De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 maart pagina 7

22 maart 1903 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1343 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND suf O U W I( U N £ De Beurs te Amsterdam DOOR A. W. WEISSMAN. V. Wie met het besluit van 1896 de Amsterdarnscbe beurs-geschiedenis geëindigd waanden, rekenden buiten de volharding der heeren A. W. de Flinea en J. F. von Glahn, die in het begin van 1897 ander maal met een adres bij den Baad Kwamen. Deze ijverige Amsterdammers, sedert helaas reeds gestorven, hebben gedaan wat zij konden, om hun stad tegen haar eigen bestuur, dat onder een noodlottigen invloed had geslaan, in bescherming te nemen. Zij lieten de beursbezoekers een adres aan den Baad teekenen, waarbij die be langhebbenden er op wezen: »dat de kosten der onteigening, vroeger op ?1,577,000 ge raamd, thans slechts f 985,000 bleken te bedragen", waarom zij den Baad verzoch ten, zijn besluit te willen «aanvullen en verbeteren". Ook aan de Vereeniging voor den Ef fectenhandel, wier zeker niet onverklaar baar ongeduld het besluit tot het bouwen der Beurs had uitgelokt, richtten de heeren De Flines en Von Glahn een adres, waarin zij de gebreken, ontstaan uit bet pasklaar maken van het vroeger door den gemeente architect ontworpen verbouwingsplan voor een geheel ander en niet geschikt terrein uitvoerig aantoonden. Zij zeiden: »De Effectenbeurs zal gele gen zijn aan de zijde der Damrak- achterstraat, met haar ingang tegenover de Oudebrugsteeg.' De breedte der Effectenbeurs zal ongeveer 19 meter bedragen, tegenover 38 meter voor de Goederenbeurs. »Bij een lengte van 54 M. wordt die Beurs dus vrijwel gelijk aan een pijpenlade. Daar de meeste bezoekers der Effecten beurs door het tramvervoer van de Damzijde komen, zal een voortdurende ophoo ping in den doorgang ontstaan, die de circulatie zeer moet belemmeren. De af stand tusschen het midden der Goederenbeure en der Effectenbeurs is ongeveer '80 M. Zij, die op beide plaatsen zaken hebben af te handelen, zullen zich dus met grooten spoed moeten bewegen. Niet alleen voor de effectenhandelaren, doch ook voor de makelaars in wissels zal dit een voortdurend bezwaar opleveren. Ook door andere eigenaardigheden wordt de indeeling der nieuw te bouwen Beurs ge kenmerkt Het gedeelte voor niet-betalen?den, aan het fraaiste deel van het Damrak vormt een scherpe tegenstelling met de ligging der Effectenbeurs". Dan vervolgden de adressanten: »Aan gezien nu de bezoekers der Effectenbeurs niet alleen de meeste beursbelasting op brengen, doch de Vereeniging voor den Effectenhandel bovendien jaarlijks ?5000 zal bijdragen voor het recht eener afge sloten ruimte, meenen de ondergeteekenden, ?dat de Effectenhandel hiervoor ook een betere indeeling mag verlangen, dan op het thans aangenomen terrein mogelijk is. Werd dit door de overhaaste behandeling in den Baad de laatste maal verhinderd, thans meenen de ondergeteekenden uwe aandacht hierop te moeten vestigen enfu in overweging te moeten geven, bij den Gemeenteraad aan te, dringen op zoodanige wijziging van het laatst genomen besluit, dat voor den Beursbouw worde aange wezen het door ondergeteekenden aange boden terrein". De bemoeiingen der beeren De Flines en Von Glahn hadden als gevolg, dat technici en niet-technici zich in het open baar over het geval uitspraken. De heer T. Sanders, die met den heer H. B. Berlage Nz. in 1884 het onderwerp »Mercaturae" gemaakt had, gaf in De Telegraaf als zijn meening te kennen, dat het beursterrein, door den Baad aangewezen, aan alle eisenen beantwoordde, dat het noch te lang, noch te smal was. Hij voerde aan: «De meest competente archi tecten van Europa hebben er zich vóór uitgesproken, dat deze grond vorm eene uitstekende architecto nische oplossing gedoogt". Zoo begon zich dus de complaisance der beoordeelaars van 1884?1885 reeds te wreken. Vooral de heer De Kruyff zal, bij het lezen dezer woorden, een onaangenaam oogenblik hebben beleefd. Maar de heer Sanders had zich, door zijn al te stoute verklaring, aan een onwillekeurige of opzette lijke onjuistheid schuldig gemaakt. In het laatst van 1884 toch had de ondervoorzitter der beoor deelaars, de K. K. Oberbaurath und Dombaumeister Freiherr Friedrich von Schmidt in den Oesterreichischen Ingenieur-und Archi tecten- Verein te Weenen zijn meening over het terrein doen kennen. jHij zeide: »Waarschijnlijk hebben van oudsher bestaande overleveringen den doorslag gegeven bij het nemen van een besluit, om de nieuwe Beurs in de onmiddellijke nabijheid der oude te plaatsen. Het is echter nog lang niet zeker, dat zij daar ook gebouwd zal worden, want het bouwterrein nu aangewezen, is zoo ongelukkig mogelijk'''. In Het Handelsblad kwam een stukje over de Beurs voor, onderteekend Lambrechtsen. Het was even apodictisch als onjuist. Men vroeg zich af, wie de schrijver was, dje zich aan een onderwerp had ge waagd, waarvan hij zoo weinig op de hoogte bleek. De heer Van den Wall Bake, oud-lid van den Gemeenteraad, bracht uit, dat de heer C. M. Lambrechtsen van Bitthem, de toenmalige Directeur der Publieke Wer ken van Amsterdam, het stukje schreef. Te laat, en tot zijn schade moest deze hoofd ambtenaar de waarheid ondervinden van de spreuk, dat spreken zilver, maar zwij gen goud is. Hij werd geducht onderhanden genomen. Want er was gebleken, dat deze Direc teur, wiens werkkring zich voorheen tot het stedeke Goes had beperkt, nog zóó weinig op de hoogte der Amsterdamsche als het dan ook maar van eenige kracht had getuigd." Ter elfder ure werd er, door artikelen in dagbladen, meer belangstelling in het geval getoond, dan had kunnen worden voorzien. De architect J. de Haan, de maker van het Beursplan van 1870, dat het voorbeeld was geweest voor alle latere, plaatste een artikel in Het Handelsblad. Hij zeide: »Zal de Beurs op het Damrak komen? Dit is de vraag, die door velen wordt gesteld en waarop het antwoord van n middenpunt, waarin zich de lokalen voor post, telegraaf en telefoon bevinden, j die daardoor voor alle beurtbezoekers ge makkelijk toegankelijk zullen zijn. »Alle bij den beursbouw betrokken licha men en besturen hebben zich met het plan vereenigd, en om ook bij den bouw nog voortdurend de noodig geachte verbeterin gen aan te brengen, zijn aan de Baadscommissie, die Burgemeester en Wethouders bij den bouw en de exploitatie der nieuwe Beurs van advies zal dienen, speciale Boulevard met Beurs volgens het plan De Flines?Von Glahn. toestanden was, dat hij niet eens had be merkt, hoe de heeren de Flines en Von Glahn het plan-Cordonnier in de plaats van het plan-Berlage hadden gesteld. Zoo kon het gebeuren dat hij dit, door een internationale commissie van beoordeelaars met den eersten prijs bekroond ontwerp een leelijk plan noemde, blijkbaar opge maakt door een onbekend persoon, die zijn naam maar liever had verzwegen! In dit Weekblad werd gezegd: «Waar schijnlijk heeft Lambrechtsen wat al te groote haast gehad om de zaak, waarover hij zoo kort en op zoo bondigen toon het woord voert, naar den eisch te overwegen. Zijn geheele betoog, zijn geheele bereke ning komt hierop neer, dat 15 M. meer dere breedte van den verkeersweg een millioen zou kosten. In die 15 M., in dat millioen schijnt voor hem de geheele quaestie zich op te lossen. Het is alsof hij nooit gehoord heeft van den algemeenen afkeer om voor goed, met een breed en lang ge bouw, het Damrak, dien hoofdtoegangsweg tot het hart der stad, te versperren. Ook weet bij blijkbaar niet, dat het gemeente plan wordt bestreden omdat de doodkistvorm aan een Amsterdamsche Beurs schijnt altijd iets van een doodkist te moeten zijn twee gevels van ongeveer 140 M. lengte heeft, beide als rooilijn, de eene voor een breede, de andere zelfs voor een nauwe straat. Dat men hiervan zich niet iets architectonisch moois durft voor stellen, ook Lambrechtsen zal bij eenig nadenken het kunnen begrijpen." En dan volgde: »Wij hadden, nu de Directeur der Publieke Werken voor het gemeentelijk plan opkomt, althans mogen rekenen op een betoog, dat de Gemeente raad vroeger, tweemaal het terrein voor Beursbouw verwerpend, tweemaal een menigeen twijfelachtig is. Waarom ? Omdat men algemeen den samenloop der omstan digheden wantrouwt, omdat men niet kan aannemen, dat het besluit, door den Ge meenteraad genomen, ernstig gemeend is geweest, omdat een onzer beste hoofdwegen voor immer door een sta-in-den-weg ver nietigd wordt, omdat men algemeen ge looft, dat, wanneer een beter plan aan de hand wordt gedaan, de Gemeenteraad daar voor wel gewonnen zal worden. »Het Damrak dempen was het voorspel van de menigte dwaasheden, die gevolgd zijn. En nu moge de bouwmeester Th. San ders al zeggen, dat een onbebouwd Damrak leelijk zal zijn, wij kunnen niet begrijpen, dat die gedeeltelijke bebouwing "<jftt euvel zal verhelpen. Integendeel, wij gelooven dat er dan nog veel minder lust zal be staan, om van de Warmoeaaitraat iets goeds te maken. Of zou men gelooven, dat de straat achter de te bouwen Beurs een tweede Nieuwendijk zal worden ? Zij wordt dit nooit, want zij ligt te veel buiten den koers. Zij zal een tweeling-zuster van de Warmoesstraat worden, tingel-tangels voor en na zullen er komen, zoo niet erger. En daarvoor behoeft toch geen gelegenheid gegeven te worden. »Het plan De Flines-Von Glahn schept geen wegen, die Amsterdam ontsieren, het hervormt een gedeelte onzer stad, dat in bitter verval is. »Wij gelooven, dat, wanneer te Amster dam gestemd moest worden over de Beurs op of aan het Damrak, de uitslag verpletj terend zou zijn voor het besluit door den j Gemeenteraad genomen.'' j Het toenmalig Baadslid Pijnappel gordde i zich aan, om de vergadering w aai van hij l deel uitmaakte, tegen de hevige aanvallen, l waaraan zij blootstond te verdedigen, en gedelegeerden uit den handel toegevoegd. »De reductie van het gebouw tot kleiner afmetingen beeft ook-de raming der kosten tot een bescheidener cijfer teruggebracht. »Een verbouwing van de bestaande Beurs, die in veler oog, ook in het mijne, een wenschelijk iets was geweest, is gebleken zooveel geld te zullen kosten, dat het ver schil tusschen het daarvoor benoodigdeen het voor de nieuwe Beurs geraamde bedrag niet genoeg beliep, om daarvoor met een gebrekkig en slechts voorloopig resultaat zich tevreden te stellen. »In de behoeften van het verkeer zou bij de verbouwing van de bestaande Beurs niet dan gebrekkig worden voorzien, terwijl het aangenomen plan aan alle eisenen, die uit dit oogpunt gesteld kunnen worden, voldoet. «Tegenover al deze voordeelen heeft men twee nadeelen doen klinken. De gevelteekeningen waren niet tentoongesteld en de grondvlakte had den vorm van een trapezium. Het eerste erken ik niet als een nadeel. Wie zich herinnert de geheele geschiedenis van de prijsvraag en het ge kibbel veroorzaakt door de overneming in het stadsplan van bouwmotieven, ontleend aan plannen, die aan de gemeente in eigen dom waren afgestaan, zal naar een her haling daarvan niet verlangen. Wat den trapeziumvorm betreft, deze ziet er op een grondplan anders uit, dan hij zich zal voordoen, als het gebouw is opgetrokken. Men zou in een luchtballon moeten op stijgen, om dien vorm te kunnen waar nemen. Op den grond staande, zou men tegelijk slechts n gevel in zijn geheel, of twee gedeeltelijk zien." Ook deze verdediging bracht de oppositie niet tot zwijgen. Den heer Pijnappel werd verweten dat r . l i; ? i ! ': H l " . ' l ! :?:.-_ ;_A .. l .?«. mm .1 Boulevard met Beurs volgens het plan De Flines?Von Glahn. dwaasheid heeft begaan. Maar elk argu ment ontbreekt. Als Lambrechtsen iets wil uitwerken, moet hij aantoonen, dat de Beurs naar het gemeentelijk plan fraaier staat midden op den Damrakweg, dan op de zijde, tusschen Damrak en Warmoes straat; dat het niet rationeel is, van het Damrak 50 M. open te houden; dat de Beurs niet beter ingericht kan worden in een ruimte van vierkanten vorm, dan in een, die aan een trapezium doet denken; dat het aanbeveling verdient, een straat van gemiddeld 12 M. breedte te maken als oostelijke Damrakstraat in een woord dat men ook in de toekomst het besluit van den Baad der gemeente Amsterdam dankbaar zal gedenken. Al deze zaken blijven onvermeld in zijn woordje dat, wat ons betreft, nog korter had mogen zijn, wel op de volgende wijze. »Het plan is niet hetzelfde, dat in vroeger jaren bezweken is onder de slagen van de daartegen gerichte critiek. Dat plan was veel te kolossaal; de afstanden waren te groot. Men had zoolang toegegeven aan de steeds klimmende eischen betreffende de ruimte, dat men geëindigd was met onmo gelijke afmetingen, die slechts een spotlach zouden opwekken. Daarbij waren de drie afdeelingen voor goederenhandel, effecten handel en graanhandel achter elkander geplaatst. Het plan van 1896 is niet alleen bescheiden, maar men heeft daarbij gebruik gemaakt van den breeduitloopenden vorm van het Damrak, om n afdeeling aan de voorzijde en de beide andere naast elkander, daarachter te ontwerpen. »Deze drie Beurzen zijn ontworpen om de Raad, met hem, ten koste van wat het wilde, van het gezanik af wilde wezen. Men nam het hem kwalijk, dat hij de prijsvraag van vroeger in een belachelijk daglicht had gesteld. Men vond het jammer, dat hij, ofschoon voorstander van het verbouwings plan, dit denkbeeld, zwichtende voor de argumenten, daartegen aangevoerd, zoo spoedig had losgelaten. Te meer werd dit betreurd, omdat de heer Pijnappel anders met hardnekkigheid voor wat naar zijne opvatting het juiste was placht te strijden. Hoe zou een zoo scherpzinnig man niet aanstonds hebben ingezien, dat de argu menten, tegen zijn denkbeeld aangevoerd, al zeer weinig beduidden ? Was het hem ontgaan, dat de kosten van het verbouwen met opzet waren opgevoerd? Herinnerde hij zich niet, dat het aanvankelijk op ?300,000 geraamd was? Vond hij een millioen geen bedrag, belangrijk genoeg, om zich daarvoor met een voorloopig resultaat tevreden te stellen, nu dat mil lioen in kas kon blijven ? Al deze vragen werden gedaan. Doch de hoofdgrief was, wat door den heer Pijnappel gezegd werd over de geheimhouding. In een artikel van dit blad kwam daaromtrent het volgende voor: »Het cynisme van den heer Pijnappel komt het sterkst uit bij wat hij zegt over het geheim houden van de opstandteekeningen. Hij erkent het niet als een nadeel, en schijnt te meenen, dat nu maar iedereen met hem mede moet gaan. Doch wat hij als argumentatie van zijn meening geeft, is den bekwamen jurist onwaardig. Of is het niet juist door de openbare tentoon stelling geweest, dat het stadsplan van 1887 bezweek onder de mokerslagen van de daartegen gerichte critiek ? Een uit komst, waarover de schrijver zich blijkbaar verheugt, omdat de Baad daardoor voor den spotlust van zijn medeburgers bewaard is gebleven. Nu heeft hij de mokerslagsn echter maar liever niet, nu acht hij het veiliger het plan, waartegen zij gericht zouden kunnen worden, verborgen te houden !" Er is nog veel meer over de Beurs geschreven in die dagen. Beperking is echter noodig, en daarom kan hier alleen van het voornaamste melding worden ge maakt. Het adres van de heeren De Flines en Von Glahn werd 24 Februari 1897 dooi den Baad behandeld. De verdedigers van het adres waren niet gelukkig. Maar ook wat Dr. Blooker, die Mr. Treub als Wet houder voor de Publieke Werken was opgevolgd, in het midden bracht, om het adres te bestrijden, had luttel om het lijf. Wanneer niet blijkbaar reeds van te voren bij de meeste leden had vastgestaan, hoe zij zouden stemmen, had de rede des Wethouders zeker niet uitgewerkt, dat de Baad met 29 tegen 4 stemmen besloot, op zijn vroeger besluit niet terug te komen. Na deze beslissing trad weder een tijd perk van rust in. Het weekblad De Amster dammer bracht de zaak 10 Juli 1897 weder ter sprake, en vroeg, naar aanlei ding van het steeds achterwege houden der beurs-teekeningen: »Waar blijven de Amsterdamsche of Nederlandsche archi tecten, die, ter plaatse waar dat behoort, het bewijs leveren, dat de kunst hun ter harte gaat? Zijn het publiek ten onzent, de kunstvrienden en de vakmannen dan zóó onverschillig of zóó lafhartig, dat, bij een zóó ernstig vergrijp aan het recht der burgers en aan het belang der bouw kunst, allen te zamen zwijgen, als gingen deze dingen hun niet aan ? Foei, welk een toestand !'* In datzelfde nummer kwam een stuk voor van den heer Der Kinderen, om de 'handelwijze van den Gemeenteraad te verdedigen. «Zullen wij in den Gemeente raad een wijze samenspreking hebben over de groote Bouwwerken van den laatsten tijd ?'' zoo vroeg hij. »Zal de Baad een timmerman, een metselaar, een schilder uitnoodigen, met hem voor den bouw der Beurs zorg te dragen ? Zal er een publiek gesprek volgen, waarin de wijze Bouw meester wordt toegejuicht, waarin de dwaze niet alleen spreekt als dwaas, maar ook als zoodanig wordt doorzien ? En zal, ten slotte, de Burgervader de bespreking be sluiten met in klare woorden te resumeeren, wat de zaak het diepst raakt ? Zal in hoogen ernst een besluit genomen worden, dat de allerbesten voldoet ? Van welken bewindsman, overladen met zorgen voor armenwezen en verkiezingen mag men eischen, dat hij het 'goede slotwoord zeggen zal in dezen zoo troebelen strijd, dat hij de velerlei wenschjes zal samenvoegen tot n krachtgevend verlangen P" De schrijver meende op al die vragen geen bevredigende antwoor den te kunnen geven en besloot aldus: »Een sterk man met een overtuiging, die dient ons. Hij doe, in kracht en eerlijkheid van wil en geloof, een keuze, en zorge, dat het werk zonder stoornis en met waardige middelen worde uit gevoerd. Dat alleen geeft kans op een werk van karakter, wat noodig is. Dat alleen ook kan de geesten voeren tot recht begrip van arbeidseer, voor zoover dit nu mogelijk is, van zuivering en opvoeding van meeuingen tot liefde of vijand schap. En zoo komen wij wellicht weer eens in een tijd, waarin de stem der menigte, in de plaats van een last en hindernis, de on misbare factor wordt voor de ge zonde structuur en de schoonheid der publieke bouwwerken." De redactie van het Weekblad gaf, in een onderschrift, als haar meening, dat de heer Berlage door den heer Der Kinderen als deze sterke man werd be schouwd. Zij vond echter dat »hij niet de persoon was, wien, zonder controle van het publiek en van deskundigen, de Beursbouw kon worden toevertrouwd, daar hij tot dusver geen enkel monumentaal gebouw had gesticht en de niet-monumentale, door hem ontworpen, niet van dien aard ware,n, dat men hem moest toeroepen : doe wat gij wilt, bouw maar toe." In het Vf eekblad werd de polemiek voort gezet. De heer Der Kinderen schreef nu: »Het bouwen der Beurs is den heer Berlage zonder concours en zonder controle van publiek en deskundigen toevertrouwd. Dit schijnt eenigen onvoegzaam; ik daaren tegen geloof, dat voor de architectuur van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl