De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 29 maart pagina 10

29 maart 1903 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1344 ondernemingen zoude kunnen overgaan. Dit verzoek kon worden ingewilligd, wijl de Franco Deli eene vergoeding van £50.000 ?in contanten aanbood, die het bedrijf van nét jaar 1903 zullen ten goede komen. In haar verslag over het vierde boekjaar deelt de directie van de Disconto- en Ef fecten ban k mede, dat ofschoon de handel over 't algemeen niet zoo gunstig was als het vorige, het afgeloopen jaar toch reden tot tevredenheid heeft gegeven. Ka aftrek van ruim ? 3000 als Extra Reserve, kan een dividend worden uitgekeerd van7>s' pCt. De gezamenlijke reserve bedraagt thans ruim ? 23.000. Ook deze instelling heeft van de controle van een inslituut-accouutant gebruik gemaakt. ' In de petroleumgroep vind ik wederom hoogere koersen voor de koninklijke, die waarschijnlijk 35 pCt. zal uitkeeren. De Sumpal zette eveneens de opgaande bewe ging van de vorige week voort en klom tot 661A en 68%. Ook voor de Int. Rumeensche zie ik ietwat vasteren koers. Naar ik hoor, blijven de productiecijfers steeds goed en zijn die voor de korte maand Februari zelfs hooger dan die der vorige maand. De houders van aandeelen in de Aurora kunnen nu hunne stukken tegen aandeelen der Int. Rumeensche verwisselen. Dat is, meen ik, om vroeger vermelde redenen aan te bevelen. Wellicht hierover later meer. Ten slotte zy meegedeeld dat de Ned. Indische Spoorwegmaatschappij zooveel crediet is aangeboden, dat slechts 80 pCt. op de omschrijvingen van de 2J4 pCtobligatiën kon worden toegewezen. De maatschappij tot Expl. van de S. S. vroeg 8 millioen in 4 pCt. obligatiën. Haar werd 51 millioen aangeboden! Op de niet preferente inschrijvingen kan nauwelijks 5pCt. worden toegewezen. Ook haar crediet is blijkbaar nog ongeschokt en naar ik meen terecht. Dit zal ook wel 't geval blijken te zijn met de gemeente Rotterdam, die tegen 3/4 pCfc. obligatiën, tegen den den koers van 98 pCt., vier millioen gulden vraagt. Inschrijving a. s. Dinsdag. Amst, Marnixstr. 409. l Bnssnm, Borneo". f 26Mrt.'03. D.STIOTBE. Iets oyer Nicolaas Beets' Camera Oïscnra. (Slot.) Lang voor de vestingmurcn van Haarlem gesloopt waren en gelijktijdig met den aan leg van de Haarlemmerhout door Zocher in »den waren natuurstijl", ving Beets onder den naam Hildebrand aan, een natuurlij ker en eenvoudiger proza te schrijven dan ?men, op hoogst enkele uitzonderingen na, gewoon was. Het leven te Haarlem in 'Beets' jeugd was nog enger begrensd dan de stad door de vestingmuren. »De verschillende familiën sloten zich toen ter tijd heeft een school kameraad van Beets, mr. H. Gerlings in zijne, niet in den handel gebrachte, Mémoires opgeteekend aan elkander aan. Het was nog al huislijk in de Spaarnestad, en wanneer iemand zich hier kwam vestigen, kon hij er op rekenen eene menigte bezoekers te krijgen; want het vestigen van een nieuw gezin was een zeldzaam heid, en daar recepties en diners, altijd onder dezelfde gasten op den duur wel wat vervelend werden, zag men niet zonder verlangen naar nieuwe elementen uit. Wanneer iemand van buiten af iets van een opgevat voornemen, om naar Haarlem te gaan, had doen uitlokken, had het ge rucht er zich hier spoedig verspreid, dat een nieuwe familie te wachten was en werd door allen besproken. De gesprekken over Vaderlandsche belangen waren niet zeer opwekkend. Men had behoefte aan nieuw voedsel voor het gezellig onderhoud. De ouderen van dagen hadden toen nog iets uit de vorige, de achttiende eeuw, overge houden, doende deftig en voornaam. Ontwikkeling van nieuwe denkbeelden over maatschappelijke verhoudingen lever den die dagen niet op; de gedachten kring bleef zich nog aan het bestaande hechten; iedere klasse bleef binnen den kring, waarin zij zich bevond. Wij, jongens, geloofden ook ter goeder trouw, dat zij, die op ien naam van beschaafde klasse aanspraak maakten, werkelijk den naam verdiende. Begon deze of gene knaap nu en dan eenigen twijfel op dat punt te voeden, hij had den tijd niet, om daar lang over te denken, belangrijke gebeurtenissen leidden de aandacht af, en de lectuur, die men voor zich kreeg, gaf nog te weinig stof tot ontwikkeling van nieuwen begrippen. Wij vergeleken nog gaarne de bijeen komsten onzer aanzienlijken bij de tooneelvertooningen der oude Grieken, waar de halve Goden en Vorsten optraden. Reeds aan onze beschouwing der natuur paarden zich voorstellingen, aan de wereld der Mythen ontleend; en als wij den omtrek van Haarlem doorwandelden, schiep onze verbeelding ons vaak een Arcadisch land schap, waar alle boomen even zooveel be zielde wezens waren, en in de denkbeeldige wereld, die wij ons voorstelden, plaatsten wij, aan den leiband van het geen wij toen leerden, de tooneelvertooningen van de oude Grieken, die daar hunne heele en halve Goden voor zich zagen en in verheven taal hoorden spreken. Aldus teekent Mr. Gerlings het leven van oud en jong te Haarlem, in de jaren, dat Beets op het Gymnasium ging. Dit leven wetende, begrijpt men duide lijker de sprong die Beets als Hildebrand deed om in grooter ruimte adem te halen, en de beteekenis van een proza, dat zich uit het keurslijf' der deftigheid en van den genootschapsstijl bevrijdde. Het veelvuldig komen ten huize eener Engehche familie, het kennismaken daar met de nieuwere Engelsche letterkunde; van de oudere kende hij Shakespeare reeds als knaap, een paar deelen eener vertaling naar eene Duitsche bewerking onder oude boeken gevonden, had hij met graagte ge lezen, vooral Otello had grooten en blijvenden indruk op hem gemaakt ; en eigen vrijen blik op het leven, plaatsten den levenslustigen jonkman tegenover, het verouderde en wegstervende beperkte Haarlemsche leven, dat wél samengegaan zal zijn met het leven van geheel Holland. Het onderwijs als jongen genoten van hoog te waardeeren paeifagogen, van meester Prinsen, meester Anslijn, meester Polman, moge behoudend geweest zijn, het had daarentegen zooveel opwekkends voor het ware en den eenvoud, voor liefde der natuur, dat men in de allerlaatste geschriften van Beets er nog vrucht van ziet, o. a. in de treflijke studie: Poëxie in woorden. De zaad korrels door meester Anslijn, in zijne lessen over historie der natuur uitgestrooid, vindt men daar tot plant ontwikkeld. Het open oog en de blijde zin, waarmede Beets alles waarnam, het komische snelopmerkende, het hart steeds latende spreken, deden hem het waargenomene in aantrekkelijken vorm en in frissche taal neerschrijven. »De Haarlemmerhout" met zijn verschil lende bezoekers waren meermalen in dicht en ondicht beschreven, in spectatoriaal vertoog en in deftige verzen. Het bezoek en de gedragingen der Amsterdammers in den Hout, door Beets geteekend, gelijken op die van een eeuw en langer voor hem. Doch een Hildebrand en een Nurks ont breken er. Deze beiden stellen Beets' schildering van het 'leven in den Hout boven die zijner voorgangers. De schetsen in Beets Camera Obscura sluiten zich nauw aan bij de spectatoriale geschiften, bij de Agnietjes, de bekende burgervrijaatje, van Justus van Efien, en bij de Wandelingen van meester Maarten Vroeg van, CareïVosmaer, overleden in 1834, toen Beets aanving te schrijven. Het huislijk en maatschappelijk leven stond bij en vóór het schrijven der zedeschetsen, later de Camera Obscura helpende saamstellen, op een groot keerpunt. Eene groote yerandering zou komen. De spoor trein ging de trekschuit vervangen en bracht eene algeheele verandering in leven en zeden. Beets stond reeds in den nieuweren tijd bij den ondergang van den ouderen. Het natuurlijke, bovenal het Hollandsche in Beets' opstellen deden spoedig de oogen van den acht jaar ouderen Potgieter op hem vestigen. Potgieter klampte Beets aan, schonk hem vol vertrouwen, meer dan menig ander, schoof voor hem zelfs een tipje op der gordijn van »den roman van zijn leven." Potgieter stelde zich zelfs voor, arm in arm met Beets opgegaan naar het kerkhof te Muiderberg, naar het graf van den romanschrijver AernoutDrost (f 5 Nov. 1834) om het verlies te beklagen van den jongen schrijver, die »al zijn nood en vreugde deelen kon!" Zie neer ! de baren blinken aan uw voeten, En breken straks op dezer duinen muur ! Zie op ! de starren schijnen ons te groeten, Onwrikbre wachters, schitterende in 't azuur. Zg mogen beide een beeld der vriendschap heeten. Voor de eene soort geen Albums groot genoeg! Voor de andre ... Beets l 'k zal nimmer Drost vergeten, Schoon 'k hem geen blaadje voor mijn stamboek vroeg. Eens zullen ook wij 't hoofd ter ruste leggen, En 't matte lijf uitstrekken op de baar : Moogt gij van mij, of ik van u dan zeggen, Ten hemel 't oog, zijn beeltnis schittert diiar I Zopdra »De Gids" opgericht is, smeekt Potgieter zijn jongt n vriend Beets bijna om bijdragen. Beets zendt het was in 1837 Eene oude romance vernieuwd (Het, daghet in den oosten.) Deze wordt opgenomen. Potgieter vindt er aanleiding in tot de opmerking: »Het is zonderling, gij, die zoo natuurlijk verzen schrijft, gij moest niet stijf zijn in de la mie, prose. In dienzelfden jaargang verscheen van Beets steeds onder den naam van Hildebrand een opstel: Vooruitgang, ten doel hebbende, al schertsende te velde te trekken tegen het al te mathematische in wetenschap en opvoeding. Vooruitgang werd sterk gegispt door nie mand minder dan den voortreffelijker! pro zaschrijver Jacob Geel. De terechtwijzing, citroenzuur met honig, schijnt ontmoedigend gewerkt te hebben. Maar een uitspraak van den literair fijn voelenden Mr. Thorbecke: »een waar talent vraagt zulk een rechter," doet hem weer het hoofd opheffen. Jaren later getuigde Beets, dat, hadde Thorbecke dit woord niet gesproken, de »Camera obscura" waarschijnlijk niet ten minste niet beter geschreven zou zijn. En nog later noemt hij Geel's terechtwijzing »eene heil zame kapitteling." Potgieter oordeelde gunstiger dan Pro fessor Geel, tegen wien hij hoog opzag. »Uw Vooruitgang schrijft hij heeft veel genoegen gegeven, schoon B(eyerink) beweert, dat het geen genoegen geven moest, omdat het tegen het gezond verstand is," In het volgend nummer van De Gids had lotgieter onder hetzelfde opschrift een drietal stanza's geplaatst. Hierover schreef hij aan Beets: »Misschien is mijn Vooruitgang van welke niemand gesproken heeft, het gevolg van een gesprek over het onder werp : Les belles suites ! Een andermaal schreef Potgieter over Vooruitgang. »Gij zjjt billijk genoeg om 'Onderzoek en Phantasie meesterlijk te vinden, al ergert u de voorrede. Maar vindt gij niet, dat het boek door de groote menigte niet zal worden begrepen ? Hoe weinigen zullen er zijn, die eene hulde zien in de aanmerkingen op Vooruitgang vergeleken met dien coup de patte tegen B. F. L(ublink) W(eddik): ?Socratische Gesprekken kan ieder schrij ven, ik houd van het uitstekende. Ben ik niet zeer vermetel, wanneer ik geloof, dat wanneer ik Geel kende zooals ik u ken, wij ondanks al het gebeurde, met ons drieën menig genoegelijken avond zouden hebben ? Misschien zie ik den man door het prisma der bewondering; ik zag hem nooit van aangezicht tot aangezicht." Beets merkte er meer dan een halve eeuw later over op:»Wat hij erdestijds vati maakte, weet Beets thans niet meer; maar wel weet hij, en niet minder zijn alterego, dat Pot gieter, door zijn onverdachten lof tot zijne aanmoediging veel, door zijn altijd juiste berispingen en gevoel bare wenken nog meer tot wat er van hem geworden zijn mag, bijgedragen heeft." In Varen en Rijden, in 1838 nog maar voorkomend in den Studentenalmanak: wilde Potgieter het bewijs zien, hoe juist Hildebrand opmerken, hoe geestig hij schrij ven, hoe populair hij worden kan, zoo hij niet moedwillig aan idiosyncrasieën bot viert. Maar toen Hildebrand aan Potgieter voor No. 3 van den tweeden jaargang van De Gids een drukproef van Begraven toe zegt, luidde het oordeel: »Het is weder een aanval op de verstands theorieën, een zonderlinge krijg als gij dien voert. Ik had dit uit een gansch anderen hoek verwacht. Gij hebt ter wereld geen sympathie met de voorvechters van het gevoel (1775?1795); ook geloof ik niet, dat gij het ernstig meent; maar de goede lieden, * -M f j j r ^^ x^*1 /^ ? jf? p^ j^**» r*^ >^* /^* f /^^» >^** s n P n PO F? n S H n y y v- w i ^ 11 u t-* i y u v */ o r scfiocmfrefcf en die u op uw woord gelooven, wat maakt gij er van ?" Beets is zijn geheele leven trouw gebleven aan zijne opvatting van Vooruitgang. Het al te mathematische in Wetenschap en Op voeding blijft hij verkeerd vinden. Fantasie acht hij nopdig en nuttig, om jong en jeug dig, krachtig en kloek te blijven. «Wij werken te veel, mijne heeren, en vooral met het hoofd I" roept hij uit: Beets liefde voor land en moedertaal is met de jaren toegenomen. Het echt Hol landsche heeft zijn hart. De Camera Obscura zuivert hij, bij iederen nieuwen druk, van onhollandsche woorden. Het schoone en zuivere Hollandsen is voor een deel wel het geheim van den grooten opgang van Beets Camera Obscura. Een kenner der taal als Potgieter waar deerde ziju Hollandsch zóó hoog, dat hij Beets, naar aanleiding eener in 1844 ver schenen vertaling der werken van zijn Birminghamschen vriend John Angell James vraagt: »En nu, wanneer krijgen wij, zij het een stichtelijk boek van u, maar dan ook van u ?" Waartoe dat vertalen ? Ik wil iets eigen aardig Hollandsch tot in de vroomheid toe; vooral van Hollandsch piëtisme krijg ik een gril. Vind mijn eisch niet onvriendelijk, lieve vriend l" Na den Paaschzang een gedicht van Beets, met 't welk Potgieter hoog wegliep heb ik recht weder veel te vergen". Beets heeft aan Potgieter's roepstem ge hoor gegeven. Stichtelijke uren zijn het ant woord. En juist deze werken hebben bij een man als Busken Huet de hoogste waardeering gevonden, en zijn van blijvenden aard. De Camera Obscura is echter het boek gebleven, dat den naam van Hildebrand en Beets gebracht heeft van het eene ge slacht tot het andere. De tijd heeft de uiterlijkheden der verhalen in de Camera voor volgende geslachten tot een boek vol verklaringen genoopt; 1) het wezenlijke, het echte, het hart is gebleven, en zal nog spreken tot vele geslachten. De eene druk van de Camera is op deii anderen gevolgd. Den 22sten zou Beels aanvangen voor de pers gereed te maken, toen de draad zijns levens afbrak. Toen de eerste uitgave der Camera Obxcura in 1839 licht zag, luidde het oordeel der Vaderlandsche letteroefeningen : »Het boek zal bevallen, het zal de aandacht wekken, maar waarschijnlijk voor korten tijd, en de opgang, dien het bij zijne intrede in de wereld maakt, zal hoogstwaarschijnlijk voor vergetelheid plaats maken." Nooit is beslister oordeel strenger ge logenstraft. De tijd heeft uitspraak gedaan. J. H. Rr.ssrNG. si-ntii'k lii'H.Ï, in l S M Académie Goncourt. Eindelyk, r.a een zes-jarig gshaspel, verwik kelingen en processen is zy feitelijk en wettelijk geopend, de ..Académie Gonaourt". Op den feestelijker! openingsdag ontbraken ecbter twee leden, de Loeren Octave Mirbeau, die in de Comédie Frar.raise moest zijn, waar men bezig was een stuk van hem te répéteeren en Paul Mar?ueritte, die in Italiëvertoeft. Edmond de Goncourt bepaalde bij testa mentaire beschikking, dat het getal der »Académicien8 Goncourt" nooit meer dan tien mocht bedragen. Acht wees hij er zelf aan, waaronder zijn boezemvriend Alphonse Daudet, die echter den erflater niet zoo heel lang mocht overleven, en Eoiile Zola, die onmiddelijk van de lijst der aspiranten geschrapt werd, toen hy, in zijn nimmer verzadigde eerzucht, toch zich candi laat deed stellen, voor een der ledig staande, 40 fauteuils der Aca démie frarjc.aise. Toen de vrindjes van de Gebroeders Edmond en Jules de Goncourt over deze daad van Zola, »jetaient les hauts cris," antwoordde de schrijver van J'accuse: «Een kunstenaar moet dingen naar elke onder scheiding en er nimmer eene van-de-hand wijzen !" Ter vervanging van Alphonse Daudet, die door zyi. ondeugend geschrijf «L'Immortel" (188i)) zich-zelf voor goed de kans ontnam, zijn rokje te tooien met >lea palmes vertes'' heeft men zijn zoon Léon gekozen. Ds»Acad miciena Goncourt" wier jaarliiksch inkomen niot de sou bedraagt, die de erflater hun had toe gedacht, zyn nu volledig: Octave Mirbeau, Paul Margueiitte, les frèrea Ilosny, llennique. Huysmans, Elémir Bourges, Descaves, Geffroy en Léon Daudet. Kyrle Bellew. Kyrle Bellew, directeur van een Londensch theater, ging dezer dagen opruiming houden onder een stapel manuscripten, die jaar-endag in de directie-kamer ongestoord hadden gerust. Zelfs theater-directeuren hebben niet altijd een neus om te speuren welk s uk het zal doen en welk niet. Getuige »la fille de Roland" van Henri de Bornier. Dat meester werk had in de archieven van het ThéiUre Frargais een dutje van achttien ! jaar gedaan, toen het voor het eerst werd opgevoerd. De opvoering was een uitbundig succes. Kyrle Bellew ordenend, opruimend, bladerend, legde da hand op geeli?e paperassen, volgekriebeld met verbleekte inkt. Een meesterstuk oor deelde de y'ferig lezende directeur. De naam van den auteur waa niet vermeld. Het schrijven dat ongetwijfeld het handschrift be geleid had, was zoek. Weg, verloren, nergens te vinden ! Kyrle Bellew liet het stuk onmiidely'k in studie nemen. Hij' had een goeden blik. Het loopt storm in zy'n schouwburg om het nieuwe stuk, dat een echt kasstuk geworden is. De auteur daagt niet op, hoewel de directie voortdurend advertenties doet plaatsen, om den schrijver op het spoor te komen. Tantièmes worden hem beloofd. Te vergeefs I Niemand meldt zich aan. De mogelykheid dat de onbekende schryver dood is ligt voor de hand. De weemoedige ver onderstelling, dat de auteur, wiens werk goud in 't laadje doet vloeien, van kommer en gebrek stierf, is ook niet buitengesloten. NIEUWE UITGAVEN. Bij W. L. Brusse te Rott. zal een brochure verschijnen getiteld: »De Menschenliefde in de werken van Zola", door JOIIAN DE MEESTER. De uitgave bevat een Zola-figuu" van Steinlen en geschiedt ten voordeele van het fonds voor het monument. Darwinisme. Een studie overEvolutie,Selectie en Mutatie, door dr. J. R. SLOTEMAKER DE BKUINE. Middelburg, F. P. d'Huy. Open Brief aan Z.Fx. den Minister van Financiën, naar aanleiding van de Vernieuwing der Overeenkomst tusschen den Nederlandschen Staat en de Nederlandsche Bank. Handelsdrukkery LeoBard Tijssen te Leeuwarden. Natuurleven, populair geïllustreerd weekblad voor natuurwetenschappen, tuinbouw en bloe menteelt. Ie jaarg. No. 24. Meppel, H. ten Brink. Atelier voor versieringskunst, onder leiding van Theo Nouhuys. proeven van band- en boekversiering, zinco's van L. van Leer & Co., druk van de drukkery Elsevier, Amsterdam. Verslag van het Genootschap «Liefdadigheid caar Vermogen" over het jaar 1902. Inhoud van Tjjdschrifteu» De Natuur in. Ail. 1: Bacteriologie, I, door F. W. J Buekhout. Hat aanleggen van tuinbouw-proefv Iden, door E. Snellen, De Bloemen der Vnatkiyptogamen, door dr. II. W. Ileinsius Honingblaemen, door P. Teuniesen. De plattelands-onderwijzer en zijne betee kenis voor den Land- en Tuinbouw, door l'. Teunissen. Tweemaal in dezelfde vakken geëxamineerd, door P. Teunissen. Het Vakblad roor den Werktuigkundige en den Electrotechnicus. No l : Voorwoord. Bericht. De geschiedenis van de Stoom machine. Motoren gedreven door gas en door vloeibare brandstof. Mededeelingen uit de praktijk voor de praktijk. K^kenkunde. P^en praatje o?er elektriciteit. Een kijkje ir de Amerikaansche industrieele werkplaatsen. Een en ander omtrent het gebruik van Mnchinesleutels. Uit buiten en binnenlnndscbe tijdschriften. Vraagbord. Don Gulden Wmckel. No. 3 : Socialistische tegenstellingen, door dr. II. W. Pfl. E. v. d. Bergh v. Eysinga, (met portr. en ill) Ouile boeken, door F. Bezemer. (met portr.) Vlinders, door Piet Vluchtig, (met 2 portr ) By een tweeden druk, door T S. K. Keur, door Bulée, II. Doorman, Ida Haakman, Marg. Meyboom, (met 8 port.) De Natuur. No. 3 : De kofrieboom en zy'n kuituur, (varvolg), door dr. H. J. Calkoen. De Postbode in de verschillende landen, door J. Vreedenburg. Sponsen, (vervolg), door dr. A. J. C. Snijders Graafwespen, doori;r. J. C. II. de Mey'ere. De veiligheidsmiddelen, aangewend op de spoorwegen, (vervolg), door J. II. E. Rilckert. Do datums van Piaschzonda^ in de jaren 1900?2000, door dr. A van Hennekeler. De stofregen van 22?23 Febr. 1903, door dr. J. J. Lorié. Sterren kundige opgaven en mededeelingen. Ver schijnselen in April 1903, door dr. A Pannekoek. Taal en Letteren. Afl 3: N., Nederlandsche leesboeken. A. B., De derde streng maakt den kabel. J. G. Talen, Naar aanleiding van het voorafgaande : De derde streng maakt den kabel. F. P. II. Prick, Boekaankondiging: Nederl. spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden, door dr. F. A. Stoett. K. Poll, Kleinigheden: Daar is kwaad geld hy ; in iemands schoot spreken ; Hobooke ; Zijn quast schuuren. Kleine mede deelingen over boekwerken. Handelingen van het Derde Nederlandsche Philologen- Congres. Eigen Haard. No. 13: Eene die niet medetelt!, door Louise B. B, I. Conrad, eene Nederlandsche Waterstaatsdynastie, door R. A. van Sandick, met portr., II. De buste van Louis Bouwmeester, met af b. Mijnbouw en nog wat, door Pim, VI. Voorjaar, door Jero. de Vries (by de plaat.) De Melkbocht, naar de schildery' van Anton Mauve, in het Ry'ks- Museum te Amsterdam, foto van Kleinmann & Co. te Haarlem. Esn binnenlandsch reisje in de 18e eeuw, door mr. H. Graaf van Hogendorp, I. Zal de lepelaar weldra een uitgestorven vogel zy'n ?, door J. Daalder Dz., met af b. naar foto's van den heer R. Tepe te Watergraafsmeer. Het drogen van hout. miillillllllMllllllllllliililllltlliiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiN TractemeBten. Aan A. V. Vergun my, een paar opmerkingen te maken naar aanleiding van Uw proeve van logische berekening in 't vorig nr. Ik geloof niet ver mis te zy'n, als ik onderstel: Ie. dat Ge geen onderwyzer zyt; 2e. dat Ge weinig sympathie gevoelt voor onderwyzers en hun arbeid; 3e. dat Ge al even weinig idee hebt van hun werkkring. Waart Ge onderwyzer, dan zoudt Ge weten, dat er by vier uur les geven (wat zeker wel 't minimum zal zy'n) aan een klasse heel wat anders komt ky'ken dan by kantoorwerk van welken door LI bedo-lden, doch niet ge noemden ambtenaar het dan ook zy. Bovendien ia 't door U genoemde aantal iverküien van 't h. d. S. onjuist. U vindt als totaal 159 dagen; dit moet zyn: 305 (52 X 2 + 15 -f 30 + 10) = 206. Maar verder oordeelt Gy (evenals ieder die van een zaak niets afweet) enkel naar den schy'n. Luister: Ik ben zelf ook zoo eentje, die op zulk een gemakkely'ke en onbillyke wy'ze (volgens u althans) aan den kost komt. (Alleen met dit simpele onderscheid, dat ik nog een 15 jaartjes mag wachten, voor ik / 1000 met vrije woning heb). Om 8 uur ga ik naar school, waar ik tot half 9 onledig ben met het in gereedheid brengen der leermiddelen, het nazien van de ventilatie en de verwarming en het houden van toezicht op de speelplaats. Van 8'A?11 les. 's Middags idem idem van 1 4. Dan nog by'na eiken dag pi. m. l uur corrigeerwerk en wekelijks een paar uur voor administratie en correspondentie. Voorbereiding voor de lessen en studie-uren om op de hoogte der paedagogischs wetenschap te blij?en buiten rekening gelaten, kom ik dus tot een totaal van minstens 37 uur per week, of... de kleinigheid van een duizend uurtjes meer dan U gelieft op te geven. Wat verder den maatstaf van belangrijkheid eener betrekking betreft, het is alty'd moeilijk daarover objectief te oordeelen. Is misschien het bekende : Elk meent zyn uil een valk te zijn", op u van toepassing. Voorts begrijp ik niet, hoe die 15 door u genoemde kerkdagen wel voor-onderwijzers en niel voor «bedoelde" ambtenaren gelden. Wat voor ambtenaren zyn dat dan toch ? Ten lotte nog twee vragen : 1. Vindt ge een tractement van ? 1150 misschien te veel voor iemand, van wien men eischt, dat hy een ontwikkeld man zy', steeds een goed voorbeeld geve, zijn prestige hoog boude, enz., enz., enz.? Hebben de onderwy zers niet lang genoeg buiten hun schuld den srnadelijkeu naam van kale schoolmeester" gehad ? 2. Ondersteld, dat de onderwijzer 8 uur of meer per dag frisch en opgewekt onderwys kon geven, zouden kinderen van 6?10 jaar dat wel uithouden 'l Dat men naar lotsverbetering streeft, is ieders recht en plicht, maar dat Gy voor «bedoelde" ambtenaren een lans tracht te bn ken op den rug van den zoo laag stiefmoederlyk bedeelden onderwyzer, is iets, waartegen ik ten sterkste moet proteateeren. Hoogachtend, Uw dw. Stitswerd, E. P'. W. BRINKMAN, 22 Maart 1903. Hoofd der School. Wy ontvingen nog eenige brieven van gelijke strekkirg. Met bet bovenstaande achten wij dit onderwerp voldoende toegelicht en verdere discussie overbodig. (RED)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl