Historisch Archief 1877-1940
No. 1343
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOR NEDERLAND.
twee jaren diensttijd; over- en nachtarbeid
25 pCt. opslag. Afschaffing van vrouwelijke
aflossers bij overwegen en wachibuizen.
In een rapport omtrent de klachten over de
behandeling wordt gezegu: In de
dienstrapporten en nog meer bij persoonlijke
aanraking met superieuren wordt dikwijls
tegenover de beambten een toon aangesla
gen, die kwetsend en krenkend is. Het
personeel beklaagt zich er verder over, dat
er op klachten en aanvragen om lotsver
betering of in 't geheel geen acht wordt ge
slagen, of dat die worden afgewezen niet het
stereotiepe antwoord: »Er zijn geen bijzon
dere redenen voor aanwezig". Het personeel
verlangt een grondige en met reden
omkleede beantwoording dier aanvragen en
klachten.
_De directie dezer particuliere maatschappij,
wier verhouding tot het personeel geheel
overeenkomt met die hier te lande, heeft
de eischen in overweging genomen en aan
een onderzoek onderworpen.
Behalve het personeel van de St.
Gotthard-baan is ook de organisatie der
beambten van de Staatsspoorlijn een actie
begonnen. Een paar weken geleden is een
deputatie uit het personeel op audiëntie
geweest bij den directeur-generaal der staats
spoorwegen, met het doel, de meening der
arbeiders te hooren over eene nieuwe
loonregeling, vóór deze definitief aan den Raad
van Administratie zou worden overgelegd,
en verder over de regeling van het pen
sioenfonds. De afgevaardigen der organi
satie verklaren, zeer welwillend door den
directeur generaal ontvangen te zijn, en
aan de meeste wenschen van het personeel
zal worden tegemoet gekomen.
Ongetwijfeld zal de wetenschap, dat de
spoorweg organisatiën in Zwitserland reeds
meermalen hebben getoond dat zij zich niet
met een kluitje in 't riet laten sturen, tot
deze welwillende houding der directie het
hare hebben bijgedragen.
H. S.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMMIUIIIIIHIIIIIIIIIUIIIIIIIIUmil
Mnziefc in de Hoofdstad.
Wanneer men de kunstenaarspersoonlijkheid
van César Franck beschouwt, in het licht van
zijn tijd t n na zijn dood, dan mag men wel
beweren dat de fortuin ten opzichte van den
roem eens kunstenaars een niet minder grillige
rol speelt dan in het gewone leven.
Door zijn kunstbroeders niet geteld, bij het
publiek onbekend en slechts door een klein
aantal jongelui, zjju leerlingen, vereerd, moest
Franck zijn leven slijten in vergetelheid, en
ziet.... hij behoefde slechts te sterven om
plotseling beroemd te worden. Uitvoeringen
zijner werken volgden elkaar dra op en het
was of de Parijzenaars wilden goed maken aan
de nagedachtenis van hun medeburger, wat zij bij
zijn leven tegenover hem hadden verzuimd. Hun
medeburger was Franck, doch niet hun land
genoot. Evenals Giétry is Franck te Luik
gellltlllllllllllllllllllMtlllMfMNMMUIIIIII
VERWELKTE KRANSEN.
Naar het Dmtseh, van BEKNH. WESTENBERGER.
Door M. L. 8.
II. (blot).
Allons messieurs, faites votre jeu. En het
spreekwoord van ongelukkig in de liefde"
loog niet. Weiss speelde als een dolleman, hy'
won, verloor, won nogmaals, won weder ! en
na verloop van drie dagen had hij twintig
duizend gulden by- elkaar. In dollen over
moed toog hu weder huiswaarts, liet zich by
haar'aandienen, verklaarde haar in hartstoch
telijke woorden zy'n liefde en bedekte haar
voetjes met goud en banknoten.
Zy. lachte hem in het gezicht uit, den
kleinen, dikken heer met zijn groot hoofd en
zijn platten neus.
Ik moet een kwart-eeuw bedenktijd hebben,
m'n beste meneer Weiss," was het eenige ant
woord, dat ze al lachend vorr hem over had.
En de terneergeslagen fluitspeler ging weder
naar de roulette, om nog meer geld te win
nen ... arme Weiss! nog eer de klok een uur
ca middernacht aanwees, had hu zijn laatsten
cent verspeeld.
Den volgenden ochtend heel vroeg stond bij
met een zwaar, drukkend gevoel in zy'n hoofd
en een stekende pijn in de oogen in het
snelvlietend water van den Rijn te staren. Hij
wou zich verdrinken. Plotseling doortrilt hem
een schok. De zachte tonen van een fluit klin
ken van over het water heen hem liefelijk in
de ooren. Hij kijkt rond en ziet een ouden
schipper, die op het dek van zijn vrachtschuit
gezeten een deuntje fluit. Kunst is het niet,
wat hy te hooren geeft, maar de musicus voelt,
dat de tranen hem in de oogen komen en op
hetzelfde oogenblik overvalt hem een brandend
verlangen raar zijn instrument. En op eens
wordt het licht in zijn binnen ste, een flauwe
straal van hoop flikkert eensklaps in zijn anders
glanslooze oogen. Thans begreep hij, waarom
hij zoo klein, zoo nietig was in haar oogen.
Hy was immers niets dan een gewone muzi
kant, Weiss geheeten. Neen, zij moest een
kunstenaar, een virtuoos hebben. Zyn naam
moest eerst overal bekend zijn. Dan, zou ze...
dan misschien ...?
Met onverdroten ijver legde hy zich toe op
zyn kunst. Hy studeerde met zy'n geheele ziel
en het duurde niet lang, of hij was een beroemd
kunstenaar, een meester op zy'n instrument en
al wie iets met de kunst had uit te staan,
kende den beroemden fluitist Weiss.
En zooals de maan de aarde vergezelt, zoo
begeleidde voortaan de virtuoos Weiss de veel
geprezen Rochette. Waar zij zong, was ook
hy ; zy op het tooneel, hy in de concertzaal.
Al ware zy naar de Samojeden getrokken, hij
zou haar gevolgd hebben.
Zy lachte wel is waar om den dweeper,
doch... zy lachte hem niet meer uit, en wie
weet?... Maar het ongeluk vervolgde hem.
La Rochette had een droom. Zy droomde, dat
ze ingesneeuwd en tot stikkens toe overdekt
was met enkel witte bloesems. Bygeloovig,
boren. En evenals deze is hij het grootste ge
deelte van zijn leven te Parijs werkzaam ge
weest ; doch niet, zooals Grétiy, genoot hij eer
betuigingen en onderscheidingen van allerlei
aard ; ook niet, zooals zijn beroemde voorzaat,
vond hij het veld zijner werkzaamheid op dra
matisch terrein, want heeft Grétry bijna nitt
anders dan opera's gecomponeerd en zich slechts
bij uitzondering opgehouden met kerk- of con
certmuziek -<- zoo voelde zich Franck juist
hierdoor ten zeerste aangetrokken en speelt
hetgeen hij voor het tooneel heeft gecomponeerd
bij hem slechts een ondergeschikte rol.
Of nu de toekomst Franck onder de
onsterfelijken zal opnemen; of zijn persoonlijkheid
zoo sterk zal blijken en zijn pbysionom.e zoo
sprekend, dat zijne werken bestand zullen zijn
tegen de stormen der eeuwen ? Hij behoort nog
niet lang genoeg tot de geschiedenis om elke
uitspraak hieromtrent niet gewaagd te doen
schijnen. En toch verdiept men zich zoo gaarne
in gissingen, toch heeft men zoo vaak neiging
om den tijd vooruit te loopen en een blik in
de toekomst te werpen. Men kan wel met zeker
heid zeggen dat Franck de meerdere is van
Ambroise Thomas en Jules Massenet, twee
mannen die hem tijdens zijn leven hebben ge
minacht. De eerlijkheid en eenvoud, het ware
en onopgesmukte zijner kunst staan ons hier
voor borg, tegenover het holle en uiterlijke,
het opgeschroefde en het pathos der beide
anderen. Hetgeen Franck gecomponeerd heeft
op het gebied der kamermuziek komt mij voor
steeds een bijzonder hooge plaats te zullen
innemer. Men noemt hem wel eens den
Fratschen Brahms. Welnu, zooals deze meester
ge(xcelleerd heeft in genoemd genre van muziek,
meer bepaaldelijk op het terrein der Duitsche
kunst, mag men Franck beschouwen als den
meester, die in zijn tweede vaderland de intieme
kunst der kamermuziek met groote voorliefde
eu superieur talent heeft behandeld en als het
ware de eigenschappen van het Ga'lische ras,
zwier en gratie in de melodievinding en prik
kelende afwisseling in de rhythmiek heeft
vereenigd met de stoere kracht en den degelijken
ernst van den Duitscher.
Doch mijn bedoeling is niet om over Franck
te schrijven als componist van kamermuziek
doch a's toondichter van een werk in grooten
stijl, van een Oratoriurr, //les Béatitudes", voor
solostemmen, koor en orchest.
De bergrede met de acht zaligheden hebben
Madame Colomb tot aanleiding gediend van
het gedicht van bover genoemd werk. Dat
zij nu hiermede gelukkig is geweest kan ik
niet zeggen. Br is te weinig kleur, te
weinig afwisseling in het geheel; het gemis
aan handeling doet zich te zeer gevoelen
en zelfs de figuur van Satan kan slechts een
oogenblik wat afleiding geven aan de zoet-weeke
stemming van het geheel. In deze omstandig
heden heeft een componist een zeer moeilijke
taak. Hij zal toch door de schoonheid eener
absolute muziek den toehoorder over <ie zwak
heden van den tekst moeten heenvoeren. Dat is
Franck naar mijn meening volkomen gelukt.
Zeker, ik kan mij begrijpen dat menigeen onzer
landgenooten zich woorden uit den Bijbel anders
muzikaal weergegeven zou wenschen dan door
Franck is geschied. Wij, loten van den grooten
Germaanschen stam, laven ons bij voorkeur aan
de nooit verdrogende bron van den grooten
Bacb, wanneer het kerkmuziek geldt; maar men
vergete niet dat de componist op Franschen
bodem staat en het komt ons dan ook zeer ver
klaarbaar voor dat les Béatitudes" door de goede
MlltllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIUIIHHIIIIIIIIIIIIII
gely'k zoovele van haar kunstzusters, hechtte
ze geloof aan hetgeen haar een droomuitlegster
verklaarde, namelijk, dat wit" (Weiss) voor haar
een ongeluk beduidde en de voorspelling kwam
uit; dwaasheid toch zal in den regel tot iets
onaangenaams leiden !
Het geschiedde in een kleine residentiestad.
La Rochette bracht het geheele hof het hoofd
op hol. Een der jocge prinsen had buiten in
de zoogenaamde oranjerie een feest
georganiseerd. Het was een stormachtige nacht. Verhit
van het dansen begaf de zangeres zich een
oogenblik op het balcon en blikte in het donkere
park. Op hetzelfde moment trad de maan achter
de wolken te voorschijn en ontzet kromp La
Rochette, terwijl zy den prins vast by den
arm greep, ineen.
Op eenige schreden af stands, midden in de
door de heldere maan beschenen grasvlakte
stond een witte gedaante. La Rochette her
kende haar dadelijk en in haar angst liet ze zich
de woorden ontvallen: Die man is mijn
ongeluk."
De prins wenkte een kamerdienaar en fluis
terde hem iets in 't oor. Onmiddellijk spoedde
deze zich naar beneden, ijlde den tuin in en
maakte de honden 1< s ... Den volgenden och
tend vond een bediende een lichtkleurigen
mantel en een wit-vilten hoed in den tuin.
De honden van den prins hadden hun plicht
gedaan en den indringer verjaagd. Met een
diepe wond in den rechterarm en een beet
in het dy'been had Weias zich naar zyn wo
ning gesleept.
Bleek en uitgeput lag hij in den grooten
ruststoel over zyn avontuur na te denken en,
idealist als hy wa', stelde hij zich voor, hoe
heerlijk het zou zy'n, als zy onverwacht bin
nenkwam en hem troostend de hand toestak .. .
en zy kwam. Heel vroeg in den morgen, nog
geheel in baltoilet, met een bouquet rozen op
de borst,'stond zij voor hem. Zy betuigde hem
haar spijt over het voorgevallene; het deed haar
werkelyk veel leed. Doch toen hy haar de
verzekering gaf, dat hij thans in het geheel
geen pyn meer geveelde, begon zij op zyn
gemoed te werken, hield hem voor, hoe dwaas
hy zich eigenlyk aanstelde en verzocht, ja
smeekte hem dringend, van haar te willen
afzien en haar niet verder lastig te vallen, opdat
zy niet beiden ongelukkig zouden worden.
Onder het luisteren naar haar vriendelijke,
overredende woorden, was hij nog bleeker ge
worden en ten slotte zei hij fluisterend: Het
zy zool"
Uw hand erop ?"
Opeens begonnen zyn wonden opnieuw te
branden als vuur, doch hij wist zich te ver
mannen en gaf haar de hand met een st<^vigen
druk. Toen stond ze op Zijn blik wilde iich
nog nmaal aan haar verzadigen ; verlangend
staarde hy ten laatste naar de rozen. Zij las
hem zijn wensch van de lippen, maakte haastig
het bouquetje los en legde het voor hem neer,
daarna knikte ze hem nog met een van haar
vriendelijkste lachjes toe en vóór hy haar nog
met de hand een afscheid kon toewuiven, was
ze verdwenen. Langzamerhand begon het wat
rustiger en kalmer in zyn hoofd en hart te
worden. ..
Het ging echter tamelyk rumoerig toe in
1848 Terwy'l de musicus met zijn kunst zyn
leed trachtte te verdrijven, had de Sooze wind
der publieke opinie zyn in het park gevonden
verscheurden mantel opgenomen en dien als
zorgen van Colonne een groot aant al, met buiten
gewoon enthousiastme opgenomen uitvoeringen
heeft beleefd te Parijs.
Ik zeide het reeds; er is wel wat al te veel
zoet-weeke stemming in het geheel; doch aan
den anderen kant wordt men getroffen door des
componisten zin voor welluidendheid en door de
kleurschakeeringen, die hij heeft aangewend bij
de combinatie van koor en orchest en vooral ook
in de solisten-ensembles. Als een der schoonste
nummers van de acht, mag men wel beschouwen
No. 4, met het lange en fraaie orchestvoorspel.
Den tenor is hierin bijna uitsluitend het woord
verleend. Voorts No. 2 en 7 met de
soloquintetten. Enkele minder geslaagde episodes treft
men er ook aan; o. p. het eerste eeragszins in
Meyerbeer-trant gehouden manuenkoor.
De zangvereeniging van Toonkunst gaf met
,les Béititudes" haar tweede uitvoering in dit
seizoen. De heer Mengelberg had voor die gele
genheid het koor als een vast aaneengesloten
massa in het midden geplaatst en het orchest er
omheen gegroepeerd. Nu is liet wel gewaagd om
op een belangrijke uitvoering ixperimetten te
maken met de plaatsing der verschillende fac
toren, die allen een gewichtige rol te spelen
hebben voor het welslagen eener uitvoering.
Maar, als men niet tevreden is met den be
staanden toestand, is dit toch het eenige mid
del om verbetering te veikrijgen. Dat EU het
experiment gelukt is mag ik niet beweren. Het
orchest klonk niet zoo sehoou als anders. De
strijkinstrumenten, welker eerste lessenaars allen
verscholen zaten tusschen de solisten en de
eerste rijen sopranen en alten, waren nauw
hoorbaar en het roodige contact tusschen de
blazers en strijkers was thans grootendeels ver
broken. Niet dat er storende ongelijkheden plaats
hadden, doch als anders de blazers de kracht en
het gewicht van hun toon afwegen naar den
klank der strijkinstrumenter, was hun dit thans
onmogelijk gemaakt. Voorts vermoed ik ook dat
de dames en heereu van het koor weinig steun
aan het orchest gehad hebben; herhaaldelijk
toch liet de intonatie te wensciien over; ook
was de klank van het koor, speciaal van het
vrouwenkoor, veel te sterk tegenover het or
chest. De nuanceerirjgen kwamen thans ook veel
minder tot haar recht dan bij vroegere uitvoe
ringen. Zoo klonken de woorden Au vent
changeant de ce monde", waar de componist
ppp heeft voorgeschreven, ongeveer mezzo forte.
Het vrouwenkoor was ook te tterk tegenover
het zooveel zwakker bezette mannenkoor. Gaarne
zij echter toegegeven, dat veel werk was gemaakt
van de uitspraak en dat men meestal zeer goed
den tekst kon verstaan.
Het Bestuur zal vermoedelijk wel met eenige
ontsteltenis gehoord hebben hoe ras het
slocpingswerk voltrokken is bij den tenor
Warmbrodt. Ik herinner mij hem gehoord te heb
ben in Berlioz' l'Enfance du Cbrist. Toen
was hij prachtig. Later in d'lndy's »Chant de
la cloche" kon hij eigenlijk de dramatische
tenorpartij niet goed meer zingen; thans ech
ter was het pijülijk hem te hoeren. Jammer
dat de zanger zelf niet begrijpt dat hij
passéis en dat hij de concertdirectiën in ver
legenheid brengt door zijn medewerking. Htt
meest hinderde hij in de quintetten waar juist
de klank van den tenor steeds glans n.oat aan
brengen. Thans gingen deze dof en kliurloos
aan den toehoorder voorbij. De heer Daraux zong
i la vcix du Christ". De stem des heeren Daraux
kenmerkt zich meer door kracht dan door dis
tinctie. Het ontbreken van resonnance bij den
toonaanzer, vooral op het zoo vaak voorkomende
een spookachtig verschynsel door de anders zoo
stille straten der stad gesleept. Allerlei ver
halen deden de ronde, en al was de geheele
zaak niet veel anders dan een belachelijk feit,
toch werd zij La Rochette's ongeluk. De vele
praatjes, reeds lang over haar in omloop, be
gonnen nu schandalen te worden en, w&ar of
onwddr, men geloofde ze. Volgens de geruchten
moest de prir.s haar een groot vat bordeauxwijn
ten geschenke hebben gegeven, om zich daarin
te baden. Dat was te veel voor het socialistisch
gevoel der kleine burgerij.
Aangevoerd en ook opgehitst door een
schoenmakersbaas trok men in optocht naar haar
hotel. Eerst trad zij moedig te voorschyn, om
zich te willen verdedigen tegen den op haar
geworpen blaam, doch men begon met
steenen te gooien ; witte stukken kalksteen van
een over het hotel gelegen in aanbouw zynde
nieuwe villa. Binnen weinige oogenblikken zag
ze zich door een dikke, witte stofwolk omgeven
en op eens kwam haar heur droom en de ver
klaring er van weder voor den geest. Verschrikt
ijlde zij naar binnen en zocht, door een achter
deur het hotel verlatend, een schuilplaats in
een in alleryl ingespannen rijtuig. En, toen ze
i eenige (.ogenblikken later heimelijk wegreed
uit de stad, waar ze zoovele triomfen had ge
vierd, was het haar te moede, als zou de zon
i ooit meer vroolyk voor haar schynen. de kunst
i iets meer voor haar zijn en alsof alle levens
vreugde haar voor immer ontnomen was.
* *
Het staat mij alles nog zeer duidelyk voor
den geest alsof het gisteren pas gebeurd was;
rug hoor ik de tyen, die zich aan
de'kamperfoeliebladeren tegoed deden, gonzen. Het was
een smoorheete dag; juffrouw Stein zat met een
boek voor zich doch ze las niet, ze wuilde
zich met haar van geur'gen parfum doortrokken
zakdoek voortdurend koelte toe. Ik zat te snij
den aan een blokje berkenhout, waarvan ik een
scheer, je wou fabriceeren. Onverwacht ging het
tuinhek open en ik zag een klein, dik mannetje,
met een groot hoofd, gladgeschoren gezicht
en in het oog vallend platten neus; eenige
reeds grijzende haarlokken kwamen onder den
hoogen hoed te voorschijn. Hij keek even rond,
deed een stap of wat voorwaarts, nam beleefd
den hoed af en vroeg of hier gisteren nieuwe
menschen waren gekomen. Ik antwoordde ja".
Juffrouw Stein keek op. Reeds wilde de vreemde
bezoeker naar de huisdeur gaan, toen hy zich
plotseling omkeerde, haar strak in het gelaat
zag, en nogmaals groette.
Onder het uiten van eenige onverstaanbare
woorden, vloog een donkerroode blos over zijn
gelaat. Juffrouw Stein was intusschen opgestaan;
ik zag, hoe ze zich krampachtig met beide
handen aan de tafel vasthield, ik zag, hoe de
stijve lussen op haar kanten mutsje trilden.
Mijnheer .. . Weiss ?"
By het hooren van den klank harer stem
reeds scheen hij te ontstellen.
La Rochette . . . niet waar, La Rochette ?"
Zy schudde ontkennend met het hoofd. U
vergist zich... La Rochette heeft reeds lang
opgehouden te bestaan ik heb haar begraven
en ben slechts haar erfgename. Wat er vau
haar roem nog is overgebleven, kunt ge daar
binnen in mijn kamer aan de muren zien
hangen ... Verwelkte kransen."
Hij scheen evenwel geen acht te slaan op
haar woorden en mompelde zacht, zonder den
blik van haar af te wenden: La Rochette . ..
woord heureux" gaf aan zijn zang iets ruws
en grofs dat ons allerminst passend voorkwam
bij de persoonlijkheid die hij te vertolken had.
Ook de slappe uitspraak van eenige zijner con
sonanten, l til r, gaf niet het bewijs dat de heer
Daraux een fijngevoelend kunstenaar is. Aan het
slot ontwikkelde zijn voordracht meer warmte
dan aan het begin. De heer Orelio, die den
Satan'' zong, bleek met zijn prachtige middelen
volkomen tegen het koor en orchest opgewassen
te zijn. Mevrouw Oldenboom ligt de sopraan
partij misschien wat laag. Zij zong echter zeer
mooi en in t< genstelling met den ba.0, juist met veel
distinctie. Ook mej iffrouw Seret was, vooral in
haar solotrekjes zeer gelukkig. Het orgaan klinkt
speciaal in de hoogte prachtig. Mej. Olga Isaac
moet meer vastheid aan den toon verleenen,
wil zij met haar zang indruk maken. De heeren
Jan Dijker en Joh. Soutendijk completeerden
de solo-ensembles op uitstekende wijze.
En den indruk dien het werk nu gemaakt
heeft, afgezien van de tekortkomingen ia de
vertolking? Ik geloof dat men over Let alge
meen nmr stemming, meer wijding had gehoopt
te verkrijgen. Bij vroegere uitvoeringen, zoowel
te Utrecht als hier heb ik ook vromer indruk
gekreger. Wanneer de heer Mengelbsrg enkele
tempi wat minder snel, wat meer ingetogen had
genomen, dan geloof ik dat ook ditmaal: menig
gedeelte een grootere impressie zou gemaakt
hebben.
Met de Euryattli e-ouverture, die ik twee
dagen van te voren door den heer Mengelbeig
hoorde uitvoerer, was juist het tegenovergestelde
het geval. Het eerste gedeelte der ouverture,
vootal daar waar het tweede thema optreed»,
leed m. i. te veel aan tempovei waging; ten
gevolge daarvan kon men niet tot het voile
genot komen van dit heerlijke orcheststuk.
Later, waar de gedempte strijkinstrumenten
optreden, kwam men eerst onder den indruk.
Zeer schoon werden het mocie orchestwerk
,/Viviane" van Chausson en de geestige, pittige
ouverture voor »die verkaufte Braut" van
Smetana vertolkt.
L°.opo!d Godowsky was de solist van dien
avoad. Hij Lehaalde met Tschaikowskj's piano
concert in bes, benevens eenige solonummers een
beslist succes. Toch geloof ik dat m( n Godowsky
onder de virtuosen een plaats moet aanwijzen.
Nog even wil ik meedeelen dat op de Dona
teursrepetitie van de Maatschappij //Caecilia"
de heer Bram Eldeiing met Beethoveii's viool
concert een buitengewonen indruk maakte en
dat de zevende (?ymphonie vooral een prachtige
stijlvolle uitvoering genoot. In het volgende
nummer hoop ik over het concert te kunnen
refereeren.
AST. AVEKK.AHP.
Gaston Paris, t
1839-1903.
Toen de beroemde geleerde, wiens dood ia
het buitenland niet minder dan in Frankrijk
als een groot verlies voor de wetenschap wordt
betreurd, op 8 December 1870, midden onder
de verschrikkingen van den oorlog, aan het
College de France zy'ne lessen opende over
het Rolands-lied en de Fransche nationaliteit,
sprak hy daarbij de volgende gedenkwaardige
woorden:
»Je professe absolument et sans réserve cette
doctrine, que la science n'a d'autre objet que
la vérilé, et la véritépour elle-même, sans
aucun souci des conséquences bonnes
oumauiitiiiiitiitiliiiiiiiiiiimiiiiillliiiiiesii
liiilHiiiiuiiiiiiiiiiiilinilll
o, God ... weet u nog, wat u vijf en twintig
jaar geleden tegen my' gezegd hebt ?" ...
Van dien dag af, kwam mynheer Weiss bijna
dagelyks by ons. Hy speelde in het orkest
van den schouwburg en gaf bovendien bij de
aanzienlyksten uit de stad les iri het fluitspelen,
zoodat hy een riet gering inkomen had.
Het duurde niet lang, of zijn vrienden en
kennissen (hy bezat er slechts weinig) zagen
met verwondering, hoe by in betrekkeJyk zeer
korten tyd geheel veranderd was. Liep hij
vroeger met een versleten zwarten rok,
uitgerafelden boord en manchetten, neergezakte,
breed-uitgeloopen schoenen, en rook hij voor
heen steeds naar tabak en bier, thans droeg
hij een nette, zwarte, gekleede jas, helder,
nieuw linnengoed naar den laatsten smaak
en de allernieuwste molière-schoenen. Op
zekeren Zondag zelfs kwam hij by ons met
een glanzend wit vest en een smetteloos witte
pantalon aan. Ik zie Log, hoe mijn moeder
hem ondeugend lachend met den vinger dreigde
en ik hoor haar nö? zeggen: Maar meneer
Weiss, wat zie ik V Wel, wel, waar moet u zoo
prachtig uitgedost op af ?" Hij zei niets, maar
zyn kleine, zwarte oogjes straalden met een
zoo wonderlijken glans en er speelde zulk een
gelukzalig glimlachje om zijn mond, dat moeder
geen nader antwoord noodig had. Zelden kwam
hij bij La Rochette (want zóó bleef hij haar
het liefst noemen) of hij bracht bloemen mee
en soms, als hij die niet had, zorgde hy voor
de een of andere fijr.e odeur. Maar het beste,
wat hij haar schonk en dat haar eerst later
ten goede kwam, was een dosis vroolykheid en
tevredenheid, druppel voor druppel ongemerkt
toegediend. En wat hij haar óók wist terug te
bezorgen, was het geloof in de menschheid, dat
zoo lang in haar gesluimerd had, en dat ze
voor goed ingeslapen dacht. Die booze wereld"
heb ik haar eens hooren zeggen, eerst be
wondert en bewierookt ze ons en juicht ons
toe, en hoe snel, hoe ongeloofelyk snel, zyn we
in het vergeetboek geraakt, om plaats te maken
voor anderen, die na ons komen en op dezelfde
wijze behandeld worden."
En het eind was, dat ze toestemde, doch op
ne voorwaarde. Ze wilde bruiloft houden op
haar eigen kamer, het vertrek, waar ze n
maal, toen men daar buiten in de zelfzuchtige,
tuk op schandaal zynde wereld niets meer van
haar weten wou, met de treurige overblijfselen
van haar gelukkig verleden, namelijk haar
verdorde kransen en haar herinneringen, een
stille toevlucht gezocht en gevonden had. En.
zoo geschiedde het.
Moeder moett voor alles zorgen en het bruilofts
maal zou op La Rochetle's kamer gebruikt
worden. Er werd gekookt, gebakken en gebra
den en onze oude Suzette, die bekend stond
om haar kookkunst, deed haar uiterste best.
En toen eindelijk het paar uit de kerk terug
gekeerd was en allen rondom den heerlijk
bereiden diech geschaard waren, bedankte me
vrouw Weiss" onze Suzette met een klinkenden
kus op elke wang en later met een ander
klinkend iets in haar spaarpot, voor de moeite
en zorg, die ze voor hen, het groene paar, had
over gehad.
Doch vóór we aan tafel gegaan waren, had
den wij, kinderen, nog iet s anders gedaan. Toen
ik in de verte op den langen, rechten weg het
rijtuig zag aankomen, waarin het g< huwde paar
zat, kwam ik eensklaps op de gedachte, dat
ook wy, de zusjes en ik, wel iets konden doen,
vaises, redoutables on heureusep, que cette
véritépourrait avoir dans la pratique. Celui
qui, pour un motif patriotique, religieus et
mème moral, se permet dans les f ai t s qu'il
tudie, dans les conclusions qu'il en tire, la
plug petite diasimulation. l'altération la plus
légere, n'est pas digne d'avoir sa place dans
Ie grand laboratoire cüla probitéest un titre
d'admission plus indispensable qui l'habilelé''
Die woorden zyn kenschetsend voor Gaston
Paris, den grooten Romanist, kenschetsend voor
zy'ne methode, maar ook voor zyn karakter. Hy
heeft dit beginsel bij zy'ne veelomvattende en
talryke studiën over Middeleeuwsche Fransche
literatuur getrouwelyk toegepast, en hy' ont
leende daaraan, meer nog dan aan zy'ne reus
achtige kennis, zy'n onbetwist gezag tegenover
zy'ne leeriirgen. En die leerlirgen kwamen van
heinde en ver; ook uit Nederland. Twee hunner,
de Groningeche hoogleeraar van Hamel en de
Pary'schearchivaris,Gédéon Busken Huet.hebben
reeds voor eenige jaren aan den geliefden
leermeester in Hollandsohe tijdschriften op
stellen gewy'd, getuigende van dankbare be
wondering en oprechte piëteit: de eerste in
de Gids van Juni 1895; de tweede in de
Mannen en Vrouwen van Betetkenis van 1898.
Naar beide artikelen verwijzen wy hen, die,
nu de groote Fransche geleerde is heengegaan,
iets meer dan eene oppervlakkige herinnering
aan zyn leven en werken willen behouden.
maar voor wie de studie van Gaston Paris'
eigen werken te inspannend zou wezen.
Gaston Paris verwierf in 1862 het diploma
van varchiviste-paléographe'' met eene Etude sur
Vaccent latin dans la langue fran^aise, van
w.elk werk prof. Van Hamel getuigt: »(net) bevat
eigenlyk reeds, in een kort bestek, de geheele
historische grammatica der Fransche taal. Zelfs
na zooveel jaren, nu al de vragen, die er in
werden aangevoerd, zooveel uitvoeriger, met
zooveel uitgebreider kennis van den ouden
taalschat en de oude taalvormen, niet het minst
door den schryver zelven, zy'n onderzocht en
beantwoord, is het nog alty'd een genot, die
heldere uiteenzetting te lezen van de beginselen
waarvan de Romaansche philologie by haren
arbeid behoort uit te gaan en van de
vooriimiHHHMiiimmniiiniiiiiNiiHKmii
om de plechtigheid van het oogenblik van bin
nenkomen te verhoogen. Ik holde, meer dan ik
liep, den tuin in, greep haastig een op een bank
staand mandje, vulde dit met rozebladeren, en
toen de echtgenooten in huis kwamen, bestrooi
den wy den drempel, den vloer, de tafel en
hun stoelen er mee. Zichtbaar aangedaan en
toch bly namen zij die kleine hulde aan, ja, ik
geloof zelfs, dat er een traan op myn voorhoofd
viel, toen La Rochette zich even bukte en my
een kus gaf, om my' te bedanken.
Een poosje was het stil aan de kleine tafel.
Myn vader plaagde de bruid, omdat zij zulke
roode wangen had. De oude leeraar, die boven
ons op het derde bovenhuis woonde, hield een
prachtige toespraak, waarby' de bekende
onverbreekbre banden, de oprechte trouw, de
hemelsche rozen in het aardscae leven, enz., enz.
niet ontbraken en de kabeljauw koud werd.
By het ronddienen der kip werd het wat warmer
en wat vroolijker. De vensters werden opengezet,
en als had de wind er op geloerd ??er was
onweer op handen woei hij verfrisschend
naar binnen en liet de verwelkte kransen heen
en weer bewegen. Doch heden bekommerde zich
de bruid er niet om en liet ze stil ritselen.
Men neuriede ; toen begon er n te zingen en
het duurde maar kort of allen zongen van
Haideröslein", Mutterseelen allein"; ook de
Loreley" werd niet vergeten. En op eens
ik geloof dat ik schrikte daar hoor ik een
toon zoo fijn, zoo fijn... en helder als glas.
Meneer Weiss zat voor de kleine piano met de
dunne, sierlijk gebogen pootjes. Voorzichtig sloeg
hij de oude, geelgeworden toetsen aan. Toen
schroefde hij de snaren wat losser en begon
zacht een melodie te spelen. Meneer Weiss keek
met vragenden blik zijn vrcuw aan Weet je
't nog?" Zy knikte toestemmend; haar lippen
beefden zichtbaar. En nogmaals probeerde en
zocht hy naar de goede tonen en krachtiger
en vroolyker klonk de melodie. Aller oogen
waren op haar gevestigd, allen werden we stil.
En toen hy haar weer wenkte en met de oogen
vroeg om te zingen, stond zij werkelijk op, ging
naar hem toe en legde haar hand op zyn
schouder. We hadden een gevoel, of er iets
plechtigs zou gebeuren. Toen begon ze ; 't was
eigenaardig te hooren, hoe haar bevend geluid
volkomen overeenstemde met den fijnen klank
van het spinet, doch ras werd het beven min
der, de stem vaster.
Lieblicher Morgen wie schón
Kommst du herab von den Hühn.
Singet, Ihr Vöglein, singet
Tirili! ...
Een klein windje doet onverwacht het gordy'n
bewegen, een blad waait van een der kransen ;
nog een en nog een.
Met haar mooie, donkere oogen blijft zij
ontroerd voor zich uit staren ; haar gedachten
verwijlen een oogenbük in het verleden ... Hoe
was het toch ook verder, dat liedje van de
schaapherderin Dorette ?''... Zij denkt na,
schudt weemoedig het hoofd; woorden en
melodie, 't is haar alles ontgaan. Eenige secon
den nog, dan begint hij weer te spelen. Doch
zacht legt ze haar hand op zijn schouder, hem
toefluisterend: Laat rusten, wat rust, beste
man!" en dan buigt ze ijlings voorover, en
| laat het hoofd op zyn schouder zinken, opdat
! we niet zullen zien, hoe een p«ar groote
tranen haar over de wangen rollen bij de her
innering aan het verleden.