De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 maart pagina 3

22 maart 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1343 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOR NEDERLAND. twee jaren diensttijd; over- en nachtarbeid 25 pCt. opslag. Afschaffing van vrouwelijke aflossers bij overwegen en wachibuizen. In een rapport omtrent de klachten over de behandeling wordt gezegu: In de dienstrapporten en nog meer bij persoonlijke aanraking met superieuren wordt dikwijls tegenover de beambten een toon aangesla gen, die kwetsend en krenkend is. Het personeel beklaagt zich er verder over, dat er op klachten en aanvragen om lotsver betering of in 't geheel geen acht wordt ge slagen, of dat die worden afgewezen niet het stereotiepe antwoord: »Er zijn geen bijzon dere redenen voor aanwezig". Het personeel verlangt een grondige en met reden omkleede beantwoording dier aanvragen en klachten. _De directie dezer particuliere maatschappij, wier verhouding tot het personeel geheel overeenkomt met die hier te lande, heeft de eischen in overweging genomen en aan een onderzoek onderworpen. Behalve het personeel van de St. Gotthard-baan is ook de organisatie der beambten van de Staatsspoorlijn een actie begonnen. Een paar weken geleden is een deputatie uit het personeel op audiëntie geweest bij den directeur-generaal der staats spoorwegen, met het doel, de meening der arbeiders te hooren over eene nieuwe loonregeling, vóór deze definitief aan den Raad van Administratie zou worden overgelegd, en verder over de regeling van het pen sioenfonds. De afgevaardigen der organi satie verklaren, zeer welwillend door den directeur generaal ontvangen te zijn, en aan de meeste wenschen van het personeel zal worden tegemoet gekomen. Ongetwijfeld zal de wetenschap, dat de spoorweg organisatiën in Zwitserland reeds meermalen hebben getoond dat zij zich niet met een kluitje in 't riet laten sturen, tot deze welwillende houding der directie het hare hebben bijgedragen. H. S. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMMIUIIIIIHIIIIIIIIIUIIIIIIIIUmil Mnziefc in de Hoofdstad. Wanneer men de kunstenaarspersoonlijkheid van César Franck beschouwt, in het licht van zijn tijd t n na zijn dood, dan mag men wel beweren dat de fortuin ten opzichte van den roem eens kunstenaars een niet minder grillige rol speelt dan in het gewone leven. Door zijn kunstbroeders niet geteld, bij het publiek onbekend en slechts door een klein aantal jongelui, zjju leerlingen, vereerd, moest Franck zijn leven slijten in vergetelheid, en ziet.... hij behoefde slechts te sterven om plotseling beroemd te worden. Uitvoeringen zijner werken volgden elkaar dra op en het was of de Parijzenaars wilden goed maken aan de nagedachtenis van hun medeburger, wat zij bij zijn leven tegenover hem hadden verzuimd. Hun medeburger was Franck, doch niet hun land genoot. Evenals Giétry is Franck te Luik gellltlllllllllllllllllllMtlllMfMNMMUIIIIII VERWELKTE KRANSEN. Naar het Dmtseh, van BEKNH. WESTENBERGER. Door M. L. 8. II. (blot). Allons messieurs, faites votre jeu. En het spreekwoord van ongelukkig in de liefde" loog niet. Weiss speelde als een dolleman, hy' won, verloor, won nogmaals, won weder ! en na verloop van drie dagen had hij twintig duizend gulden by- elkaar. In dollen over moed toog hu weder huiswaarts, liet zich by haar'aandienen, verklaarde haar in hartstoch telijke woorden zy'n liefde en bedekte haar voetjes met goud en banknoten. Zy. lachte hem in het gezicht uit, den kleinen, dikken heer met zijn groot hoofd en zijn platten neus. Ik moet een kwart-eeuw bedenktijd hebben, m'n beste meneer Weiss," was het eenige ant woord, dat ze al lachend vorr hem over had. En de terneergeslagen fluitspeler ging weder naar de roulette, om nog meer geld te win nen ... arme Weiss! nog eer de klok een uur ca middernacht aanwees, had hu zijn laatsten cent verspeeld. Den volgenden ochtend heel vroeg stond bij met een zwaar, drukkend gevoel in zy'n hoofd en een stekende pijn in de oogen in het snelvlietend water van den Rijn te staren. Hij wou zich verdrinken. Plotseling doortrilt hem een schok. De zachte tonen van een fluit klin ken van over het water heen hem liefelijk in de ooren. Hij kijkt rond en ziet een ouden schipper, die op het dek van zijn vrachtschuit gezeten een deuntje fluit. Kunst is het niet, wat hy te hooren geeft, maar de musicus voelt, dat de tranen hem in de oogen komen en op hetzelfde oogenblik overvalt hem een brandend verlangen raar zijn instrument. En op eens wordt het licht in zijn binnen ste, een flauwe straal van hoop flikkert eensklaps in zijn anders glanslooze oogen. Thans begreep hij, waarom hij zoo klein, zoo nietig was in haar oogen. Hy was immers niets dan een gewone muzi kant, Weiss geheeten. Neen, zij moest een kunstenaar, een virtuoos hebben. Zyn naam moest eerst overal bekend zijn. Dan, zou ze... dan misschien ...? Met onverdroten ijver legde hy zich toe op zyn kunst. Hy studeerde met zy'n geheele ziel en het duurde niet lang, of hij was een beroemd kunstenaar, een meester op zy'n instrument en al wie iets met de kunst had uit te staan, kende den beroemden fluitist Weiss. En zooals de maan de aarde vergezelt, zoo begeleidde voortaan de virtuoos Weiss de veel geprezen Rochette. Waar zij zong, was ook hy ; zy op het tooneel, hy in de concertzaal. Al ware zy naar de Samojeden getrokken, hij zou haar gevolgd hebben. Zy lachte wel is waar om den dweeper, doch... zy lachte hem niet meer uit, en wie weet?... Maar het ongeluk vervolgde hem. La Rochette had een droom. Zy droomde, dat ze ingesneeuwd en tot stikkens toe overdekt was met enkel witte bloesems. Bygeloovig, boren. En evenals deze is hij het grootste ge deelte van zijn leven te Parijs werkzaam ge weest ; doch niet, zooals Grétiy, genoot hij eer betuigingen en onderscheidingen van allerlei aard ; ook niet, zooals zijn beroemde voorzaat, vond hij het veld zijner werkzaamheid op dra matisch terrein, want heeft Grétry bijna nitt anders dan opera's gecomponeerd en zich slechts bij uitzondering opgehouden met kerk- of con certmuziek -<- zoo voelde zich Franck juist hierdoor ten zeerste aangetrokken en speelt hetgeen hij voor het tooneel heeft gecomponeerd bij hem slechts een ondergeschikte rol. Of nu de toekomst Franck onder de onsterfelijken zal opnemen; of zijn persoonlijkheid zoo sterk zal blijken en zijn pbysionom.e zoo sprekend, dat zijne werken bestand zullen zijn tegen de stormen der eeuwen ? Hij behoort nog niet lang genoeg tot de geschiedenis om elke uitspraak hieromtrent niet gewaagd te doen schijnen. En toch verdiept men zich zoo gaarne in gissingen, toch heeft men zoo vaak neiging om den tijd vooruit te loopen en een blik in de toekomst te werpen. Men kan wel met zeker heid zeggen dat Franck de meerdere is van Ambroise Thomas en Jules Massenet, twee mannen die hem tijdens zijn leven hebben ge minacht. De eerlijkheid en eenvoud, het ware en onopgesmukte zijner kunst staan ons hier voor borg, tegenover het holle en uiterlijke, het opgeschroefde en het pathos der beide anderen. Hetgeen Franck gecomponeerd heeft op het gebied der kamermuziek komt mij voor steeds een bijzonder hooge plaats te zullen innemer. Men noemt hem wel eens den Fratschen Brahms. Welnu, zooals deze meester ge(xcelleerd heeft in genoemd genre van muziek, meer bepaaldelijk op het terrein der Duitsche kunst, mag men Franck beschouwen als den meester, die in zijn tweede vaderland de intieme kunst der kamermuziek met groote voorliefde eu superieur talent heeft behandeld en als het ware de eigenschappen van het Ga'lische ras, zwier en gratie in de melodievinding en prik kelende afwisseling in de rhythmiek heeft vereenigd met de stoere kracht en den degelijken ernst van den Duitscher. Doch mijn bedoeling is niet om over Franck te schrijven als componist van kamermuziek doch a's toondichter van een werk in grooten stijl, van een Oratoriurr, //les Béatitudes", voor solostemmen, koor en orchest. De bergrede met de acht zaligheden hebben Madame Colomb tot aanleiding gediend van het gedicht van bover genoemd werk. Dat zij nu hiermede gelukkig is geweest kan ik niet zeggen. Br is te weinig kleur, te weinig afwisseling in het geheel; het gemis aan handeling doet zich te zeer gevoelen en zelfs de figuur van Satan kan slechts een oogenblik wat afleiding geven aan de zoet-weeke stemming van het geheel. In deze omstandig heden heeft een componist een zeer moeilijke taak. Hij zal toch door de schoonheid eener absolute muziek den toehoorder over <ie zwak heden van den tekst moeten heenvoeren. Dat is Franck naar mijn meening volkomen gelukt. Zeker, ik kan mij begrijpen dat menigeen onzer landgenooten zich woorden uit den Bijbel anders muzikaal weergegeven zou wenschen dan door Franck is geschied. Wij, loten van den grooten Germaanschen stam, laven ons bij voorkeur aan de nooit verdrogende bron van den grooten Bacb, wanneer het kerkmuziek geldt; maar men vergete niet dat de componist op Franschen bodem staat en het komt ons dan ook zeer ver klaarbaar voor dat les Béatitudes" door de goede MlltllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIUIIHHIIIIIIIIIIIIII gely'k zoovele van haar kunstzusters, hechtte ze geloof aan hetgeen haar een droomuitlegster verklaarde, namelijk, dat wit" (Weiss) voor haar een ongeluk beduidde en de voorspelling kwam uit; dwaasheid toch zal in den regel tot iets onaangenaams leiden ! Het geschiedde in een kleine residentiestad. La Rochette bracht het geheele hof het hoofd op hol. Een der jocge prinsen had buiten in de zoogenaamde oranjerie een feest georganiseerd. Het was een stormachtige nacht. Verhit van het dansen begaf de zangeres zich een oogenblik op het balcon en blikte in het donkere park. Op hetzelfde moment trad de maan achter de wolken te voorschijn en ontzet kromp La Rochette, terwijl zy den prins vast by den arm greep, ineen. Op eenige schreden af stands, midden in de door de heldere maan beschenen grasvlakte stond een witte gedaante. La Rochette her kende haar dadelijk en in haar angst liet ze zich de woorden ontvallen: Die man is mijn ongeluk." De prins wenkte een kamerdienaar en fluis terde hem iets in 't oor. Onmiddellijk spoedde deze zich naar beneden, ijlde den tuin in en maakte de honden 1< s ... Den volgenden och tend vond een bediende een lichtkleurigen mantel en een wit-vilten hoed in den tuin. De honden van den prins hadden hun plicht gedaan en den indringer verjaagd. Met een diepe wond in den rechterarm en een beet in het dy'been had Weias zich naar zyn wo ning gesleept. Bleek en uitgeput lag hij in den grooten ruststoel over zyn avontuur na te denken en, idealist als hy wa', stelde hij zich voor, hoe heerlijk het zou zy'n, als zy onverwacht bin nenkwam en hem troostend de hand toestak .. . en zy kwam. Heel vroeg in den morgen, nog geheel in baltoilet, met een bouquet rozen op de borst,'stond zij voor hem. Zy betuigde hem haar spijt over het voorgevallene; het deed haar werkelyk veel leed. Doch toen hy haar de verzekering gaf, dat hij thans in het geheel geen pyn meer geveelde, begon zij op zyn gemoed te werken, hield hem voor, hoe dwaas hy zich eigenlyk aanstelde en verzocht, ja smeekte hem dringend, van haar te willen afzien en haar niet verder lastig te vallen, opdat zy niet beiden ongelukkig zouden worden. Onder het luisteren naar haar vriendelijke, overredende woorden, was hij nog bleeker ge worden en ten slotte zei hij fluisterend: Het zy zool" Uw hand erop ?" Opeens begonnen zyn wonden opnieuw te branden als vuur, doch hij wist zich te ver mannen en gaf haar de hand met een st<^vigen druk. Toen stond ze op Zijn blik wilde iich nog nmaal aan haar verzadigen ; verlangend staarde hy ten laatste naar de rozen. Zij las hem zijn wensch van de lippen, maakte haastig het bouquetje los en legde het voor hem neer, daarna knikte ze hem nog met een van haar vriendelijkste lachjes toe en vóór hy haar nog met de hand een afscheid kon toewuiven, was ze verdwenen. Langzamerhand begon het wat rustiger en kalmer in zyn hoofd en hart te worden. .. Het ging echter tamelyk rumoerig toe in 1848 Terwy'l de musicus met zijn kunst zyn leed trachtte te verdrijven, had de Sooze wind der publieke opinie zyn in het park gevonden verscheurden mantel opgenomen en dien als zorgen van Colonne een groot aant al, met buiten gewoon enthousiastme opgenomen uitvoeringen heeft beleefd te Parijs. Ik zeide het reeds; er is wel wat al te veel zoet-weeke stemming in het geheel; doch aan den anderen kant wordt men getroffen door des componisten zin voor welluidendheid en door de kleurschakeeringen, die hij heeft aangewend bij de combinatie van koor en orchest en vooral ook in de solisten-ensembles. Als een der schoonste nummers van de acht, mag men wel beschouwen No. 4, met het lange en fraaie orchestvoorspel. Den tenor is hierin bijna uitsluitend het woord verleend. Voorts No. 2 en 7 met de soloquintetten. Enkele minder geslaagde episodes treft men er ook aan; o. p. het eerste eeragszins in Meyerbeer-trant gehouden manuenkoor. De zangvereeniging van Toonkunst gaf met ,les Béititudes" haar tweede uitvoering in dit seizoen. De heer Mengelberg had voor die gele genheid het koor als een vast aaneengesloten massa in het midden geplaatst en het orchest er omheen gegroepeerd. Nu is liet wel gewaagd om op een belangrijke uitvoering ixperimetten te maken met de plaatsing der verschillende fac toren, die allen een gewichtige rol te spelen hebben voor het welslagen eener uitvoering. Maar, als men niet tevreden is met den be staanden toestand, is dit toch het eenige mid del om verbetering te veikrijgen. Dat EU het experiment gelukt is mag ik niet beweren. Het orchest klonk niet zoo sehoou als anders. De strijkinstrumenten, welker eerste lessenaars allen verscholen zaten tusschen de solisten en de eerste rijen sopranen en alten, waren nauw hoorbaar en het roodige contact tusschen de blazers en strijkers was thans grootendeels ver broken. Niet dat er storende ongelijkheden plaats hadden, doch als anders de blazers de kracht en het gewicht van hun toon afwegen naar den klank der strijkinstrumenter, was hun dit thans onmogelijk gemaakt. Voorts vermoed ik ook dat de dames en heereu van het koor weinig steun aan het orchest gehad hebben; herhaaldelijk toch liet de intonatie te wensciien over; ook was de klank van het koor, speciaal van het vrouwenkoor, veel te sterk tegenover het or chest. De nuanceerirjgen kwamen thans ook veel minder tot haar recht dan bij vroegere uitvoe ringen. Zoo klonken de woorden Au vent changeant de ce monde", waar de componist ppp heeft voorgeschreven, ongeveer mezzo forte. Het vrouwenkoor was ook te tterk tegenover het zooveel zwakker bezette mannenkoor. Gaarne zij echter toegegeven, dat veel werk was gemaakt van de uitspraak en dat men meestal zeer goed den tekst kon verstaan. Het Bestuur zal vermoedelijk wel met eenige ontsteltenis gehoord hebben hoe ras het slocpingswerk voltrokken is bij den tenor Warmbrodt. Ik herinner mij hem gehoord te heb ben in Berlioz' l'Enfance du Cbrist. Toen was hij prachtig. Later in d'lndy's »Chant de la cloche" kon hij eigenlijk de dramatische tenorpartij niet goed meer zingen; thans ech ter was het pijülijk hem te hoeren. Jammer dat de zanger zelf niet begrijpt dat hij passéis en dat hij de concertdirectiën in ver legenheid brengt door zijn medewerking. Htt meest hinderde hij in de quintetten waar juist de klank van den tenor steeds glans n.oat aan brengen. Thans gingen deze dof en kliurloos aan den toehoorder voorbij. De heer Daraux zong i la vcix du Christ". De stem des heeren Daraux kenmerkt zich meer door kracht dan door dis tinctie. Het ontbreken van resonnance bij den toonaanzer, vooral op het zoo vaak voorkomende een spookachtig verschynsel door de anders zoo stille straten der stad gesleept. Allerlei ver halen deden de ronde, en al was de geheele zaak niet veel anders dan een belachelijk feit, toch werd zij La Rochette's ongeluk. De vele praatjes, reeds lang over haar in omloop, be gonnen nu schandalen te worden en, w&ar of onwddr, men geloofde ze. Volgens de geruchten moest de prir.s haar een groot vat bordeauxwijn ten geschenke hebben gegeven, om zich daarin te baden. Dat was te veel voor het socialistisch gevoel der kleine burgerij. Aangevoerd en ook opgehitst door een schoenmakersbaas trok men in optocht naar haar hotel. Eerst trad zij moedig te voorschyn, om zich te willen verdedigen tegen den op haar geworpen blaam, doch men begon met steenen te gooien ; witte stukken kalksteen van een over het hotel gelegen in aanbouw zynde nieuwe villa. Binnen weinige oogenblikken zag ze zich door een dikke, witte stofwolk omgeven en op eens kwam haar heur droom en de ver klaring er van weder voor den geest. Verschrikt ijlde zij naar binnen en zocht, door een achter deur het hotel verlatend, een schuilplaats in een in alleryl ingespannen rijtuig. En, toen ze i eenige (.ogenblikken later heimelijk wegreed uit de stad, waar ze zoovele triomfen had ge vierd, was het haar te moede, als zou de zon i ooit meer vroolyk voor haar schynen. de kunst i iets meer voor haar zijn en alsof alle levens vreugde haar voor immer ontnomen was. * * Het staat mij alles nog zeer duidelyk voor den geest alsof het gisteren pas gebeurd was; rug hoor ik de tyen, die zich aan de'kamperfoeliebladeren tegoed deden, gonzen. Het was een smoorheete dag; juffrouw Stein zat met een boek voor zich doch ze las niet, ze wuilde zich met haar van geur'gen parfum doortrokken zakdoek voortdurend koelte toe. Ik zat te snij den aan een blokje berkenhout, waarvan ik een scheer, je wou fabriceeren. Onverwacht ging het tuinhek open en ik zag een klein, dik mannetje, met een groot hoofd, gladgeschoren gezicht en in het oog vallend platten neus; eenige reeds grijzende haarlokken kwamen onder den hoogen hoed te voorschijn. Hij keek even rond, deed een stap of wat voorwaarts, nam beleefd den hoed af en vroeg of hier gisteren nieuwe menschen waren gekomen. Ik antwoordde ja". Juffrouw Stein keek op. Reeds wilde de vreemde bezoeker naar de huisdeur gaan, toen hy zich plotseling omkeerde, haar strak in het gelaat zag, en nogmaals groette. Onder het uiten van eenige onverstaanbare woorden, vloog een donkerroode blos over zijn gelaat. Juffrouw Stein was intusschen opgestaan; ik zag, hoe ze zich krampachtig met beide handen aan de tafel vasthield, ik zag, hoe de stijve lussen op haar kanten mutsje trilden. Mijnheer .. . Weiss ?" By het hooren van den klank harer stem reeds scheen hij te ontstellen. La Rochette . . . niet waar, La Rochette ?" Zy schudde ontkennend met het hoofd. U vergist zich... La Rochette heeft reeds lang opgehouden te bestaan ik heb haar begraven en ben slechts haar erfgename. Wat er vau haar roem nog is overgebleven, kunt ge daar binnen in mijn kamer aan de muren zien hangen ... Verwelkte kransen." Hij scheen evenwel geen acht te slaan op haar woorden en mompelde zacht, zonder den blik van haar af te wenden: La Rochette . .. woord heureux" gaf aan zijn zang iets ruws en grofs dat ons allerminst passend voorkwam bij de persoonlijkheid die hij te vertolken had. Ook de slappe uitspraak van eenige zijner con sonanten, l til r, gaf niet het bewijs dat de heer Daraux een fijngevoelend kunstenaar is. Aan het slot ontwikkelde zijn voordracht meer warmte dan aan het begin. De heer Orelio, die den Satan'' zong, bleek met zijn prachtige middelen volkomen tegen het koor en orchest opgewassen te zijn. Mevrouw Oldenboom ligt de sopraan partij misschien wat laag. Zij zong echter zeer mooi en in t< genstelling met den ba.0, juist met veel distinctie. Ook mej iffrouw Seret was, vooral in haar solotrekjes zeer gelukkig. Het orgaan klinkt speciaal in de hoogte prachtig. Mej. Olga Isaac moet meer vastheid aan den toon verleenen, wil zij met haar zang indruk maken. De heeren Jan Dijker en Joh. Soutendijk completeerden de solo-ensembles op uitstekende wijze. En den indruk dien het werk nu gemaakt heeft, afgezien van de tekortkomingen ia de vertolking? Ik geloof dat men over Let alge meen nmr stemming, meer wijding had gehoopt te verkrijgen. Bij vroegere uitvoeringen, zoowel te Utrecht als hier heb ik ook vromer indruk gekreger. Wanneer de heer Mengelbsrg enkele tempi wat minder snel, wat meer ingetogen had genomen, dan geloof ik dat ook ditmaal: menig gedeelte een grootere impressie zou gemaakt hebben. Met de Euryattli e-ouverture, die ik twee dagen van te voren door den heer Mengelbeig hoorde uitvoerer, was juist het tegenovergestelde het geval. Het eerste gedeelte der ouverture, vootal daar waar het tweede thema optreed», leed m. i. te veel aan tempovei waging; ten gevolge daarvan kon men niet tot het voile genot komen van dit heerlijke orcheststuk. Later, waar de gedempte strijkinstrumenten optreden, kwam men eerst onder den indruk. Zeer schoon werden het mocie orchestwerk ,/Viviane" van Chausson en de geestige, pittige ouverture voor »die verkaufte Braut" van Smetana vertolkt. L°.opo!d Godowsky was de solist van dien avoad. Hij Lehaalde met Tschaikowskj's piano concert in bes, benevens eenige solonummers een beslist succes. Toch geloof ik dat m( n Godowsky onder de virtuosen een plaats moet aanwijzen. Nog even wil ik meedeelen dat op de Dona teursrepetitie van de Maatschappij //Caecilia" de heer Bram Eldeiing met Beethoveii's viool concert een buitengewonen indruk maakte en dat de zevende (?ymphonie vooral een prachtige stijlvolle uitvoering genoot. In het volgende nummer hoop ik over het concert te kunnen refereeren. AST. AVEKK.AHP. Gaston Paris, t 1839-1903. Toen de beroemde geleerde, wiens dood ia het buitenland niet minder dan in Frankrijk als een groot verlies voor de wetenschap wordt betreurd, op 8 December 1870, midden onder de verschrikkingen van den oorlog, aan het College de France zy'ne lessen opende over het Rolands-lied en de Fransche nationaliteit, sprak hy daarbij de volgende gedenkwaardige woorden: »Je professe absolument et sans réserve cette doctrine, que la science n'a d'autre objet que la vérilé, et la véritépour elle-même, sans aucun souci des conséquences bonnes oumauiitiiiiitiitiliiiiiiiiiiimiiiiillliiiiiesii liiilHiiiiuiiiiiiiiiiiilinilll o, God ... weet u nog, wat u vijf en twintig jaar geleden tegen my' gezegd hebt ?" ... Van dien dag af, kwam mynheer Weiss bijna dagelyks by ons. Hy speelde in het orkest van den schouwburg en gaf bovendien bij de aanzienlyksten uit de stad les iri het fluitspelen, zoodat hy een riet gering inkomen had. Het duurde niet lang, of zijn vrienden en kennissen (hy bezat er slechts weinig) zagen met verwondering, hoe by in betrekkeJyk zeer korten tyd geheel veranderd was. Liep hij vroeger met een versleten zwarten rok, uitgerafelden boord en manchetten, neergezakte, breed-uitgeloopen schoenen, en rook hij voor heen steeds naar tabak en bier, thans droeg hij een nette, zwarte, gekleede jas, helder, nieuw linnengoed naar den laatsten smaak en de allernieuwste molière-schoenen. Op zekeren Zondag zelfs kwam hij by ons met een glanzend wit vest en een smetteloos witte pantalon aan. Ik zie Log, hoe mijn moeder hem ondeugend lachend met den vinger dreigde en ik hoor haar nö? zeggen: Maar meneer Weiss, wat zie ik V Wel, wel, waar moet u zoo prachtig uitgedost op af ?" Hij zei niets, maar zyn kleine, zwarte oogjes straalden met een zoo wonderlijken glans en er speelde zulk een gelukzalig glimlachje om zijn mond, dat moeder geen nader antwoord noodig had. Zelden kwam hij bij La Rochette (want zóó bleef hij haar het liefst noemen) of hij bracht bloemen mee en soms, als hij die niet had, zorgde hy voor de een of andere fijr.e odeur. Maar het beste, wat hij haar schonk en dat haar eerst later ten goede kwam, was een dosis vroolykheid en tevredenheid, druppel voor druppel ongemerkt toegediend. En wat hij haar óók wist terug te bezorgen, was het geloof in de menschheid, dat zoo lang in haar gesluimerd had, en dat ze voor goed ingeslapen dacht. Die booze wereld" heb ik haar eens hooren zeggen, eerst be wondert en bewierookt ze ons en juicht ons toe, en hoe snel, hoe ongeloofelyk snel, zyn we in het vergeetboek geraakt, om plaats te maken voor anderen, die na ons komen en op dezelfde wijze behandeld worden." En het eind was, dat ze toestemde, doch op ne voorwaarde. Ze wilde bruiloft houden op haar eigen kamer, het vertrek, waar ze n maal, toen men daar buiten in de zelfzuchtige, tuk op schandaal zynde wereld niets meer van haar weten wou, met de treurige overblijfselen van haar gelukkig verleden, namelijk haar verdorde kransen en haar herinneringen, een stille toevlucht gezocht en gevonden had. En. zoo geschiedde het. Moeder moett voor alles zorgen en het bruilofts maal zou op La Rochetle's kamer gebruikt worden. Er werd gekookt, gebakken en gebra den en onze oude Suzette, die bekend stond om haar kookkunst, deed haar uiterste best. En toen eindelijk het paar uit de kerk terug gekeerd was en allen rondom den heerlijk bereiden diech geschaard waren, bedankte me vrouw Weiss" onze Suzette met een klinkenden kus op elke wang en later met een ander klinkend iets in haar spaarpot, voor de moeite en zorg, die ze voor hen, het groene paar, had over gehad. Doch vóór we aan tafel gegaan waren, had den wij, kinderen, nog iet s anders gedaan. Toen ik in de verte op den langen, rechten weg het rijtuig zag aankomen, waarin het g< huwde paar zat, kwam ik eensklaps op de gedachte, dat ook wy, de zusjes en ik, wel iets konden doen, vaises, redoutables on heureusep, que cette véritépourrait avoir dans la pratique. Celui qui, pour un motif patriotique, religieus et mème moral, se permet dans les f ai t s qu'il tudie, dans les conclusions qu'il en tire, la plug petite diasimulation. l'altération la plus légere, n'est pas digne d'avoir sa place dans Ie grand laboratoire cüla probitéest un titre d'admission plus indispensable qui l'habilelé'' Die woorden zyn kenschetsend voor Gaston Paris, den grooten Romanist, kenschetsend voor zy'ne methode, maar ook voor zyn karakter. Hy heeft dit beginsel bij zy'ne veelomvattende en talryke studiën over Middeleeuwsche Fransche literatuur getrouwelyk toegepast, en hy' ont leende daaraan, meer nog dan aan zy'ne reus achtige kennis, zy'n onbetwist gezag tegenover zy'ne leeriirgen. En die leerlirgen kwamen van heinde en ver; ook uit Nederland. Twee hunner, de Groningeche hoogleeraar van Hamel en de Pary'schearchivaris,Gédéon Busken Huet.hebben reeds voor eenige jaren aan den geliefden leermeester in Hollandsohe tijdschriften op stellen gewy'd, getuigende van dankbare be wondering en oprechte piëteit: de eerste in de Gids van Juni 1895; de tweede in de Mannen en Vrouwen van Betetkenis van 1898. Naar beide artikelen verwijzen wy hen, die, nu de groote Fransche geleerde is heengegaan, iets meer dan eene oppervlakkige herinnering aan zyn leven en werken willen behouden. maar voor wie de studie van Gaston Paris' eigen werken te inspannend zou wezen. Gaston Paris verwierf in 1862 het diploma van varchiviste-paléographe'' met eene Etude sur Vaccent latin dans la langue fran^aise, van w.elk werk prof. Van Hamel getuigt: »(net) bevat eigenlyk reeds, in een kort bestek, de geheele historische grammatica der Fransche taal. Zelfs na zooveel jaren, nu al de vragen, die er in werden aangevoerd, zooveel uitvoeriger, met zooveel uitgebreider kennis van den ouden taalschat en de oude taalvormen, niet het minst door den schryver zelven, zy'n onderzocht en beantwoord, is het nog alty'd een genot, die heldere uiteenzetting te lezen van de beginselen waarvan de Romaansche philologie by haren arbeid behoort uit te gaan en van de vooriimiHHHMiiimmniiiniiiiiNiiHKmii om de plechtigheid van het oogenblik van bin nenkomen te verhoogen. Ik holde, meer dan ik liep, den tuin in, greep haastig een op een bank staand mandje, vulde dit met rozebladeren, en toen de echtgenooten in huis kwamen, bestrooi den wy den drempel, den vloer, de tafel en hun stoelen er mee. Zichtbaar aangedaan en toch bly namen zij die kleine hulde aan, ja, ik geloof zelfs, dat er een traan op myn voorhoofd viel, toen La Rochette zich even bukte en my een kus gaf, om my' te bedanken. Een poosje was het stil aan de kleine tafel. Myn vader plaagde de bruid, omdat zij zulke roode wangen had. De oude leeraar, die boven ons op het derde bovenhuis woonde, hield een prachtige toespraak, waarby' de bekende onverbreekbre banden, de oprechte trouw, de hemelsche rozen in het aardscae leven, enz., enz. niet ontbraken en de kabeljauw koud werd. By het ronddienen der kip werd het wat warmer en wat vroolijker. De vensters werden opengezet, en als had de wind er op geloerd ??er was onweer op handen woei hij verfrisschend naar binnen en liet de verwelkte kransen heen en weer bewegen. Doch heden bekommerde zich de bruid er niet om en liet ze stil ritselen. Men neuriede ; toen begon er n te zingen en het duurde maar kort of allen zongen van Haideröslein", Mutterseelen allein"; ook de Loreley" werd niet vergeten. En op eens ik geloof dat ik schrikte daar hoor ik een toon zoo fijn, zoo fijn... en helder als glas. Meneer Weiss zat voor de kleine piano met de dunne, sierlijk gebogen pootjes. Voorzichtig sloeg hij de oude, geelgeworden toetsen aan. Toen schroefde hij de snaren wat losser en begon zacht een melodie te spelen. Meneer Weiss keek met vragenden blik zijn vrcuw aan Weet je 't nog?" Zy knikte toestemmend; haar lippen beefden zichtbaar. En nogmaals probeerde en zocht hy naar de goede tonen en krachtiger en vroolyker klonk de melodie. Aller oogen waren op haar gevestigd, allen werden we stil. En toen hy haar weer wenkte en met de oogen vroeg om te zingen, stond zij werkelijk op, ging naar hem toe en legde haar hand op zyn schouder. We hadden een gevoel, of er iets plechtigs zou gebeuren. Toen begon ze ; 't was eigenaardig te hooren, hoe haar bevend geluid volkomen overeenstemde met den fijnen klank van het spinet, doch ras werd het beven min der, de stem vaster. Lieblicher Morgen wie schón Kommst du herab von den Hühn. Singet, Ihr Vöglein, singet Tirili! ... Een klein windje doet onverwacht het gordy'n bewegen, een blad waait van een der kransen ; nog een en nog een. Met haar mooie, donkere oogen blijft zij ontroerd voor zich uit staren ; haar gedachten verwijlen een oogenbük in het verleden ... Hoe was het toch ook verder, dat liedje van de schaapherderin Dorette ?''... Zij denkt na, schudt weemoedig het hoofd; woorden en melodie, 't is haar alles ontgaan. Eenige secon den nog, dan begint hij weer te spelen. Doch zacht legt ze haar hand op zijn schouder, hem toefluisterend: Laat rusten, wat rust, beste man!" en dan buigt ze ijlings voorover, en | laat het hoofd op zyn schouder zinken, opdat ! we niet zullen zien, hoe een p«ar groote tranen haar over de wangen rollen bij de her innering aan het verleden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl