De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 29 maart pagina 5

29 maart 1903 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1344 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. l O dubb. Capsules «oor koppe" DAMEjS. De TOwemiüaestie in het M fier statistiek1). Nog vaak hoort men de bewering, als zou het relatief grooter aantal vrouwen een der hoofdoorzaken zyn van het maatschappelijk verschijnsel, dat steeds meer leden der zwakke kunne gedwongen zich zien, voor haar eigen onderhoud te zorgen. Hoe meer vrouwen toch, aldus redeneert men, hoe meer er zullen blyven »iitten" en ie moeten toch eten. Nu is het een feit, dat in zekere landen yan Europa de mannen numeriek in de min derheid zijn: de statistiek toont bet onloochen baar aan. Maar niet minder blijkt uit de statistiek, en dat zullen we trachten aan te toon en, dat er tnsschen beide genoemde ver schijnselen geen noodzakelijke samenhang be staat; ten overvloede zij opgemerkt, dat ook getrouwde vrouwen haar brood door allerlei arbeid trachten te verdienen en wel in toe nemende mate. Volgens Qeorg v. Mayr's standaardwerk «Statistik und Gesellschaftslehre" telt men tegen 1000 mannelijke personen in Europa TellingsLanden. jaar. in Dnitschland. . 1890 1040 vrouwen Oostenrijk . . 1890 1044 Zwitserland. 1888 1057 Nederland . .1889 1024 BelgiS . . . 1890 1005 Denemarken . 1890 1051 Zweden . . . 1890 1056 Noorwegen . . 1891 1092 Gr. Britt. en lerl. 1891 1060 Frankrijk . . . 1891 1007 Verder wordt dikwijls als een tweede factor van vrouwenarbeid genoemd de bestaande verhouding tusschen de gehuwde en ongehuwde vrouwen. Maar ook deze verklaring dunkt ons niet steekhoudend. Op 100 vrouwelijke personen van 40 jaar en ouder zijn ongehuwd, in Dnitschland 10.7 België175 Oostenrijk 156 Nederland 13.6 Frankrijk 127 Zwitserland 183 Gr. Britt en lerl. 14.0 Een vergelijking van de beide gegeven ta bellen doet dadelijk in 't oog springen het feit, dat een veel grooter percentage der vrouwen ongehuwd blijft, dan noodzakelijk zou zijn met het oog er kei op het numerieke' overwicht der vrouwen. De oorzaak kan niet wezen een gebrek aan mannen: de grond ligt elders, en wel op economisch gtbitd. Trek ken we binnen den kring onzer beschouwing een andere statistiek nog, dan zal ons dit des te klaarder worden. Geheele bevolking. TellingsLanden. jaar. Mannen. Vrouwen. Vereen, Staten.. 1890 82.067.880 30.554.470 Engel, en Wales 1891 14.052.901 14.949.624 rankrijk 1891 18.932.354 19.201.031 Duitschland 1895 25.409.191 26.361.123 Oostenrijk 1890 11.689.129 12.206.284 Van 100 verrichten arbeid. Mannen. Vrouwen. Vereenigde Staten 1890 58.69 12.81 Engeland en Wales... 1891 63.20 2687 Frankrijk 1891 58.82 27.03 Duitschland 1895 57.19 2494 Oostenrijk 1890 66.56 51.16 Duidelijk blijkt nu, dat het surplus der vrouwen in 't geheel geen reden zyn kan voor den steeds-groeienden vrouwenarbeid. In Oos tenrijk b. v. bedraagt dit surplus 44 per duizend, en daartegenover is het percentage van den arbeid door vrouwen 51.16: van alle 100 vrouwen verichten dus daar meer dan de helft loonend werk. In Duitschland is 't surplus 40 per duizend, bedoeld percentage 2494, dus hoogstens een vierde deel. Ook kan de statis tiek der ongehuwden hier geen licht brengen, al is daarbij het verschil niet zoo geweldig groot. Uit de nu volgende cijfers ia op te maken, dat het aandeel der gehuwde vrouwen in dezen tamelijk belangrijk is, en dat alweer het enkele surplus aan vrouwen (resp. ongehuwde-), de vrouwenbeweging, voor zooverre deze zich af speelt in het bedrijfsleven, al evenmin ver klaren kan. Op 100 werkenden in burgerlijke beroepen komen getrouwde vrouwen, in Duitschland. . . . 1502 Oostenrijk .... 36 22 Vereenigde Staten . 892 Terwyl dus in Oostenrijk op 100 vrouwelijke personen 156 ongehuwd blijven, zyn op de 5116 aan allerlei arbeid deelnemende vrouwen 36 22 gehuwd, dus meer dan het dubbele der niet-gehuwden. Analoog is de verhouding in de andere staten: waaruit nu met groote ge wiebeld een andere factor is af te leiden. In de landen, waar de economische toestan den, waaronder de kleine burgers en werklieden leven, drukkend zyn, in die landen is ook de gehuwde vrouw gedwongen door loonenden arbeid mee in de behoeften des gezins te helpen voorzien, terwijl om dezelfde reden ook de ongehuwde vrouwen naar werk moeten zoeken: ze worden immers door haar ver wanten niet voldoende of ganschelyk niet onderhouden. En deze omstandigheid heeft tevens invloed op het cijfer der niet-getrouwden. Hoe slechter de economische toestanden, hoe grooter n dit aantal n 't deelnemen van 't vrouwelijk geslacht tüherhaupt" bij den be roepsarbeid. Wat kan blaken uit tabel l en 2. Gaan we nu na de voornaamste takken van bedrijf, waarbij we Trouwen aantreffen: Landbouw enz. Nijverheid. Tellings- Op i 00 werkers zijn: Landen. jaar. Mann. Vr. Mann. Vr. Duitachland. .. 1895 57.57 42.43 83.35 16.65 Oostenrijk 1890 34.95 65.05 72.69 2?.31 Frankrijk 1896 71.97 28.03 65.42 34.58 Engel, en Waies 1891 96.82 3.18 72.81 27.19 Vereen. Staten. 1890 86.43 13.57 77.83 22.17 Handel en verk. Dienstbarcn. Telliags- Op 100 werkers zijn : Landen. jaar. Mann. Vr. Mann. Vi1. Duitschland.... 1895 70.40 29.60 1.89 98.11 Oostenrijk 1890 76.16 23.84 6.99 93.01 Frankrijk 1896 69.90 30.10 23.19 76.81 Engel, en Wales 1891 98.07 1.93 4.06 95.94 Vereen. Staten. 1890 92.72 7.28 15.50 84.50 Zooals dadelijk opvalt, is de vrouwenarbeid 't veelvuldigst bij den landbouw en den huiselijken dienst, beroepen, die geen bijzondere voorbereiding vergen (althans nog nietl) en waarbij de loonen relatief ook lager zijn, dan bij de anderen. Maar toch treedt het laatst genoemd verschijnsel ook hier op, en overal, waar de vrouw een plaatsje zich verovert, wordt de se zege vergezeld door een daling der loonen, waardoor op zijn beurt weer de mannelyke arbeiders geschaad worden, al blijft het verschil in loonstandaard van man en vrouw belangrijk groot. Men oordeele: Gr. Britt. Mann. Vr. Shillings. Gemiddeld hoogste weekloon 1136 4.10 > laagste » 472 227 t » 826 337 't Zijn Sydney en Beatrice Webb (Problems of modern Industry, 1898), die dit staatje geven, opgemaakt uit gegevens over 110 fa brieken met meer dan 17,000 arbeiders. Het naaste gevolg van deze lage loonen voor de vrouwen is nu, dat ze zich op 't «tuk der levensbehoeften moeten bekrimpen, en dit weer is oorzaak, dat ziekelijkheid, verlies van krachten enz. ontstaan, die zich, helaas l niet beperken tot de werksters zelf, maar ook een fuoesten invloed uitoefenen op de nakome lingschap. Hoe een alleenstaande Berlynsche huis werkster leeft, het blijkt uit het boek van Genrud Dyhrenfurth »Die hausindustriellen Arbeiterinnen in den Berliner Blnsen-, Unterrock-, Scbürzen- und Trikotfabrikation", waaruit het volgende voorbeeld is ontleend. De wekelijksche verdiensten bedroegen 7 Mk. Daarvan moeten bestreden worden de uitgaven voor: kamerhuur (eig. kookplaats. met een ander gedeeld) Mk. l 50, vuur 0.30, spiritus om te koken 0.20, petroleum O 30, waachO 15, meel, groente enz. 0.70, aardappelen 015, brood 100, melk 0.35, zout 0.10, koffie 040, boter 0.50, vet 038, lidmaatschap fonds 0.22, totaal 625 Mk. Voor andere uitgaven, bijv. kleeiing, bleven per week slechts 75 pf., d. i. 45 cent. Is 't wonder, dat hier de proatitutie het lichtst haar slachtoffers vindt ? Wie d dar staan blijft in de verleiding hoeden af, mijne heeren I Een ander beeld nog, eveneens uit Duitsch land. Daar treft men nog onderwijzeressen aan, die jaarlijks 450 Mk. verdienen, waarvan ze niet alleen moeten leven, maar zich ook be hoor ly k dienen te kleeden. De vrouwelijke ambtenaren bij handel enz. verkeeren al in geen gunstiger condities. Nauwelijks het 6a deel van het vrouwelijk bureau-personeel vermag als maximum-in komen zooveel te verdienen, als de mannen daarbij door de bank doen. De nood van het leven is het dusinhoofdzaak, die de vrouwen tot arbeiden drijft: waarbij natuurlijk niet geloochend behoeft te worden, dat ook wel eens een zekere ijdelheid (of een soortgelijk minlouter motief, naast natuurlijk zeer edele dryfveeren) de vrouwen zich econo misch van de mannen doet vrijmaken en voor haar eigen onderhoud doet zorgen. Maar dan zijn die wel zoo handig, de lichtere beroepen uit te kiezen: ze worden boekhoudster, schilderes enz. en daar ze gemeenlijk niet uitsluitend van haar arbeid moeten leven, stellen ze zich ook met een geringer loon tevreden en be derven daarmee weer de markt voor haar meer behoeftige concurrenten. Uit alles laat zich afleiden, dat vooralsnog in deze toestanden geen verandering komen zal: de machine kan door zwakkere handen bediend, de vrouw vergenoegt zich met lagere loonen. Maar niemacd zal durven beweren dat dit, in economischen of hygiënischen zin, een gunatig verschijnsel is. In de eerste plaats toch verdringen ze de mannen, wat meer dan n gevaar in zich bergt; aan den anderen kant wordt de eigenlijke functie der vrouw in 't algemeen, het moederschap, door den fabrieksarbeid wezenlijk benadeeld '2). Maar in elk geval, wanneer de economische verhoudingen eisenen, dat de vrouw zich afslooft bij den arbeid in fabrieken enz., dan is het zaak eener rationeele vrouwenbeweging, het daarheen te leiden, dat dit werk althans onder minder ongunstige omstandigheden ge schiedt, dan nog maar al te zeer het geval is. Gelukkig dat steeds meer vrouwen, oofc in ons land, dit gaan inzien: de extremen buiten beschouwing gelaten. P. 1) In hoofdzaak naar een gelijknamige bij drage van Dr. Julius Reiner in «Deutsche Rundschau für Geographie u. Statistik", 25'. S. 34-37. 2) Wél gaan er van overigens compe tente zijde stemmen tegen op, als zou (in de Noordelijke steden van Engeland) de groote kindersterfte b. v. voor een voornaam deel toegeschreven moeten worden aan den fabrieks arbeid der vrouwen (Mis Flor. J. Greenwood, Sanitary Inspector van Sheifield, op 't jongste Sanitary Congres te Manchester; miss Collet, bij Labuur Department of the Board of Trade), maar dit komt ons ;il te onwaarschijnlijk voor ook al zien we 't groote gevaar van onwetendheid en zorgeloosheid der moeders geenszins over 't hoofd. In elk geval vergelijke men er met deze uitspraak (van Dr. Smithies, in 't 13a jaarverslag van den Medical Officer of Health tor Lancashire (1901) aan den graafschapsraad van Lancashire): >many of the infants are corgenitally weak, this being due very often to the constant employment of the mothers in the mill". Prenttaarten. Ze zijn dan toch gedoopt en hebben daardoor 't burgerrecht ten onzent verkregen, de indringsters! Want ze hebben zich ingedrongen, ze zijn een fsctor in ons bestaan geworden, een gebruik, een mode, een manie! Ik herinner me, vóór jaren, toen ik als kind in Duitschland reisde in dat wonderbare Rijnland, waarheen de meeste Nederlanders hun proefreis maken dat het mij als iets heel bizonders trof, dat men, boven op dec Drachenfels, AnsichUkarten kon konpen. Als ik mij niet vergis, hadden destijds de Duittche bergtoppen het monopolie er van. Leelijk waren ze. stijf van teekening en pri mitief van uitvoering, naïeve kuaat was't, heel iets anders dan de tegenwoordige prentkaarten. Maar . . ze hadden reden van bestaan en, door haar zeldzaamheid, hadden ze eenii>e waarde. Destijds vond men het heel interessant zulk een ge eekenden berggroet te ontvangen. De Bier Karten, onderteekend door een geheel reis- of Kneipp gezelschap waren er nauw aan verwant. Ook zulk een groet, als komende uit velerlei harten (en pennen), had iets eigenaardigs. Maar ... de overstrooming van prentkaarten, die oaze hedendaagsche samenleving teistert? Waar moet dat heen? Er zijn er aardrijkskundige met landen, steden en dorpen; plantkundige met bloemen en boomen; staatkundige met portretten en caricaturen; letterkundige, die de eerste moeten voorstellen en vaak de laatste geven. Dan zijn er dierkundige, volkenkundige, bouwkundige, verder grappige, aardige, banale, grove, fijne, mooie, kleurige en gekleurde, hel en sober getinte, veelzeggende en nietszeggende, sentimenteele en spottende, militaire en civiele afbeeldingen. Branden, watergezichten, luchten en land schappen. Historische en op-to rfate'sche... ik hoef er u niets van te zeggen. Onze geheele maatschappij, wat wy zien, leeren, denken, voelen, bewonderen, verafschu wen ... alles is in prent gebracht. Onze vermaken, onze sport, onze bezigheden... ons geld, onze zwakheden ... alles, alles, alles! En de verste hoekjes onzer aarde en onze grootste en kleinste beroemdheden ... niets is meer veilig voor de indringster... de prentkaart. Ze is tegelijk een ruïne en een groot gemak (vooral dezulke, waar men byn» niets op hoeft te schrijven); ze dient om een beleefdheid te toonen en ook om den zender voor onbeleefd zijn te behoeden. Soms een alleraardigste attentie en soms een soort van amende honorable, een verontschul diging. Ze beeft haar nut... een reisgroet, een geestigheid in beeld, een gebloemden gelukwensch, wie onzer ontvangt ze niet gaarne ? Er is wellicht niets te vinden, dat zoo by' eiken leeftijd past; een kind van 2?3 jaar begint er al smaak in te krijgen ... ik ken een dame, die zich, op haar 75e jaar, nog een album voor prentkaarten heeft aangeschaft. ... Men bereikt er vaak mee, wat noch door een gewone briefkaart, noch door een brief te ver krijgen is, men schenkt een oogenblikje genot, afleiding, men toont zijn goeden wil men compro uitteert er zich niet mee. O I zeker; De prentkaart is (om met de klasgenooten van Woutertje Pieterse te spreken) een schoone zaak, En geeft het menschdom veel vermaak." Maar... Ten eerste is alle overdrijving abnormaal en j als zoodanig at te keuren. Ten tweede wordt er verbazend veel geld aan vermorst, dat nuttiger besteed zou kunnen worden. Ten derde, wakkeren de leelyke en misteekende en dezulke zyn talrijk een negatieven kunstzin aan, die te be reuren valt, en ten vierde en laatste... i vindt de manie te veel navolging in alle standen. Ik weet van kinderen en volwassenen, die gratis verpleging in grsthuizen krijgen, die dus tot de klasse der ni^t-bezitters behooren, en j die n ot meer prentkaarten per dag ontvangen i van dezelfde familieleden, die geen verpleeg- ( kosten voor hen kunnen betalen. Ik weet van dienstmeisjes, die n of twee katoenen japonnen hebben, dus riet voldoende verschot, en die telkens prentkaarten krijgen j en ook versturen. j En dat is mijn groote grief tegen de indringsters, dat ze zich by de dienstboden als een l onmisbaar iets ingedrongen hebben. j Gaat het tegenwoordige dienstmeisje voor een paar dagen naar haar ouders buiten of brengt ze een dagje bij kennissen in een andere plaats door of gaat ze met de familie uit de stad. dan verwachten al haar kameraadjes en buurjes, i dat ze haar een Ansicht, gelijk zij ze noemen, zal sturen. i Verjaart de keukenprinees of werkmeid, men kan er zeker van zyn, dat bijna elke post een paar Ansichten brengt; even zeker kan men er l van zijn, dat zy' elke geïllustreerde beleefdheid ' met een dito contra beleefdheid beantwoordt. Heeft zy een aanbidder (officieel of officieus) dan verwacht zij, dat hy haar minstens twee keer in de week, als poëtisch aandenken van 't samen doorgebrachte avondje, een Ansicht zendt. Van haar vriendinnen en verwanten schijnt i zy' 't zelfde te verlangen. Ten minste, haar album want dit luxe artikel is haar onmisbaar?wordt al heel spoedig gevuld en een van de vaste nummers van haar avond-programma is het bezichtigen harer ver zameling. Ze nood;gt er haar ir.tiemen op uit; zelfs de waschvrouw, die 's Maandags, als ze haar wasch haalt, en 's Zaterdags, als ze die thuisbrengt, in de keuken theedrinkt, wordt er op onthaald. Och, zoo'n onschuldig iets, die prentjes! De menschen moeten toch wat hebben. O l zeker, maar .. . zoo'n album, waarin circa 400 kaarten gaan, vertegenwoordigt toch een bedrag van ? 30 a / 35 l Waarvoor zy dus een ongeveer gelijk bedrag heeft uitgegeven en waarvoor zij een naai machine had kunnen koopen. De prentkaarten-rage begonnen door en voor onze bakviscbjes, wie ik ze gaarne gun heeft op z'n geweten: Dat de dienstmeit-jes tegenwoordig 's avonds, in plaats van kousen te breien en haar goed heel te houden ... plaatjes kijken en dat ze, by' een eventueel huwelyk, in stede van een kastje met kleeren, een naaimachine of een postspaaroankboekje ... een album met An sichten meebrengen l (En mogelyk ook rog een juweelenkistje met nagemaakte bijouterie en een plank vol vaasjes en goedkoope ornamentjes-). En, waar in onze dagen zooveel geschreven, gediscussieerd en gedebatteerd wordt over de eischen van den werkman, vraag ik, als leek, staande buiten de partyen, of de eerste (recht matige) eisch van den Hollandschen werkman niet zou moeten zijn .. . een dcgelyjke huisvrouw l 't Is toch voornamelijk uit den dienstbodenstand, dat de arbeidersvrouwen gerecruteerd worden en hoe kunnen nu zuinige, vlijtige, overleggende huismoeders groeien uit de .Ansich ten-verzamelende, bekykende en verzendende dienstmeisjes ? AU men de hedendaagsche, nuffige, opper vlakkige, opgedirkte deerntjes ziet, met haar gekapte ragebollen ... had ik haast gezegd .. . ik meen, met haar moderne, hooggekuifde, wijd uitstaande kapsels, met haar bebloemde, bepluimde en bestrikte hoeden, met haar zijden blouses en modieuse, hoogst onsoliede, japon netjes, met haar glacéhandschoenen, haar moffen, met haar ornamentjes en prullen, enz. enz., vraagt men zich dan niet met angst af: Wat zullen dat voor vrouwen, voor moeders worden ?" Hoe zullen ze haar man steunen, hoe zullen ze haar kinderen opvoeden ? Wat doen wy voor onze dienstboden ? We richten vakscholen voor ze op, ten einde haar kennis te vermeerderen, ten einde ze, voor ons, geschikter te maken. Zouden wij niet beter doen ze degelijkheid in 't hart te prenten door haar, in dat opzicht, een goed voorbeeld te geven ? Het is onze toenemende weelde in kleeding en in wonirjgversiering, het is onze manie voor prentkaarten, die de treurige verschijnselen, zooeven, vermeld, in de dienstboden-wereld hebben veroorzaakt. Want dienstmeisjes zyn als kinderen; 't goede gaat haar ongemerkt voorbij, doch voor 't ver keerde, 't kwade, 't wufte, hebben ze een gretig oog en een gewilligen navoleings-geest. Verkondig een kind honderd woorden van wysheid en spreek er, by ongeluk, een woordje van dwaasheid of van dubbelzinnige beteekenis bij en wat zal het onthouden ? Niet het brave honderdtal, waarmede ge hoopte zyn verstand te beschaven of zijn ziel te veredelen . .. maar 't ne woordje, dat ge liever ongesproken hadt gelaten. Kleed u een jaar lang stemmig en eenvoudig, heb in uw kamer geen eikel overtollig prul letje, ontvang en verzend alleen de meest gewone briefkaarten ... en uw invloed op uw dienstbode zal nihil zijn; doch tooi u n dag met een fantastisch rood of groen strikje, schaf u een paar nietswaardige vaasjes of beeldjes aan, verzend een half dozijn prentkaarten en ... uw dienstbode volgt u al ht-?l spoedig na. De zaak is dus, dergelijke lutiliteiten te ver mijden, dan zal zy misschien eenige van uw meer degelijke eigenschappen overnemen. In elk geval zult gy u ... zullen wy ons dan niet te verwijten hebben, dat wij haar op een dwaalspoor hebben gebracht. En, zoo de beschaafde vrouw 't voorbeeld in echt oud-Hollandsche degelijkheid geeft, zoo zij haar geld meer zooals vroeger aan de linnen kast, in plaats van aan het pronkkastje besteedt, wie weet zullen de dienstboden dan niet volgen en zullen haar ondegelyke manies van opschik dan niet verdwijnen. Wy kunnen al vast een proef nemen door elkander ernstige, vertrouwelijke, hartelijke brieven te schryven, in plaats van elkander flauwe, banale, gekleurde prentkaarten tezeaden. Den Haag, Maart 1903. THÉRÈSB HOVEN. imillHHIIIIINIIIIHMMIIIIIIIIIIIIIIIM MiiiiHiiiiiiniinintitiiiniiiinittiiiimnitiniiiwHimiiMiiiiiiiiiiiiiHiitii Een laatste geschenk. Gravin Rosa Kaunitz. Alice Gomez, de Indische nachtegaal". *Les demi- Vieilles" van Yvette Gmlbert. Kort voor haar dood bezocht koningin Vic toria een weldadigheids-bazaar, waar dames uit de eerste kringen van Engeland, prachtige handwerken verkochten. De oude koningin toefde peinzend, by een smaakvol vuurscherm van geel satyn, geborduurd met een profusie violettes de Parme. Viooltjes i de bloem der Bonapartes. Zy dacht aan haar vriendin Eugénie, ex-keizerin van Frankrijk. Dit vuurscherm, versierd met bddr bloemen is voor bddr. Toen richtte de koningin zich tot de ver koopster, en verzocht, het scherm uit naam der koningin, aan keizerin Eugénie te zenden. Nauwelyks was Eugénie in het bezit van het geschenk, toen de treurige tijding haar bereikte, dat Engeland's koningin, een der trouwste harten, dat ooit voor de zwaarbeproefde fransche vorstin geklopt had, in eeuwige rust tot stilstand was gebracht. * * * De voorjaarsgave aan de leden van het »Goethe- Gesellschaft" is aangekomen. Uit een der geschenken »Briefe mit Erlauternngen1', l Theil, door August Sauer uitgegeven, leeren wy o. a. de betrekkingen kennen, die Goethe met drie Oostenryksche dames, gravin Rosa Kaunitz, Leopoldine von Grusdorf en Therese von Eissl (schilderes) aanknoopte, of, juister gezegd, die tig met den Weimarschen «Ladykiller'' onderhielden. Het aantal vrouwen, die Goethe in de wolken verhieven, breidt zich by het bekerd worden zyner briefwisseling, steeds meer uit. Genoemde drie dames deelden niet het voorrecht van vele zy'cer aanbidsters, die zich mochten ver heugen, in persoonlijken omgang met den dich ter, hetzy te Töplitz of te Karlsbad en die genoten van zy'ne gesprekken, komedie-voor stellingen of voorlezingen Haar aar deel in de fervente bewondering, bepaalde zich tot het schryven en ontvangen van brieven. Nooit zagen zy Goethe anders dan in portret-afbeeldingen. Veilig voor haar gemoedrust! wart, waar by kwam, was de overwinning onbetwist aan zy'ne zyde I Geprikkeld door den glans van zijn naam en de zoete betoovering zyner werken, hebben zy zich tot hem gewend uit de verte l Rosa Kaunitz liet hem in den herfst van 1825 zyn beeldtenis toekomen in kunstnaaldwerk. Met groote toewijding zette zy zich aan haar priegel-arbeid (petit point) en tooverde in zachte tinten Goethe's buste op het stramien. Over dit werk, schreef zy aan een harer vrienden : «Het is jammer, dat de hoog ver eerde man het portret niet op de linkerzijde kan zien; de moeilijkheden van den arbeid, ?zouden hem duidelijker in 't oog vallen. Alleen de oogen met wimpers bestaan elk uit drieen-twintig steken en men ziet er nauwelijks een paar. Ik heb nu nieuwe steken uitgevon den, die ik de onzichtbare noem, en die tóch schaduw werpen. Ondanks deze omschrijving, zult gy' my toch ... verwensenen !, dat ik het waag, den scherpzinnigsten kenner van het schoone, my'n simpelen arbeid toe-te-zenden. Op dat punt echter ben ik, zonder zélf-ver heffing, tamelyk gerust. Deze kunst is zoo cht-vrouwelyk, dat de manly'kste van alle mannen, my'n streven om de ondankbaarste aller kunsten; te verheffen, niet zal misauiden." Door bemiddeling van den letterkundige W. A. Gerle van Praag, werd Goethe het kun,tnaaldwerk toegezonden. In zeer vleiende be woordingen betuigde de dichter zyn ingeno menheid met het werk van Rosa Kaunitz. Wie aan mevrouw Webb, Alice Gomaz, zou zeggen, dat het pad eener kunstenares, over doornen en distels leidt, naar het vurig begeerde succes, zon in haar raven-zwarte, zachtzinnige oogen niet anders ten antwoord lezen, dan opperste verbazing. Geen doorctje heeft haar geschramd, geen enkele teleurstelling was haar deel. Welk een Zondagskind ! Zij werd te Cal cutta geboren. Haar zeldzame muzikale aanleg dankt zy aan haar afstamming, een zeer ge lukkig mengsel, waarin Spaansch, Portngeesch, Engelseh, Armenisch en Aziatisch bloed vloeit. Nog met de kinderschoentjes aan haar sierly'ke, vlugge voetjes, kwam zy in Londen, om opgeleid te worden voor den zang Met haar eersten leermeester Webb, trad zy later in den echt. Zij debuteerde als zangeres in Kensington Town Hall. Haar eerste optreden was een schitterende overwinning. Aan de bravo's kwam geen einde. Zonder aarzeling, zonder aanstellery, dood-eenvoudig, maar vol komen zeker zooals de vogels in de boomen, kweelt zy' hiar liederen in de concertzaal. Onverpoosd bly'ft het publiek haar huldigen. Haar bijnaam van Indische nachtegaal" draagt zy' met eere. Yvette Guilbert, de bekende liederen-zegster en zingster, heeft een roman geschreven, »les demi-Vieilles" die in een ommezientje was uitverkocht. Yvette, vertelt de schry'nende ge schiedenis, van de ontwakende en steeds in kracht toenemende liefde, eener veertigjarige tooneelspeelster, voor een veel jongeren auteur. Het fel uitslaan van haar smeulenden harts tocht, wanneer zy gepijnigd wordt, door de kilheid van zyn gedrag jegens haar, is met gevoel en waarheid geteekend. Talloos veel planken- en coulisBen-bizonderaeden, waarin het publiek even wellustig snuffelt en lief hebbert, als een antiquaar in kunstvoorwerpen uit lang vervlogen tijden. In Parys zegt »men" dat Yvette niet de auteur is van het boek. Voor het schryven had zy haar menschen, allerlei namen worden ge noemd, zy leverde het materiaal. .. Die Paryzenaars weten ook altyd wat l En als zy niets weten, dan verzinnen zy wat. A la Gyp, die een zenuwachtig-booze mama, die haar dochter presenteert, na het eerste bezoek, weer gezeten in haar coupé, doet zeggen: »Kicd ! zit niet zoo uilig te kyken, en wat ik je bidden mag, speel niet stommetje, vertel wat, en als je niets weet, verzin dan maar wat" . . . De coupéhoudt stil voor het tweede huis, waar de dames een bezoek brengen. Het dochtertje vertelt dat de coupéis omgevallen, koetsier en paard dood zyn en de palfrenier zwaar gewond is ... Tableau ! CAPEJCE. Appelschotel met koekjes. Benoodigdheden : 12 zure appelen, 75 gr. suiker, Va theelepel kaneel, i/2 geraspte citroenscbil, % dL. rum, 10 theelepels frambozengelei, 65 gr. boter, 65 gr. biscuits, 65 gr. bitterkoekjes, i/4 L. room of melk, 4 eierdooiers of 2 eierdooiers en 10 gr. maizena met 25 gr. suiker. Bereiding: Schil de appelen ; boor ze uit en kook ze voorzichtig gaar. Vul de opening met een mengsel, gemaakt van suiker, kaneel, citroenschil en rum. De appelen worden naast elkaar in een vuurvasten schotel geplaatst en de tusscbenruimten opgevuld met de biscuits, de marmelade en een stukje boter. Over dit alles stort men saus gemaakt van de eierdooiers, de suiker, de maizena en de melk of room. Het geheel wordt bestrooid met de fijngemaakte bitterkoekjes.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl