De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 19 april pagina 5

19 april 1903 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No 1347 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Rollen un 6 Tabletten. ? Rollen iao 6 Tabletten per doosje | UiOU iHiiiiiiiMMiHiittiiimt' VOOÏ^ DAMEjSf. Yronwenlaesfeclit in Engeland. Door Dr. PHIL. KaïHE SCHIKMACHER. Helen Blackburu, wijlen de redactrice van de 'Mfffliik W oma* t Review heeft kortelings de geschiedenis van het Vrouwenkiesrecht in Enge land uitgegeven, welke, voorzien van dokumenten, zoo leerzaam is, dat zij tot handleiding dienen kan voor hen, die niet alleen in vrouwenkies recht, maar ook in de vrouwenbeweging in het algemeen belang stellen. De jinoraal der geschiedenis" staat hier met duidelijke letters geschreven in de voorvallen van dien tijd en die , moraal" kan ons tot leer «trekken. In de middeleeuwen sloot Engeland de vrou wen, die daartoe bevoegd waren, niet uit van 't politieke kiesrecht. De leenvrouwen, de vrouwen die belasting betaalden, hadden even goed kies recht als de man. De wet maakte geen verschil tusohen mannelijke en vrouwelijke kiezers. Onder de Stnarts echter begon het kiesrecht der vrouw, door dat zij er bijna geen gebruik van maakte, in vergetelheid te geraken. Deze omstandigheid maakte het mogelijk, dat in de kieswet van 1832 de vrouwen voor de eerste msal uitdrukkelijk uitgesloten werden van actief politiek kiesrecht. In plaats van zooals tot nog toe het geval was te spreken van freeholders (bezitsters) of taxpayers (belastingbetalers) of pertont i personen) sprak de wet van 1832 van m Ie ftriont (mannelijke personen). Zoo ontstond sedert 1832 een wettelijk beletsel tusschen de vrouw ?n het politieke stemrecht. Het besluit van het Parlement van 1832 was strikt genomen antieonstitnnioneel. Want het grondbeginsel van de Engelsche Volksvertegenwoordiging is: no taxation without representation. Engelsche mannen en vrouwen gevoelden het onbillijke, het on grond wettige dezer handelwijze en de Bill van 1832 gaf de rechtstreeksche aanleid'ng tot de Engelsche vrouwenbeweging voor het kiesrecht. Sedert dien tijd hield het idee van vrouwen kiesrecht de hoofden der bourgoiste bezig. In den grooteu politieken strijd om de afschamog van de slavernij, om de opheffing der graanbelasting, speelden de Engelsche vrouwen spoedig een voorname rol; zij deden daarbij die politieke kennis op, die later hare eigen beweging zeer te stade kwam. Het eerste vlugschrift voor vrouwenkiesrecht verscheen in 1847. Het legde den nadruk hierop, dat ^aangezien de vrouw als de wederhelft van den man te beschouwen is, elke maatregel van sociale wetgeving, waarmede geen rekening gehouden wordt met de beide seksen, gebrekkig zijn moet." Een groote literaire bedrijvigheid werd daarop door de Engelsche vrouwen aan den dag gelegd en een politieke organisatie in Engeland, Schot land en Ierland gevormd. De elite der Engelsche bourgoisie nam deel aan dezen strijd om het kiesrecht, en wij vestigen de aandacht onzer lezers vooral op de omstandigheid, dat juist de baanbreeksters van de hoogere ontwikkeling der vrouw in Engeland de stvchteiesaen der Universiteiten voor vrouwen, de hervormsters van het schoolwezen voor hooger onderwijs aan meisjes, van meet af aan aan hangsters waren van vrouwenkiesrecht, waarin zij het middel zagen het doel der vrouwenbe weging spoediger te bereiken en het bereikte vast te houden. Eene levendige belangstelling in de politiek en een politieke organisatie bestonden reeds in Engelscne vrouwenkringen, toen in 1866 een nieuw kieswetontwerp de gelegenheid bood vrouwenkiesrecht in het Parlement in discussie te brengen. De tegenwoordigheid van John Stuart Mill in het House of Commons en een rede van Disraëli (in een Staat, die door een vrouw bestuurd wordt, waar vrouwen Pairs, .groote grondbezitsters, beheerderessen van kerkgoederen en armenverpleegsters zijn, valt er uit, een principieel standpunt niets tegen vrouwen kiesrecht in te brengen) deden de aanhangers van vrouwenkiesrecht besluiten een petitie door 3499 vrouwen onderteekend aan te bieden en te eiscben dat aan de daartoe bevoegde belasting betalende vrouwen actief kiesrecht worde ver leend. Na een ernstige en zaakrijke discussie werd het amendement Mill op den 20eu Mei 1867 met 196 tegen 73 stemmen verworpen. De vrouwen werkten nu met verdubbelden ijver voort, vormden een centraalcomitévoor vrouwenkiesrecht, waarin alle plaatselijke vereenigingen vertegenwoordigd waren en dat steeds voeling hield met de parlementaire voorstanders van vrouwenkiesrecht. Tegelijkertijd deed haar zaak zicb onder een nieuw «rezichtspunt aan haar voor. De kieswet van 1867 had de uitdrukking »male persons" vervangen door het woord ,man". Aangezien volgens de Engelsche wet onder het mannelijk het vrouwelijk is begrepen, tenzij het laatste uitdrukkelijk is uitgesloten, en daar de eisch van politiek vrouwenkiesrecht overeenkomstig de grondwet was, meenden zij, die de zaak toe gedaan waren, de erkenning van het stemrecht der vrouw te kunnen bewerken door een ruime interpretatie der bestaande wet. Een voldoend aantal gevallen, waarin bevoegde vrouwen voorstelden haar op de kiezerslijsten te doen inschrijven, werden voor verschillende rechtbanken en eindelijk voor het Hoog Gerechts hof gebracht. Overal echter werd er afwijzend op beschikt. De Engelsche vrouwen keerden nu terug tot haar organisatie- en propaganda-arbeid eu nu in 1868 besloten zij ook openbare vrouwen vergaderingen te houden en daar vrouwen als spreeksters te doen optreden. Tot de invoering dezer nieuwigheid was moed noodig. Met redevoeringen, vergaderingen bij voor komende gelegenheid met parlementsdiseussies gingen de jaren voorbij tot 1884, toen het in voeren van een nieuwe kieswet de vrouwen in de gelegenheid stelde opnieuw met haareischen om kiesrecht voor den dag te komen. Helaas! alweer zonder succes. Gladstone was er tegen op opportuniteitsgrondea. Van 1884 tot 1892 werd de zaak in het Parlement zelfs niet aangeroerd. In 1897 eindelijk werd het debat over vrouwenkiesrecht, daar er geen gronden tegen aan te voeien waren, door de oppositie door taktische manoeuvres en tumult verhinderd. Sinds dien tijd hebben Im perialisme en oorlog de kwestie der politieke emancipatie van de vrouw geheel op den achter grond geschoven. Van 1885 at evenwel zijn de Engelsche vrouwen overgegaan tot practische politiek, zij hebben meegedaan aan de verkiezingscampagnes en de drie groote politieke partijen georganiseerd, n.l. the Primrcse Lraeue (1886), the Women's hberal ederation (1887) eu the Women's liberal Unionist's Association. De belooning daarvoor laat echter nog op zich wachten. Ondanks den reuzenarbeid, dien zij sinds 1832 volbracht hebben, zijn de Engelsche vrouwen zooals Helen Blackburn zich uitdrukte, »in het residu" der van kiesrecht verstokenen gebleven. Welke «moraal" hebben wij nu uit de ge schiedenis van het Engelsche vrouwenkiesrecht te putten? Ongeveer de volgende: wie voor vrouwenkiesrecht werkt, heeft in de eerste plaats het rechtsstacdpunt van haar eisch zich duidelijk voor oogeu te stellen en deze kennis door het geheele land te verspreiden, een politieke vrouwenorganisatie in het leven te roepen, een groep aanhangers onder de kamerleden te winnen en door jarenlang onvermoeid bezig te zijn met het indienen van petities het houden van rede voeringen en vergaderingen. Nu het uitgemaakt is, dat in principe geen bezwaar bestaat tegen het verieenen van kies recht aan de vrouw, nu gaat de oppositie tot opportuniteitsgronden over. Eigenlijk bestaat er geen gegronde reden tegen vrouwenkiesrecht, maar de kiesrechthervorming voor mannen kon daardoor in gevaar gebracht worden (zie Engeland, België) of ,de vrouwen zijn te klerikaal" (zie Frankrijk en België) dus mannen enpartijbelangen gaan vóór vrouwenbelangen en vóór de eischen van het recht. Hebben de vrouwen in den praktiscben ver kiezingstijd getoond wat zij kunnen en meeueu zij de mannen daardoor overtuigd te hebben van ha'ar politieke bedrijvigheid, dan heet het ,de vrouw is bijzonder geschikt oji de kelptter van van den man te zijn, maar haarzelve zou het kiesrecht slechts kwaad doen". Valt er niets meer in te brengen tegen vrouwen kiesrecht noch in principe, noch in theorie of praktijk dan gaat de oppositie over tot kabaal maken en den gang van zaken belemmeren. (Zoo als in Engeland.) De man ml de vrouw niet als zijn gelijk waardige erkennen, en daar hij de macht in handen heeft, daar hij tevens aanklager en rechter is daarom weigert hij de vrouw recht te doen wedervaren Wanneer het Parlement, zooals in Engeland het kiesrecht ontzegt aan vrouwen, die volkomen daartoe bevoegd zijn en aan wier bekwaamheid niemand twijfelen kan of twijfelt, maar wanneer zij het «el verleent aan mannen, die daartoe totaal onbevoegd zijn, dan geschiedt dit alleen omdat de man de vrouw als vrouw als zijn inferieure beschouwt. Van deze geringschatting der vrouw hebben wij in alle landen zulke sprekende bewijzen dat alle beweringen, van hoogachting voor de vrouw, van de ideale positie der vrouw, de hoogste roeping der vrouw enz. enz. ons slechts als ironie in de ooren klinken. Wij weten nu dat zij eigenlijk tot dekmantel dienen voor de geringschatting der vrouw. De slotsom van Helen Blackburns werk kunnen wij in. de volgende zinsnede samenvatten: rgeweld gaat boven recht" E, KUNST HKIJNNBMAN. Naar Indiëen terug. Gids voor het gezin, speciaal een vraagbaak voor dames door mevrouw I. M J. CATJSNIÜS?v. j>. MEJJDBN, uitgave van N. Veanstra, te 's GraEen onmisbaar boek, een uitstekende gids voor iedereen, die naar Indiëgaat, maar vooral voor Dames, die er haar huishouden moeten doen Tot dusver werd er door de Dames, d'ie naar Indiëmoesten gaan ran te toren weinig of geen werk gemaakt van de kennis van het volk of van de taal des lands waar zij mis schien jaren lang zullen moeten verblyven. Ik zal het driiir wel aanleeren, andere dames kenden ook niets van het Maleisch wordt er gewoonlyk gedacht. Jïn zóó komen zij ginds aan, overgeleverd aan het onbekende of, ergtr nog, vaak een bespottelijk figuur makend." Dit zegt de schrijfster in baar voorrede en het is volkomen waar. Zy of hij, die naar Indiëgaande ?an te voren zich zy' het ook oppervlakkig op de hoogte stelt van de taal en eigenaardige uitdrukswyze der inlanders, kom' oneindig gemakkelijker en spoediger op streek in de nieuwe omgeving dan anderen. Het hoekje is zeer eenvoudig, zonder eenige pretentie geschreven en zal zeker met goed ;evolg worden verkocht, 't Is duidelijk en netjes gedrukt J. v. M. Jeruzalem I (In Dalecarlië). Naar het Zweedsch van SELMA LAGJSBLÖF, door MABGAKBTHA MBIJBOOM. Bij II. J. W. Becht, Amsterdam. Selma Lagerlöf is een andere Zweedsche nachtegaal. Zy zingt uit de ziel en de ziel uit van baar volk. En zij doet dat als een nachtegaal. Niet in diep-doordachte, kunstig geweven zangen. Als een nachtegaal gaat zij zonder gezochte overgangen van de eenestemning in de andere, rapsodisch maar bekorend Wellicht op den duur wat eentonig als men er lang naar luistert, en toch weer zoo liefelijk, dat men het hooren telkens weer zoekt. Men moet haar echter hooren in haar eigen omgeving. Zooals de nachtegaal alleen zingt n het land zyner geboorte, zoo schynt het ook met baar. Want waar zo, zooals in de wonderen van den Antichrist, baar land ver ast om op Siciliëhet verlangen der volksziel na te kweelen, daar speuren wrj dadelijk: daar is zij niet in haar waar element-, daar mist baar zang den diep ontroerenden, den on weerstaanbaren toon. En daarom zie ik voor haar roem als schrjjfster met bezorgdheid tegemoet het tweede deel, dat op dit eerste volgen moet, en dat ons zal moeten brengen waarheen de Zweedsche gods dienstige dweepers trekken : in Jeruzalem. Deventer. W. ZAALBERG. ?HIIIHIHIIIIIIItltlllinilllllllllllHIIIIIIIII INGEZONDEN. Eene reis naar onze Oost-Indische buitenbezittingen. Naar aanleiding van het welwillend verslag van mej. Naber over myne causerie, gehouden in de zaal van het Bijbelgenootschap te Am sterdam, voorkomend in de Amsterdammer van 5 April, zij het my vergund op te merken dat de geroofde Papoesche kinderen, wier ouders te vergeefs door den Aas.- Resident zyn gezocht, zich op de Gouvern. Nederzetting te Monokwari bevinden en niet, zooals de verslag geefster vermeldde, door de zendelingen met hun andere pleegkinderen worden opgevoed. Jonkvr. H. B. DB LA BASSECOÜB-ÖAAN. MIIIMIIIIIIIIIIIIHIII1IIIIIIIIMMMIMIIIIIIIIIIII1IIMIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIH1IMI HimiiiiiiM MM IIHIII IIUHIIIMIIIHIIII Vrouwelijke ingenieur.?Sarah in travesti. Kookboek van een Engelsche tooneelspeelster. Dr. Rosa mhorn. De polytechnische school te Pary's heeft het ingenieurs-diploma aan een jonge dame uitge reikt, aan mej. Kaneraky, een Russin. De jeugdige ingenieur, die heimwee heeft naar haar geboorteland, hoopt vurig, dat de Russische regeeriog niet zal aarzelen, haar als ambtenaar aan een van haar spoorwegen aan-te-stellen. Moge haar wensch spoedig in vervulling komen l De door-en-door scturandere. werkzame, voor niets terug-deinzende .divine Sarah" is er nog niet in geslaagd een stuk te monteeren, waar mee zij geld maakte. .Juist haar, de vlytige vrouw, in levensjaren «ver de middag-hoogte gestegen, zouden. wrj zoo gunnen dat zij den truc wist beet-te-krijgen to make money. Zonde en jammer, dat zy dit praktisch kantje niet van de Amerikamen heeft afgekeken h Het hoofdbreken dat zy zicb getroost, om diverse tooneelprodncten zoo artistiek mogelijk te monteeren, is eenig. Toch blyft geen der stukken zoo lang op't répertoire, dat de opvoe ringen winstgevend worden voor de directrice actrice. Een tydlang was Sarah een-en-al opwinding over haar traveati-rollen. Daarmee zou zy' het 'm nu eindelijk eens leveren ! Een onverschrokken daad, een ongeëvenaard durven van een vrouw, om wier hoofd zich meer dan twintig lentes wentelden ... ; .Haar duc de Reichstadt in Rostands' PAiglon" was een triumf, maar geld bracht het niet in 't laadje. Haar Werther en Hamlet-vertolkingen mochten der kritiek niet bevredigen. Werther had in Parijs een zeer kortstondig bestaan en week ijlinga voor Théroigne de Méricourt, dat althans voor een volle zaal gespeeld werd. IV, Dis-moi ce que tu manges, je te dirai ce que tu es. IX. La découverte d'un mets nouveau fait plus pour Ie bonheur du genre humain que la découverte d'une toile. XVIII Celui qui reroit ses amis et ne donne aucun soin personnel au repas qui leur est préparé, n'est pas digne d'avoir des amis. Brillat-Savarin. (Physiologie du Goi'it). Mevrouw Kochfort, die onder haar eigen naim, als mejuffrouw Herbert, een tooneelspeelster van tieteefcpnis was, heeft een kook boek saamgesteld. Een feit, dat door BrillatSavarin met vreugde zou zy'n begroet. Een actrice van naam en dat was mej. Herbert, die in St. Jatnes'a Theatre van 1860?186C haar grootste triomfen vierde, is beslist een vrouw van artistiek gehalte, een verstandige vrouw en een vrouw van smaak. Juist dat soort menschen zegt de schrijver van de «Physiologie du Gout" moet koken. Die vinden, gedreven door hun temperament en geleid door hun verstand, hoogst gelukkige mengsels die een liefkozing voor het gehemelte en een weldaad voor de maag zijn. Spreekt men niet van kook-Awwst? En welke kunst wordt door domme, botte, onverschillige naturen behoorlijk gediend? Koken is een werk dat men met toewijding moet verrichten. In 't belang van buisgenooten en vrienden boude een vrouw zich verre van fornuis, potten en pannen, wanneer zy niet doordrongen is van het besef, dat bereiding van smakelijke spijzen al haar aandacht, kunde en geduld tydely'k in beslag neemt. Mevrouw Rochfort, die na haar huwelijk niet meer voor het publiek optrad, heeft door het schrijven van een kookboek, een goed werk gedaan en ongetwijfeld talloos veel menschen aan zich verplicht. Dat men een «lekkerbek" zon zyn, wanneer men kieskeurig is op zyn voedsel, is een idee van het jaar nul, waarmee wy' sedert lang gebroken hebben. .'t Kan me niets schelen, wat ik eet" is een dissonant, die (J£ ooren van een gevoelig mensch martelt. Wy zyn niet gelijk aan den verdien stelijken knor-knor, die gulzig, zonder bp of om-te-zien zyn voederbak leegslobbert. Dr. Rosa Einhorn is door de BosnischHerzegowinische regeering aangesteld als ge meente-arts' te Travnik. Zij is de vy'fde vrouwelyke arts werkzaam in Herzegowina. De dames hebben een drukke praktijk, want, vrouwen uit Bosniëen Herzegowina laten zich niet door mannelijke doctoren behandelen. Dit is in stry'd met haar religieuse overtuiging. In alle landen en ook bij ons, zal, hopen wy', het aantal vrouwelijke medici toenemen. My' dunkt elke vrouw zal dit als een gelukkig verschijnsel begroeten. Mannen z;jn ons in lichaamskracht verreweg de baas. Wy willen niets te kort doen aan het imponeerende van hun biceps. Maar de hersens der vrouw zyn vatbaar voor denzelfden graad van ontwikke ling als die des mans! Voor behandeling van vrouwen, heeft de vrouwelijke arts door eigen organisme, een enormen voorsproi.g op haar mannelyken collega. Veel van hetgeen zy zelf voelt en ondervindt, weet hy uit de boeken. Niet uit godsdienstige overtuiging, maar er kei en alleen door niet uit te schudden vrouwelyken schroom ia het in sommige geval len te verkiezen aan een vrouwelijke geleerde alles te onthullen (in dubbelen' zin !) Veel vrouwen daarentegen zeggen met aplomb: ?Voor een dokter hoef je je niet te schamen, hy weet niet beter of het hoort zoo, hy' let niet eens op je !" Dit laatste als geruststel ling ! Maar, wat kwam van zyn diagnose terecht, als hij niet op je lette ! Nu begrijpen wy deze deze redenatie volkomen, waar zy aanduidt het standpunt van den arts. Die ia in dat opzicht door de wol geverfd ! Elke vrouw echter die weer tot hem bomt, blyft vrouw en wat voor den medicus dood-gewoon is, blyft voor haar hél buitengewoon. Omgekeerd zouden wy een vrouwelijke arts practiseerend over mannen, onkiesch vinden, maar daarvan hoorden wy nog nooit ieta verluiden. CAPKICK. * * * Engelêche Eieref'fricassée. Becoodigdheden : 8 eieren, een kopje room, een lepel tarwebloem, sap van een Vs citroen, l lepel gehakte pieterselie, l gehakt sjalotje en eenige gehakte champignons. Bereiding: Kook de eieren hard, schil ze en sny'd ze in vierde parten. Roer door de gesmolten boter het meel, wat peper, zout en een weinig mosterd. Roer zachtjes room er door, de champignons, pjalot en pieterselie. Laat steeds roerende even aan de kook komen, en roer de geaneden eieren er door. Zet de pan van het vuur en roer citroensap er door. Men eet dit zeer smakelijke .erecht warm met geroosterd brood. N.B. Een kopje := 1A liter. Klein Hoefblad. enkel lintbloempjes bestaande. Maar och, die tieurigheid en al dien luiater zou de stevige wortelstok, waaruit de bloemen rijzen, heeleinaal niet kunnen vertoonen, als niet de ijverige groene bladeren, die groote, boekige, waarvan al enkele op eenigen afstand van de bloemen zyn te zien, zicb in den zomer van 1902 trots kon en nattigheid, beijverd hadden, voedsel te bereiden. Nu praalt met dat byeengegaarde 't vroolijk voorjaarakindje, en wij zyn haar dankbaar, want zij heeft dat nuttige en stevige reservevoedsel, door de bladeren in den onderaardschen stengel opgezameld, omgezet in blijde schoonheid, die de kleur der zon mag dragen. Het hoekje geel sluit zicb precies aan by een plek, waar niet de bloemen alleen den toon aangeven. Hier is al een heele bladerfamilie present, vormt een liefelijk zachtgroen ondergrondje voor de witte bloemen, die zy' trotach i der wereld mogen toon en Die fijn verdeelde teedere bladerkransjes, drie gesteelde bladeren, elk uit drie blaadjes bestaande, waarvan weer ieder in drie of meer slipjes is verdeeld, zyn i de satellieten van de koningin onzer boscbflora, de liefelijke Boschanemoon, Anemone nemerosa. \ Dit is weer een bloempje als Oogentroost en Parnaskruid en Duizendguldenkruid en nog zoo een paar, waarvan ik 't haast betreur, dat ik ze ken, omdat nu niet meer de verrukking van de eerste kennismaking mogelijk ig, zoo heerlyk warm was toen de bewondering, die zy wekten. Nu is 't ieder jaar als een groet van oude bekenden, gezellig, harteiyk. maar ; de eerste extase komt niet weer. Hier zie ik j ze andera heel mooi en groot, met de zes stralende blaadjes en 't gouden meeldradenhart; zij verhoogen ieder jaar de schoonheid van den Gelderschen boschg'ond even trouw als dat de Klaverzuring doet, de Oxalis aeetosella, ! Die heeft in dit boachvertrek een ander J hoekje voor haar deel gekozen; 't witte bloempje j laat zich van nog teerder groen verzeilen dan i de anemoon. De drie klaverblaadjes op een vry hoog stoeltje zyn och zoo fijn en zoo uiterst gevoelig. Ze rusten graag; de slaapstand schijnt bun aangenaam. In die positie gaat het blaadje zich largs de middelnerf naar binnen in tweeën vouwen, buigt zich naar beneden en alle drie de middelnerven komen dus tegen elkaar aan te liggen, zoodat er een alleraar digst tourniquet ontstaat met drie armen, op ; onze afbeelding een weinig neergeslagen. Zij UIT DE NATUUR. Mooi boschplekje in 't voorjaar. Een oud bosch ; hoornen staan er, waarvan oude menschen niet meer weten, dat ze werden geplant, ja, waarvan zy zelfs wél weten, dat hun ouders en grootouders ze altijd groot hebben gekend. Tusschen de hooge, oude l eiken staan veel hooge aparren, en de donkere sparrenaalden dienen tot bekoorlyken achter grond voor overal uit den zwaar bemosten grond opschietende lysterbeastruiken en tot voorgrond voor de in hun edel en fijn naaldenbundelktaed zoo onvergelijkelijk mooie lariksen. Die lorken roepen alty'd Jentejubel in ons wakker, vooral wanneer ze zyn getooid met jonge kegels, die op zachtrose aarbeien gelijken ; maar ook de niet-bloeiende zyn 's voorjaars zoo bijzonder aantrekkelijk met die edelgekleurde zacht groene naalden, tot elegante kwastjes gegroepeerd. Echt sieraad zyn ze hier in 't Oosten van ons land, haast even algemeen als den en spar. En wat er al op dit my'n plekje niet omhoogky'kt van den grond naar eik en larika, spar en lysterbes l Ik ga niet zoeken, wil geen uitgelezen hoekje u presenteeren, waar iets heel bijzonders is te zien ; maar 'k neem het eerate 't beste vierkantje, niet grooter dan de vloer van een zeer beacheiden kamer. Daar zie ik in een hoekje een bloemrijk kleedje liggen van 't K l e i n Hoefblad, Tussüago /arfara echt jubelend geel nu inde volle zon, wier atralen nog niet door 't gebladert worden onderachept, want al de hooge eiken zyn nog kaal; die deftige heeren komen alty'd laat op het featijn. Het hoef blad profiteert daarvan in 't boach ; 't wil niets van zomer weten, bloeit alleen in 't voorjaar, als de zon den boschgrond kan bereiken. Hoe interessant ia de geschubde bloemateel, in zyn eentje uit j den grond te voorschijn komend, en die 't zonder bladeren schijnt te kunnen stellen bij het dragen van de mooie, gele composiet, uit Klaverzuringsblaadjes. nemen dien slaapstand niet enkel aan, als 't nacht is, maar ook op regendagen en, blyk van hun teergevoeligheid, ook als de zon wat al te fel brandt midden op den dag, dan kan men eveneens de blaadjes zoo en négligézien. 't Komt er dus by hen wel heel precies op aan; 't moet mooi en helder zyn, niet al te schelle zon, soms ook by wat bewolkte lucht, dan staat het drietal fleurig uit De bloemen laten zy op eigen gelegenheid uit den grond komen; naaat de blaadjes ziet ge op langen steel het fijne witte bloempje ryzen, ieta meer komvormig dan 't anemoontje en met keurige, doffe, fijne lijntjes op de bloembladen, elk met een geel vlekje aan den voet. 't Tapytje in onze kamer heeft nog een vakje geel vsn 't heldere Speenkruid, Ficarta ranunculoides, frisch en fleurig, krachtig lentekind, dat met het glanziggroene blad u tegenglimt en ook de grootste helft der bloemblaadjes vernist heeft als by boterbloem, alleen de voet der blaadjes is dof van tint. Alle vier zyn dit echte lentebloemen; maar van het zomervolk ia ook al deze en gene by de hand. Hier zie 'k er een, de Hondsdraf, Glechoma hederacea; 't paarse plekt heel mooi tuaschen 't wit en geel en beter vulling kan een hoekje zich. niet wenschen dan van die ronde, stevige hondadrafblaadjea, hier en daar nog in wat kleumsch rood jurkje gestoken. Wat zit het goed hier op den mosgrond aan den eikevoet l Daar juiat, toen ik ging zitten, vloog onmiddellijk by my een haas op; vogela fluiten in de takken, het >tjiftjaf" is niet van de lucht en groote gele citroen vlinders om flad deren my, welk een weelde I Maar staat dan, vraagt ge allicht, daar nooit dan eens iets minder prettiga tegenover? Is alles op zoo'n voorjaarswandeling pour Ie mieux, gaan alle zintuigen dan alty'd maar te gast; is er geen leelyks, zyn er geen bezwaren, stelt gy ons alles niet te mooi, te lieftlyk voor? O ja, ge hebt gelyk, daar zyn wel tegenheidjes; soms is de overweg by't spoor gesloten en 't geduld wordt op een zware proef gesteld; een bank, waarop gerust zou worden, is mis schien nog pas geverfd; de weg ia wel eens modderig en het prettige sandalenschoeisel moet voor stevige, leêren stappera plaats maken en by een idyllisch mooi gelegen boerenhuisje wordt wel eens de kachel met petroleum aangemaakt. Maar ze zyn klein die tegenheidjes; weelde blyft toch echt en wezenlijk een boachwandeling in 't voorjaar. F. J. VAN UlLDRIKS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl