Historisch Archief 1877-1940
Ho. 1345
D E AMSTE RD A MME R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
nader in bijzonderheden is geregeld, waartoe de
commissie bereid is eventueel met de belang
hebbenden overleg te plegen, kan moeilijk uit
gemaakt worden, of hiervan veel te verwachten
is. Dit zou zeker alleen dan het geval zijn,
indien een groot aantal ongeorganiseerden toe
trad, niet alleen omdat dezen, zooals ook de
commissie opmerkt, in de meeste vakken nog
de overwegende meerderheid uitmaken, maar
ook omdat anders' de voornaamste reden, om
naast de bestaande vakvereenigingen weer een
nieuwe organisatie te scheppen, verloren zou
gaan. Waarom dan echter het bestuur uitslui
tend zou moeten berusten in handen der ver
tegenwoordigers eener minderheid, is minder
duidelijk. Waar het geheele denkbeeld slechts
in grove trekken wordt omschreven en de
regeling van alle details van uitvoering tot
later wordt voorbehouden, schijnt men te mogen
aannemen, dat de commi sie in deze wijze van
bestuursverkiezing een der grondslagen van het
stelsel ziet, in welk geval het echter
nietongewenscht ware geweest, indien zij die meening
eenigszins nader had toegelicht. Bij de eenigs
zins eenzijdige samenstelling, die in het bestuur
van tal van vakvereenigingen valt op te merken,
schijnt deze bepaling anders juist niet bijzonder
gefchikt om de bovengenoemde voorwaarden
van groote deelneming der ongeorganiseerden in
vervulling te doen gaan. Afgescheiden hiervan
mag niet uit het oog worden verloren, dat al
zou het denkbeeld der commissie practische
toepassing kunnen vinden, daarmede toch niet
dezelfde resultaten bereikt zullen kunnen wor
den, als elders verkregen zijn. Het Geutsche
stelsel een uitdrukking die reeds burgerrecht
verkregen heeft en die ik dus gemakshalve maar
blijft gebruiken, al toont de commissie aan, dat
vele der er aan ten grondslag liggende denkbeelden
het eerst te Dijon zijn toegepast biedt nog
andere voordeelen aan dan het verstrekken van
eene uitkeering aan werkloozen, op zulk
een wijze, dat de vele bezwaren, die daaraan
zijn verbonden, worden vermeden of althans tot
een minimum herleid. Die voordeelen zijn naast
versterking der organisatie ook hierin gelegen,
dat vakvereenigingen er door aangemoedigd
worden de ondersteuning harer werklooze leden
ter hand te nemen. De opmerkelijke uitbreiding
der op dit gebied verrichtte werkzaamheid, die
in Geut en in navolging daarvan in meerdere
Belgische steden valt waar te nemen, wordt
niet zonder reden als een der schoonste vruchten
beschouwd, die het stelsel afgeworpen heeft.
Nu de commissie terecht op den voorgrond
stelt, dat de gemeentelijke subsidie de meeste
voordeelen zsl afwerpen, waar zij in hoofdzaak
ten doel heeft hen te ondersteunen, die bereid
zijn zich zelf te helpen, waardoor ook bij anderen
dien geest wordt opgewekt, is het eenigs
zins zonderling dat een middel wordt aanbevolen,
dat in stede van de werkzaamheid der vakver
eeniging op het gebied der ondersteuning bij
werkloosheid te bevorderen, dit integendeel van
bare bemoeiingen feitelijk uitsluit. Ook al ligt
het in de bedoeling dat eene vakvereeniging
slechts en bloc tot de vakvereenigingsbond kan
toetreden en dat de premies uit de kas der
vereeniging worden voldaan, ook dan nog staat
het te vreezen, dat hiermede niet hetzelfde zal
worden bereikt, als wanneer deze zelve zich
met de uitkeering belast. Ook dient niet uit
het oog te worden verloren, dat aan de zeer
begrijpelijke voorwaarde, dat aangetoond moet
kunnen worden, dat de premies vermoedelijk
voldoende zijn voor de beloofde uitkeeringen,
door een vakvereeniging vrij wat gemakkelijker
kan worden voldaan, dan door de ontworpen
vakvéreeniginsbond. De laatste heeft geen andere
fondsen dan die premies en moet deze dus doen
berusten op eene waarschijnlijkheidsberekening,
waarvoor eene bruikbare statistiek der werk
loosheid een onmisbaar vereischte is, welke
statistiek echter, ais de commissie terecht op
merkt, te eeuenmale ontbreekt. De
vakvereeni
UHIIIIItltlllllllMllllllllllttlllllMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIItllllHllttlimiMIIB
Roode Klaprozen,
VAN
CLARA VIEBIG.
Uit het Duitsch, van M. v. O.
(Slot).
Het werd stiller om het drietal. De lucht
was minder drukkend, een zacht briesje koelde
de warme voorhoofden; af en toe zweefde een
vroeg geel-geworden blad langzaam neer en
kwam soms terecht in een leeg bierglas. In het
dichte struikgewas achter ben ritselde 't, een
vogel begon zachtjes te kweelen of eigenlyk
was het niet meer dan piepen, maar Grete
luisterde er verrukt naar. Ze was een
buitenkind en in al het gewoel van een groote stad,
had zij 't instinct voor het landelijke en haar
liefde voor de natuur niet verloren Met vochtige
oogen staarde ze droomerig voor zich uit, de hand
van haar vry'er vast in de hare houdende. Ook
Karel tuurde voor zich heen, doch niet in gedach
ten zooals Grete ; over de tafel keek hij ttrak de
bleeke Auguste aan. Die had met haar stoel
gewipt en uit verveling met haar slanke vingers
op de tafel getrommeld. Ze hield de lange
wimpers opzettelijk neergeslagen, maar toch
voeld» de jonge man den magnetischen blik
harer oogen. De roode klaprozen staken helder
af op haar licht gekleurd lyfje, de jonge boezem
rees en daalde onder haar trillende ademhaling.
Nu luisterde ze scherper toe, de wind droeg de
muziektonen uit de danszaal nog duidelijker
tot hen over.
La-la, tra-la-la" neuriede ze,
Karel floot tusschen zijn tanden en schoof
onrustig heen en weer op zijn stoel.
Op eens stond Auguste op; langzaam, als
onweerstaanbaar aangetrokken door de muziek
verwijderde zij zich ; de kiezelsteentjes knarsten
nauwelijks onder haar lichten tred. Eerst zag
men de lang opgeschoten gestalte voor een
venster stilstaan, tusschen de struiken was haar
licht kleedje te onderscheiden; kort daarop
was ze verdwenen.
Hou je van me?" fluisterde Grete, nam
voorzichtig haar vergeet mij-niet hoed af, en
leunde toen met het gladgekamde hoofd tegen
den schouder van haar vrijer. Hou je wer
kelijk van me ?" Ze trachtte zijn blik op te
vaneen en streelde teeder zijn hand.
O Karel, wat zal 't heerlijk zyn als we
bruiloft vieren! Wanneer denk je? Tweehon
derd thalers heb ik op de spaarbank staan en
van moeder kryg ik 't bed en 'n varken
wanneer zou 't zy'n, Karel ?"
Jawel... we zullen zien," antwoordde hy
verstrooid. Hy zat er juist over te denken, met
wie Auguste nu wel dansen zon ? Van het
venster was ze verdwenen, hoe hy zijn hals
ging, die van hare leden nog voor andere doel
einden, dan uitkeering bij werkloosheid, bij
dragen ontvangt, verkeert in dit opzicht in.
gunstiger conditie en zal allicht kunnen volstaan
met aan te .toonen, dat zij voldoende fonds bezit,
om de aangegane verplichtingen na te komen,
ook al zouden deze de raming eenigszins over
treffen. Voor zoover lij reeds op dit gebied
werkzaam zijn, hebbeu zij trouwens reeds eenige
ondervinding, waarvan echter voor de vakbond
geen gebruikt te maken is, omdat, ook alweder
naar het eigen oordeel der commissie, de kans
op werkloosheid bij niet-georganiseerden het
grootst is, wat vermoedelijk voor de vakvereeni
ging de oplossing in een enkele organisatie niet
aanlokkender maken zal. Het zou dan ook ver
moedelijk meer aanbeveling verdienen ook in deze
het Gentsche voorbeeld te volgen, door een
splitsing te maken tusschen de te verleenen
steun aan georganiseerde en niet-georganiseerde
arbeiders. De eerste zou dan door middel van
de vakvereeniging moeten geschieden terwijl
voor de laatste een vakbond naar het schema
der commissie als intermediair zou kunnen wor
den gebruikt. Al is het niet onwaarschijnlijk dat
de deelneming aan zulke bonden voorloopig niet
zeer groet zou zijn, de weg zou dan toch voor
allen open staan, zich teeen de gevolgen der
werkloosheid te wapenen en gaandeweg zal hier
van ook wel meer gebruik worden gemaakt.
Nu gelukkigerwijze zich in ons land een
beweging begint te-openbaren om die gevolgen
anders dan langs den weg der liefdadigheid te
bestrijden, kan in deze van de hoofdstad onge
twijfeld een groote invloed ten goede uitgaan.
In Leiden is men reeds op bescheiden schaal
begonnen, waarbij in hoofdzaak het Keulsche
voorbeeld wordt gevolgd, met dit groote verschil
nochtans, dat de kas slechts voor werklieden in
de bouwvakken open staat. Te 's Hage, Dor.
drecht en ook hier ter stede worden pogingen in
gelijken geest aangewend. Het is zeker geen
gewaagde onderstelling, dat dit alles in hooge
mate den invloed zal ondervinden van wat in
Amsterdam, na zoo grondige voorbereiding, wordt
tot stand gebracht, zoodat dit rapport van meer
dan lokale beteekenis moet worden geacht en
het zeker te wenschen, is dat na grondig overleg
met de direct belanghebbenden die voorbereiding
leide tot het best bereikbare resultaat.
R, o 11 e r d a m, Maart 1903. C. v. D.
IT7ERJÜW
Muziek in de Hoofdstad,
Het is bekend dat Faganini, de beroemde
vioolvirtuoos, een groote vereering had voor
Berlioz ; een vereering hoofdzakelijk ontstaan
na het aan hoor en van 's componisten symphonie
phantastique."
Na persoonlijke kennismaking met Berlioz,
verzocht Paganini hem een concert te
componeeren voor alt-viool, ds ar bij in het bezit was
van een prachtige Stradivarius. Berlioz voldeed
gaarne aan dat verzoek, maar bemerkte weldra
dat het hem, niet mogelijk was een
virtuosenstuk in de gewone beteekenis te componeeren;
de meester der programmamuziek maakte er
van een symphonie in vier deelen met alt- solo,
de symphonie Harold en Italië", een herinnering
aan zijn zwerttochten door de Abruzzen en
tegelijk een verklanking van de
droomerigmelancolieke stemming welke bij hem was op
gewerkt door de lezing van Byron's Childe
Harold". Inderdaad is dan ook de alt viool door
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIII
iiiiiiiiiiiiiniiii'ji
ook rekte, hij kon haar nergens ontdekken, ze
was dus stellig naar binnen gegaan en danste
mee wie weet, misschien wel met dien
brutalen kerel van onderweg! Haar bleeke
wangen kleurden zich, ze plooide zoo den mond
dat 't kuiltje zich vormde die man
fluisterde haar iets liefs in' 't oor...
Hei I" Hu richtte zich zóó bruusk op, dat
Grete's hoofd onzacht afgsschud werd.
Wat heb je? vroeg zij bezorgd, zei je wat,
Karel ?"
Neen, niks!" bromde bij en stond op. Ik
ga 's even kijken, blijf jij maar hier, ik kom
direct weer terug. Nu je haar meegevraagd
hebt, moet 'r toch 's naar baar omgekeken
worden ze is ook pas zeventien ja, dat
gaat nou niet anders, 't is onze plicht, en 't
fatsoen brengt 't ook mee. Blijf jij nou maar
rustig hier, ik ben dadelyk weer terug."
Zonder antwoord af te wachten, haastte hy'
zich weg; de musschen die om de tafeltjes
naar broodkruimels zochten, fladderden ver
schrikt op.
Grete bleef alleen. De vogel had opgehouden
met piepen en was naar zijn nest gevlogen.
Ze bedacht zich, dat het toch geen byzonder
Zondagsplezier was om daar eenzaam stil te
zitten en op de anderen te wachten. Frissche
lucht had men hier in den uitspanningstuin
ook niet, de wind voerde slechts tabaksdamp en
bierbezinksel toe. Dan was 't thuis buiten op
't land nog -wat anders, als men langs de rijpe
koornvelden dwaalde en met de hand over die
koornaren streek ; dat kittelde zoo eigenaardig
en men kreeg zoo 't besef, hoe rijk God's
zegen was. Grete herinnerde zich heel duidelyk
haar kindsche jaren en jeugd. Toen hadden ze
Zondags tus^hen het koorn gezeten en elkaar
allerlei vroolijks verteld; daar was men als
voor de heele wereld verborgen, 't rook er zoo
frisch en men kreeg daar zoo'n honger van, dat
men dan opstond en naar huis liep. Op de bin
nenplaats rook 't dan naar mest en in de keuken
naar versch Zondagsbrood; je wist dan ten
minste, wat je rook!
'n Gevoel van heimwee maakte zich van haar
meester en ook... erge honger. Ze at het
overige van den oudbakken koek ook de
stukken die Karel en Auguste hadden laten
staan en tipte met den wijsvinger de laatste
kruimels er van op. Toen nam ze Karel's stok,
dien hy achtergelaten had, omklemde hem met i
beide handen en steunde haar kin op den mooien
gouden knop. 't Was toch iets van hém! Ze
liet haar hand, zacht streelend, over den stok
glyrten ... waar Karel toch bleef? ! En Guste 'l \
Ken paar jongelui die warm waren van het
dansen en 'n koel plaatsje zochten, kwamen
voorby' : Wel ! wat zit u daar zoo eenza im,
juffrouw !"
De andere lachte: U zit zeker op een
wachtpost, jiifl'rouw? Is uw vrijer u ontrouw
geworden ? Nou, troost u maar ! daar zijn 'r
nog genoeg!"
Zy' lachte mee, maar gedwongen, niet van
harte. Beide jonge mannen maakten ook geen
aanstalten, bij haar aan 't tafeltje te komen
haar weemoedigen klank byzonder in staat om
de impressies van Byron's gedicht weer te geven.
Psganini had echter niet een dergelijk werk
bedoeld en teleurgesteld verweet hy Berlioz dat
het soloinstrument te weinig te doen had en
dat het niet schitterend genoeg behandeld was.
Toen echter Paganini, nadat er een drietal
jaren voorbij gegaan was, de Harold symphonie"
hoorde, werd hy zóó meegesleept door het
werk dat hy voor den componist een knieval
deed en hem de hand kuste. Den volgenden
dag zond hy Berlioz een brief, welke bego a met
de woorden Beethoven spento, non c'era che
Berlioz, che potesse farlo rivivere". Bij den
brief was een cheque ingesloten, van 20000
francs als dank voor 's meesters goddelyke
composities". Berlioz was begrypelykerwijze door
dit vorstelijk geschenk zeer verheugd; het stelde
hem in staat eenige jaren onbezorgd alleen voor
zijne compositiën te kunnen leven.
Deze episode eenmaal meegedeeld hebbende,
mag ik niet verzwygen dat later Ferd. Hiller
in zy'n Künstlerleben." (zie pag. 89) het geloof
aan Paganim's edelmoedigheid wel wat aan het
wankelen gebracht heeft. De auteur van dit
werk zegt n>. dat Rossini hem verteld heeft dat
Armand Bertin, de rijke eigenaar van het
Journal des Debat s, waaraan Berlioz als
muziekkritiker verbonden was, gehoord had van Paga
nini's geestdrift voor Berlioz en wel door den
mond van den componist zelf en dat hy (Bertin),
die eveneens groote bewondering koesterde voor
Berlioz, op den inval gekomen was Paganini
over te halen als milde schenker te poseeren
van de vorstelijke gift. Ist est denn wahr,
sicher, möglich, glauölich" vroeg Hiller bij het
vernemen dier toedracht aan Rossini ? Ich weiss
es, erwiderte der Maestro, mit dem festen
Ernste, der ihm nicht minder wohl anstand ais
der scherzende Humor, in dem er sich meistens
genei. Kein Zweifel, dass diese Thatsache noch
manchen Anderea bekannt war Andere
mogen sie bezweifeln ich bin von ihrer
Wahrheit berzeugt".
Ondanks deze verklaring van Rossini-Hiller,
is er dunkt me, toch wel reden tot twyfelen.
Vooreerst omdat het moeilijk aan te nemen is
dat Paganini, die wel als gierig maar niet
als eerloos bekend stond, zich zou hebben laten
leenen tot een zoo laaghartige daad en ten
tweede omdat er geen enkele reden te vinden
is, waarom Bertin de medewerking van Paga
nini had moeten inroepen tot het geven van
zyn royaal geschenk en dit niet zelf evengoed
had kunnen doen.
Mrar ik dwaal af van mijn onderwerp. Mijn
bedoeling was er op te wijzen, hoe Berlioz bij
het schrijven van het aan hem bestelde concert
voor alt, door de inspiratie van zy'n si of, de
eischen van een concert uit het oog verloren
had, zoodat er een symphonie uit ontstond met
een soloparty
Na Berlioz zy'n er nog vele concerten gecom
poneerd en al zy'n nu die concerten niet allen
uitgedyd tot symphonieën, het is toch
ontegenzeggelyk waar dat de orchestratie, van begelei
ding mag men eigenlijk niet meer spreken,
meestal op symphonische wijze is aangelegd.
Ik wil zulks in geenen deele als een verwijt
aangemerkt zien aan onze moderne componis
ten, integendeel, men mag het beschouwen als
een eisen van onzen tijd, dat het orchest niet
alleen het solo instrument secondeere, maar dat
het ook een zelfstandige rol vervulle in de be
werking der motieven.
Aan dezen eiech voldoet het viool-concert
van Jacques Dalcroze zee£..zeker. Het orchest
is kleurryk en vol afwisseling behandeld. Het
speelt misschien nog gewichtiger rol dan de
viool zelve. Ook heeft de componist, eveneens
zeer modern, een hoofdmotief aangewend dat
het geheele werk doorloopt; maar toch kan my'
het concert niet bevredigen. Eerstens vind
ik het hoofdmotief niet voornaam en ook niet
pakkend genoeg; dan is er, ondanks het
aaniiiiiMimiiiiiHiimiiiiiHiiimiiiiiiMiiimiiiliiimiiiiimimittiiiiitiiliiiiiM
zitten. Dat voelde ze als een vernedering, voor
't eerst besefte ze, dat ze niet mooi was.
Vervuld van bitterheid, streek ze haar Zon
dagskleed glad en zette haar hoed op.
Blijf maar rustig hier, tot ik terugkom,"
had hy gezegd, Nu, lang genoeg had ze op hem
gewacht, zelts zér lang, en nog kwam hij niet;
nu wilde ze hem gaan zoeken. Vast besloten
liep ze naar de danszaal.
Daarbinnen een onbeschrijflijk gewoel en
gekrioel en daarby een onverdragelyke hitte ;
men kreeg 't al warm van het toekyken alleen.
Grete werd duizelig van 't gedwarrel en ge
draai om haar heen; ze stootte en drong zich
door de menigte, links en rechts kykende met
zoo'n inspanning dat haar oogen er pijn van
deden. Uniformen en zwarte rokken,
Zondagspakken, lichte kleedjes, wit, blauw, rose. De
uniformen hadden de mooist gekleede meisjes,
die waren kompleet in baltoiietten. De galante
dansers spreidden zorgvuldig hun zakdoeken
om het middel hunner dames" opdat de lijfjes
niet zouden te lijden hebben van het omvatten
der taille. Wat was dat alles prachtig l Grete
stond soms met open mond van bewondering
te ky'ken ! maar toen ze de heele zaal door
was gedrongen, zonder 'n hoekje over te slaan,
bleef ze teleurgesteld staan ; noch Karel, noch
Guste had ze gevonden, ze waren beiden weg l
Diep terneei geslagen verliet ze de zaal.
By den uitgang zag de billetten controleur
haar verwonderd aan: Wel, juffrouw, noualwe;r
er ui*? zeker geen plezier gehad?"
Ze schudde het hoofd en vroeg angstig, ge
haast: Hebt u niet 'n heer gezien, gioot, met
donkere snorretjes, en heel knap ?"
De man bedacht zich : Neen, me herinneren
doe ik 'm niet, 'r zijn zoovele zóó !"
Of 'n jong meisje in 'n lichte japon, met
rooie klaprozen op 'r zwarte hoed : ze ziet ook
erg bleek ?"
O, jawel, die was daar net nog hier," zei
de man beslist, in 'n lichte japon met klap
rozen ... ja zeker ! Ze lachte nog tegen me !
Geen kwartier geleden is ze naar buiten ge
gaan, met 'n heer... maar bleek zag ze 'r
niet uit, ^èl nog heel jong. Hij had 'r aan z'n
arm en ik heb ook nog r. et gezien, dat hy 'n
groote zegelring aan z'n wy'svinger droeg !"
Dat waren ze ! Grete voelde op eens 'n steek
in haar hart.
Och, zoudt u me niet kunnen zeggen, waar
heen ze gegaan zyn ?" 't Huilen stond baar
nader dan 't lachen.
Nou, nou l" De man trok zijn wenkbrauwen
op en keek haar scherp aan: Ga nou niet
huilen ; zoo iets gebeurt wel mér. Ze zijn daar
ginds naar de hei gegaan en hij wees op
een poortje achter 'n paar denneboomen
loop ze maar gauw achterna en als u ze vindt..."
Maar Grete luisterde niet meer. In haar
hootd gonsde 't: Wi'iiir zijn ze heen '? Ze hebben
je 'aten zitten ! gauw ze achterna!"
Haastig liep ze nog even terug naar hun
tafeltje om zijn stok te halen, dat viel haar
toch nog iri, dien wilde ze niet achterlaten,
hij was haar ais een pand van hem. Toen, 't
wezig zijn van dat hoofdmotief, geen rust in
den gedachtengang; er ia te veel afleiding met
allerlei nevenmotiereo, door den samensteller
van het programmaboek als overrijke fantasie"
gekenmerkt. Zoo moeilijk als het was voor bedoel
den samensteller om het concert te ontleden,
zooals hij zegt, zoo moeilijk is het ook voor den
toehoorder het te volgen en daarom verkry'gt
men niet den indruk van een mooi geheel,
maar wordt men hoogstens af en toe getroffen
door een voorbijgaand detail, dat niet oninte
ressant klinkt, zooals bijv. het optreden van
het tweede thema van het Allegro, met de ge
dempte strijkinstrumenten, of de episode in
G. van het tweede gedeelte. Ik acht het
concert meer gemaakt dan gecomponeerd
en ware het niet dat een meester van
den allereersten rang, als Henri Marteau het
voordroeg, dan zou het zeker weinis; byval
vinden. Ik vermoed ook niet dat er veel violisten
zullen zijn, die het concert in hun repertoire
willen opnemen. Niettemin mag men Marteau er
dankbaar voor zijn, dat hij het werk van zyn
vriend hier ten uitvoer bracht, ons aldus de
gelegenheid gevende er mede kennis te maken.
In het tweede deel speelde de eminente
violiot Beethoven's vioolconcert. Het zou wel
beter geweest zijn als dit in het eerste en
Dalcroze's concert in het tweede deel ware
geplaatst. Nu was er ca de pauze niet meer
die rust by' den toehoorder, om een zoo door
en door klassiek werk als Beethoven's concert
geheel naar waarde in zich op te nemen. Voor
de wijze waarop Marteau het gespeeld heeft,
niets dan lof. Het was zeer mooi en indien
de herinnering aan Elderirg's vertolking, juist
acht dagen geleden, niet nog te versch in
het geheugen gelegen had, dan zou men
zelfs alle superlatieven kunnen gebruiken om
het groote talent van Marteau te bewonfleren.
De orchestwerken van dien avond geven gten
aanleiding tot bijzondere opmerkingen. Zij
waren de ouverture Gwendoline" van E.
Chabrier en het voorspel Meistersinger" van
Wagner.
Twee Nederlandsche zangers, beiden in het
buitenland gevestigd, lieten zich in de
afgeloopen week hooren.
Messchaert mag men steeds nog noemen
Nederlandsen zanger. Wél komt er vaak geen
woord Nederlandscb op zijn programma's voor,
doch als universeel kunstenaar wil Metschaertons
kennis doen maken met al wat er scboons ver
schijnt op het gebied van het lied. Overigens
is het wel tamelijk hetzelfde of hy, zooals
vroeger, van Nederland uit geheel Europa be
reisde, ot dat hij, zooals thans, van Wiesbaden
uit ons land regelmatig bezoekt.
Henri Albers echter is langzamerhand Fransch
kunstenaar geworden. Door zyn jarenlang ver
blijf in Frankrijk en Belgiëen door zyn optre
den in de fransche opera en in het fransche
repertoire heeft hij zyn geest langzamerhand
vereenzelvigd met de fransche kunst en kunst
opvatting. Daarom was het goed van hem dat
hy uitsluitend fransche liederen voordroeg;
op die wy'ze gaf hij den toehoorder een ky'k
op de fransche litteratuur, zooals het hem
geen Franschman zou kunnen verbeteren.
Mesechaert, zoo goed gedisponeerd als slechts
ooit, had ditmaal een aantal liederen gekozen
van Rich. Strauss, van den diep betreurden
Hugo Wolf en van onzen landgenoot Jan
Brandts Buijs. De liederen van Strauss maken
tegenwoordig verbazend veel opgang niet alleen
hier, maar overal. Morgen" is wel een zijner
bekendste liederen. Dat het prachtig gezongen
werd en dat de mooie tegen-melodie op de
piano door Röntgen overheerlijk gespeeld werd,
behoeft nauwelijks vermeld. Toch maakte
Nachtgang", op woorden van Otto Julius
Bierbaum, een nog grooter indruk op my'. Het
is een breed opgevat lied met een statige
declamatie van de stemmingsvolle woorden.
Als ik mij niet vergis, dan hebben de liederen
van Wolf toch nog meer indruk gemaakt op
het publiek. Zeker is het dat und willst du
deinen Liebsten sterben sehen" een der schoon
ste zangen is, die in den laatsten tijd zy'n ge
schreven. Het staat niet achter by Strauss'
Nachtgang." Doch ook het Elfenlied" is een
alleraardigst, geestig stuk, dat weer duidelijk
doet uitkomen hoe veelzijdig het lyrisch talent
van Hugo Wolf was. *
De liederen van Brandts Buys kunnen niet
in n adem genoemd worden, met die der
beide andere meesters. Toch treft er ons een
ongekunstelde, eenvoudige toon in, die met zijn
: gezonde levensopvatting een aangenaam con
trast vormt met den geest van den
tegenwoorj digen tijd, zooals die zich heden ten dage zoo
| vaak uit. Zeer de aandacht trok de met zorg
i bewerkte en menigmaal schoon illustreerende
klavierbegeleiding.
Röntgen speelde dien avond zy'n variatiën
op een thema van den Deenschen componist
1 Hartmann, welk opua op nieuw bleek een brillant
| en dankbaar klavierstuk te zijn en eenige
j praeludiën uit op. 15 van G. H. G von
! Brucken Fock, welk werk het vorige jaar met
j groote ingenomenheid door my' is besproken.
j De heer Röntgen had er zich een keur der
dankbaarste en schoonste nummers uit
saamgelezen. Door zy'n voortreffelijke en liefdevolle
vertolking kwamen de door en door muzikale
eigenschappen en de effectvolle klaviersatz dezer
nummers in het schoonste licht.
Albers heeft zijn programma met groote zorg
saamges t eld. In het eerste deel hoorde men
oudere werken van Lully, Giordani, Grétry,
Monsigny, Martini en een paar der bekende
aardige herdersliedjes uit de zeventiende eeuw
door Weckerlin bewerkt. In het tweede deel
gaf Albers moderne fransche liederen te hooren,
van Berlioz, Reyer, Hahn, Erlanger, de
Fontevailles, Hue, Bruneau, Massenet en Gedalge.
Tot mijn leedwezen was ik niet in de gelegen
heid 's heeren Albers liederenavond by te wonen.
Ik ben er echter van overtuigd dat Albers met
zijn schoone, sonore stem, die hy' volkomen in
zijn macht heeft en die hy kan dwingen tot
het fijnste pianissimo als tot het krachtigste
forte, voorts met zijn duidelijke uitspraak en
voortreffelijke declamatie den grootsten indruk
gemaakt zal hebben. Voor zoover mij de liederen
bekend zy'n, komt het my voor, dat vooral in
het tweede deel, wel wat veel geofferd is aan
de melancolie. In Absence" van Berlioz vindt
men: La fleur de ma vie est fermée loin de
ton sourire vermeil." In het daaropvolgende
lied van Reyer O larmes, o larmes, coulez
doucement de mes yeux"; dan inPaysage triste
van Habn Et que tristes pleuraient dans les
hautes feuillées tes espérances noyées" ten
slotte zingt Erlanger Larmes, larmes que
l'homme pleure, vous coulez dés la première
heure et jusques au dernier jour."
Gaarne hoop ik dat wij Aibers hier spoedig
mogen terugzien.
AVERKAMP.
iiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiM
poortje uit, in 't vrije veld !
De heide lag daar, door de zon verschroeid,
voor haar uitgestrekt. Hier en daar groeide
wat mager, dor gras bij bosjes, of enkele
handhooge struikjes. Een paar doordraaiers hadden
zich op het warme zand neergelegd en sliepen
hun roes uit. Grete maakte geen omweg, ze
stapte over de lang-uitgestrekte lichamen heen,
ze bad al te veel haast. Aankomende jongens
slenterden rond en rookten sigarenstompjes;
by een greppel zat een armoedige vrouw en
trok een krakenden mandewagen heen en weer.
Verder was er geen mensch te zien.
Achter de denneboomen gloeide het
avondrood aan den hemel. Grete liep daar alleen,
half verblind door dien glans. Het was stil om
haar heen. Alleen de krekels tsjirpten verbor
gen tusschen de uitstekende wortels der oude
dennen en de wind streek over de breede
takken en tooverde zachte harptonen. Ze
ruischten en fluisterden zoo geheimzinnig, ter
wijl hars-tranen langs de stammen druppelden
en een sterken dennegeur verspreidden.
Langzamerhand werd Grete kalmer, het hef
tige kloppen van haar hart bedaarde, even als
haar hijgende ademhaling. Het buitenmeisje
was in de stads dienstmeid ontwaakt. Ze bukte
zich en liet eenige droge aardbrokkels tusschen
haar vingers doorkruimelen : Daar zou niets
meer op kunnen groeien l heelemaal niet !
Hoogstens zou men 't nog met boekweit kun
nen probefren. .. 't is nog de vraag of die
tieren zou," dacht ze.
En ze berekende, wat een boekweitveld, zoo
groot als dat stuk heide, zoo ver ze het over
zien kon, wel zou opbrengen. Met dat rekenen
kwam meer rust over haar. Ze trok haar mooie
japon voorzichtig op en ging op een boomstronk
zitten, den stok van Karel hield ze met beide
handen vast.
Zoo zat ze een wijle en sloeg opmerkzaam j
de kleine vlugge miertjes gade, die over haar j
schoenen kropen, ze paste er wél op, ze niet j
te vertrappen die aardige, vlytige diertjes l Ze
sleepten dennenaalden en houtsplintertjes aan
om te bouwen en schenen 't recht gezellig
onder elkaar te hebben. De tranen sprongen
haar op eens in de oogen; zóó had ook zij
jaren lang gewerkt en gespaard '. Twee honderd
thalers op de spaarbank, dat wil hél wat
zeggen ! En nu kort voor het trouwen moest
ze zich zóó ergeren !
Hij maakt haar 't hof l" prevelde ze en
balde de eene hand tot 'n vuist. Daar viel haar
blik op den wandelstok tusschen haar knieën ;
de laatste i-tralen der ondergaande zon glansden
op den gouden knop ... hoe kranig kon Karel
dien hauteeren ! . . .
Och neen," vervolgde ze half fluisterend,
't is eigenlyk slecht van me, znöiets van
Karel te denken, hij is toch zóó goed I Hy'
houdt van me. Kom ! die man heeft me mis
schien maar wat voorgepraat.. . hier zijn ze
heelemaal niet... Karel loopt zeker rond om
me te zot-ken ei: maakt zich ongerut-t over me .."
Een warme teederhpid voor haar verloofde
vervulde haar, ze keek den stok liefdevol aan.
Tentoonstelling der werien van Walter Crane,
?hi het Museum van Kunstnijverheid
tn Haarlem.
Hot was /eer zeker oen gelukkig en
prij| x.ensNvaardig denkbeeld van den volijverige!!
j directeur van het Kunstnijverheidsmuseum
i te Haarlem, om pogingen in het werk te
j stellen de inzending van Walter Crane op
j de tentoonstelling van decoratieve kunst
| te Turin, op haar terugtocht naar Engeland,
j eenigeii tijd in ons land aan belangstellenden
te kunnen toonen. En belangstelling voor
l Crane is er ten onzent in zeer groote mate.
l Wie, die zich, zij het dan ook maar in de
verte, eenigszius voor kunst en
kunstiiangelegenheden interesseert, kent niet Flora's
iitiiiiiiiiiitiiimiiiniiiiiiiiiiiimimiii
IHIHIIÜij
als moest ze zelfs dien om vergeving bidden ;
toen stond ze haastig op om terug te keeren.
De oude dennen ruischten geheimzinnig;
achter hun laagste takken glansde nog even een
laatste purperen weertchijn .. . toen was ook
die verdwenen. Grauw lag de hei daar uitge
strekt en als een verzachtende, verdoffende
sluier, spreidde de schemering zich uit over die
vlakte. Een friseche wind kondigde den spoedig
invallenden avond aan. Aan den hemel blonken,
als met een tooveralag, erkele, nog doffe, ster
ren en ook de bleeke maansikkel werd zicht
baar tusschen de wolken.
liet eenzame meisje huiverde en vouwde
eerbiedig de handen als in een kerk. Het was
hier zoo schoon ! bijna zoo als thuis op 't land
wanneer de Zondagavondklokken luidden en
de koornaren ruischten ...
En riep daar ook niet een kwartel, luister 's !
Dan moest er hier dichtbij zeker ook wel
een akker zyn ... misschien wel een
koornveld ! O! kon ze dien maar overzien, hier, zoo
vlak by de groote stad I
Haar vry'er had ze voor 't oogenbiik geheel
vergeten. Ze sloeg rechtsaf tusschen de dennen
en drong door het kreupelhout, terwijl ze nieuws
gierig den hals rekte.
Ja waarlijk, daar lag een veld ! Wel is waar
groeide het koorn hier niet zoo welig dicht en
kaarsrecht, ook was het niet bont bespikkeld
met koornbloemen en klaprozen , slechts dunne,
hoog opgeschoten halmen wiegelden zich in
den avondwind en wild tierende distels woeker
den aan den rand. Toch ijlde ze er verrukt
naar toe. Een smal voetpaadje voerde er langs
hier hadden reeds menschen vóór haar
geloopen en kijk ! Grete bukte zich snel,
klaprozenblaadjes lagen hier verstrooid, n,
twee, drie, vier, en verderop een heel bosje
half uitgevallen, verwelkte bloemen ! achteloos
verloren. Ze raapte het op, hier lagen r.ög
meer bloemblaadjes, zelfs in de halve scheme
ring schitterde nog het vurige rood. Voor
Grete's oogen flonkerde 't, ze omklemde haar
stok als moest ze zich daarop steunen. Och, 't
kwam stellig alleen doordat het bloed haar
opeens naar het hoofd gestegen was ; daardoor
zag ze zooveel rood, alles rood Roode klap
rozen op het paadje en op de voetsioren die
in het koornveld voerden. Roode klap
rozen nog verderop, da;ir, half verscholen tus
schen de aren roode klaprozen, zacht
knikkend op een zwarten hoed
En nu een onderdrukt fluisteren
lachen en kozen .
Toen Grete in het kleine meidenkamertje
haar Zondagskleed had uitgetrokken staarde
ze wild in den verweerden spiegel
O .' die kerels!" zei ze woedend en dreigde
met de vuist. Wacht maar! en opgepast
neen, nou nooit metr !" Maar toen ze te bed
lap, verborg ze het gelaat in het kussen en
schreide bitter.