De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 5 april pagina 3

5 april 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 1345 D E AMSTE RD A MME R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. nader in bijzonderheden is geregeld, waartoe de commissie bereid is eventueel met de belang hebbenden overleg te plegen, kan moeilijk uit gemaakt worden, of hiervan veel te verwachten is. Dit zou zeker alleen dan het geval zijn, indien een groot aantal ongeorganiseerden toe trad, niet alleen omdat dezen, zooals ook de commissie opmerkt, in de meeste vakken nog de overwegende meerderheid uitmaken, maar ook omdat anders' de voornaamste reden, om naast de bestaande vakvereenigingen weer een nieuwe organisatie te scheppen, verloren zou gaan. Waarom dan echter het bestuur uitslui tend zou moeten berusten in handen der ver tegenwoordigers eener minderheid, is minder duidelijk. Waar het geheele denkbeeld slechts in grove trekken wordt omschreven en de regeling van alle details van uitvoering tot later wordt voorbehouden, schijnt men te mogen aannemen, dat de commi sie in deze wijze van bestuursverkiezing een der grondslagen van het stelsel ziet, in welk geval het echter nietongewenscht ware geweest, indien zij die meening eenigszins nader had toegelicht. Bij de eenigs zins eenzijdige samenstelling, die in het bestuur van tal van vakvereenigingen valt op te merken, schijnt deze bepaling anders juist niet bijzonder gefchikt om de bovengenoemde voorwaarden van groote deelneming der ongeorganiseerden in vervulling te doen gaan. Afgescheiden hiervan mag niet uit het oog worden verloren, dat al zou het denkbeeld der commissie practische toepassing kunnen vinden, daarmede toch niet dezelfde resultaten bereikt zullen kunnen wor den, als elders verkregen zijn. Het Geutsche stelsel een uitdrukking die reeds burgerrecht verkregen heeft en die ik dus gemakshalve maar blijft gebruiken, al toont de commissie aan, dat vele der er aan ten grondslag liggende denkbeelden het eerst te Dijon zijn toegepast biedt nog andere voordeelen aan dan het verstrekken van eene uitkeering aan werkloozen, op zulk een wijze, dat de vele bezwaren, die daaraan zijn verbonden, worden vermeden of althans tot een minimum herleid. Die voordeelen zijn naast versterking der organisatie ook hierin gelegen, dat vakvereenigingen er door aangemoedigd worden de ondersteuning harer werklooze leden ter hand te nemen. De opmerkelijke uitbreiding der op dit gebied verrichtte werkzaamheid, die in Geut en in navolging daarvan in meerdere Belgische steden valt waar te nemen, wordt niet zonder reden als een der schoonste vruchten beschouwd, die het stelsel afgeworpen heeft. Nu de commissie terecht op den voorgrond stelt, dat de gemeentelijke subsidie de meeste voordeelen zsl afwerpen, waar zij in hoofdzaak ten doel heeft hen te ondersteunen, die bereid zijn zich zelf te helpen, waardoor ook bij anderen dien geest wordt opgewekt, is het eenigs zins zonderling dat een middel wordt aanbevolen, dat in stede van de werkzaamheid der vakver eeniging op het gebied der ondersteuning bij werkloosheid te bevorderen, dit integendeel van bare bemoeiingen feitelijk uitsluit. Ook al ligt het in de bedoeling dat eene vakvereeniging slechts en bloc tot de vakvereenigingsbond kan toetreden en dat de premies uit de kas der vereeniging worden voldaan, ook dan nog staat het te vreezen, dat hiermede niet hetzelfde zal worden bereikt, als wanneer deze zelve zich met de uitkeering belast. Ook dient niet uit het oog te worden verloren, dat aan de zeer begrijpelijke voorwaarde, dat aangetoond moet kunnen worden, dat de premies vermoedelijk voldoende zijn voor de beloofde uitkeeringen, door een vakvereeniging vrij wat gemakkelijker kan worden voldaan, dan door de ontworpen vakvéreeniginsbond. De laatste heeft geen andere fondsen dan die premies en moet deze dus doen berusten op eene waarschijnlijkheidsberekening, waarvoor eene bruikbare statistiek der werk loosheid een onmisbaar vereischte is, welke statistiek echter, ais de commissie terecht op merkt, te eeuenmale ontbreekt. De vakvereeni UHIIIIItltlllllllMllllllllllttlllllMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIItllllHllttlimiMIIB Roode Klaprozen, VAN CLARA VIEBIG. Uit het Duitsch, van M. v. O. (Slot). Het werd stiller om het drietal. De lucht was minder drukkend, een zacht briesje koelde de warme voorhoofden; af en toe zweefde een vroeg geel-geworden blad langzaam neer en kwam soms terecht in een leeg bierglas. In het dichte struikgewas achter ben ritselde 't, een vogel begon zachtjes te kweelen of eigenlyk was het niet meer dan piepen, maar Grete luisterde er verrukt naar. Ze was een buitenkind en in al het gewoel van een groote stad, had zij 't instinct voor het landelijke en haar liefde voor de natuur niet verloren Met vochtige oogen staarde ze droomerig voor zich uit, de hand van haar vry'er vast in de hare houdende. Ook Karel tuurde voor zich heen, doch niet in gedach ten zooals Grete ; over de tafel keek hij ttrak de bleeke Auguste aan. Die had met haar stoel gewipt en uit verveling met haar slanke vingers op de tafel getrommeld. Ze hield de lange wimpers opzettelijk neergeslagen, maar toch voeld» de jonge man den magnetischen blik harer oogen. De roode klaprozen staken helder af op haar licht gekleurd lyfje, de jonge boezem rees en daalde onder haar trillende ademhaling. Nu luisterde ze scherper toe, de wind droeg de muziektonen uit de danszaal nog duidelijker tot hen over. La-la, tra-la-la" neuriede ze, Karel floot tusschen zijn tanden en schoof onrustig heen en weer op zijn stoel. Op eens stond Auguste op; langzaam, als onweerstaanbaar aangetrokken door de muziek verwijderde zij zich ; de kiezelsteentjes knarsten nauwelijks onder haar lichten tred. Eerst zag men de lang opgeschoten gestalte voor een venster stilstaan, tusschen de struiken was haar licht kleedje te onderscheiden; kort daarop was ze verdwenen. Hou je van me?" fluisterde Grete, nam voorzichtig haar vergeet mij-niet hoed af, en leunde toen met het gladgekamde hoofd tegen den schouder van haar vrijer. Hou je wer kelijk van me ?" Ze trachtte zijn blik op te vaneen en streelde teeder zijn hand. O Karel, wat zal 't heerlijk zyn als we bruiloft vieren! Wanneer denk je? Tweehon derd thalers heb ik op de spaarbank staan en van moeder kryg ik 't bed en 'n varken wanneer zou 't zy'n, Karel ?" Jawel... we zullen zien," antwoordde hy verstrooid. Hy zat er juist over te denken, met wie Auguste nu wel dansen zon ? Van het venster was ze verdwenen, hoe hy zijn hals ging, die van hare leden nog voor andere doel einden, dan uitkeering bij werkloosheid, bij dragen ontvangt, verkeert in dit opzicht in. gunstiger conditie en zal allicht kunnen volstaan met aan te .toonen, dat zij voldoende fonds bezit, om de aangegane verplichtingen na te komen, ook al zouden deze de raming eenigszins over treffen. Voor zoover lij reeds op dit gebied werkzaam zijn, hebbeu zij trouwens reeds eenige ondervinding, waarvan echter voor de vakbond geen gebruikt te maken is, omdat, ook alweder naar het eigen oordeel der commissie, de kans op werkloosheid bij niet-georganiseerden het grootst is, wat vermoedelijk voor de vakvereeni ging de oplossing in een enkele organisatie niet aanlokkender maken zal. Het zou dan ook ver moedelijk meer aanbeveling verdienen ook in deze het Gentsche voorbeeld te volgen, door een splitsing te maken tusschen de te verleenen steun aan georganiseerde en niet-georganiseerde arbeiders. De eerste zou dan door middel van de vakvereeniging moeten geschieden terwijl voor de laatste een vakbond naar het schema der commissie als intermediair zou kunnen wor den gebruikt. Al is het niet onwaarschijnlijk dat de deelneming aan zulke bonden voorloopig niet zeer groet zou zijn, de weg zou dan toch voor allen open staan, zich teeen de gevolgen der werkloosheid te wapenen en gaandeweg zal hier van ook wel meer gebruik worden gemaakt. Nu gelukkigerwijze zich in ons land een beweging begint te-openbaren om die gevolgen anders dan langs den weg der liefdadigheid te bestrijden, kan in deze van de hoofdstad onge twijfeld een groote invloed ten goede uitgaan. In Leiden is men reeds op bescheiden schaal begonnen, waarbij in hoofdzaak het Keulsche voorbeeld wordt gevolgd, met dit groote verschil nochtans, dat de kas slechts voor werklieden in de bouwvakken open staat. Te 's Hage, Dor. drecht en ook hier ter stede worden pogingen in gelijken geest aangewend. Het is zeker geen gewaagde onderstelling, dat dit alles in hooge mate den invloed zal ondervinden van wat in Amsterdam, na zoo grondige voorbereiding, wordt tot stand gebracht, zoodat dit rapport van meer dan lokale beteekenis moet worden geacht en het zeker te wenschen, is dat na grondig overleg met de direct belanghebbenden die voorbereiding leide tot het best bereikbare resultaat. R, o 11 e r d a m, Maart 1903. C. v. D. IT7ERJÜW Muziek in de Hoofdstad, Het is bekend dat Faganini, de beroemde vioolvirtuoos, een groote vereering had voor Berlioz ; een vereering hoofdzakelijk ontstaan na het aan hoor en van 's componisten symphonie phantastique." Na persoonlijke kennismaking met Berlioz, verzocht Paganini hem een concert te componeeren voor alt-viool, ds ar bij in het bezit was van een prachtige Stradivarius. Berlioz voldeed gaarne aan dat verzoek, maar bemerkte weldra dat het hem, niet mogelijk was een virtuosenstuk in de gewone beteekenis te componeeren; de meester der programmamuziek maakte er van een symphonie in vier deelen met alt- solo, de symphonie Harold en Italië", een herinnering aan zijn zwerttochten door de Abruzzen en tegelijk een verklanking van de droomerigmelancolieke stemming welke bij hem was op gewerkt door de lezing van Byron's Childe Harold". Inderdaad is dan ook de alt viool door IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiniiii'ji ook rekte, hij kon haar nergens ontdekken, ze was dus stellig naar binnen gegaan en danste mee wie weet, misschien wel met dien brutalen kerel van onderweg! Haar bleeke wangen kleurden zich, ze plooide zoo den mond dat 't kuiltje zich vormde die man fluisterde haar iets liefs in' 't oor... Hei I" Hu richtte zich zóó bruusk op, dat Grete's hoofd onzacht afgsschud werd. Wat heb je? vroeg zij bezorgd, zei je wat, Karel ?" Neen, niks!" bromde bij en stond op. Ik ga 's even kijken, blijf jij maar hier, ik kom direct weer terug. Nu je haar meegevraagd hebt, moet 'r toch 's naar baar omgekeken worden ze is ook pas zeventien ja, dat gaat nou niet anders, 't is onze plicht, en 't fatsoen brengt 't ook mee. Blijf jij nou maar rustig hier, ik ben dadelyk weer terug." Zonder antwoord af te wachten, haastte hy' zich weg; de musschen die om de tafeltjes naar broodkruimels zochten, fladderden ver schrikt op. Grete bleef alleen. De vogel had opgehouden met piepen en was naar zijn nest gevlogen. Ze bedacht zich, dat het toch geen byzonder Zondagsplezier was om daar eenzaam stil te zitten en op de anderen te wachten. Frissche lucht had men hier in den uitspanningstuin ook niet, de wind voerde slechts tabaksdamp en bierbezinksel toe. Dan was 't thuis buiten op 't land nog -wat anders, als men langs de rijpe koornvelden dwaalde en met de hand over die koornaren streek ; dat kittelde zoo eigenaardig en men kreeg zoo 't besef, hoe rijk God's zegen was. Grete herinnerde zich heel duidelyk haar kindsche jaren en jeugd. Toen hadden ze Zondags tus^hen het koorn gezeten en elkaar allerlei vroolijks verteld; daar was men als voor de heele wereld verborgen, 't rook er zoo frisch en men kreeg daar zoo'n honger van, dat men dan opstond en naar huis liep. Op de bin nenplaats rook 't dan naar mest en in de keuken naar versch Zondagsbrood; je wist dan ten minste, wat je rook! 'n Gevoel van heimwee maakte zich van haar meester en ook... erge honger. Ze at het overige van den oudbakken koek ook de stukken die Karel en Auguste hadden laten staan en tipte met den wijsvinger de laatste kruimels er van op. Toen nam ze Karel's stok, dien hy achtergelaten had, omklemde hem met i beide handen en steunde haar kin op den mooien gouden knop. 't Was toch iets van hém! Ze liet haar hand, zacht streelend, over den stok glyrten ... waar Karel toch bleef? ! En Guste 'l \ Ken paar jongelui die warm waren van het dansen en 'n koel plaatsje zochten, kwamen voorby' : Wel ! wat zit u daar zoo eenza im, juffrouw !" De andere lachte: U zit zeker op een wachtpost, jiifl'rouw? Is uw vrijer u ontrouw geworden ? Nou, troost u maar ! daar zijn 'r nog genoeg!" Zy' lachte mee, maar gedwongen, niet van harte. Beide jonge mannen maakten ook geen aanstalten, bij haar aan 't tafeltje te komen haar weemoedigen klank byzonder in staat om de impressies van Byron's gedicht weer te geven. Psganini had echter niet een dergelijk werk bedoeld en teleurgesteld verweet hy Berlioz dat het soloinstrument te weinig te doen had en dat het niet schitterend genoeg behandeld was. Toen echter Paganini, nadat er een drietal jaren voorbij gegaan was, de Harold symphonie" hoorde, werd hy zóó meegesleept door het werk dat hy voor den componist een knieval deed en hem de hand kuste. Den volgenden dag zond hy Berlioz een brief, welke bego a met de woorden Beethoven spento, non c'era che Berlioz, che potesse farlo rivivere". Bij den brief was een cheque ingesloten, van 20000 francs als dank voor 's meesters goddelyke composities". Berlioz was begrypelykerwijze door dit vorstelijk geschenk zeer verheugd; het stelde hem in staat eenige jaren onbezorgd alleen voor zijne compositiën te kunnen leven. Deze episode eenmaal meegedeeld hebbende, mag ik niet verzwygen dat later Ferd. Hiller in zy'n Künstlerleben." (zie pag. 89) het geloof aan Paganim's edelmoedigheid wel wat aan het wankelen gebracht heeft. De auteur van dit werk zegt n>. dat Rossini hem verteld heeft dat Armand Bertin, de rijke eigenaar van het Journal des Debat s, waaraan Berlioz als muziekkritiker verbonden was, gehoord had van Paga nini's geestdrift voor Berlioz en wel door den mond van den componist zelf en dat hy (Bertin), die eveneens groote bewondering koesterde voor Berlioz, op den inval gekomen was Paganini over te halen als milde schenker te poseeren van de vorstelijke gift. Ist est denn wahr, sicher, möglich, glauölich" vroeg Hiller bij het vernemen dier toedracht aan Rossini ? Ich weiss es, erwiderte der Maestro, mit dem festen Ernste, der ihm nicht minder wohl anstand ais der scherzende Humor, in dem er sich meistens genei. Kein Zweifel, dass diese Thatsache noch manchen Anderea bekannt war Andere mogen sie bezweifeln ich bin von ihrer Wahrheit berzeugt". Ondanks deze verklaring van Rossini-Hiller, is er dunkt me, toch wel reden tot twyfelen. Vooreerst omdat het moeilijk aan te nemen is dat Paganini, die wel als gierig maar niet als eerloos bekend stond, zich zou hebben laten leenen tot een zoo laaghartige daad en ten tweede omdat er geen enkele reden te vinden is, waarom Bertin de medewerking van Paga nini had moeten inroepen tot het geven van zyn royaal geschenk en dit niet zelf evengoed had kunnen doen. Mrar ik dwaal af van mijn onderwerp. Mijn bedoeling was er op te wijzen, hoe Berlioz bij het schrijven van het aan hem bestelde concert voor alt, door de inspiratie van zy'n si of, de eischen van een concert uit het oog verloren had, zoodat er een symphonie uit ontstond met een soloparty Na Berlioz zy'n er nog vele concerten gecom poneerd en al zy'n nu die concerten niet allen uitgedyd tot symphonieën, het is toch ontegenzeggelyk waar dat de orchestratie, van begelei ding mag men eigenlijk niet meer spreken, meestal op symphonische wijze is aangelegd. Ik wil zulks in geenen deele als een verwijt aangemerkt zien aan onze moderne componis ten, integendeel, men mag het beschouwen als een eisen van onzen tijd, dat het orchest niet alleen het solo instrument secondeere, maar dat het ook een zelfstandige rol vervulle in de be werking der motieven. Aan dezen eiech voldoet het viool-concert van Jacques Dalcroze zee£..zeker. Het orchest is kleurryk en vol afwisseling behandeld. Het speelt misschien nog gewichtiger rol dan de viool zelve. Ook heeft de componist, eveneens zeer modern, een hoofdmotief aangewend dat het geheele werk doorloopt; maar toch kan my' het concert niet bevredigen. Eerstens vind ik het hoofdmotief niet voornaam en ook niet pakkend genoeg; dan is er, ondanks het aaniiiiiMimiiiiiHiimiiiiiHiiimiiiiiiMiiimiiiliiimiiiiimimittiiiiitiiliiiiiM zitten. Dat voelde ze als een vernedering, voor 't eerst besefte ze, dat ze niet mooi was. Vervuld van bitterheid, streek ze haar Zon dagskleed glad en zette haar hoed op. Blijf maar rustig hier, tot ik terugkom," had hy gezegd, Nu, lang genoeg had ze op hem gewacht, zelts zér lang, en nog kwam hij niet; nu wilde ze hem gaan zoeken. Vast besloten liep ze naar de danszaal. Daarbinnen een onbeschrijflijk gewoel en gekrioel en daarby een onverdragelyke hitte ; men kreeg 't al warm van het toekyken alleen. Grete werd duizelig van 't gedwarrel en ge draai om haar heen; ze stootte en drong zich door de menigte, links en rechts kykende met zoo'n inspanning dat haar oogen er pijn van deden. Uniformen en zwarte rokken, Zondagspakken, lichte kleedjes, wit, blauw, rose. De uniformen hadden de mooist gekleede meisjes, die waren kompleet in baltoiietten. De galante dansers spreidden zorgvuldig hun zakdoeken om het middel hunner dames" opdat de lijfjes niet zouden te lijden hebben van het omvatten der taille. Wat was dat alles prachtig l Grete stond soms met open mond van bewondering te ky'ken ! maar toen ze de heele zaal door was gedrongen, zonder 'n hoekje over te slaan, bleef ze teleurgesteld staan ; noch Karel, noch Guste had ze gevonden, ze waren beiden weg l Diep terneei geslagen verliet ze de zaal. By den uitgang zag de billetten controleur haar verwonderd aan: Wel, juffrouw, noualwe;r er ui*? zeker geen plezier gehad?" Ze schudde het hoofd en vroeg angstig, ge haast: Hebt u niet 'n heer gezien, gioot, met donkere snorretjes, en heel knap ?" De man bedacht zich : Neen, me herinneren doe ik 'm niet, 'r zijn zoovele zóó !" Of 'n jong meisje in 'n lichte japon, met rooie klaprozen op 'r zwarte hoed : ze ziet ook erg bleek ?" O, jawel, die was daar net nog hier," zei de man beslist, in 'n lichte japon met klap rozen ... ja zeker ! Ze lachte nog tegen me ! Geen kwartier geleden is ze naar buiten ge gaan, met 'n heer... maar bleek zag ze 'r niet uit, ^èl nog heel jong. Hij had 'r aan z'n arm en ik heb ook nog r. et gezien, dat hy 'n groote zegelring aan z'n wy'svinger droeg !" Dat waren ze ! Grete voelde op eens 'n steek in haar hart. Och, zoudt u me niet kunnen zeggen, waar heen ze gegaan zyn ?" 't Huilen stond baar nader dan 't lachen. Nou, nou l" De man trok zijn wenkbrauwen op en keek haar scherp aan: Ga nou niet huilen ; zoo iets gebeurt wel mér. Ze zijn daar ginds naar de hei gegaan en hij wees op een poortje achter 'n paar denneboomen loop ze maar gauw achterna en als u ze vindt..." Maar Grete luisterde niet meer. In haar hootd gonsde 't: Wi'iiir zijn ze heen '? Ze hebben je 'aten zitten ! gauw ze achterna!" Haastig liep ze nog even terug naar hun tafeltje om zijn stok te halen, dat viel haar toch nog iri, dien wilde ze niet achterlaten, hij was haar ais een pand van hem. Toen, 't wezig zijn van dat hoofdmotief, geen rust in den gedachtengang; er ia te veel afleiding met allerlei nevenmotiereo, door den samensteller van het programmaboek als overrijke fantasie" gekenmerkt. Zoo moeilijk als het was voor bedoel den samensteller om het concert te ontleden, zooals hij zegt, zoo moeilijk is het ook voor den toehoorder het te volgen en daarom verkry'gt men niet den indruk van een mooi geheel, maar wordt men hoogstens af en toe getroffen door een voorbijgaand detail, dat niet oninte ressant klinkt, zooals bijv. het optreden van het tweede thema van het Allegro, met de ge dempte strijkinstrumenten, of de episode in G. van het tweede gedeelte. Ik acht het concert meer gemaakt dan gecomponeerd en ware het niet dat een meester van den allereersten rang, als Henri Marteau het voordroeg, dan zou het zeker weinis; byval vinden. Ik vermoed ook niet dat er veel violisten zullen zijn, die het concert in hun repertoire willen opnemen. Niettemin mag men Marteau er dankbaar voor zijn, dat hij het werk van zyn vriend hier ten uitvoer bracht, ons aldus de gelegenheid gevende er mede kennis te maken. In het tweede deel speelde de eminente violiot Beethoven's vioolconcert. Het zou wel beter geweest zijn als dit in het eerste en Dalcroze's concert in het tweede deel ware geplaatst. Nu was er ca de pauze niet meer die rust by' den toehoorder, om een zoo door en door klassiek werk als Beethoven's concert geheel naar waarde in zich op te nemen. Voor de wijze waarop Marteau het gespeeld heeft, niets dan lof. Het was zeer mooi en indien de herinnering aan Elderirg's vertolking, juist acht dagen geleden, niet nog te versch in het geheugen gelegen had, dan zou men zelfs alle superlatieven kunnen gebruiken om het groote talent van Marteau te bewonfleren. De orchestwerken van dien avond geven gten aanleiding tot bijzondere opmerkingen. Zij waren de ouverture Gwendoline" van E. Chabrier en het voorspel Meistersinger" van Wagner. Twee Nederlandsche zangers, beiden in het buitenland gevestigd, lieten zich in de afgeloopen week hooren. Messchaert mag men steeds nog noemen Nederlandsen zanger. Wél komt er vaak geen woord Nederlandscb op zijn programma's voor, doch als universeel kunstenaar wil Metschaertons kennis doen maken met al wat er scboons ver schijnt op het gebied van het lied. Overigens is het wel tamelijk hetzelfde of hy, zooals vroeger, van Nederland uit geheel Europa be reisde, ot dat hij, zooals thans, van Wiesbaden uit ons land regelmatig bezoekt. Henri Albers echter is langzamerhand Fransch kunstenaar geworden. Door zyn jarenlang ver blijf in Frankrijk en Belgiëen door zyn optre den in de fransche opera en in het fransche repertoire heeft hij zyn geest langzamerhand vereenzelvigd met de fransche kunst en kunst opvatting. Daarom was het goed van hem dat hy uitsluitend fransche liederen voordroeg; op die wy'ze gaf hij den toehoorder een ky'k op de fransche litteratuur, zooals het hem geen Franschman zou kunnen verbeteren. Mesechaert, zoo goed gedisponeerd als slechts ooit, had ditmaal een aantal liederen gekozen van Rich. Strauss, van den diep betreurden Hugo Wolf en van onzen landgenoot Jan Brandts Buijs. De liederen van Strauss maken tegenwoordig verbazend veel opgang niet alleen hier, maar overal. Morgen" is wel een zijner bekendste liederen. Dat het prachtig gezongen werd en dat de mooie tegen-melodie op de piano door Röntgen overheerlijk gespeeld werd, behoeft nauwelijks vermeld. Toch maakte Nachtgang", op woorden van Otto Julius Bierbaum, een nog grooter indruk op my'. Het is een breed opgevat lied met een statige declamatie van de stemmingsvolle woorden. Als ik mij niet vergis, dan hebben de liederen van Wolf toch nog meer indruk gemaakt op het publiek. Zeker is het dat und willst du deinen Liebsten sterben sehen" een der schoon ste zangen is, die in den laatsten tijd zy'n ge schreven. Het staat niet achter by Strauss' Nachtgang." Doch ook het Elfenlied" is een alleraardigst, geestig stuk, dat weer duidelijk doet uitkomen hoe veelzijdig het lyrisch talent van Hugo Wolf was. * De liederen van Brandts Buys kunnen niet in n adem genoemd worden, met die der beide andere meesters. Toch treft er ons een ongekunstelde, eenvoudige toon in, die met zijn : gezonde levensopvatting een aangenaam con trast vormt met den geest van den tegenwoorj digen tijd, zooals die zich heden ten dage zoo | vaak uit. Zeer de aandacht trok de met zorg i bewerkte en menigmaal schoon illustreerende klavierbegeleiding. Röntgen speelde dien avond zy'n variatiën op een thema van den Deenschen componist 1 Hartmann, welk opua op nieuw bleek een brillant | en dankbaar klavierstuk te zijn en eenige j praeludiën uit op. 15 van G. H. G von ! Brucken Fock, welk werk het vorige jaar met j groote ingenomenheid door my' is besproken. j De heer Röntgen had er zich een keur der dankbaarste en schoonste nummers uit saamgelezen. Door zy'n voortreffelijke en liefdevolle vertolking kwamen de door en door muzikale eigenschappen en de effectvolle klaviersatz dezer nummers in het schoonste licht. Albers heeft zijn programma met groote zorg saamges t eld. In het eerste deel hoorde men oudere werken van Lully, Giordani, Grétry, Monsigny, Martini en een paar der bekende aardige herdersliedjes uit de zeventiende eeuw door Weckerlin bewerkt. In het tweede deel gaf Albers moderne fransche liederen te hooren, van Berlioz, Reyer, Hahn, Erlanger, de Fontevailles, Hue, Bruneau, Massenet en Gedalge. Tot mijn leedwezen was ik niet in de gelegen heid 's heeren Albers liederenavond by te wonen. Ik ben er echter van overtuigd dat Albers met zijn schoone, sonore stem, die hy' volkomen in zijn macht heeft en die hy kan dwingen tot het fijnste pianissimo als tot het krachtigste forte, voorts met zijn duidelijke uitspraak en voortreffelijke declamatie den grootsten indruk gemaakt zal hebben. Voor zoover mij de liederen bekend zy'n, komt het my voor, dat vooral in het tweede deel, wel wat veel geofferd is aan de melancolie. In Absence" van Berlioz vindt men: La fleur de ma vie est fermée loin de ton sourire vermeil." In het daaropvolgende lied van Reyer O larmes, o larmes, coulez doucement de mes yeux"; dan inPaysage triste van Habn Et que tristes pleuraient dans les hautes feuillées tes espérances noyées" ten slotte zingt Erlanger Larmes, larmes que l'homme pleure, vous coulez dés la première heure et jusques au dernier jour." Gaarne hoop ik dat wij Aibers hier spoedig mogen terugzien. AVERKAMP. iiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiM poortje uit, in 't vrije veld ! De heide lag daar, door de zon verschroeid, voor haar uitgestrekt. Hier en daar groeide wat mager, dor gras bij bosjes, of enkele handhooge struikjes. Een paar doordraaiers hadden zich op het warme zand neergelegd en sliepen hun roes uit. Grete maakte geen omweg, ze stapte over de lang-uitgestrekte lichamen heen, ze bad al te veel haast. Aankomende jongens slenterden rond en rookten sigarenstompjes; by een greppel zat een armoedige vrouw en trok een krakenden mandewagen heen en weer. Verder was er geen mensch te zien. Achter de denneboomen gloeide het avondrood aan den hemel. Grete liep daar alleen, half verblind door dien glans. Het was stil om haar heen. Alleen de krekels tsjirpten verbor gen tusschen de uitstekende wortels der oude dennen en de wind streek over de breede takken en tooverde zachte harptonen. Ze ruischten en fluisterden zoo geheimzinnig, ter wijl hars-tranen langs de stammen druppelden en een sterken dennegeur verspreidden. Langzamerhand werd Grete kalmer, het hef tige kloppen van haar hart bedaarde, even als haar hijgende ademhaling. Het buitenmeisje was in de stads dienstmeid ontwaakt. Ze bukte zich en liet eenige droge aardbrokkels tusschen haar vingers doorkruimelen : Daar zou niets meer op kunnen groeien l heelemaal niet ! Hoogstens zou men 't nog met boekweit kun nen probefren. .. 't is nog de vraag of die tieren zou," dacht ze. En ze berekende, wat een boekweitveld, zoo groot als dat stuk heide, zoo ver ze het over zien kon, wel zou opbrengen. Met dat rekenen kwam meer rust over haar. Ze trok haar mooie japon voorzichtig op en ging op een boomstronk zitten, den stok van Karel hield ze met beide handen vast. Zoo zat ze een wijle en sloeg opmerkzaam j de kleine vlugge miertjes gade, die over haar j schoenen kropen, ze paste er wél op, ze niet j te vertrappen die aardige, vlytige diertjes l Ze sleepten dennenaalden en houtsplintertjes aan om te bouwen en schenen 't recht gezellig onder elkaar te hebben. De tranen sprongen haar op eens in de oogen; zóó had ook zij jaren lang gewerkt en gespaard '. Twee honderd thalers op de spaarbank, dat wil hél wat zeggen ! En nu kort voor het trouwen moest ze zich zóó ergeren ! Hij maakt haar 't hof l" prevelde ze en balde de eene hand tot 'n vuist. Daar viel haar blik op den wandelstok tusschen haar knieën ; de laatste i-tralen der ondergaande zon glansden op den gouden knop ... hoe kranig kon Karel dien hauteeren ! . . . Och neen," vervolgde ze half fluisterend, 't is eigenlyk slecht van me, znöiets van Karel te denken, hij is toch zóó goed I Hy' houdt van me. Kom ! die man heeft me mis schien maar wat voorgepraat.. . hier zijn ze heelemaal niet... Karel loopt zeker rond om me te zot-ken ei: maakt zich ongerut-t over me .." Een warme teederhpid voor haar verloofde vervulde haar, ze keek den stok liefdevol aan. Tentoonstelling der werien van Walter Crane, ?hi het Museum van Kunstnijverheid tn Haarlem. Hot was /eer zeker oen gelukkig en prij| x.ensNvaardig denkbeeld van den volijverige!! j directeur van het Kunstnijverheidsmuseum i te Haarlem, om pogingen in het werk te j stellen de inzending van Walter Crane op j de tentoonstelling van decoratieve kunst | te Turin, op haar terugtocht naar Engeland, j eenigeii tijd in ons land aan belangstellenden te kunnen toonen. En belangstelling voor l Crane is er ten onzent in zeer groote mate. l Wie, die zich, zij het dan ook maar in de verte, eenigszius voor kunst en kunstiiangelegenheden interesseert, kent niet Flora's iitiiiiiiiiiitiiimiiiniiiiiiiiiiiimimiii IHIHIIÜij als moest ze zelfs dien om vergeving bidden ; toen stond ze haastig op om terug te keeren. De oude dennen ruischten geheimzinnig; achter hun laagste takken glansde nog even een laatste purperen weertchijn .. . toen was ook die verdwenen. Grauw lag de hei daar uitge strekt en als een verzachtende, verdoffende sluier, spreidde de schemering zich uit over die vlakte. Een friseche wind kondigde den spoedig invallenden avond aan. Aan den hemel blonken, als met een tooveralag, erkele, nog doffe, ster ren en ook de bleeke maansikkel werd zicht baar tusschen de wolken. liet eenzame meisje huiverde en vouwde eerbiedig de handen als in een kerk. Het was hier zoo schoon ! bijna zoo als thuis op 't land wanneer de Zondagavondklokken luidden en de koornaren ruischten ... En riep daar ook niet een kwartel, luister 's ! Dan moest er hier dichtbij zeker ook wel een akker zyn ... misschien wel een koornveld ! O! kon ze dien maar overzien, hier, zoo vlak by de groote stad I Haar vry'er had ze voor 't oogenbiik geheel vergeten. Ze sloeg rechtsaf tusschen de dennen en drong door het kreupelhout, terwijl ze nieuws gierig den hals rekte. Ja waarlijk, daar lag een veld ! Wel is waar groeide het koorn hier niet zoo welig dicht en kaarsrecht, ook was het niet bont bespikkeld met koornbloemen en klaprozen , slechts dunne, hoog opgeschoten halmen wiegelden zich in den avondwind en wild tierende distels woeker den aan den rand. Toch ijlde ze er verrukt naar toe. Een smal voetpaadje voerde er langs hier hadden reeds menschen vóór haar geloopen en kijk ! Grete bukte zich snel, klaprozenblaadjes lagen hier verstrooid, n, twee, drie, vier, en verderop een heel bosje half uitgevallen, verwelkte bloemen ! achteloos verloren. Ze raapte het op, hier lagen r.ög meer bloemblaadjes, zelfs in de halve scheme ring schitterde nog het vurige rood. Voor Grete's oogen flonkerde 't, ze omklemde haar stok als moest ze zich daarop steunen. Och, 't kwam stellig alleen doordat het bloed haar opeens naar het hoofd gestegen was ; daardoor zag ze zooveel rood, alles rood Roode klap rozen op het paadje en op de voetsioren die in het koornveld voerden. Roode klap rozen nog verderop, da;ir, half verscholen tus schen de aren roode klaprozen, zacht knikkend op een zwarten hoed En nu een onderdrukt fluisteren lachen en kozen . Toen Grete in het kleine meidenkamertje haar Zondagskleed had uitgetrokken staarde ze wild in den verweerden spiegel O .' die kerels!" zei ze woedend en dreigde met de vuist. Wacht maar! en opgepast neen, nou nooit metr !" Maar toen ze te bed lap, verborg ze het gelaat in het kussen en schreide bitter.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl