor den uitgewezen: In slechts weinige gevallen werd door dien ambtenaar van het openbaar ministerie rechtsingang gevraagd en verkregen, ik meen in de vijfjaren van mijn bestuur slechts vijfmaal; terwijl in de overige door ile Justitie werd berust. Dit berusten bestond eenvoudig in het deponeeren der stukken, zoodat niemand daar van iets hoorde." Een mededeeling waaruit ten duidelijkste blijkt, dat het niet vervolgen van vele erger lijke daden, meer te Batavia dan aan de Oostkust zelf werd aangemoedigd; zoodat het dan ook den heer Kooreman niet al te zeer verweten moet worden, dat hij zich aan de heeren te Batavia spiegelende, meende »met den Deli-toestand" rekening te moeten houden en te »verschoouen, zoo veel dit kan." En nu mag de vraag niet achterwege blijven: brengt ds Deli-, of zoo men wil, de Oost kusttoestand niet al te zeer mede, dat het Bestuurspersoneel op geen volkomen zuiver, vrij standpunt staat ? Daar toch heerscht een gewoonte, welke ten sterkste in strijd verkeert met het eenvoudigste begrip van een juiste ver houding tusschen het Bestuur en de plantersmaatschappij. Immers bij hun ver trek worden de ambtenaren door de Inlaudsche vorsten, de Cbineesche hoofden en de planters beloond met geldsommen in den vorm van prijzen, besteed bij den verkoop van het huisraad, als de afscheid nemende vendutie houdt. Nopens de residents-vendutie te Medan in 1902 b.v. gaf de Sumalra-Post een verslag, dak een totaal aanwees van f 43,250. Feiten van dezen aard zijn bij menigte bekend. Doch voor wien behoeft het nog betoog, dat deze wijze van bestuursambte naren te beloonen op den duur het prestige van het ambtenaars-personeel ten zeerste knakken moet? Verwondering zal het wekken, dat de Deliplanters zóó weinig kiesch zijn, van zelfs in het openbaar een geldprijs te stellen op de vervulling van het ambte naarschap, als deze of gene drager van die waardigheid hun niets of niet te veel in den weg heeft gelegd, tijdens diens controleerend bestuur. Maar wat te zeggen van de Regeering,die, dat middel van gezags ondermijning kennende, nooit iets heeft gedaan om het gebruik er van te doen eindigen; en, wij vragen het met nadruk, wat te zeggen ook van de Indische amb! tenaren zelf, nu evenmin, tot dus ver, i ook maar n hunner zichzelf zóó hoog verheven heeft betoond boven zulk soort van belooningen, dat hij zijn omgeving i ten ernstigste heeft gebeden zich te zijnen ! opzichte van dergelijke dankbaarheidsbe' tuigingen te willen onthouden, daar ze, wijl ze den ambtenaar worden geschonken, noodwendig moeten leiden tot het in ver denking brengen van het hooge ambt, en i van hem die het bekleedt. ' Immers en hier keeren wij tot ons 1 uitgangspunt terug de bestuursambte; naar, die volstrekt onpartijdig tusschen den ondernemer en den koelie behoort te staan, kan dit niet, tenzij hij een buiten gewoon krachtig zedelijk persoon is, indien hij weet, dat de koelie hem nooit iets zal aanbieden, waar de rijke planter ten slotte hem met dollars huldigt. l In verband hiermede vermelden wij 't volgende uit des heeren Rookmaker's studie. 1 (De Nieuwe Tijd, Febr. No.) j »Het is (zoo schreef de heer Rookmaker naar aanleiding van de commissie, die het terrein der Maatsch. Redjang Lebong bezocht, en over het verleden ! aldaar de spons had gehaaid). ' .,Uet is in Ind ie gebruikelijk en op de j Uuitenlx'/ittingen zoo nlgemeuiio usanee, d:il men nam1 uitzonderingen zou moeten zoeken, dut /ij die worden uitgezonden om ! een en '.rider te onderzoeken, te, inspekteei'eu ' of' (e eoutroteeren, te :jast. worden genoodigd ! door hen wier werk moet worden nagegaan. Verzinmei\ de/e, soms v/el /uiver kiesehheidshalve, om te inviteeren, de gecommit teerde neemt dan gemeenlijk de vrijheid zichzelf te gast te nooden. We zullen hier niet veel woorden gebrui ken om aan te toonen welken invloed dat logeeren en zich kostelijk te goed doen heeft op hgt resultaat der bevindingen van de in dienst klaploopende menschen, die de kens hebben tusschen het uitbrengen van vergoelijkende, bevredigend luidende rapporten en het gevoel van als een Judas te hebben aangezeten aan den disch van hen, die hem brood en wijn toereikten met Indisch milde hand. Slechts weinigen wenschen zulk een gevoel met zich om te dragen en de laagzieligen wie zoo iets onver schillig laat, zouden allicht spoedig bij menigeen de deur gesloten vinden; en geen ruime declaratie van reis- en verblijfkosten zou als schoon geld kunnen worden thuisgebracht. De Indische Regeering moest zulk logeeren absoluut verbieden. Noodig is het niet. Een bultzakje, wat blikjes geconserveerde levens middelen, een tent, om te dienen waar geen geschikt logies te vinden is en de onaf hankelijkheid is gered. Ook den bestuursambtenaren moest het ver boden zijn bij de werkgevers van de contract koelies te logeeren, gelijk ze gewoonlijk doen en te profiteeren van die dan gemeenlijk uiterst royale lieden. Zoo lang zulke toe standen blijven bestaan, kan het niet anders of ze komen den contractkoelies ten nadeele en krijgen we officieel geen zuiver beeld van den veelal ellendigen toestand waarin deze arme bedrogenen verkeeren. We weten niet of de ambtenaar of ambte naren die speciaal onderzoek moeten doen naar de behandeling der koelies bij hun uit te brengen oordeel rekening hebben te houden met genoten gastvrijheid en bewezen diensten of dat zij een uitzondering maken op schier al wat te voren van Batavia uit gecommitteerd werd. Is dit laatste niet het geval, dan kunnen we, waar de gecommit teerde fatsoenlijk man is, ook geeu volko men onpartijdig resultaat van zijn onderzoek verwachten." ?Nietwaar, hoe duidelijk al weder de vraag: waar staat de bestuursman en ambtenaar in het algemeen tusschen koelie en planter? En welke zijn cu de verdere Regeeringadaden ter beveiliging van den werkman tegen den druk, dien de ondernemer op hetn zou kunnen oefenen? Daar zijn rechters... te Batavia. Op honderden uren afstands worden de misdaden, door Europeanen jegens koelie's begaan, berecht. Dat de misdrijvers meermalen weten te ontvluchten, de getuigen verduisterd worden, allen erkennen het. »Toch kan het gebeuren dat een Europeaan, die de zwaarste mis handeling pleegt, vrij kan ontkomen" zei Scherer - en de bewijzen daarvan behoeft men niet te zoeken. Erger echter is, dat tengevolge van dien verren afstand tusschen de plaats der berechting en van het delict zoo weinig tot vervolging wordt overgegaan. ? Waar eer had wel een met degelijk personeel bezette Rechtbank behooren te komen dan te Medan ? Is het niet als of het Gouvernement tot de planters en hun dienaren zegt: gaat uw gang maar ... wij zien u niet op de vingers... wij kijken een anderen kant uit. ... Maar hoe komt de armzalige houding van het Ned.-Ind. Gouvernement nog klaarder aan 't lieht, als men let op het geen ook Kooreman daaromtrent schrijft. Het gaf een ordonnantie in 1880, en zoo uit de meest stellige slavernij moest Deli, met 66 ondernemingen en 18.000 werklieden, tot gereglementeerde slavernij gebracht worden door een Ass.-Resident, een Controleur en een As p.-Controleur met een politiemacht van 13 man! De Indische Regeering wist zelf wel, zegt Kooreman, dat het niet mogelijk was de ordonnantie te doen naleven. En daarna? »Wat het bestuur urgent oor deelde werd daarom nog niet dadelijk en zoo gemakkelijk bewilligd. Alleen het hoogst noodige werd telkens toegestaan; de grootste zuinigheid bleef betracht.'' Nu, 't was dan ook maar voor twintig, dertig duizend koelies! Zoo ging 't voort, altijd met het zelfde Europeesche personeel van 1887 tot in 1895, toen zelfs dit bestuurspersoneel tijde lijk verminderd werd. Telkens werd om uitbreiding van personeel gevraagd, maarte vergeefs. »Voor vermeerdering van personeel was men te Batavia in den regel niet te vinden," zegt Scherer; zoodat Kooreman dan ook alle recht had te schrijven, dat het Europeesche personeel in 1881 vol strekt noodig geoordeeld (maar toen reeds veel en veel te zwak om de bestuurstaak te vervullen voor GG, ondernemingen met 18,000 werklieden) »tiians onmogelijk 1) voldoende kan zijn, nu de bestuurstaak aanzienlijk is uitge breid door verkregen meerdere orde, betere regeling van zaken en solidev verhouding tusschen het Gouvernement en het Inlandsen bestuur, bovendien voortdurende zorgen moeten worden besteed aan de toepassing dier ordonnantie op de K>9 tabaksonderncimngen in eigenlijk Deli, Langkat en Serdang met 72,892 vaste en 3787 losse werk lieden ; op 2(1 kofne-onderaemingen met 4!>4p> en '?> petroleum-ondernomingen met ].>33 vaste werklieden, ongerekend de ar beiders in contract werkend bij de Deli iSpoonveLj'-Maa.tsehuppij." Maar wat gaat dat de Regeering aan? Waarom zou zij haar zorgen wijden aan meer dan honderdduizend koelies, en dat alleen op Sumatra's Oostkust ? Wanneer we nu herhalen, dat de enkele Europeanen tot beschermen geroepen, krachtens hun ras, bun opvoeding, hun ontwikkeling, hun omgang veel gemakke lijker voor den planter dan voor den koelie kunnen gevoelen, welk een toezicht heeft dan de Ilegeering gewild met haar half do zijn ambtenaren ? Was en is dit toezicht wel veel meer dan een paskwil ? {Slot volgt.) 1) Wij cursiveeren. Sociale, luuiuiiiuiiiiiiiiiiiiiiimiiiuiiiiiiiiuiiiiiiiii iiimiiiiiiiiiiuiiiimiiiM Msmche Spoorweg-Wannen; Toen een. paar weken geleden de Prui sische minister van spoorwegen, de oppersoldaat Budde, in het Huis van afgevaardigen zijn »schneidige" redevoering afstak, waarbij hij zijnen ondergeschikten verbood, sociaal-democraat te zijn of zich teorganiseeren tot eene vakvereeniging die de middelen van den iudustrieelen klassen strijd aanvaardt, toen namen alle bladen van christelijke en oud-liberale richting met kenbare graagte een brokstuk van deze redevoering over; en onder het lezen was het als hoorde men het verlangend klaptongen van menigen grooten werkgever om ook hier zulk een >schneidigen" minister te bezitten. Onder den indruk van het gebeurde der laatste weken, nu de toestand en de arbeids verhouding der spoorwegarbeiders zoo her haaldelijk is ter sprake gekomen, en met de wetsontwerpen der regeering vóór ons, die rst den spoorwegarbeiders het gemeen schappelijk neerleggen van den arbeid voor lotsverbetering vrqwel onmogelijk maken, en dan een enquête naar eventueele misstanden wil zien ingesteld, is het niet zonder belang, dunkt me, behalve naar Pruisen, ook naar Zwitserland te zien, waar in de laatste weken de spoorwegarbeiders eveneens in hooge mate de openbare aandacht trekken. In de eerste plaats dient de aandacht gevestigd op eene, pas bekrachtigde her ziening van de wet op de rusttijden voor arbeiders in «openbaren dienst", d. w. z. voor arbeiders, in dienst van spoorwegen, stoombootdiensten, posterijen, telephooa en alle dergelijke inrichtingen, of onder eigen beheer van den Staat, of'waartoe de Staat concessie heeft verleend. In deze nieuwe wettelijke bepalingen i» vastgesteld, dat voor den nachtarbeid tus schen 11 uur 's avonds en 4 uur 's ochtend» een verhooging van 25 pCt. op het loon moet worden toegekend. De rustdagen en. daarmee samenhangende verloftijden zijn als volgt geregeld: «Den beambten en geemployeerden moet per jaar, over 'tgeheele jaar verdeeld, 52 rustdagen worden ver schaft, waarvan minstens 17 op een Zondag moeten vallen. De rustdagen moeten ten volle 24 uur duren; voor het geval dat hun gewone rusttijd onmiddellijk of kort vóór dezen rustdag is ingevallen en met den vrijen dag samenvalt, moet hij met 8 uur worden verlengd. De rustdagen moeten in elk geval met eenen nacht eindigen. Allen beambten wordt van de minstens 52 rust dagen per jaar, een verlof van minstens 8opeenvolgende dagen gewaarborgd. Aan het personeel der boofd-spoorwegen wordt, na het negende volbrachte dienstjaar of na den leeftijd van 33 jaar te hebben bereikt, deze verloftijd van 8 dagen gewaarborgd boven en behalve de 52 rustdagen, en wordt na elk volbracht dienstjaar met l dag ver lengd. Voor alle andere beambten en arbei ders in dienst van het .publiek verkeer wordt, na 10 jaar diensttijd, het aantal rustdagen, met inbegrip van den verloftijd, tot 60 verhoogjj. Eene loonkorting als gevolg van de invoering dezer wet mag niet plaats vinden." Den beambten van den goederendienst is, behalve deze rusttijden en op Zondag, ook vrijaf te geven op de feestdagen: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Paschen, Pinksteren en Kerstmis; en buitendien is den kantonnaien regeeringen vrijheid gege ven, nog 4 dagen voor vrijaf vaat te stel len, waarop geen goederen worden bezorgd of ter bezorging ontvangen. Verder is het interessant, kennis te nemen van de bepalingen over de schaft- of verblijJiokalen voor het personeel aan de stations. Daarin wordt den directiën de verplichting opgelegd te zorgen, dat er lokalen ter beschikking zijn die verwarmd kunnen worden en waar ook voor het personeel, 't welk niet in de gelegenheid: is, de rustpoozen in hun woonplaats en woning door te brengen, de gelegenheid bestaat hun »middagpotje" te verwarmen. Bovendien moeten, luidens deze bepalingen, bedoelde lokaliteiten aan de eisclien der gezondheid voldoen, en voor verblijt zijn gemeubileerd. De richtige uitvoering dezer wet wordt, door bijzonder toezicht vanwege het depar tement voor Post- en Spoorwegverkeer gecontroleerd, terwijl aan het personeel dagboeken worden uitgereikt om deze con trole te veigemakkelijken. Overtredingen dezer bepalingen worden met 500 tot 10CK> frcs. boete bestraft. Opmerkelijk is nog deze bepaling, die doet vermoeden dat men de knepen van sommige spoorwegdirectiën ook daar kent: Wanneer een beambtelvrij willig af stand doet van den wettelijk voorgeschreven rusttijd, en langer werkt dan de wet toe staat, is desniettemin de spoor weg-directie daarvoor strafbaar. Ziedaar eenige bepalingen, die inderdaad de aandacht verdienen, en er op wijzen, d at de Zwitsersche Regeering den waarborg van een ongestoord spoorwegverkeer niet alleen zoekt in dwangmaatregelen tegenover het personeel, maar ook in het voorschrijven en verplicht opleggen van behoorlijke ar beidsvoorwaarden. * * * Tezelfder tijd hebben de spoor weg-orga nisaties ook aldaar eene loonbeweging op touw gezet. De spoor wég-vak vereen igingen in Zwitserland zijn de meest militante onder de organisaties, die reeds vroeger in een groote en schokkende staking om loonsverhooging betrokken zijn geweest. De be ambten der S t. Gotthard-baan zijn anart ge organiseer l, en eischen: Regeling der loonen, vaste aanstelling na tweejarigen diensttijd, en precies omschreven vaststelling van arbeids- en rusttijden, over- en nachtarbeid. De voornaamste looneischen komen op het volgende neer, voor werklieden in de werk plaatsen: vóór-arbeiders 180 fr. minimum, 310 fr. max. per maand; vak-werklieden 120?210 fr. per maand; ongeleerde arbei ders 100?175 fr. per maand. Loonsverhooging om de twee jaar, met 20 cent per dag, enz. Voor het machinepersoneel wordt verlangd gelijke belooning als voor vak-werklieden in de werkplaats, plus 3 80 fr. per dag kilometergeld en voor elders overnachten l fr.; voor het stationspersoneel, voor goederenvervoer enz. wordt algemeen geeischt een aanvangloon van 3.50 fr. tot een maximum van 5 fr. met opslag van 20 cent per dag r>a elke

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl