De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 29 maart pagina 1

29 maart 1903 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1344 DE AMSTERDAMMER A°. 1903 WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden /' 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover h»t Grand Café, te Parijs. Zondag 29 Maart. Advertentiën van t?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitscaland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. I N H O V Di VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Het vaccine wetje, door v. G. Protest, door dr. Louis A. Bahler. De Koelie-ordonnautiën, VIII, (Slot), door d. K. Bijksverzekeringsbank en de Hnizen met het recht van wederinkoop, door O. Uiterlijke ernst". Eere en persadel. Het Concordaat. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De gemeentewerklieden en de Ongevallenwet, door mr. dr. H. S. Veldman. KUNST EN LETTEBEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Hendrik Johannes Weissenbruch f, door J. W. N. De loop der dingen, door Jeanne Beyneke van Stnwe, beoordeeld door M. Constant. FEUILLETON: Boode Klaprozen van Clara ViebigJ.Uit hetDuitsch, van M. v. O. BEOLAMES. VOOR DAMES: De vrouwen-quaestie in het licht der statistiek, door P. Prentkaarten, door Thérèse Hoven. Allerlei, door Caprice. BOUWKUNST : De Benrs te Amsteidam, do-jr A. W. Weissman, VI, (Slot). Tentoonstelling van etsen en lithograflëu van moderne Fransche meesters in Arts and Crafts in den Haag, door L. Lacomblé. UIT DE NATUÜB, door E. Heimans. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KEONIEK, door D. Stigter. Iets ovei Nicolaas Beets' Camera Obscura, door J. H. Bössing. INGE ZONDEN. ADVEBTENTIEN. iiiiiiiiiiiiiiDnii K* '\ ' \ Het vaccinewetje. Pas heeft dit Ministerie op ondubbel zinnige wijze blijk gegeven, dat de spreuk smacht boven recht" ook en vooral geldt, waar het erom gaat de ar beiders de uitoefening van hunne maat schappelijke en politieke rechten te ont nemen, of het komt de Tweede Kamer verrassen met een wetsvoorstel dat, hoe klein van omvang, toch van groote nadeelige gevolgen zal blijken te zijn, wanneer het niet wordt verworpen. Het wetsontwerp tot »Inperking (sic) van den vaccinedwang" geldt O! christe lijke consequentie I allén voor de kinderen der bijzondere scholen; op de openbare scholen, die bevolkt zijn met kinderen van ouders van allerlei geloof blijft de vaccinatie wettelijk voorgeschreven. De Minister van Binnenlandsche Zaken krijgt nu het recht aan de besturen der bijzondere scholen, die dit aanvragen, ont heffing te verleenen van de verplichting .tot vaccinatie maar ook allén aan deze. Is deze ontheffing verleend, dan wordt zij gepubliceerd, en terwijl dus aan den eenen kant de ouders, die hunne kinderen niet wenschen te doen schoolgaan met ongevaccineerden, vrij(?)zijn hunne kinderen van die school af te nemen, zullen omgekeerd vele kinderen van de openbare school, wier ouders gemoedsbezwaren hebben tegen de vaccinatie, de vrije school met den ingeperkten vaccinedwang als een uitkomst begroeten. Ziedaar het christelijk resultaat dezer wet: een lokmiddel voor bezwaarde gemoederen! Over deze gemoedsbezwaren zou heel wat gezegd kunnen worden. Op bybelsche gronden is niets te vinden dat strijdt met het aanwenden van beproefde en in 99 van de 100 gevallen heilzaam gebleken middelen ter voorkoming van deze zoo gevaarvolle ziekte, middelen, die de geloovige moet en kan aannemen als van God gegeven. Maar welk middel wordt dan wel door deze vrije wettenmakers als zonder dwang beschouwd? Isoleeriny wordt genoemd doch lezen wij, wat La Semaine Medicale van 29 Juni 1900 ten opzichte van de Metro politan Asylums Board te Londen schrijft, dan vragen wij ons af: hoe zullen de zoo huis- en hokvaste Nederlanders het wel vinden, wanneer zij »van het ontstaan der ziekte af, aan hunne omgeving onttrokken worden ?" »Om het overbrengen van een lijder (o. a. aan pokken) naar een zieken huis te doen plaats hebben, is het voldoende dat de geneeskundige door den zieke ont boden, een bewijs afgeeft. »De inlichtingen, zooals opgaaf van naam, leeftijd, sexe en adres van den lijder wor den onmiddellijk overgebracht naar het dichtstbijzijnde ambulancestation en binnen 3 minuten vertrekt een rijtuig om het overbrengen te doen plaats hebben. »De naam van het ziekenhuis, waar de zieke wordt opgenomen, wordt aan de bloedverwanten of vrienden opgegeven benevens een reglement van de voorwaarden tot bezoek. »Is de zieke genezen dan gaat hij naar een herstellings-asyl en eerst als alle ge vaar geweken is, brengt men hem naar Londen terug, nadat nabestaanden of vrien den te voren van zijn aankomst zijn ver wittigd. Gedurende de laatste twee jaren hebben de jaarlijksche onkosten voor de rivier, ambulancedienst en de pokkenziekenhuizen een bedrag van ruim 200.000 gulden bedragen, deze som wordt jaarlijks besteed om den isoleerdienst steeds gereed en in orde te hebben." Afgezien van het nuttige en wenschelijke eener strenge isoleering vragen wij ons af zou dit uit den familiekring rukken van zieke huisgenooten niet beschouwd worden als grooter lijfsdwang dan het geven van eenige, zoo goed als on voel bare, prikjes op den boven arm ? En toch, deze prikjes doen het 'm over het algemeen juist, want waar de ttjfsdwang veelal aangehaald wordt als bezwaar tegen de gedwongen vaccinatie, is het een niet te onderschatten feit dat het, vooral bij de Meine luyderi" niet is het bezwaar om door de wet gedwongen te worden, iets te ondergaan, doch veel meer is het de vrees voor de kunstbewerking zelf, waaraan, geheel ten onrechte, door hen allerlei geparen en ziekten worden toegeschreven. Deze vrees, waaraan men in het openbaar zelden uiting geeft, doch die duidelijk blijkt bijv. uit het angstig beknibbelen op het aantal prikken, en het verzoek aan den geneesheer om, als het kan, wat door de vingers te zien, weegt zwaarder dan menigeen denkt, en doet velen naar deze wet verlangen. Dat het niet aangaat te rekenen op isoleering en desinfectie allén, wordt van onverdacht Christelijke zijde bewezen, door hetgeen de heer de Savornin Lohman, toen Minister, schreef na de epidemie van 1891: »De pogingen tot verhoeding van de ont wikkeling der epidemie, hoe ijverig ook aangevangen en volgehouden, werden ver lamd door de lauwheid en traagheid van zeer vele gemeentebesturen en door gebrek aan medewerking van zeer vele genees kundigen en van een groot deel van het overige publiek." Ons dunkt, bet zou ons nu niet beter vergaan dan vóór '91. Hoe gevaarlijk de gevolgen eener ver slapping of wel «inperking" der verplichte vaccineering zullen zijn, eene inperking die slechts het begin is van eene geheele afschaffing, zooals De Standaard nog onlangs schreef, diene een der vele voor beelden die genoemd zouden kunnen wor den. Op blz. 49 van het bekende ver slag van het Vaccinatiedebat, gehouden te Utrecht op 7 Januari 1903, zegt de arts Van den Berg uit Haarlem: »Ik kan niet nalaten een schrijven, dat een stuk intieme waarneming bevat, voor te lezen. Collega ten Cate schreef in 1894 tijdens de pokkenepidemie te 's-Gravenzande, waar hij geneeskundige was, het volgende: »In de kom dezer gemeente wonen 4000 zielen. Wij kennen elkander met naam en toenaam en kunnen dus de resultaten der vaccinatie zonder moeite volgen : 3000 van de 4000 zijn gevaccineerd en gerevaccineerd, hiervan heeft slechts n, onlangs met succes gevaccineerd kind, in lichten graad de pokken gekregen en is daarvan hersteld; de overige gevaccineerden zijn vrij ge bleven. Doch onder het duizendtal nietgevaccineerden houdt de epidemie vreeselijk huis. Meestal zijn het menschen met gemoedsbezwaren. Het is vreeselijk. Onge veer 70 personen in de kracht van hun leven zijn reeds bezweken, terwijl zij toch gemakkelijk behouden hadden kunnen worden. Van de schoolkinderen is bijna geen enkel aangetast. In 7 gezinnen is juist de eenige huisgenoot, die om de een of andere reden zich niet heeft willen laten vaccineeren, aangetast, terwijl de overige gevaccineerde en gerevaccineerde huisgenooten vrij bleven. Ongeveer 300 personen zijn tot nu toe aangetast." Er is nog iets in deze wet vol tegen strijdigheden dat zeer de aandacht verdient. Wanneer de pokken in die mate heerschen, dat de aanwezigheid in de school van niet-gevaccineerde kinderen naar het oordeel van de ouders of voogden der overigen, op de school toegelaten kinderen, bedenking zou kunnen opleveren, wordt de ontheffing opgeschort. Klaarblijkelijk durft men de consequentie toch niet aan zoodra het gevaar eener epidemie aan wezig is. Lezen wij wat de arts Van Dieren op blz. 589 van het Weekblad van het Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde in zijn artikel: Dr. Schouten, zal hij bij dreigend pokkengevaar zijne niet-gevacci neerde kinderen inenten ja dan neen ? schrijft: ;5s »Zegt hij, (Dr. Schouten) j a, bij dreigend pokkengevaar zal ik mijn kinderen inen ten1', dan vraag ik : «Waarom alleen dan ? Denk er eens goed over na; ook andere ouders zullen, als de nood aan hun kin deren komt, even hard om vaccine roepen als gij; welnu, waar moet al die stof zoo op eeas vandaan komen ? En wie geeft de geneesheeren in zoo'n tijd meer dan twee, neen, meer dan tien handen, om aan alle aanvragen te kunnen voldoen ? Vergeet óók niet, dat wie vandaag ingeënt wordt, eerst over tien dagen den invloed van het beschuttend vermogen kan onder vinden. Hoe zult gij het aanleggen om allen by tijds te beschutten ?" enz. Wanneer de nood aan den man komt, ja dan zullen deze hoogmogende heeren hun onverantwoordelijken aanval op de volksgezondheid tijdelijk laten rusten en trachten goed te maken wat dan reeds is bedorven; voorwaar een christelijk begin sel ! Nog wordt tegen de vaccinatie aange voerd de schadelijke gevolgen na de inenting. Wanneer echter meer dan dit tot nu toe het geval ia, kinderen in het eerste Ie vensjaar ge vaccineerd worden (dit is in Nederland nog slechts met % van alle kinderen het geval) dan zullen deze zeer sporadisch voorkomende schadelijke gevolgen weldra geheel ophouden. Wordt dan de vaccinatie beter wettelijk geregeld, zooals in Duitschland, waar bijv. bij de wet verplicht wordt allén van gecontroleerde voorraad stof gebruik te maken enz., dan zal o. i. beter resultaat. verkregen worden ten bate van het algemeen belang dan door de invoering van dit wetje van Dr. Kuyper, dat blijk geeft van de grootst mogelijke partijdig heid en inconsequentie. v. G. Protest. Door dr. Louis A. Bahler, predikant der Ned. Herv. gemeente te Oosterwolde (Friesland) is het volgende, eensluidende schrijven toegezonden aan de Algemeene Synodale Commissie der Ned. Herv. Kerk. Aan de Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk. Hoogeerwaarde Heeren! Het is gewis niet uit achteloosheid, maar met opzet, dat gij mij, ondergeteekende, niet hebt toegezonden uw laatste schrijven aan de voorgangers onzer Nederlandsche Hervormde Kerk. Tot deze voorgangers behoor ook ik, zooals gij weet. Indien gij mij enkel en alleen die mis sives zoudt willen toezenden, aan welker inhoud ik mijn volle goedkeuring hecht, wellicht zou ik dan nooit eene missive van u mogen ontvangen. Aan uw opzet moet ik dus voor dit geval een bijzonderen inhoud toekennen. Is het ook, omdat gij meent, dat het toch maar het is een vaderlandsch spreekwoord dat ik gebruik boter aan de galg gesmeerd is, wanneer men mij aanspoort om de gemeente voor te gaan in bijvalsbetuigingen aan onze tegenwoordige regeering en haar tegenwoordig drijven? Is het ook, omdat gij het is alweer een vaderlandsch spreekwoord dat ik ge bruik geen slapende honden wilt wak ker maken en mij, door de toezending uwer missive, zelven zoo de gelegenheid openen om de gemeente (en dan natuurlijk in mijn eigen geest) toe te spreken naar aanleiding van de straks aanhangige wets ontwerpen ? Hoe ook mij zijt gij blijkbaar voor bijgegaan, doch ik wil u niet voorbijgaan. Uwe aanschrijving is mij toch onder de oogen gekomen en, zooals ik Zondag 15 Maart van den kansel critiek heb gele verd op deze aanschrijving, wil ik u ook rechtstreeks mijne critiek niet sparen. Vandaar dat ik u het voorgaande en het volgende schrijf. Uwe missive zegt weinig, veel te weinig. eigenlijk niets. Uwe missive zegt veel, veel te veel, eigenlijk alles. Zij mist alle rondheid. Waarom er niet open mee voor den dag gekomen, dat alle predikanten hulde moeten brengen aan het beleid der tegen woordige regeering, dat zij de zijde moeten kiezen van de directies der spoorweg maatschappijen, dat zij zich moeten stellen tegen de beweging der arbeiders ? Is het soms, dat iets in uw binnenste u verhindert, uwe bedoeling in die naakte waarheid voor oogen te plaatsen, een ge voel van schaamte dat u weerhoudt, u zelven dusdanig bloot te geven ? Gij wilt u zelven gedekt houden, Hoog eerwaarde Heeren! en o, hoe laat gij u zelven zien! Ik weet niet, wat ik van u heb te denken. Zijt gij niet op de hoogte van hetgeen dezer dagen in ons volk omgaat? Ach, hadt gij er u dan liever buiten gehouden! Het verraadt toch waarlijk een groote onkunde, wanneer gij »loslating van God en van Christus" in verband brengt met de tegenwoordige protestbeweging. Is het u dan niet bekend, dat er onder de protesteerendeu zeker mér godgeloovigen en christusbelijders dan godloochen aars en christusversmaders zijn. (Zij mogen dan juist niet in uwen orthodoxen geest den Christus belijden en aan God gelooven). Hebt gij dan niet bedacht, dat een onpartijdig onderzoek der bewuste ge schillen zelfs vele grooten en rijken naar de wereld aan de zijde van het protesteerende volk heeft gebracht? Het komt mij voor, steeds een loslating van God en van Christus te wezen, zoo men zich schaart aan de zijde van het onrecht en van het geweld. Thans moogt gij voor u zelven uitma ken, in hoeverre gij zelven u, door uwe aanschrijving, losmaakt van God en van Christus. O, mijne heeren! hoe treffend spreekt gij u zelven uit, waar gij van ons, pre dikanten, verlangt, tot wij met onze ge meenten wederkeeren tot den God aller genade! Inderdaad, tot den God des rechts be hoeven wij ons niet te wenden, indien wij willen staan aan de zijde der regeering en der spoorwegmaatschappijen want die God zou ons vertoornd van Zich zenden. Inderdaad, tot den God aller liefde behoeven wij ons niet te richten, indien wij partij trekken tegen de verongelijkten en onderdrukten want die God zou ons welgezindheid en inschikkelijkheid leeren. Onze gebeden tot den God van recht en liefde zouden niet worden aangenomen. Hoe juist is dus door u het woord »genade" gekozen I Immers, het is reeds openlijk verklaard en bekend gemaakt door de leden der Roornsch-Katholieke vereeniging »Recht en Plicht," dat zij blijde en dankbaar zijn. het spoorbrood te mogen eten. Het brood der genade alzoo! Ik versta het dus zeer goed, dat gij wenschtet, dat wij den God der genade zouden aanroepen. Waarlijk, Hoogeerwaarde Heeren! gij hebt niet in het belang | der Christenheid, niet in het belang onzer Ned. Herv. Kerk gehandeld, toen gij voormelde missive opsteldet en rondatuurdet. Want wat zal men nu zeggen? Ik vrees dit: »De Synode die eens dr. Abraham Kuyper uit hare Kerk heeft gezet, is er thans voor beducht, dat diezelfde dr. Kuyper als oppermachtig Minister van binnenlandsche zaken zich nog eens zal wreken op de Ned. Herv. Kerk ; de Synode tracht dit bezweren, door hem nu in het gevlij te komen." De Ned. Herv. Kerk heeft nog steeds wat aantrekkelijks voor mij; maar hoe zal ik die handeling van u kunnen verdedi gen tegenover hen die tot volslagen onge loof in de roeping dier Kerk zijn vervallen? Ik kan het niet. Waarom hebt gij, met zoo'n kleine wijziging maar in de bewoording, waarom hebt gij uwe missive niet ingericht als hier volgt: Ontegenzeggelijk is in den laatsten tijd op droevige wijze openbaar geworden wat reeds lang leefde in zoo menig hart. Het is daarom wel naar aanleiding van den toestand van spanning, waarin onze natie in deze weken en maanden verkeert, maar meer toch nog lettende op den geest van loslating van recht en gerechtigheid, zoo duidelijk waar te nemen in tal van kringen van hoogergeplaatsten, dat het Moderamen van de Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk zich op broederlijke wijze wendt tot de voorgangers harer gemeenten met het uitspreken van den wensch, om op Zondag 15 Maart a.s. in de openbare godsdienst oefeningen der gemeente de noodzakelijk heid aan het hart te leggen van een oot moedig, hartelijk en vertrouwend weder keeren tot den Hemelschen Vader, den God der liefde. Zóó zullen de gevoelens van trouw aan plicht en geweten worden versterkt, de maatschappij worden gezegend, ket arbeibende volk in zijn zware taak worden bemoedigd en de Gemeente van Jezus Christus, den Heiland der armen en den Zaligspreker der eenvoudigen, worden ge steld tot een zout der aarde en tot een licht der wereld ! * « * O hoe dankbaar, hoe aanhankelijk zoude ik mij jegens u hebben betoond, indien ik xulk een missive van u had mogen ontvangen! 1) Thans ben ik, Uw bedroefde dienaar, Oosterwolde Dr. Louis A. BÜHLER, ' (Friesl.), predikant der Ned. Herv. 17 Mrt. '03. gemeente te Oosterwolde(Fr.]c.a. 1) De tekst der ware missive vanwege de Alg. Syn. Commissie luidt: Ontegenzeggelijk is in den laatsten tjjd op droevige wijze openbaar geworden wat reeds lang leefde in 200 menig hart. Het is daarom wel naar aanleiding van den toe stand van spanning, waarin ons Vaderland in deze weken en maanwen verkeert, maar meer toch nog lettende op den geest van loslating van God en van Christus, zoo duidelijk waar te nemen in tal van kringen van hooger en lager geplaatsten, dat het Moderamen van de Algemeene Synodale Oom missie der Nederlandsche Hervormde Kerk zich op broederlijke wjjze wendt tot de voorgangers harer gemeenten, met het uitspreken van den wensch, om op Zondag 15 Maart a.s. in de open bare godsdienstoefeningen der gemeente de nood zakelijkheid aan het hart te leggen van een ootmoe dig, hartelijk en vertrouwend wederkeeren tot den God aller genade. Zoo zullen de gevoelens van trouw aan Hare Majesteit, onze geliefde Koningin, worden versterkt, het Vaderland gezegend, de Begeering des Lands en de Vertegenwoordigers des Volks bemoedigd worden in hunne zware taak en de Gemeente van Jezus Christus worden gesteld tot een licht en een zegen voor de Wereld l" De Koelie-ordonnantiën. VIII. (Slot). Bij een slechts in schijn gecontroleerden toestand van gereglementeerde slavernij, gedoogde het Ned. Ind. Gouver nement de werving van inlanders, niet om den inlander te bevoordeelen, maar om winst te verschaffen aan Europeanen in Indiëen hier te lande. «Overal ter wereld, waar werving plaats vindt, gaat zij met ongebondenheid en meer of min ver gaand bedrog gepaard. Het handgeld is de lokvogel, en van het goede dat men te wachten heeft wordt veel, van het kwade weinig of niets gezegd" aldus Kooreman. »Met de ongerechtigheden en schandalen, waarmede zij op Java gepaard gaat, heeft het bestuur ter Oostkust slechts in zoo verre te maken, dat klachten over mis leiding, afzetting door emigranten tegen wervers ingebracht, geregeld bij de be trokken autoriteiten op Java worden over gebracht, zonder evenwel veel uittewerken, want dezelfde klachten worden bij volgende gelegenheden weder ingebracht." »Van de werving, zooals zij tegenwoor dig plaats vi^dt, kan terecht veel kwaad gezegd worden", zoo vernemen wij verder, en nog eens terugkomende op dat middel om koelies te verkrijgen, verzekert de heer Kooreman, dat de schandalen bij de wer ving door het Javasche bestuur niet voor komen kunnen worden, en volgens de door hem (K.) ontvangen indrukken de ambte naren tegen de werving in het algemeen zijn. Maar wie zal zeggen, hoe veel duizenden Javanen, gedurende de laatste dertig, veertig jaren onder de bescherming van het Ned. Gouvernement slachtoffers van den »menschenhandel in Indië" zijn ge worden ; en hoevelen hen nog zullen volgen, al dan niet geadverteerd met ^prachtig Madura- en Bali-slacht en trekvee" of door de een of andere Bagaleners-specialiieit? Tal van jaren heeft het Gouvernement dat aangezien ... en nu komt Rooseboom, niet met een verbod tegen dit schriklijk bedrijf, opdat het voor goed eindige, maar met verordeningen om het zoo mogelijk iets minder wreed en schandelijk te maken.... Natuurlijk, want de planters, niet alleen in Deli en aan de Oostkust, maar ook elders, waar de toestanden nog erger zijn en de plantages als moordholen bekend staan, hebben Javaansche koelies noodig ... ook vrouwen, want »zij zijn onmisbaar om de Javanen op de on dernemingen te houden". Dat Ned. Gouvernement, indien men het zich als n persoon kon voorstellen, en men maakte tegen hem de acte van beschuldiging op, welke straf zou zelfs een Justitie, die »met den in Deli bestaanden toestand rekening houdende, verschoont, zooveel dit kan," dat individu niet moeten opleggen! Immers zijn verwaarloozen van de belangen der inlanders, die hij als on derdanen te verdedigen heeft, tegen al de aangeboren en door eigenwaan en winstzucht tot het uiterste gedreven dierlijke eigenschappen der blanken; de oceaan van jammer, dien hij over duizenden heeft uit gestort, doen hem kennen als den plichtvergetene, als den groven materialist, schier onvatbaar voor de zachte aandoe ning van recht en menschenmin. Ah, wie zou zich een voorstelling kunnen vormen van de schatten, die deze dief gestolen heeft; van de legioenen van menachen door hem gemarteld en ver moord, en van de natuurlijke onschuld, door zijn giftigen adem verpest. De sche pen met buit beladen, en dan denken wij alleen aan dat deel, wat niet door eerlijke rechtmatige handelingen was ver worven zij zouden een breede brug over al de wereldzeeën kunnen slaan, die tusschen Indiö, en Nederland golven. Wie huivert niet bij de gedachte aan hoeveel roof de Nederlandsche vlag, van de dagen der Oost-Indische Compagnie af tot heden, met haar rood, wit en blauw heeft gedekt? Menschen kunnen goed zijn en zich mensch

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl