De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 29 maart pagina 8

29 maart 1903 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1344 Het Amsterdamsen publiek, het wachten meer dan zat Naar 't Nieuwe Beursgebouw, 't beloofd juweel der stad, Steekt hier het snoode hoofd de keet in, om te kijken Waarmede B. en W. het Damrak gaan verreken. (By de plaat van Johan Braakensiek in het ~Wbl) terwijl de laagste inschrijvers waren D. f 942.860, aan wie het werk werd opgeCerlijn & Zn. en A. J. de Haan voor dragen. Beurs en Boulevard volgens het plan W. P. W. cïiunsl. Tentoonsüan etsen en litnografiëo vanmotae FranscneieestersinArtsaüilCraftsindeneaag. Een heele stock" prenten. Litho's, houtene den, aquatintes, pointes sècbes, etsen, met en zonder kleurdruk, op gewoon papier of op het dunnere Chineesche, dat met het Japansche, soepeler van factuur is en zuiverder afdrukken geeft, enkele prenten door den kunstenaar ge signeerd of met volgnummer van den drukker voorzien. Er is van alles en nog wat. Er z\jn mooie dingen bij, knappe en vreemde dingen ook, en die het allemaal tegelyk z\jn. Mooi, door de decoratieve kleurenschikking, door de toonnnanceeringen, knap door de wyze waarop de voorstellingen zya geteekend en technisch uit gevoerd ; nog al eens vreemd door de voorstel lingen die feitelyk thuis hooren in de Pary'sche wereld. Het z\jn producten van een meer be wogen, meer nerveus geestelyk leven dan wij dit kennen in onze vreedzame vochtige polders, niettegenstaande toch inrichtirgen voorzenuwUjders hier ook met den dag toenemen. De stry'd om het bestaan is in die groote wereldstad scherper dan by ons, dwingt tot actie, bij hen die zich anders rustig zouien overgeven aan het contemplatieve leven. Zoo komt het, dat heel knap aangelegde kunstenaars, vooral zij, wier hartslag correspondeert met den hartslag van het Pary'sche mondaineleven ook geheel daarin opgaan en er van wf erge ven de schit tering, de frivoliteil, de banale schoonheid, het leeUJke, dat tot iets decoratief mooi herschapen wordt in hunne hersenen. Die Fransche teekenaars zy'n echte flaneurs, zoowel in hun werk als in hun bestaan. Habi tués van cafés, bezoekers van cafés concerts, Folies Bergères, Moulin Rouge, Théitre Beaumarcbais, zwervers der Boulevards, snuffelaars in stad en banlieu, kruisen zy' de wegen der cocottes, komen te land in haar ry'kjes, in het wereldje dat er omheen krielt en wy' krijgen te aanschouwen demi-mondaines, mondaines, snobs en gens louches, luidjes allemaal met n sop overgoten. Van huize uit impressionabel, zy'n velen dezer kunstenaars door de omgeving geraffineerde gevoelsmenschen geworden, wier zenuwen als sprieten zitten op hun huid, waardoor zij tel kens een schok krygen van het leven dat om hen heen davert, wat in hunne uitingen is waar te nemen. Die oppervlakkige maar geraffineerde chic, die artisticiteit, dat gemakkelijke doen in hun werk, het is alles een gevolg van hun ge spannen zenuwleven en van de aandoeningen, die zyÉontvangen van de vibreerende wereld waarin zy leven. Bovendien zy'n de meesten sceptisch en cynisch geworden, en zien achter het banale van het leven de tragedie er ook van, en zoo komt het, dat, al geeft hun werk alleen het vluchtige van dat leven, toch ons gevoel geschrijnd wordt, nu eens meer, dan eens minder door het geweldige drama van de wereldstad, dat door hun werk heen schemert. Wanneer wy' van Manuel Robbe eene demimondaine zien, die haar toilet maakt terwy'l een snob binnenkomt met een bouquet, dan is de voorstelling eene cocotte-banaliteit; maar de kleur van de prent, die machtig werkt, die de noot van het tragische is, raakt ons gevoel, en doen ons die plaat mooi vinden, De ge kleurde aquatinten en litho's van Robbe, voorstellingen van vrouwen in een park, naakte vrouwen in boudoirs en landschappen, hebben iets aantrekkelijks door die warm bruine bisterkleur, die als hoofdtoon de andere kleuren draagt, die in juist gevoeld evenwicht naast elkander zyn geschikt in gebroken nuances. Les lutteurs" van Jean Veber. Twee jonge blankwitte vrouwenlichamen in staande worste ling ; daar echter in een wy'den kring er om heen staan en hurken wanstaltige oudewyven, en kerels met tronies en beestachtige uitdruk kingen ; zy schijnen uit den bruinwarmen achtergrond op te doemen als grimassen van den duivel. Het is iets als een heksensabbath, eene hallucinatie, eene nachtmerrie, een product van een overprikkeld zenuwleven en van iemand wiens uitbeeldingsvermogen nog al eens aan verandering onderhevig is, waardoor zy'n werk wel wat geforceerd ly'kt. Nog doller is zijn Fortune qui danse". maar wel veelzeggend is dat beeld van de naakte dwaze met een hoed met roode pluimen, en dansend aan een ket tinkje, vastgehouden door een veridiotiseerd wezen, die als een willooze meestrompelt; als kleur is deze litho milder mwi door het valsche rood, dat er in overheerscht. Een , moderne fuite en Egypte" op de fiets, waarop Josef wel door den kunstenaar of een zijner vrienden is voorgesteld, is iets als een atelier farce, en is wat Fransch-Duitsch van humor. Edgar Chahine brengt u in de Folies Ber gères of in andere theaters, op de Boulevards of in een kermistent met worstelende naakte vrouwen en mannen, of by' kermisreizigers in de banlieu Dan is er ook van hem een geëtst portret van Louite France, een petroleuse type van het ergste soort, met oogen waar de absint h uittraant. Het werk van Chahine is gewoner dan dat van Veber, hy heeft een rustiger ky'k op het leven en dingen en is meer een realistisch objectief kunstenaar. Van Lautrec eenige nerveuse gekleurde litho's. Vooral merkwaardig is zijn Napoléon en Egypte, met korte sleepende zetjes geschrapte omtrek ken, onvast en aarzelend, maar daarbij hoogst gevoelig gedaan, met mooie cadans in de figuren en paarden. De kleuren zyn er opgezet in eigenaardige tegenstelling, met nog nerveuser toets, eventjes erkele plekken rakend als in eene hevige zenuwaandoening, wat er eene uitdrukking van verwrongenheid aan geeft, terwy'l toch het ideale schoonheidsbegrip van den kunstenaar er door heen dreigt te breken. Pierrots van I hels,'momentaanbeelden, van een alficheachtig decoratief mooi, vlot geteekende omtrekken, met fel blauw, groen en geel om het oog te trekken. Van Raffaëlli, een paar gekleurde etsen, vrouwenfiguren, wier vormen gevat zijn in rood bruine gebroken omtreklijnen, geestig en ner veus van zet, op roomkleurigen ondergrond. Van Lunois eene vry' uitgebreide collectie litho's, de meeste zy'n voorstellingen van Spaansche danseressen uit Triano of Granada met den rooden clavel (anjelier) in de donkere haarwrong, gehuld in gele, blauwe, groene en roode zydeachtige stoffen, met schitteringen in het warm gele zonlicht Even is de steen ge raakt met de kleurstift met veel overleg en met fijn gevoelden toets. Zoo geven deze knappe teekeningen wel de illusie van een glimp van Spaansche kleurenschoonheid en gratie, gezien op bailes flamincos, en café-cantantes, en in meer dergelijke gelegenheden wanneer het ole, ole van de toeschouwers de dansereesen aan vuurt, of wanneer de heete middagzon gedu rende de siesta hare soepele lichamen doet neerzygen op de rustbedden. Zijn litho hippodrome", en zy'n gekleurde litho l'embarquement" zijn weer ky'kjes uit Parys en omstreken. Van Fantin-Latour litho's op grofgegreinden steen geteekend, met veel onderbroken gebarceer, waardoor de toon in de schaduwen fijner wordt en de schitterende blankheid van zy'n vrouwennaakt sterker gaat lichten. De machtige Steinlen is ook door enkele zijner werken vertegenwoordigd, onder meer door zy'n retour du lavoir", met groot, breed gebaar op den steen gezet, en verder door zy'ne etsen les amoureux" en dans la neige et Ie vent1'; vooral de eerstgenoemde ets met dien souffléde vie", die zy'n werk zoo aangrijpend maakt. Naast de met de droge naald en met veel zwier en oppervlakkig laisser-aller geëiste dameskopjes uit de elegante groote wereld van Helleu, zien wy' eene vierge Normande" van Léandre, eene, van zeer gezonde complexie, maar gezien met de oogen van een Parijsch connaisseur", die niet juist behoorde tot het ras die het couvrez ce sein que je ne saurais voir" tot levensmotto hebben gekozen. De litho is breed, by'na realistisch, met een zeker vermoeien, dat de romantiek in de verte toewenkt. Bepalen wy' ons nog tot de opsomming van enkele namen : Forestier met gekleurde hout gravures : jachtscènes. Eugène Carrière met een lithografisch portret van Rodin met weg vloeiende, golvende vormen, als een kop in was die aan het smelten is. Canals, een ge kleurde ets : misschien wel eene fetia in Sevilla of Malaga, mooi van toon. Suryer, Pary'sche beelden. Bétaut kermissen, Dezaunay gekleurde aquatinten, typen uit Bretagne. Enz. Teu slot te nog de gelithografeerde automo bielen van Biais en Fauie. Ik noem deze laatste niet, omdat zy' my' zoo bepaald aantrekken, maar om er iets bij te vertellen wat den geest en den smaak van het koopend publiek wel teekent. Eene dame uit den groo-oten stand staat voor die litho's en verklaart dat zy ze curieus leely'k vindt; de verkooper, die er by' staat maakt een heftig gebaar met de armen, en verklaart met nadruk en warmte, dat hy' ze frappant mooi vindt, waarop eene korte verklaring volgt over de uitgedrukte snelheid van de automobiel en over de houding der chauffeurs. Een kwart minuut verloopt. De dame vraagt wat kosten ze?" (alles gaat snel in dezen ty'd, ook de smaakontwikkeling van eene dame). De prys wordt genoemd, er volgt eene korte beraadslaging over het encadrement, toon van verkooper en koopster stemmen har monisch in het koopduo. (Dame exit). Ik geloof dat alle kunstkoopers eene zekere passage kennen uit het boek van Samuel de Coster: la légende d'Ulenspiegel. 7 Febr. '03. L. LACOMBLÉ. UIT DE_N_ATUU^. XII. Naar het Gooi. Neen, die getrouwe en dankbare lezers," zoo belangstellend en zoo nieuwsgierig naar meer bijzonderheden en nadere uitlegging van het mieren- en by'enleven, en nog zooveel meer, die zal ik een anderen keer wel eens te woord staan. Hun brieven zitten sty'f vast in denkny'per. Nu is het buiten veel te mooi, om in tijd schriften en overdrukjes na te snuffelen of my'n geheugen mij geen parten speelt by' het vertellen van biol' gische waarnemingen. Ik heb er het bijltje by neergelegd, ben het Gooi ingewandeld met de heele familie, dat is veel verstandiger. In geen jaren ben ik er anders vóór April al zoo vaak op uit ge weest als in den gezegenden aanvang van 1903 (aan politiek denk ik haast nooit en stellig niet op Zondag in 't voorjaar). Dat is nu al de vijfde Zondag na Januari dat het voor den tijd van jaar ongelooflyk mooi weer is. Je voert geen steek meer uit dan je noodig doen moet, by' zoo'n overmacht van lenteweelde; vooral wanneer je als Oost-Amsterdammer vlak by Artis, een eoed half uur van Busaum en 26 minuten van Hilversum woont. (Neen, ik vergis mij niet, kyk het maar na). Hoe leely'k nu ook de luiheid is, hoe licht er het beruchte ooikussen by te pas komt, met een gerust hart raad ik ieder, die in deze materie raad begeert en waardeert, ten drin gendste aan, zoolang deze heerly'ke lente dagen duren, op de vry'e dagen alle extra-werk, ook de allernoodzakelijkste visites, studies, lessen of wat ook, moedwillig te ver zuimen. Het is de volle waarheid, gezegd door iemand die 't weten kan: zro'ngoddelykelente als we dezen keer hebben, beleven we zoo heel dikwijls niet weer. De kleine-stadsmenschen hebben geen op wekking en aanwijzingen van nooden : die heb ben allemaal hun vaste wandeling; op zulke da gen zien de Veer-allee en de Zandweg, maar ook Bloemendaalsche- en Velperweg, het Bosch en de Boschjes, den Hout en de Plantage, zwart van menschen ; op den Pietersberg, in 't Liesch- en 't Mastbosch, in 't Sterrebosch en in de Soerecschebosschen, weten de merels niet, waar ze de bladeren zullen keeren, zoo krioelt het er van fietsen en kinderwagens, en opden's-Gravelandschen weg kon je van middag wel over de hoofden loopenStel het toch niet uit tot het zomer is, mede-Amsterdammers. Het is zomer, meer dan zomer, het is zoo mooi buiten als het ooit en ergens 's zomers maar zy'n kan, ook al komt er van daag of morgen een koude natte dag tusschen. De dagen zyn nog niet heel lang, maar zoo heel matineus hoeft het toch niet toe te gaan. Ik weet 't wel, 't is maar eens in de week Zondag en eiken morgen vroeg op! Tegen tienen dan maar, als 't niet anders kan ; neem retour Hilversum, stap in Bussum uil aan 't controle-hekje by het Spiegel, niet aan den stationskant, en dan in de volle zon, de hooge wei dwars over; het voetpad wy'st den weg. Al dadehjk merk je de lente, ze overvalt je; van alle jonge heesterblaadjes blinkt ze, uit alle boomknoppen geurt ze, uit alle vogelkeeltjes klinkt ze, 't is een genot, om even van te duizelen. Je rekt je uit in 't volle felle lentezonlicht; mantel en overjas bungelen al over den schouder, je zou willen galmen met den Hirtenknabe van der Mai der Mai ist kom men", fluiten met de ly'sters of hollen over de wei om 't hardst met de kinderen ginds, maar je houdt onnatuurlijk je fatsoen en luistert naar de lucht vol geluiden en kijkt een beetje verbluft rond naar de citroengele en bonte vlinders die er dartelen. In den trein kreeg je er al een vermoeden van, toen die kieviten zoo echt lenteachtig duikelden met hun stompronde wit en zwarte vleugels, en het vermoeden dat de natuur al weer leefde, werd sterker toen in de Naardermeer een waterhoentje met de roode bles en de koeten met de witte dito zoo kalm-voornaam kopknikkend voortzwommen langs het warmgetinte riet, waartusschen hier en daar al een groene piek opstak, een lisch die bladeren maakte. Kijk die fuut met zyn witte fluweelen borst; die allen zouden hier niet wezen als 't niet gauw zomer worden moest. Maar eerst hier buiten, tusschen de villa sparren en onder den zachtblauwen zonnigen lentehemel, waar de gouden speenkruidsterren vonkelen voor uw voet, de citroentjes en parel moervlinders dwarrelen om uw hoofd, en boven u duizend vogels zirgen, eerst hier zinken de laatste wint*rgedachten weg; en, al mocht onver hoopt April nog eens een vorst en een sneeuwbuitje brergen, ze komen vooreerst niet weer boven. Dwaal nu maar een pootje tus'chen de villa's door, houdt dan wat links aan tot het toeval u op een grintweg brengt met een paardepad van klinkers in 't midden. De villa's worden tegenwoordig hoe langer hoe beter, er zy'n er verscheidene die men met genoegen een poosje staat aan te ky'ken; mooie huizen, die tegen de roodschubbige dennen-1arnmen liggen als een lentebloem op het donkere beesterhout. In de meeste tuinen staan al twee prunusjes in bloei: de Prunus pissardi, vol wit, de eerste bruine zachte pruimenblaren rog niet eens geheel ontplooid; en dan dat kleintje met dat aandoen lijk lichtgroen looi en de roode bloemen knopjes er tusschen, dicht op het hout: Prunustriloba. Het paardepad brengt u by' den Paul Krugerboom, daar splitst zich de weg; maar ge kunt nemen, welken ge wilt, beide brengen ze u op Cruysbergen, by de laatste villa's van Bussum, boscbjes van lage py'nboompjes, ge wone grove dennen, met veel slingerpaadjes en wat banken op de mooiste plekjes en ky'kjes op de heide en de weide van de wedrennen. Lorken, treurwilgen en een enkele kastanje zy'n de boomen die nu 't meest de aandacht vragen, beide om bet jonge loof, heel zacht groen in 't zonlicht, als aquariumwater. By Walden ligt de golvende heide voor u. Daar op de bank is net een lekker luchtig zitje, met bellevue naar drie zijden. Volg dezen keer den grooten weg langs Klein- Cruys bergen en het vereenigingpgebouw van Walden tot vlak voor dit flinke huis. De kistjes in allerlei tinten, wit, blauw of geel geschilderd, daar in de verte op den grond, zy'n moderne by'enkasten van Frederik van Eeden, die daar al sedert jaren by'en houdt, en hun leven bestu deert. Net tegenover Walden begint een van de mooiste boschwegen van Nederland. Loop daar een paar honderd pas in en let op de vogeltjes in de sparren links, en rechts in de dennen en eiken van Swaene burgh ; de lucht trilt er van hooge geluidjes sriie, sriie; dat zyn staartmeesjes, rossige gry'ze bolletjes met staarten langer dan het lichaam en geen snavelt je ; aar dig, zoo'n zingend pluimballetje van een don keren sparretoren naar beneden te zien zweven. Daar ook zag ik twee weken geleden voor het eerst van dit jaar het tjifjafje, dat ik al ge rapporteerd heb ; vandaag tcheen er geen tuin of buiten zonder het ting-ting-ting van't kleine gele lentevogeltje, overal en door alles heen hoorde ik het bly'de klokje in de boomen zy'n zes of acht hooge toontjes slaan. Staks wordt het meer; tot zestien toe. Nu terug naar den weg. Op 't veld vóór 't gebouw van Walden staat de hoogste Thuya, die ik ooit gezien heb, 't is een alty'd groene conifeer met vlakke bladergrospen in plaats van naalden, hy bloeit zoo ryk, dat van den straatweg tot in den top de bloemen en de vruchtjes van verleden jaar te zien zy'n. Aan den overkant der sloot van Swaeneburgh bloeien nog de hazelaars in groot aantal, je kunt de stamperkatjes net in de hand nemen, zoover reiken de takken van de groote struiken over 't water. Daartusschen allerlei varens zoo groen als in den zomer, en van middag speelden er twee groote ring slangen krijgertje in 't gras, n zwom snel de sloot over en de ander kroop, toen ze ons in 't oog kreeg in een gat in den grond, vlak voor onze voeten. Zwarte meezen, blauwe pimpels, muisachtige boomkruipertjes, roodliiiiiiitmiMimMliiiMMMiimiMmiiMtiL MASSIEF EIKEN. 140 X 80 ? 65. Telefoon 3968. MEUBEL-BAZAR SIN8EL 263 -283, b IJ de I*«leisstr»at. Kantoor-Menklen enz. J. MEIJERINK MEIJER. Zunstsaal Panorama. Panoramagebouw, Plantage. TIJDELIJK UITVERKOOP van Oostersche Tapijten. Entree vrij. Zvmtaa* gropentt. .DE PHOENIX 234 Spuistraat, Amsterdam. Meubileeringen. Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis. Levering- onder volledige garantie franco geplaatst door geheel Nederland. L BINNEN-.' INRICHTING TOT MEUBELEERING EN ? VERSIERING $DER- WONING I2O-ROKIN 91 FAIENCE l EN TEGEL -J FABRIEK HOLLANDI l NAAML-VENN-CEV-TE l k. UTRECHT ^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl