De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 22 maart pagina 8

22 maart 1903 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1343 onzen tijd van zulk een opdracht alleen heil te verwachten is.'1 Het ging als altijd; ieder der strijders bleef op zijn standpunt staan, en de pole miek leidde tot niets. De nieuwsgierigheid naar het ontwerp werd levendiger. Maar alles wat men er van vernam, was wat in het eerste num mer van het in het najaar van 1897 ver schenen Münchener tijdschrift Decoratie Kunst te vinden was. Daar werd gezegd, dat de Beurs van Berlage er geen zou zijn »met Grieksche zuilen, waaruit het helsch gebrul der makelaars ontsnapt, dat een zoo zonderlinge tegenstelling vormt met de stilte, aan de tempelboirwkunst eigen, maar dat zij een zakelijke Beurs zou wezen, die omtrent de bestemming, waarvoor zij geschapen werd, niet zou bedriegen, en toch een monumentaal pronk stuk zou zijn." De heer L. Simons, te Bromley in Enge land, plaatste in De Oprechte Haarlemsche Courant van Vrijdag 15 October 1897 een stuk waarin hij zich beklaagde »dat er over den Amsterdamschen Beursbouw en de opdracht daarvan aan zijn vriend, den architect Berlage, zooveel miserabels werd geschreven." Hij schreef dit daaraan toe, dat «Berlage was opgetreden als criticus van anderer werk, en getoond had, door zijn drie laatste gebouwen, niet maar te willen voortgaan op het oude weg je." Dit stuk had als naschrift: »Ik heb om de eerlijkheid, hoewel het natuurlijk aan de zaak zelf niets afdoet, opzettelijk ge stipuleerd, dat de heer Berlage mijn vriend is. Insinueerende journalisten niermede bedoel ik niet mijn vriend Bereken hoff kunnen dus niet daaraan zich vastklampen. Maar nu in het geschrijf over deze Beursquestie voor sommigen ook het onfatsoenlijkste schijnargument nog goed genoeg gebleken is, wil ik, wat anders onnoodig zou wezen, tevens opmerken, dat de heer Berlage van dit mijn bovenstaande schrij ven geheel onkundig is." Dit schrijven werd met bevreemding gelezen, daar niemand twijfel aan de be kwaamheid van den heer Berlage had te kennen gegeven, en de strijd niet kon gaan tegen een ontwerp, waarvan niemand nog iets anders gezien had, dan een platte grond. De heer Simons verzekerde, dat ?men een goede en mooie Beurs zou krijgen, waarom het dubbel plicht was, zich te onthouden van opmerkingen, daar aan het ontwerp voor den bouwmeester, voor Am sterdam en voor onze vaderlandsche archi tectuur veel vast zat." Deze verzekering overtuigde niemand, daar men den heer Simons niet als een bevoegd beoordeelaar beschouwde. Inmiddels was om het bouwterrein een schutting geplaatst, en was er een keurig ingerichte keet opgericht. Een stuk van den architect P. F. Laar man in De Telegraaf bracht, in den aan vang van 1898, de Beursquestie weder op het tapijt. Hem was het vergund geworden het tot dusver zoo zorgvuldig verborgen gebleven ontwerp te aanschouwen. Hij schreef: »De straatgevel van meer dan 100 M. lengte biedt net hopeloos eentonige aan van een zeer sober behandeld kazerneof fabrieksgebouw, aan een der hoeken geflankeerd door een toren, even sober als de rest. Geen enkele voorsprong aan den eindeloozen gevel, waarvan het som bere, zwaarmoedige karakter de waarde van de tegenover liggende huizen, die tot nu toe een vroolijk, vrij uitzicht hadden, moet benadeelen. «Zelf niet meer in depractijk werkzaam en dus vrij van alle jalouzie, eisch ik in het algemeen belang onzer stad, dat de plannen nu zullen worden openbaar ge maakt en aan het oordeel onderworpen van de burgerij, die het gebouw dan toch betalen -moet, en wie het lang niet onver schillig is, hoe er met haar geld wordt omgesprongen." Weldra zou aan dien eisch worden voldaan. g N1COLAAS BEETS. f | Vondelstudiën. Camera Obscura. Ai Rembrandt, maeJ Cornelis stem : Het sichtbre deel is 't minst van hem : 'tOnsichtbre kent men slechts door d'ooren Wi« Anslo sien wil, moet hem hooren. Vondel, nog diaken bij de Doopsgezinde gemeente, maakte dit gedichtje op Rembrandt's portret van haar predikant Cornelis Anslo, naar wiens taal en voordracht hij ze ker vaak met stichting had zitten luisteren. Het versje komt in gedachte bij het doorbladeren der gedichten van Nicolaas Beets. Om Beets' verzen naar waarde te genieten, moet men zich hem kunnen voorstellen : vriendelijk en voornaam, innemend-indrukwekkend van uiterlijk, sober en schoon in zijne gebaren en met een stem, die alles op muziek zette. Wie Beets maar eens gehoord heeft, her innert zich hoe zijne stem aan het onbe duidendste beteekenis en voornaamheid gaf. Zij, die niet het voorrecht gehad hebben, Beets te hooren, zullen een zeer groot deel zijner gedichten minderwaardig vinden, omdat fcjj de muziek, de taalmuziek der voordracht, er zich niet bij kunnen tooveren. Want zonder deze schijnen vele gedichtjes gewone rijmpjes, omdat men de stem mist. Bovenal kan men zonder den man, den dichter zelf, het gulle, het geestige ea guitige, het geloovige en heilige der gedich ten niet begrijpen. Want niet alle gedichten zijn voor het algemeen, velen zijn voor enkelen. De mooiste gedichten en gedichtjes heeft hij wel gemaakt in den tijd, dat hij te Heemstede predikant was. Daar verkeerde hij ook in een kling, die voor poëzie blaakte: de familie Van Lennep op het huis te Manpad, mr. J. Koenen op het nabij gelegen Gliphoeve; de Clercq, Bernard ter Haar, da Costa en meerderen. Op Beets' dichtkunde zal daar niemand meer gewerkt hebben dan mr. David Jacobvan Lennep, die trouw bij Beets ter kerke kwam. David Jacob van Lennep achtte het plicht, des Zondags den Kerkgang niet te verzui men, en kwam er nimmer dan gesticht van terug, zelfs al was de predicatie van dien aard geweest, dat hij iemand van zijn kunde en smaak naar allen schijn zou hebben moeten ergeren, althans ver velen. Toegeeflijk van natuur, beweerde hij, nooit een preek, hoe ellendig ook, gehoord te hebben, waar hij niet het een of ander uit geleerd had. Maar 't kon hem toch niet hetzelfde zijn, en het was hem ook n iet hetzelfde, wier hij hoorde preêken, en ieder kan licht beseften, dat hij, en de zijnen met hem, de komst van Beets te Heemstede als geen geringe aanwinst beschouwden en dat, zoo lang hij er bleef, de bank van 't Manpad altijd bezet was, ja dikwijls meer toehoorders bevatte dan er behoorlijk in konden. Evenmin zal l bewerkt dat in de Nieuwe Kerk te Amster| dam een gedenkteeken voor hem werd aan gebracht. Mr. Cornelis en mr. David Jacob van Lennep, de Ameterdanasche hoog leeraars, waren volkomen thuis in Vondel's j werken, en brachten in hunne gesprekken j i menigen regel uit _ Vondel's gedichten te ! pas, om kracht of juistheid aan het gesproI kene te geven; mr. David Jacoh van Lennep j dweepte in 't bijzonder met Noach, van l i Vondel. Dit treurspel kende hij geheel van i i buiten. Op het huis te Manpad, het buitenj verblijf der van Lennepen, werd 's avonds uit Vondel voorgelezen. Bekend is welk een beteekenis dit is geweest voor mr. Jacob van Lsnnep's liefde voor Vondel. In den kring der van Lennepen uu is bii Beets het begrijpen en waardeeren van J. v. d. Vondel aangekweekt. Beets had »den zwar ten tijd achter den rug." Beets was al reeds dertig jaar eer hij de poëzie genoot van Vondel. Hij spreekt er van in een [gedichtje. NICOLAAS BEETS in 1890. (Naar de teekening voor het Weekblad, door JAN VETH.) het verwondering baren, dat Beets op het Manpad, op Leyduin, op Woestduin, een welkome gast was, en er tusschen de be woners der pastory en de leden der familie Van Lennep talrijke banden van vriend schap gestrengeld werden: dat inzonderheid D. J. v. Lennep hoogen prijs stelde op het langdurig behoud voor Heemstede van den herder en leeraar, onder wiens voorgang de gemeente, zoowel uit een stoffelijk als uit een zedelijk oogpunt beschouwd, zoo krachtig bloeide, en met wien de omgang hem per soonlijk zoo aangenaam en gewenscht was". Beets zag tegen professor David Jacob van Lennep hoog op. Zoo dikwijls hii zijn eer biedwaardig grijze hoofd in de »Van Lennepenbank' ontwaarde, overviel hem een zekere beschroomdheid, wetende, welk een vroom en geleerd man, welk een meester in taal en stijl daar voor hem zat. David Jacob van Lennep echter, de goedhartigheid in persoon, dacht er niet aan, de a jongen predikant het leve a lastig te maken. Hij had eene te groote sym pathie voor hem, achtte hem, om, wat hij als Hildebrand beloofde, hoog, en be schouwde hem gaarne als een zijner beste jongere vrienden. Met kinderlijke bede kon hij, de oude geleerde, tot den jongen leeraar komen, hem zelf als eenvoudig lidmaat der Hervormde gemeente om voorbidding verzoekende. Aan het einde van zijn leven, nauw van eene ernstige ziekte hersteld, vroeg hij Beets dan ook in een hartelijken brief, om in de kerk voor zijn herstel te danken. Hij noemt in dien brief Beets «waarde heer en vriend", en verontschuldigt zich, dat hij hem, bij zijn twee bezoeken niet heeft kun nen ontvangen; omdat hij niet helder genoeg van geest was. «Het spijt mij schrijft hij dat ik uwe goede intentie heb te loor gesteld. Later zal ik wel wenschen mijne ziekte uit een psychologisch oogpunt eens met u (niet met iedereen) te behandelen. »Wees, bid ik u, zoo goed op morgen in uwe gebeden en dankzeggingen aan mij te gedenken als aan een zieke, zich aan vankelijk op den weg van herstel bevin dende. Als ik genoegzaam hersteld, vroe ger of later, dat veel van weder en wind zal afhangen, zelf weder ter kerke zal kunnen gaan, kan de dankzegging van mijnentwege niet te hartelijk zijn, doch eenvoudig als voor een ander broeder der gemeente, die zich in niets boven zijne medezondaren verhei t. Vale vir aestumatissime et mihi favere perge". De vriendschap van David Jacob van Lennep voor Beets bleef tot aan z\jn dood on verkoeld, en werd overgedragen op zijn zoon mr. Jacob van Lennep, den roman schrijver. De omgang met de familie van Lennep en hunne vrienden heeft op Beets grooten invloed gehad. David Jacob van Lennep heefc Beets de schoonheden van Vondel doen gevoelen. Het geslacht der Van Lennepen heeft uit Vondel's tijd tot heden de groote ver eering voor hem bewaard en verbreid. Warner, de stamvader der Amsterdamsche »van Lennepen", is vry zeker met Vondel in aanraking geweest, zijn nakomeling heeft Aeh, 'k heb dim eersten gloed der versche dichtvuui1[spraukeu, In mijn onrijpe jeuj;d ontwaakt, Ach, 'k heb deii sehoonen galm der vaderlandsche [klanken. '/,oa vroeg, maar niet genoeg gesmaakt, Ach, 'k heb uw grepen iu de oorspronkelijke snaren, Ten halve pas door 't oor gevat, Misbruikt, om vreemden rocin met wild/.ang te evenaren. Tot 'k u, o Roem mijns lands! vergat, Totdat ik u vergat, uw koninklijke zangen, Uw aadlaarsvlucht, uw zuivren qloed, Uw natiff zelfbezit, de vrijheid uwer zangen, Uw frischheid en uw overvloed. Van dat oogenblik is Beets vereerder van Vondel gebleven, en heeft anderen op de schoonheden gewezen, in studies behoorend tot het beste wat over Vondel ge schreven is. Zijne liefde voor Vondel deed hem het hart van Alberdingk Thijm win nen, en later van Schaepman. Beets is geworden de man, die de schoonste bladzijden over Vondel geschreven heeft, omdat deze een man was naar zijn hart, innig en oprecht vroom. Toelichtende en toejuichende de woorden aan het voetstuk van Vondel's standbeeld, heeft Beets dan ook erkend: »De innige godsdienstzin, het altijd en geheel van den geest, en het gewicht des Christendoms doordrongen gemoed van den dichter verraadt zich hier en overal, en wat ook het voetstuk van zijn staadeeld i vermelde of verzwijge, ons is het de schoonste parel aan zijne kroon van zuiver goud." Alleen Beets «Studiën" over Vondel zou den zijn naam voor het nageslacht bewaren. Want hij en zijn tijd. Bakhuizen, v. d. Brink en Potgieter, en van de van Lennepen het meest mr. Jacob, hebben Vondel verklaard en toegelicht, en de schoonheden aange toond, gevolgd door Thijm en zijn kring, en dien van Doorenbos, een taak door het geslacht van 80 voortgezet. Meer nog dan de Stichtelijke Uren en de Vondelstudiën zal een werk, een betrekkelijk klein werk, Beets naam aan de nakome lingschap overleveren. Het is de Camera Obscura. Met dat eene werk gaat het als in Tollens gedicht, waar Beets zelf op heeft gewezen. Tollens heeft onder dan titel: De tempel van den roem, een oude fabel op nieuw geestig berijmd. In het begin stelt hij ons een auteur voor, die alle dagen Zijn naam dec'd klinken lan^s de straat, En weeklijks bij een breed plakkaat /ijn werk te koop zag aangeslagen. Met korven en balen vol boeken en schriften van allerlei aard, meent hij zijn recht en aanspraak op het binnentreden van den Tempel der Roem te kunnen ge stand doen ; en klopt dien einde, van deze documenten voorzien, met groot geweld aan de poort. Hij wordt vroor goed afge wezen. Van vele anderen Die op hun beurt een zitplaats vragen worden enklen, niet, te /waai' belast Of die hun langen reiszak draden, voor korter of langer tijd toegelaten en geherbergd. Maar de rechte, de gewenschte gast wordt nog immer verbeid. Eindelijk verschijnt hij. Hij had zich niet aangebo den ; veeleer was hij gezonden. En ijlings steeg een luid gesehal Door voorportaal en hof en dal: Waar is hij! leidt hem plechtig binnen!" De knapen, bogen lang zijn pad, De gansche schaar der zauggodinnen Bestrooide 't met gebloemte en blad. En 't klonk tot aan de tempeltinnen; Tree in, en neem voor jaren lang Hier de eerste plaats op d eersten rang. »En welk" dus vraagt nu de Dichter: En welk een kleinood braeht hij aan, Dat hem het koor deed opengaan? Het antwoord is: Hij droeg zijn rijkdom in een doekje; En bij 't ontknoopen van zijn schat, Wat deukt men dat liij bij zidi had? Het was een klein octavo biu'kje. Dèt was bij Beets de Camera Obscura. (Slot volgt). Nieuwe Catalogus m fle firma SÉeltema & Holkema. De firma Scheltema & Holkema deed een nieuwen (den twaalfden) catalogus het licht zien, die een overzicht geeft van hetgeen aan boeken en plaatwerken over kunst en kunst nijverheid in hare magazijnen voorhanden is. De uitgebreide collectie bestaat in hoofdzaak uit werken over architectuur, beeldhouwkunst, boekbanden, borduur- en kunstnaaldwerk, ceramiek, costuum, Japansche kunst en schildersbiografiën. Behalve tal van minder kostbare boeken en tijdschriften, die uitverkocht zijn of waar ra n maar een beperkt aantal in den handel is, maar die toch in het bereik vall n van matig gefortuneeide kunstbeoefenaars, vonden we hy het doorbladeren van den catalogus in elk der onderafdeelingen zeldzame en kostbare prachtwerken, op enkele waarvan we hier de aandacht der liefhebbers willen vestigen. Zoo is er onder de vele werken van den productieven schrijver over architectuur Viollet-le-Duc o. a. een exemplaar van zyn »Dictionnaire raisonnéde ['architecture frangaise du Xle au XVIe siècle". Onder »Boekbanden" vinden we vermeld «Eusebius Chronica", Hand schrift op perkament van het einde der 15e of het begin der 16e eeuw. Als eenige illustratie gteft de catalogus een reproductie van dan bizonder mooieu band van bruin marokko, waarin dit handschrift gebonden ia. Over kunstnaaldwerk is er zeldzaam werk en wel over oud-Belgisch kantwerk, dat de collectie uitmaakte van wijlen Mme Auguste baronnesse Liedts, en als een werk van groote beteekenis op dit gebied geroemd wordt; over costuumgeschiedenis verscheidene belangrijke werken, waaronder Racinet, ie Costume llistorique, waarvan een prachtig exemplaar. ^ Onder de vele werken van Japansche kunst komt voor jaargang I?XII van het Japansche maandschrift «Kok'kwa", waarvan slechts zeer weinig exemplaren naar Europa kwamen. Maar het uitgebreidst is wel de afdeeling schilder- en prentkunst. Men vindt er biogra fische werken over schilders van eiken tijden elke school, ook oude boeken als het groot schilderboek van G. de la Lairesse en o. m. het standaardwerk over Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders van C. Kramm, dat men nog steeds gaarne raadpleegt. Ook kan men de gelukkige eigenaar worden van curieuse periodieken, die opgehouden hebben te bestaan, zooals >de Lantaarn" met teekeningen van Holgwilder, »the Diaken »Pan". De ondernemende firma, aan wie we reeds het bestaan van de kostbare prachtwerken over de Rembrandt-tentoonstelling te Amsterdam en te Londen danken, zoomede dat over Jacob Maris, annonceert nu een prachtuitgave over Anton van D\jck met tekst van M. C. Nieuwbarn en een over Breitner, waarvan de bege leidende tekst zal geleverd worden door A. Pit, W. Steenhoff en Jan Veth. Voor velen zal dit laatste een begeerlijk souvenir zyn aan de mooie Breitner- tentoonstelling van verleden jaar, die zoo'n volledig beeld van het talent van dezen schilder te zien gaf. J. W. N. Een grootst weit Peintures Eecléiiastiques du moyen age. Naarden, W armenhuizen et Alkmaar. Sous Ja redaction de M G. VAH KALCKEN, Een halve eeuw geleden werd een poging gewaagd de gewelfschilderingen uit de kerk te Naarden in teekening te brengen en door den druk te vermenigvuldigen. Het is toen vermoedelijk wegens de geringe belangstelling van het publiek gebleven b\j een prospectus met eene proeve van bewerking, nu al zeldzaam geworden. Professor Acquoy vestigde daarna in de Maatschappij van Nederlandsche letter kunde te Leiden de aandacht op deze merk waardige schilderingen nit het laatste tijdperk der middeleeuwen, mede als een bydrage tot de typologie, en voor enkele jaren werden in het tijdschrift Woord en Beeld twee aquarellen gereproduceerd, door den heer F. N. de Fremery vervaardigd, terwyl ook in de Noord-Holland sche oudheden, beschreven en afgebeeld door den heeren G. van Arkel en A. W. Weissman (uitgave van het Kon. Oudheidk. Gen.) een paar houtsneden naar het oorspronkelijke zyn opgenomen. Tot eene reproductie van de geheele serie scheen niet te zullen komen, vooral niet, wyl alleen reeds de technische moeielykheden van het afbeelden of photografeeren zeer groot zijn. Een aangename verrassing wordt nu den kunstkenners en beoefenaren van kunst en geschiedenis geboden: de firma H. Kleinmann & Cie. te Haarlem toch heeft het aangedurfd de kerkelijke schilderingen niet alleen van Naarden, maar ook die van Warmenhuizen (thans overgebracht naar een afzonderlijk gebouw van het Buks-Museum) en van Alk maar langs photografischen weg te copieeren. De heer G van Kalc'cen, de kunstmin nende chef der firma Janssen & Co , te Haarlem, heeft de redactie van grootsche werk op zich genomen. Reeds is het prospectus verschenen met twee fotogravures in 4°welke doen zien van hoeveel deze uitgave voor de beoefening der kunst geschiedenis belooft. W\j hopen nader meer gedetailleerd op dit werk terug te komen. A. N. J. F, ARTS AND CRAFTS, Kneuterdijk 10, den Haag. Moderne Batiks, SCHILDERIJEN,ETSENenz. Voorwerpen ?an madame Kamt op elk gabied. Kunstsaal Panorama. Panoramag-ebouw, Plantage. Bijzonder fraaie KASTEN, BUREAUX, BUFFETTEN en andere Meubelen,POROELEIN en AARDEWERK, PERSISOHE TAPIJTEN Entree vrij. Zondag» geopend. DE PHOENIX 234 Spuistraat, Amsterdam. Meubileeringen. Geïll. prijscouraatea ea begroetingen gratis. Levering1 onder volledige garantie franco geplaatst door geheel Nederland. i BINNEN-! INRICHTING TOT MEUBELEERING EN ? VERSIERING OQ-ROKIN-12Q 12 Etsen van WILM STEELINK. Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en bandteekeningen, kost dit pracht werk (groot folio form.) gebonden slechts / 12.5O.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl