Historisch Archief 1877-1940
No. 1344
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
l O dubb. Capsules
«oor koppe"
DAMEjS.
De TOwemiüaestie in het M fier
statistiek1).
Nog vaak hoort men de bewering, als zou
het relatief grooter aantal vrouwen een der
hoofdoorzaken zyn van het maatschappelijk
verschijnsel, dat steeds meer leden der zwakke
kunne gedwongen zich zien, voor haar eigen
onderhoud te zorgen. Hoe meer vrouwen toch,
aldus redeneert men, hoe meer er zullen blyven
»iitten" en ie moeten toch eten.
Nu is het een feit, dat in zekere landen
yan Europa de mannen numeriek in de min
derheid zijn: de statistiek toont bet onloochen
baar aan. Maar niet minder blijkt uit de
statistiek, en dat zullen we trachten aan te
toon en, dat er tnsschen beide genoemde ver
schijnselen geen noodzakelijke samenhang be
staat; ten overvloede zij opgemerkt, dat ook
getrouwde vrouwen haar brood door allerlei
arbeid trachten te verdienen en wel in toe
nemende mate.
Volgens Qeorg v. Mayr's standaardwerk
«Statistik und Gesellschaftslehre" telt men
tegen 1000 mannelijke personen in Europa
TellingsLanden. jaar.
in Dnitschland. . 1890 1040 vrouwen
Oostenrijk . . 1890 1044
Zwitserland. 1888 1057
Nederland . .1889 1024
BelgiS . . . 1890 1005
Denemarken . 1890 1051
Zweden . . . 1890 1056
Noorwegen . . 1891 1092
Gr. Britt. en lerl. 1891 1060
Frankrijk . . . 1891 1007
Verder wordt dikwijls als een tweede factor
van vrouwenarbeid genoemd de bestaande
verhouding tusschen de gehuwde en ongehuwde
vrouwen. Maar ook deze verklaring dunkt ons
niet steekhoudend.
Op 100 vrouwelijke personen van 40 jaar
en ouder zijn ongehuwd, in
Dnitschland 10.7 België175
Oostenrijk 156 Nederland 13.6
Frankrijk 127 Zwitserland 183
Gr. Britt en lerl. 14.0
Een vergelijking van de beide gegeven ta
bellen doet dadelijk in 't oog springen het
feit, dat een veel grooter percentage der
vrouwen ongehuwd blijft, dan noodzakelijk zou
zijn met het oog er kei op het numerieke'
overwicht der vrouwen. De oorzaak kan niet
wezen een gebrek aan mannen: de grond
ligt elders, en wel op economisch gtbitd. Trek
ken we binnen den kring onzer beschouwing
een andere statistiek nog, dan zal ons dit des
te klaarder worden.
Geheele bevolking.
TellingsLanden. jaar. Mannen. Vrouwen.
Vereen, Staten.. 1890 82.067.880 30.554.470
Engel, en Wales 1891 14.052.901 14.949.624
rankrijk 1891 18.932.354 19.201.031
Duitschland 1895 25.409.191 26.361.123
Oostenrijk 1890 11.689.129 12.206.284
Van 100 verrichten
arbeid.
Mannen. Vrouwen.
Vereenigde Staten 1890 58.69 12.81
Engeland en Wales... 1891 63.20 2687
Frankrijk 1891 58.82 27.03
Duitschland 1895 57.19 2494
Oostenrijk 1890 66.56 51.16
Duidelijk blijkt nu, dat het surplus der
vrouwen in 't geheel geen reden zyn kan voor
den steeds-groeienden vrouwenarbeid. In Oos
tenrijk b. v. bedraagt dit surplus 44 per duizend,
en daartegenover is het percentage van den
arbeid door vrouwen 51.16: van alle 100
vrouwen verichten dus daar meer dan de helft
loonend werk. In Duitschland is 't surplus 40
per duizend, bedoeld percentage 2494, dus
hoogstens een vierde deel. Ook kan de statis
tiek der ongehuwden hier geen licht brengen,
al is daarbij het verschil niet zoo geweldig
groot.
Uit de nu volgende cijfers ia op te maken,
dat het aandeel der gehuwde vrouwen in dezen
tamelijk belangrijk is, en dat alweer het enkele
surplus aan vrouwen (resp. ongehuwde-), de
vrouwenbeweging, voor zooverre deze zich af
speelt in het bedrijfsleven, al evenmin ver
klaren kan.
Op 100 werkenden in burgerlijke beroepen
komen getrouwde vrouwen, in
Duitschland. . . . 1502
Oostenrijk .... 36 22
Vereenigde Staten . 892
Terwyl dus in Oostenrijk op 100 vrouwelijke
personen 156 ongehuwd blijven, zyn op de
5116 aan allerlei arbeid deelnemende vrouwen
36 22 gehuwd, dus meer dan het dubbele der
niet-gehuwden. Analoog is de verhouding in
de andere staten: waaruit nu met groote ge
wiebeld een andere factor is af te leiden.
In de landen, waar de economische toestan
den, waaronder de kleine burgers en werklieden
leven, drukkend zyn, in die landen is ook de
gehuwde vrouw gedwongen door loonenden
arbeid mee in de behoeften des gezins te
helpen voorzien, terwijl om dezelfde reden
ook de ongehuwde vrouwen naar werk moeten
zoeken: ze worden immers door haar ver
wanten niet voldoende of ganschelyk niet
onderhouden. En deze omstandigheid heeft
tevens invloed op het cijfer der niet-getrouwden.
Hoe slechter de economische toestanden, hoe
grooter n dit aantal n 't deelnemen van 't
vrouwelijk geslacht tüherhaupt" bij den be
roepsarbeid. Wat kan blaken uit tabel l en 2.
Gaan we nu na de voornaamste takken van
bedrijf, waarbij we Trouwen aantreffen:
Landbouw enz. Nijverheid.
Tellings- Op i 00 werkers zijn:
Landen. jaar. Mann. Vr. Mann. Vr.
Duitachland. .. 1895 57.57 42.43 83.35 16.65
Oostenrijk 1890 34.95 65.05 72.69 2?.31
Frankrijk 1896 71.97 28.03 65.42 34.58
Engel, en Waies 1891 96.82 3.18 72.81 27.19
Vereen. Staten. 1890 86.43 13.57 77.83 22.17
Handel en verk. Dienstbarcn.
Telliags- Op 100 werkers zijn :
Landen. jaar. Mann. Vr. Mann. Vi1.
Duitschland.... 1895 70.40 29.60 1.89 98.11
Oostenrijk 1890 76.16 23.84 6.99 93.01
Frankrijk 1896 69.90 30.10 23.19 76.81
Engel, en Wales 1891 98.07 1.93 4.06 95.94
Vereen. Staten. 1890 92.72 7.28 15.50 84.50
Zooals dadelijk opvalt, is de vrouwenarbeid
't veelvuldigst bij den landbouw en den
huiselijken dienst, beroepen, die geen bijzondere
voorbereiding vergen (althans nog nietl) en
waarbij de loonen relatief ook lager zijn, dan
bij de anderen. Maar toch treedt het laatst
genoemd verschijnsel ook hier op, en overal,
waar de vrouw een plaatsje zich verovert, wordt
de se zege vergezeld door een daling der loonen,
waardoor op zijn beurt weer de mannelyke
arbeiders geschaad worden, al blijft het verschil
in loonstandaard van man en vrouw belangrijk
groot.
Men oordeele:
Gr. Britt.
Mann. Vr.
Shillings.
Gemiddeld hoogste weekloon 1136 4.10
> laagste » 472 227
t » 826 337
't Zijn Sydney en Beatrice Webb (Problems
of modern Industry, 1898), die dit staatje
geven, opgemaakt uit gegevens over 110 fa
brieken met meer dan 17,000 arbeiders.
Het naaste gevolg van deze lage loonen voor
de vrouwen is nu, dat ze zich op 't «tuk der
levensbehoeften moeten bekrimpen, en dit weer
is oorzaak, dat ziekelijkheid, verlies van
krachten enz. ontstaan, die zich, helaas l niet
beperken tot de werksters zelf, maar ook een
fuoesten invloed uitoefenen op de nakome
lingschap.
Hoe een alleenstaande Berlynsche huis
werkster leeft, het blijkt uit het boek van
Genrud Dyhrenfurth »Die hausindustriellen
Arbeiterinnen in den Berliner Blnsen-,
Unterrock-, Scbürzen- und Trikotfabrikation",
waaruit het volgende voorbeeld is ontleend.
De wekelijksche verdiensten bedroegen 7 Mk.
Daarvan moeten bestreden worden de uitgaven
voor: kamerhuur (eig. kookplaats. met een
ander gedeeld) Mk. l 50, vuur 0.30, spiritus
om te koken 0.20, petroleum O 30, waachO 15,
meel, groente enz. 0.70, aardappelen 015,
brood 100, melk 0.35, zout 0.10, koffie 040,
boter 0.50, vet 038, lidmaatschap fonds 0.22,
totaal 625 Mk.
Voor andere uitgaven, bijv. kleeiing, bleven
per week slechts 75 pf., d. i. 45 cent.
Is 't wonder, dat hier de proatitutie het
lichtst haar slachtoffers vindt ? Wie d dar staan
blijft in de verleiding hoeden af, mijne
heeren I
Een ander beeld nog, eveneens uit Duitsch
land. Daar treft men nog onderwijzeressen aan,
die jaarlijks 450 Mk. verdienen, waarvan ze
niet alleen moeten leven, maar zich ook be
hoor ly k dienen te kleeden.
De vrouwelijke ambtenaren bij handel enz.
verkeeren al in geen gunstiger condities.
Nauwelijks het 6a deel van het vrouwelijk
bureau-personeel vermag als maximum-in
komen zooveel te verdienen, als de mannen
daarbij door de bank doen.
De nood van het leven is het
dusinhoofdzaak, die de vrouwen tot arbeiden drijft: waarbij
natuurlijk niet geloochend behoeft te worden,
dat ook wel eens een zekere ijdelheid (of een
soortgelijk minlouter motief, naast natuurlijk
zeer edele dryfveeren) de vrouwen zich econo
misch van de mannen doet vrijmaken en voor
haar eigen onderhoud doet zorgen. Maar dan zijn
die wel zoo handig, de lichtere beroepen uit te
kiezen: ze worden boekhoudster, schilderes
enz. en daar ze gemeenlijk niet uitsluitend
van haar arbeid moeten leven, stellen ze zich
ook met een geringer loon tevreden en be
derven daarmee weer de markt voor haar meer
behoeftige concurrenten.
Uit alles laat zich afleiden, dat vooralsnog
in deze toestanden geen verandering komen
zal: de machine kan door zwakkere handen
bediend, de vrouw vergenoegt zich met lagere
loonen. Maar niemacd zal durven beweren
dat dit, in economischen of hygiënischen zin,
een gunatig verschijnsel is. In de eerste plaats
toch verdringen ze de mannen, wat meer dan
n gevaar in zich bergt; aan den anderen
kant wordt de eigenlijke functie der vrouw
in 't algemeen, het moederschap, door den
fabrieksarbeid wezenlijk benadeeld '2).
Maar in elk geval, wanneer de economische
verhoudingen eisenen, dat de vrouw zich
afslooft bij den arbeid in fabrieken enz., dan
is het zaak eener rationeele vrouwenbeweging,
het daarheen te leiden, dat dit werk althans
onder minder ongunstige omstandigheden ge
schiedt, dan nog maar al te zeer het geval is.
Gelukkig dat steeds meer vrouwen, oofc in ons
land, dit gaan inzien: de extremen buiten
beschouwing gelaten.
P.
1) In hoofdzaak naar een gelijknamige bij
drage van Dr. Julius Reiner in «Deutsche
Rundschau für Geographie u. Statistik", 25'.
S. 34-37.
2) Wél gaan er van overigens compe
tente zijde stemmen tegen op, als zou (in
de Noordelijke steden van Engeland) de groote
kindersterfte b. v. voor een voornaam deel
toegeschreven moeten worden aan den fabrieks
arbeid der vrouwen (Mis Flor. J. Greenwood,
Sanitary Inspector van Sheifield, op 't jongste
Sanitary Congres te Manchester; miss Collet,
bij Labuur Department of the Board of Trade),
maar dit komt ons ;il te onwaarschijnlijk voor
ook al zien we 't groote gevaar van onwetendheid
en zorgeloosheid der moeders geenszins over
't hoofd. In elk geval vergelijke men er
met deze uitspraak (van Dr. Smithies, in
't 13a jaarverslag van den Medical Officer of
Health tor Lancashire (1901) aan den
graafschapsraad van Lancashire): >many of the
infants are corgenitally weak, this being due
very often to the constant employment of the
mothers in the mill".
Prenttaarten.
Ze zijn dan toch gedoopt en hebben daardoor
't burgerrecht ten onzent verkregen, de
indringsters! Want ze hebben zich ingedrongen,
ze zijn een fsctor in ons bestaan geworden,
een gebruik, een mode, een manie!
Ik herinner me, vóór jaren, toen ik als kind
in Duitschland reisde in dat wonderbare
Rijnland, waarheen de meeste Nederlanders hun
proefreis maken dat het mij als iets heel
bizonders trof, dat men, boven op dec
Drachenfels, AnsichUkarten kon konpen.
Als ik mij niet vergis, hadden destijds de
Duittche bergtoppen het monopolie er van.
Leelijk waren ze. stijf van teekening en pri
mitief van uitvoering, naïeve kuaat was't, heel
iets anders dan de tegenwoordige prentkaarten.
Maar . . ze hadden reden van bestaan en, door
haar zeldzaamheid, hadden ze eenii>e waarde.
Destijds vond men het heel interessant zulk
een ge eekenden berggroet te ontvangen.
De Bier Karten, onderteekend door een geheel
reis- of Kneipp gezelschap waren er nauw aan
verwant.
Ook zulk een groet, als komende uit velerlei
harten (en pennen), had iets eigenaardigs.
Maar ... de overstrooming van prentkaarten,
die oaze hedendaagsche samenleving teistert?
Waar moet dat heen?
Er zijn er aardrijkskundige met landen, steden
en dorpen; plantkundige met bloemen en
boomen; staatkundige met portretten en
caricaturen; letterkundige, die de eerste moeten
voorstellen en vaak de laatste geven. Dan zijn
er dierkundige, volkenkundige, bouwkundige,
verder grappige, aardige, banale, grove, fijne,
mooie, kleurige en gekleurde, hel en sober
getinte, veelzeggende en nietszeggende,
sentimenteele en spottende, militaire en civiele
afbeeldingen.
Branden, watergezichten, luchten en land
schappen.
Historische en op-to rfate'sche... ik hoef er
u niets van te zeggen.
Onze geheele maatschappij, wat wy zien,
leeren, denken, voelen, bewonderen, verafschu
wen ... alles is in prent gebracht.
Onze vermaken, onze sport, onze bezigheden...
ons geld, onze zwakheden ... alles, alles, alles!
En de verste hoekjes onzer aarde en onze
grootste en kleinste beroemdheden ... niets is
meer veilig voor de indringster... de
prentkaart.
Ze is tegelijk een ruïne en een groot gemak
(vooral dezulke, waar men byn» niets op hoeft
te schrijven); ze dient om een beleefdheid te
toonen en ook om den zender voor onbeleefd
zijn te behoeden.
Soms een alleraardigste attentie en soms een
soort van amende honorable, een verontschul
diging.
Ze beeft haar nut... een reisgroet, een
geestigheid in beeld, een gebloemden
gelukwensch, wie onzer ontvangt ze niet gaarne ?
Er is wellicht niets te vinden, dat zoo by'
eiken leeftijd past; een kind van 2?3 jaar
begint er al smaak in te krijgen ... ik ken
een dame, die zich, op haar 75e jaar, nog een
album voor prentkaarten heeft aangeschaft. ...
Men bereikt er vaak mee, wat noch door een
gewone briefkaart, noch door een brief te ver
krijgen is, men schenkt een oogenblikje genot,
afleiding, men toont zijn goeden wil men
compro uitteert er zich niet mee.
O I zeker;
De prentkaart is (om met de klasgenooten van
Woutertje Pieterse te spreken) een schoone zaak,
En geeft het menschdom veel vermaak."
Maar...
Ten eerste is alle overdrijving abnormaal en j
als zoodanig at te keuren. Ten tweede wordt er
verbazend veel geld aan vermorst, dat nuttiger
besteed zou kunnen worden. Ten derde, wakkeren
de leelyke en misteekende en dezulke zyn
talrijk een negatieven kunstzin aan, die te
be reuren valt, en ten vierde en laatste... i
vindt de manie te veel navolging in alle standen.
Ik weet van kinderen en volwassenen, die
gratis verpleging in grsthuizen krijgen, die dus
tot de klasse der ni^t-bezitters behooren, en j
die n ot meer prentkaarten per dag ontvangen i
van dezelfde familieleden, die geen verpleeg- (
kosten voor hen kunnen betalen.
Ik weet van dienstmeisjes, die n of twee
katoenen japonnen hebben, dus riet voldoende
verschot, en die telkens prentkaarten krijgen j
en ook versturen. j
En dat is mijn groote grief tegen de
indringsters, dat ze zich by de dienstboden als een l
onmisbaar iets ingedrongen hebben. j
Gaat het tegenwoordige dienstmeisje voor een
paar dagen naar haar ouders buiten of brengt
ze een dagje bij kennissen in een andere plaats
door of gaat ze met de familie uit de stad. dan
verwachten al haar kameraadjes en buurjes, i
dat ze haar een Ansicht, gelijk zij ze noemen,
zal sturen. i
Verjaart de keukenprinees of werkmeid, men
kan er zeker van zyn, dat bijna elke post een
paar Ansichten brengt; even zeker kan men er l
van zijn, dat zy' elke geïllustreerde beleefdheid '
met een dito contra beleefdheid beantwoordt.
Heeft zy een aanbidder (officieel of officieus)
dan verwacht zij, dat hy haar minstens twee
keer in de week, als poëtisch aandenken van 't
samen doorgebrachte avondje, een Ansicht zendt.
Van haar vriendinnen en verwanten schijnt i
zy' 't zelfde te verlangen.
Ten minste, haar album want dit luxe
artikel is haar onmisbaar?wordt al heel spoedig
gevuld en een van de vaste nummers van haar
avond-programma is het bezichtigen harer ver
zameling. Ze nood;gt er haar ir.tiemen op uit;
zelfs de waschvrouw, die 's Maandags, als ze
haar wasch haalt, en 's Zaterdags, als ze die
thuisbrengt, in de keuken theedrinkt, wordt er
op onthaald.
Och, zoo'n onschuldig iets, die prentjes!
De menschen moeten toch wat hebben.
O l zeker, maar .. . zoo'n album, waarin circa
400 kaarten gaan, vertegenwoordigt toch een
bedrag van ? 30 a / 35 l
Waarvoor zy dus een ongeveer gelijk bedrag
heeft uitgegeven en waarvoor zij een naai
machine had kunnen koopen.
De prentkaarten-rage begonnen door en
voor onze bakviscbjes, wie ik ze gaarne gun
heeft op z'n geweten:
Dat de dienstmeit-jes tegenwoordig 's avonds,
in plaats van kousen te breien en haar goed
heel te houden ... plaatjes kijken en dat ze,
by' een eventueel huwelyk, in stede van een
kastje met kleeren, een naaimachine of een
postspaaroankboekje ... een album met An
sichten meebrengen l (En mogelyk ook rog een
juweelenkistje met nagemaakte bijouterie en een
plank vol vaasjes en goedkoope ornamentjes-).
En, waar in onze dagen zooveel geschreven,
gediscussieerd en gedebatteerd wordt over de
eischen van den werkman, vraag ik, als leek,
staande buiten de partyen, of de eerste (recht
matige) eisch van den Hollandschen werkman
niet zou moeten zijn .. . een dcgelyjke huisvrouw l
't Is toch voornamelijk uit den
dienstbodenstand, dat de arbeidersvrouwen gerecruteerd
worden en hoe kunnen nu zuinige, vlijtige,
overleggende huismoeders groeien uit de .Ansich
ten-verzamelende, bekykende en verzendende
dienstmeisjes ?
AU men de hedendaagsche, nuffige, opper
vlakkige, opgedirkte deerntjes ziet, met haar
gekapte ragebollen ... had ik haast gezegd .. .
ik meen, met haar moderne, hooggekuifde, wijd
uitstaande kapsels, met haar bebloemde,
bepluimde en bestrikte hoeden, met haar zijden
blouses en modieuse, hoogst onsoliede, japon
netjes, met haar glacéhandschoenen, haar
moffen, met haar ornamentjes en prullen, enz.
enz., vraagt men zich dan niet met angst af:
Wat zullen dat voor vrouwen, voor moeders
worden ?"
Hoe zullen ze haar man steunen, hoe zullen
ze haar kinderen opvoeden ?
Wat doen wy voor onze dienstboden ?
We richten vakscholen voor ze op, ten einde
haar kennis te vermeerderen, ten einde ze,
voor ons, geschikter te maken.
Zouden wij niet beter doen ze degelijkheid
in 't hart te prenten door haar, in dat opzicht,
een goed voorbeeld te geven ?
Het is onze toenemende weelde in kleeding
en in wonirjgversiering, het is onze manie voor
prentkaarten, die de treurige verschijnselen,
zooeven, vermeld, in de dienstboden-wereld
hebben veroorzaakt.
Want dienstmeisjes zyn als kinderen; 't goede
gaat haar ongemerkt voorbij, doch voor 't ver
keerde, 't kwade, 't wufte, hebben ze een gretig
oog en een gewilligen navoleings-geest.
Verkondig een kind honderd woorden van
wysheid en spreek er, by ongeluk, een woordje
van dwaasheid of van dubbelzinnige beteekenis
bij en wat zal het onthouden ? Niet het brave
honderdtal, waarmede ge hoopte zyn verstand
te beschaven of zijn ziel te veredelen . .. maar
't ne woordje, dat ge liever ongesproken hadt
gelaten.
Kleed u een jaar lang stemmig en eenvoudig,
heb in uw kamer geen eikel overtollig prul
letje, ontvang en verzend alleen de meest
gewone briefkaarten ... en uw invloed op uw
dienstbode zal nihil zijn; doch tooi u n dag
met een fantastisch rood of groen strikje, schaf
u een paar nietswaardige vaasjes of beeldjes
aan, verzend een half dozijn prentkaarten en ...
uw dienstbode volgt u al ht-?l spoedig na.
De zaak is dus, dergelijke lutiliteiten te ver
mijden, dan zal zy misschien eenige van uw
meer degelijke eigenschappen overnemen.
In elk geval zult gy u ... zullen wy ons dan
niet te verwijten hebben, dat wij haar op een
dwaalspoor hebben gebracht.
En, zoo de beschaafde vrouw 't voorbeeld in
echt oud-Hollandsche degelijkheid geeft, zoo
zij haar geld meer zooals vroeger aan de linnen
kast, in plaats van aan het pronkkastje besteedt,
wie weet zullen de dienstboden dan niet volgen
en zullen haar ondegelyke manies van opschik
dan niet verdwijnen.
Wy kunnen al vast een proef nemen door
elkander ernstige, vertrouwelijke, hartelijke
brieven te schryven, in plaats van elkander
flauwe, banale, gekleurde prentkaarten tezeaden.
Den Haag,
Maart 1903.
THÉRÈSB HOVEN.
imillHHIIIIINIIIIHMMIIIIIIIIIIIIIIIM
MiiiiHiiiiiiniinintitiiiniiiinittiiiimnitiniiiwHimiiMiiiiiiiiiiiiiHiitii
Een laatste geschenk. Gravin Rosa
Kaunitz. Alice Gomez, de Indische
nachtegaal". *Les demi- Vieilles" van
Yvette Gmlbert.
Kort voor haar dood bezocht koningin Vic
toria een weldadigheids-bazaar, waar dames
uit de eerste kringen van Engeland, prachtige
handwerken verkochten. De oude koningin
toefde peinzend, by een smaakvol vuurscherm
van geel satyn, geborduurd met een profusie
violettes de Parme. Viooltjes i de bloem der
Bonapartes. Zy dacht aan haar vriendin Eugénie,
ex-keizerin van Frankrijk. Dit vuurscherm,
versierd met bddr bloemen is voor bddr.
Toen richtte de koningin zich tot de ver
koopster, en verzocht, het scherm uit naam
der koningin, aan keizerin Eugénie te zenden.
Nauwelyks was Eugénie in het bezit van
het geschenk, toen de treurige tijding haar
bereikte, dat Engeland's koningin, een der
trouwste harten, dat ooit voor de zwaarbeproefde
fransche vorstin geklopt had, in eeuwige rust
tot stilstand was gebracht.
* *
*
De voorjaarsgave aan de leden van het
»Goethe- Gesellschaft" is aangekomen. Uit een
der geschenken »Briefe mit Erlauternngen1',
l Theil, door August Sauer uitgegeven, leeren
wy o. a. de betrekkingen kennen, die Goethe
met drie Oostenryksche dames, gravin Rosa
Kaunitz, Leopoldine von Grusdorf en Therese
von Eissl (schilderes) aanknoopte, of, juister
gezegd, die tig met den Weimarschen
«Ladykiller'' onderhielden.
Het aantal vrouwen, die Goethe in de wolken
verhieven, breidt zich by het bekerd worden
zyner briefwisseling, steeds meer uit. Genoemde
drie dames deelden niet het voorrecht van
vele zy'cer aanbidsters, die zich mochten ver
heugen, in persoonlijken omgang met den dich
ter, hetzy te Töplitz of te Karlsbad en die
genoten van zy'ne gesprekken, komedie-voor
stellingen of voorlezingen Haar aar deel in
de fervente bewondering, bepaalde zich tot het
schryven en ontvangen van brieven. Nooit zagen
zy Goethe anders dan in portret-afbeeldingen.
Veilig voor haar gemoedrust! wart, waar by
kwam, was de overwinning onbetwist aan zy'ne
zyde I Geprikkeld door den glans van zijn
naam en de zoete betoovering zyner werken,
hebben zy zich tot hem gewend uit de verte l
Rosa Kaunitz liet hem in den herfst van
1825 zyn beeldtenis toekomen in
kunstnaaldwerk. Met groote toewijding zette zy zich aan
haar priegel-arbeid (petit point) en tooverde
in zachte tinten Goethe's buste op het stramien.
Over dit werk, schreef zy aan een harer
vrienden : «Het is jammer, dat de hoog ver
eerde man het portret niet op de linkerzijde
kan zien; de moeilijkheden van den arbeid,
?zouden hem duidelijker in 't oog vallen. Alleen
de oogen met wimpers bestaan elk uit
drieen-twintig steken en men ziet er nauwelijks
een paar. Ik heb nu nieuwe steken uitgevon
den, die ik de onzichtbare noem, en die tóch
schaduw werpen. Ondanks deze omschrijving,
zult gy' my toch ... verwensenen !, dat ik het
waag, den scherpzinnigsten kenner van het
schoone, my'n simpelen arbeid toe-te-zenden.
Op dat punt echter ben ik, zonder zélf-ver
heffing, tamelyk gerust. Deze kunst is zoo
cht-vrouwelyk, dat de manly'kste van alle
mannen, my'n streven om de ondankbaarste
aller kunsten; te verheffen, niet zal
misauiden."
Door bemiddeling van den letterkundige W.
A. Gerle van Praag, werd Goethe het
kun,tnaaldwerk toegezonden. In zeer vleiende be
woordingen betuigde de dichter zyn ingeno
menheid met het werk van Rosa Kaunitz.
Wie aan mevrouw Webb, Alice Gomaz, zou
zeggen, dat het pad eener kunstenares, over
doornen en distels leidt, naar het vurig begeerde
succes, zon in haar raven-zwarte, zachtzinnige
oogen niet anders ten antwoord lezen, dan
opperste verbazing. Geen doorctje heeft haar
geschramd, geen enkele teleurstelling was haar
deel. Welk een Zondagskind ! Zij werd te Cal
cutta geboren. Haar zeldzame muzikale aanleg
dankt zy aan haar afstamming, een zeer ge
lukkig mengsel, waarin Spaansch, Portngeesch,
Engelseh, Armenisch en Aziatisch bloed
vloeit. Nog met de kinderschoentjes aan haar
sierly'ke, vlugge voetjes, kwam zy in Londen,
om opgeleid te worden voor den zang Met
haar eersten leermeester Webb, trad zy later
in den echt. Zij debuteerde als zangeres in
Kensington Town Hall. Haar eerste optreden
was een schitterende overwinning. Aan de
bravo's kwam geen einde. Zonder aarzeling,
zonder aanstellery, dood-eenvoudig, maar vol
komen zeker zooals de vogels in de boomen,
kweelt zy' hiar liederen in de concertzaal.
Onverpoosd bly'ft het publiek haar huldigen.
Haar bijnaam van Indische nachtegaal" draagt
zy' met eere.
Yvette Guilbert, de bekende liederen-zegster
en zingster, heeft een roman geschreven, »les
demi-Vieilles" die in een ommezientje was
uitverkocht. Yvette, vertelt de schry'nende ge
schiedenis, van de ontwakende en steeds in
kracht toenemende liefde, eener veertigjarige
tooneelspeelster, voor een veel jongeren auteur.
Het fel uitslaan van haar smeulenden harts
tocht, wanneer zy gepijnigd wordt, door de
kilheid van zyn gedrag jegens haar, is met
gevoel en waarheid geteekend. Talloos veel
planken- en coulisBen-bizonderaeden, waarin
het publiek even wellustig snuffelt en lief
hebbert, als een antiquaar in kunstvoorwerpen
uit lang vervlogen tijden.
In Parys zegt »men" dat Yvette niet de auteur
is van het boek. Voor het schryven had zy
haar menschen, allerlei namen worden ge
noemd, zy leverde het materiaal. .. Die
Paryzenaars weten ook altyd wat l En als zy
niets weten, dan verzinnen zy wat. A la Gyp,
die een zenuwachtig-booze mama, die haar
dochter presenteert, na het eerste bezoek, weer
gezeten in haar coupé, doet zeggen: »Kicd ! zit
niet zoo uilig te kyken, en wat ik je bidden
mag, speel niet stommetje, vertel wat, en als je
niets weet, verzin dan maar wat" . . .
De coupéhoudt stil voor het tweede huis,
waar de dames een bezoek brengen. Het
dochtertje vertelt dat de coupéis omgevallen,
koetsier en paard dood zyn en de palfrenier
zwaar gewond is ... Tableau !
CAPEJCE.
Appelschotel met koekjes. Benoodigdheden :
12 zure appelen, 75 gr. suiker, Va theelepel
kaneel, i/2 geraspte citroenscbil, % dL. rum,
10 theelepels frambozengelei, 65 gr. boter, 65
gr. biscuits, 65 gr. bitterkoekjes, i/4 L. room of
melk, 4 eierdooiers of 2 eierdooiers en 10 gr.
maizena met 25 gr. suiker.
Bereiding: Schil de appelen ; boor ze uit
en kook ze voorzichtig gaar. Vul de opening
met een mengsel, gemaakt van suiker, kaneel,
citroenschil en rum. De appelen worden naast
elkaar in een vuurvasten schotel geplaatst en
de tusscbenruimten opgevuld met de biscuits,
de marmelade en een stukje boter. Over dit
alles stort men saus gemaakt van de eierdooiers,
de suiker, de maizena en de melk of room.
Het geheel wordt bestrooid met de fijngemaakte
bitterkoekjes.