Historisch Archief 1877-1940
No 1347
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Rollen un 6 Tabletten. ? Rollen iao 6 Tabletten
per doosje | UiOU
iHiiiiiiiMMiHiittiiimt'
VOOÏ^ DAMEjSf.
Yronwenlaesfeclit in Engeland.
Door Dr. PHIL. KaïHE SCHIKMACHER.
Helen Blackburu, wijlen de redactrice van de
'Mfffliik W oma* t Review heeft kortelings de
geschiedenis van het Vrouwenkiesrecht in Enge
land uitgegeven, welke, voorzien van dokumenten,
zoo leerzaam is, dat zij tot handleiding dienen
kan voor hen, die niet alleen in vrouwenkies
recht, maar ook in de vrouwenbeweging in het
algemeen belang stellen.
De jinoraal der geschiedenis" staat hier met
duidelijke letters geschreven in de voorvallen
van dien tijd en die , moraal" kan ons tot leer
«trekken.
In de middeleeuwen sloot Engeland de vrou
wen, die daartoe bevoegd waren, niet uit van 't
politieke kiesrecht. De leenvrouwen, de vrouwen
die belasting betaalden, hadden even goed kies
recht als de man. De wet maakte geen verschil
tusohen mannelijke en vrouwelijke kiezers.
Onder de Stnarts echter begon het kiesrecht
der vrouw, door dat zij er bijna geen gebruik
van maakte, in vergetelheid te geraken. Deze
omstandigheid maakte het mogelijk, dat in de
kieswet van 1832 de vrouwen voor de eerste
msal uitdrukkelijk uitgesloten werden van actief
politiek kiesrecht. In plaats van zooals tot nog
toe het geval was te spreken van freeholders
(bezitsters) of taxpayers (belastingbetalers) of
pertont i personen) sprak de wet van 1832 van m Ie
ftriont (mannelijke personen). Zoo ontstond sedert
1832 een wettelijk beletsel tusschen de vrouw
?n het politieke stemrecht. Het besluit van het
Parlement van 1832 was strikt genomen
antieonstitnnioneel. Want het grondbeginsel van de
Engelsche Volksvertegenwoordiging is: no
taxation without representation.
Engelsche mannen en vrouwen gevoelden het
onbillijke, het on grond wettige dezer handelwijze
en de Bill van 1832 gaf de rechtstreeksche
aanleid'ng tot de Engelsche vrouwenbeweging voor
het kiesrecht.
Sedert dien tijd hield het idee van vrouwen
kiesrecht de hoofden der bourgoiste bezig. In
den grooteu politieken strijd om de afschamog
van de slavernij, om de opheffing der
graanbelasting, speelden de Engelsche vrouwen spoedig
een voorname rol; zij deden daarbij die politieke
kennis op, die later hare eigen beweging zeer
te stade kwam. Het eerste vlugschrift voor
vrouwenkiesrecht verscheen in 1847. Het legde
den nadruk hierop, dat ^aangezien de vrouw als
de wederhelft van den man te beschouwen is,
elke maatregel van sociale wetgeving, waarmede
geen rekening gehouden wordt met de beide
seksen, gebrekkig zijn moet."
Een groote literaire bedrijvigheid werd daarop
door de Engelsche vrouwen aan den dag gelegd
en een politieke organisatie in Engeland, Schot
land en Ierland gevormd.
De elite der Engelsche bourgoisie nam deel
aan dezen strijd om het kiesrecht, en wij
vestigen de aandacht onzer lezers vooral op de
omstandigheid, dat juist de baanbreeksters van
de hoogere ontwikkeling der vrouw in Engeland
de stvchteiesaen der Universiteiten voor vrouwen,
de hervormsters van het schoolwezen voor hooger
onderwijs aan meisjes, van meet af aan aan
hangsters waren van vrouwenkiesrecht, waarin
zij het middel zagen het doel der vrouwenbe
weging spoediger te bereiken en het bereikte
vast te houden.
Eene levendige belangstelling in de politiek
en een politieke organisatie bestonden reeds in
Engelscne vrouwenkringen, toen in 1866 een
nieuw kieswetontwerp de gelegenheid bood
vrouwenkiesrecht in het Parlement in discussie
te brengen.
De tegenwoordigheid van John Stuart Mill
in het House of Commons en een rede van
Disraëli (in een Staat, die door een vrouw
bestuurd wordt, waar vrouwen Pairs, .groote
grondbezitsters, beheerderessen van kerkgoederen
en armenverpleegsters zijn, valt er uit, een
principieel standpunt niets tegen vrouwen
kiesrecht in te brengen) deden de aanhangers
van vrouwenkiesrecht besluiten een petitie door
3499 vrouwen onderteekend aan te bieden en
te eiscben dat aan de daartoe bevoegde belasting
betalende vrouwen actief kiesrecht worde ver
leend.
Na een ernstige en zaakrijke discussie werd
het amendement Mill op den 20eu Mei 1867
met 196 tegen 73 stemmen verworpen.
De vrouwen werkten nu met verdubbelden
ijver voort, vormden een centraalcomitévoor
vrouwenkiesrecht, waarin alle plaatselijke
vereenigingen vertegenwoordigd waren en dat steeds
voeling hield met de parlementaire voorstanders
van vrouwenkiesrecht.
Tegelijkertijd deed haar zaak zicb onder een
nieuw «rezichtspunt aan haar voor. De kieswet
van 1867 had de uitdrukking »male persons"
vervangen door het woord ,man". Aangezien
volgens de Engelsche wet onder het mannelijk
het vrouwelijk is begrepen, tenzij het laatste
uitdrukkelijk is uitgesloten, en daar de eisch
van politiek vrouwenkiesrecht overeenkomstig
de grondwet was, meenden zij, die de zaak toe
gedaan waren, de erkenning van het stemrecht
der vrouw te kunnen bewerken door een ruime
interpretatie der bestaande wet.
Een voldoend aantal gevallen, waarin bevoegde
vrouwen voorstelden haar op de kiezerslijsten
te doen inschrijven, werden voor verschillende
rechtbanken en eindelijk voor het Hoog Gerechts
hof gebracht. Overal echter werd er afwijzend
op beschikt. De Engelsche vrouwen keerden nu
terug tot haar organisatie- en propaganda-arbeid
eu nu in 1868 besloten zij ook openbare vrouwen
vergaderingen te houden en daar vrouwen als
spreeksters te doen optreden. Tot de invoering
dezer nieuwigheid was moed noodig.
Met redevoeringen, vergaderingen bij voor
komende gelegenheid met parlementsdiseussies
gingen de jaren voorbij tot 1884, toen het in
voeren van een nieuwe kieswet de vrouwen in
de gelegenheid stelde opnieuw met haareischen
om kiesrecht voor den dag te komen.
Helaas! alweer zonder succes.
Gladstone was er tegen op
opportuniteitsgrondea. Van 1884 tot 1892 werd de zaak in het
Parlement zelfs niet aangeroerd. In 1897 eindelijk
werd het debat over vrouwenkiesrecht, daar er
geen gronden tegen aan te voeien waren, door
de oppositie door taktische manoeuvres en
tumult verhinderd. Sinds dien tijd hebben Im
perialisme en oorlog de kwestie der politieke
emancipatie van de vrouw geheel op den achter
grond geschoven.
Van 1885 at evenwel zijn de Engelsche
vrouwen overgegaan tot practische politiek, zij
hebben meegedaan aan de verkiezingscampagnes
en de drie groote politieke partijen georganiseerd,
n.l. the Primrcse Lraeue (1886), the Women's
hberal ederation (1887) eu the Women's liberal
Unionist's Association. De belooning daarvoor
laat echter nog op zich wachten. Ondanks den
reuzenarbeid, dien zij sinds 1832 volbracht
hebben, zijn de Engelsche vrouwen zooals Helen
Blackburn zich uitdrukte, »in het residu" der
van kiesrecht verstokenen gebleven.
Welke «moraal" hebben wij nu uit de ge
schiedenis van het Engelsche vrouwenkiesrecht
te putten? Ongeveer de volgende: wie voor
vrouwenkiesrecht werkt, heeft in de eerste
plaats het rechtsstacdpunt van haar eisch zich
duidelijk voor oogeu te stellen en deze kennis
door het geheele land te verspreiden, een politieke
vrouwenorganisatie in het leven te roepen, een
groep aanhangers onder de kamerleden te winnen
en door jarenlang onvermoeid bezig te zijn met
het indienen van petities het houden van rede
voeringen en vergaderingen.
Nu het uitgemaakt is, dat in principe geen
bezwaar bestaat tegen het verieenen van kies
recht aan de vrouw, nu gaat de oppositie tot
opportuniteitsgronden over. Eigenlijk bestaat
er geen gegronde reden tegen vrouwenkiesrecht,
maar de kiesrechthervorming voor mannen kon
daardoor in gevaar gebracht worden (zie Engeland,
België) of ,de vrouwen zijn te klerikaal" (zie
Frankrijk en België) dus mannen enpartijbelangen
gaan vóór vrouwenbelangen en vóór de eischen
van het recht.
Hebben de vrouwen in den praktiscben ver
kiezingstijd getoond wat zij kunnen en meeueu
zij de mannen daardoor overtuigd te hebben van
ha'ar politieke bedrijvigheid, dan heet het ,de
vrouw is bijzonder geschikt oji de kelptter van
van den man te zijn, maar haarzelve zou het
kiesrecht slechts kwaad doen".
Valt er niets meer in te brengen tegen vrouwen
kiesrecht noch in principe, noch in theorie of
praktijk dan gaat de oppositie over tot kabaal
maken en den gang van zaken belemmeren. (Zoo
als in Engeland.)
De man ml de vrouw niet als zijn gelijk
waardige erkennen, en daar hij de macht in
handen heeft, daar hij tevens aanklager en rechter
is daarom weigert hij de vrouw recht te
doen wedervaren
Wanneer het Parlement, zooals in Engeland
het kiesrecht ontzegt aan vrouwen, die volkomen
daartoe bevoegd zijn en aan wier bekwaamheid
niemand twijfelen kan of twijfelt, maar wanneer
zij het «el verleent aan mannen, die daartoe
totaal onbevoegd zijn, dan geschiedt dit alleen
omdat de man de vrouw als vrouw als zijn
inferieure beschouwt.
Van deze geringschatting der vrouw hebben
wij in alle landen zulke sprekende bewijzen
dat alle beweringen, van hoogachting voor de
vrouw, van de ideale positie der vrouw, de
hoogste roeping der vrouw enz. enz. ons slechts
als ironie in de ooren klinken. Wij weten nu
dat zij eigenlijk tot dekmantel dienen voor de
geringschatting der vrouw.
De slotsom van Helen Blackburns werk kunnen
wij in. de volgende zinsnede samenvatten:
rgeweld gaat boven recht"
E, KUNST HKIJNNBMAN.
Naar Indiëen terug. Gids voor het gezin,
speciaal een vraagbaak voor dames door
mevrouw I. M J. CATJSNIÜS?v. j>.
MEJJDBN, uitgave van N. Veanstra, te 's
GraEen onmisbaar boek, een uitstekende gids
voor iedereen, die naar Indiëgaat, maar vooral
voor Dames, die er haar huishouden moeten
doen
Tot dusver werd er door de Dames, d'ie
naar Indiëmoesten gaan ran te toren weinig
of geen werk gemaakt van de kennis van het
volk of van de taal des lands waar zij mis
schien jaren lang zullen moeten verblyven. Ik
zal het driiir wel aanleeren, andere dames
kenden ook niets van het Maleisch wordt er
gewoonlyk gedacht. Jïn zóó komen zij ginds
aan, overgeleverd aan het onbekende of, ergtr
nog, vaak een bespottelijk figuur makend."
Dit zegt de schrijfster in baar voorrede en
het is volkomen waar. Zy of hij, die naar
Indiëgaande ?an te voren zich zy' het ook
oppervlakkig op de hoogte stelt van de taal
en eigenaardige uitdrukswyze der inlanders,
kom' oneindig gemakkelijker en spoediger op
streek in de nieuwe omgeving dan anderen.
Het hoekje is zeer eenvoudig, zonder eenige
pretentie geschreven en zal zeker met goed
;evolg worden verkocht, 't Is duidelijk en
netjes gedrukt
J. v.
M.
Jeruzalem I (In Dalecarlië). Naar het
Zweedsch van SELMA LAGJSBLÖF, door
MABGAKBTHA MBIJBOOM. Bij II. J. W.
Becht, Amsterdam.
Selma Lagerlöf is een andere Zweedsche
nachtegaal. Zy zingt uit de ziel en de ziel
uit van baar volk. En zij doet dat als een
nachtegaal. Niet in diep-doordachte, kunstig
geweven zangen. Als een nachtegaal gaat zij
zonder gezochte overgangen van de
eenestemning in de andere, rapsodisch maar bekorend
Wellicht op den duur wat eentonig als men
er lang naar luistert, en toch weer zoo liefelijk,
dat men het hooren telkens weer zoekt.
Men moet haar echter hooren in haar eigen
omgeving. Zooals de nachtegaal alleen zingt
n het land zyner geboorte, zoo schynt het
ook met baar. Want waar zo, zooals in de
wonderen van den Antichrist, baar land ver
ast om op Siciliëhet verlangen der volksziel
na te kweelen, daar speuren wrj dadelijk: daar
is zij niet in haar waar element-, daar mist
baar zang den diep ontroerenden, den on
weerstaanbaren toon.
En daarom zie ik voor haar roem als
schrjjfster met bezorgdheid tegemoet het tweede deel,
dat op dit eerste volgen moet, en dat ons zal
moeten brengen waarheen de Zweedsche gods
dienstige dweepers trekken : in Jeruzalem.
Deventer. W. ZAALBERG.
?HIIIHIHIIIIIIItltlllinilllllllllllHIIIIIIIII
INGEZONDEN.
Eene reis naar onze Oost-Indische
buitenbezittingen.
Naar aanleiding van het welwillend verslag
van mej. Naber over myne causerie, gehouden
in de zaal van het Bijbelgenootschap te Am
sterdam, voorkomend in de Amsterdammer van
5 April, zij het my vergund op te merken dat
de geroofde Papoesche kinderen, wier ouders
te vergeefs door den Aas.- Resident zyn gezocht,
zich op de Gouvern. Nederzetting te
Monokwari bevinden en niet, zooals de verslag
geefster vermeldde, door de zendelingen met
hun andere pleegkinderen worden opgevoed.
Jonkvr. H. B. DB LA BASSECOÜB-ÖAAN.
MIIIMIIIIIIIIIIIIHIII1IIIIIIIIMMMIMIIIIIIIIIIII1IIMIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIH1IMI
HimiiiiiiM MM IIHIII
IIUHIIIMIIIHIIII
Vrouwelijke ingenieur.?Sarah in travesti.
Kookboek van een Engelsche
tooneelspeelster. Dr. Rosa mhorn.
De polytechnische school te Pary's heeft het
ingenieurs-diploma aan een jonge dame uitge
reikt, aan mej. Kaneraky, een Russin. De
jeugdige ingenieur, die heimwee heeft naar
haar geboorteland, hoopt vurig, dat de Russische
regeeriog niet zal aarzelen, haar als ambtenaar
aan een van haar spoorwegen aan-te-stellen.
Moge haar wensch spoedig in vervulling komen l
De door-en-door scturandere. werkzame, voor
niets terug-deinzende .divine Sarah" is er nog
niet in geslaagd een stuk te monteeren, waar
mee zij geld maakte. .Juist haar, de vlytige
vrouw, in levensjaren «ver de middag-hoogte
gestegen, zouden. wrj zoo gunnen dat zij den
truc wist beet-te-krijgen to make money.
Zonde en jammer, dat zy dit praktisch kantje
niet van de Amerikamen heeft afgekeken h
Het hoofdbreken dat zy zicb getroost, om
diverse tooneelprodncten zoo artistiek mogelijk
te monteeren, is eenig. Toch blyft geen der
stukken zoo lang op't répertoire, dat de opvoe
ringen winstgevend worden voor de directrice
actrice. Een tydlang was Sarah een-en-al
opwinding over haar traveati-rollen. Daarmee
zou zy' het 'm nu eindelijk eens leveren ! Een
onverschrokken daad, een ongeëvenaard durven
van een vrouw, om wier hoofd zich meer dan
twintig lentes wentelden ... ; .Haar duc de
Reichstadt in Rostands' PAiglon" was een
triumf, maar geld bracht het niet in 't laadje.
Haar Werther en Hamlet-vertolkingen mochten
der kritiek niet bevredigen. Werther had in
Parijs een zeer kortstondig bestaan en week
ijlinga voor Théroigne de Méricourt, dat althans
voor een volle zaal gespeeld werd.
IV, Dis-moi ce que tu manges, je te dirai
ce que tu es.
IX. La découverte d'un mets nouveau fait
plus pour Ie bonheur du genre humain que la
découverte d'une toile.
XVIII Celui qui reroit ses amis et ne donne
aucun soin personnel au repas qui leur est
préparé, n'est pas digne d'avoir des amis.
Brillat-Savarin.
(Physiologie du Goi'it).
Mevrouw Kochfort, die onder haar eigen
naim, als mejuffrouw Herbert, een
tooneelspeelster van tieteefcpnis was, heeft een kook
boek saamgesteld. Een feit, dat door
BrillatSavarin met vreugde zou zy'n begroet. Een
actrice van naam en dat was mej. Herbert,
die in St. Jatnes'a Theatre van 1860?186C
haar grootste triomfen vierde, is beslist een
vrouw van artistiek gehalte, een verstandige
vrouw en een vrouw van smaak. Juist dat soort
menschen zegt de schrijver van de «Physiologie
du Gout" moet koken. Die vinden, gedreven
door hun temperament en geleid door hun
verstand, hoogst gelukkige mengsels die een
liefkozing voor het gehemelte en een weldaad
voor de maag zijn. Spreekt men niet van
kook-Awwst? En welke kunst wordt door domme,
botte, onverschillige naturen behoorlijk gediend?
Koken is een werk dat men met toewijding
moet verrichten. In 't belang van buisgenooten
en vrienden boude een vrouw zich verre van
fornuis, potten en pannen, wanneer zy niet
doordrongen is van het besef, dat bereiding van
smakelijke spijzen al haar aandacht, kunde en
geduld tydely'k in beslag neemt.
Mevrouw Rochfort, die na haar huwelijk
niet meer voor het publiek optrad, heeft door
het schrijven van een kookboek, een goed werk
gedaan en ongetwijfeld talloos veel menschen
aan zich verplicht. Dat men een «lekkerbek"
zon zyn, wanneer men kieskeurig is op zyn
voedsel, is een idee van het jaar nul, waarmee
wy' sedert lang gebroken hebben.
.'t Kan me niets schelen, wat ik eet" is een
dissonant, die (J£ ooren van een gevoelig mensch
martelt. Wy zyn niet gelijk aan den verdien
stelijken knor-knor, die gulzig, zonder bp of
om-te-zien zyn voederbak leegslobbert.
Dr. Rosa Einhorn is door de
BosnischHerzegowinische regeering aangesteld als ge
meente-arts' te Travnik. Zij is de vy'fde
vrouwelyke arts werkzaam in Herzegowina. De
dames hebben een drukke praktijk, want,
vrouwen uit Bosniëen Herzegowina laten zich
niet door mannelijke doctoren behandelen. Dit
is in stry'd met haar religieuse overtuiging. In
alle landen en ook bij ons, zal, hopen wy',
het aantal vrouwelijke medici toenemen. My'
dunkt elke vrouw zal dit als een gelukkig
verschijnsel begroeten. Mannen z;jn ons in
lichaamskracht verreweg de baas. Wy willen
niets te kort doen aan het imponeerende van
hun biceps. Maar de hersens der vrouw zyn
vatbaar voor denzelfden graad van ontwikke
ling als die des mans! Voor behandeling
van vrouwen, heeft de vrouwelijke arts door
eigen organisme, een enormen voorsproi.g op
haar mannelyken collega. Veel van hetgeen
zy zelf voelt en ondervindt, weet hy uit de
boeken. Niet uit godsdienstige overtuiging,
maar er kei en alleen door niet uit te schudden
vrouwelyken schroom ia het in sommige geval
len te verkiezen aan een vrouwelijke geleerde
alles te onthullen (in dubbelen' zin !) Veel
vrouwen daarentegen zeggen met aplomb:
?Voor een dokter hoef je je niet te schamen,
hy weet niet beter of het hoort zoo, hy' let
niet eens op je !" Dit laatste als geruststel
ling ! Maar, wat kwam van zyn diagnose terecht,
als hij niet op je lette ! Nu begrijpen wy deze
deze redenatie volkomen, waar zy aanduidt het
standpunt van den arts. Die ia in dat opzicht
door de wol geverfd ! Elke vrouw echter die
weer tot hem bomt, blyft vrouw en wat voor
den medicus dood-gewoon is, blyft voor haar
hél buitengewoon.
Omgekeerd zouden wy een vrouwelijke arts
practiseerend over mannen, onkiesch vinden,
maar daarvan hoorden wy nog nooit ieta
verluiden.
CAPKICK.
* *
*
Engelêche Eieref'fricassée. Becoodigdheden :
8 eieren, een kopje room, een lepel tarwebloem,
sap van een Vs citroen, l lepel gehakte
pieterselie, l gehakt sjalotje en eenige gehakte
champignons.
Bereiding: Kook de eieren hard, schil ze
en sny'd ze in vierde parten. Roer door de
gesmolten boter het meel, wat peper, zout en
een weinig mosterd. Roer zachtjes room er door,
de champignons, pjalot en pieterselie. Laat
steeds roerende even aan de kook komen, en
roer de geaneden eieren er door. Zet de pan
van het vuur en roer citroensap er door. Men
eet dit zeer smakelijke .erecht warm met
geroosterd brood.
N.B. Een kopje := 1A liter.
Klein Hoefblad.
enkel lintbloempjes bestaande. Maar och, die
tieurigheid en al dien luiater zou de stevige
wortelstok, waaruit de bloemen rijzen, heeleinaal
niet kunnen vertoonen, als niet de ijverige
groene bladeren, die groote, boekige, waarvan
al enkele op eenigen afstand van de bloemen
zyn te zien, zicb in den zomer van 1902 trots
kon en nattigheid, beijverd hadden, voedsel
te bereiden. Nu praalt met dat byeengegaarde
't vroolijk voorjaarakindje, en wij zyn haar
dankbaar, want zij heeft dat nuttige en stevige
reservevoedsel, door de bladeren in den
onderaardschen stengel opgezameld, omgezet in
blijde schoonheid, die de kleur der zon mag
dragen.
Het hoekje geel sluit zicb precies aan by
een plek, waar niet de bloemen alleen den toon
aangeven. Hier is al een heele bladerfamilie
present, vormt een liefelijk zachtgroen
ondergrondje voor de witte bloemen, die zy' trotach
i der wereld mogen toon en Die fijn verdeelde
teedere bladerkransjes, drie gesteelde bladeren,
elk uit drie blaadjes bestaande, waarvan weer
ieder in drie of meer slipjes is verdeeld, zyn
i de satellieten van de koningin onzer boscbflora,
de liefelijke Boschanemoon, Anemone
nemerosa.
\ Dit is weer een bloempje als Oogentroost en
Parnaskruid en Duizendguldenkruid en nog
zoo een paar, waarvan ik 't haast betreur, dat
ik ze ken, omdat nu niet meer de verrukking
van de eerste kennismaking mogelijk ig, zoo
heerlyk warm was toen de bewondering, die
zy wekten. Nu is 't ieder jaar als een groet
van oude bekenden, gezellig, harteiyk. maar
; de eerste extase komt niet weer. Hier zie ik
j ze andera heel mooi en groot, met de zes
stralende blaadjes en 't gouden
meeldradenhart; zij verhoogen ieder jaar de schoonheid
van den Gelderschen boschg'ond even trouw
als dat de Klaverzuring doet, de Oxalis
aeetosella,
! Die heeft in dit boachvertrek een ander
J hoekje voor haar deel gekozen; 't witte bloempje
j laat zich van nog teerder groen verzeilen dan
i de anemoon. De drie klaverblaadjes op een
vry hoog stoeltje zyn och zoo fijn en zoo
uiterst gevoelig. Ze rusten graag; de slaapstand
schijnt bun aangenaam. In die positie gaat het
blaadje zich largs de middelnerf naar binnen
in tweeën vouwen, buigt zich naar beneden
en alle drie de middelnerven komen dus tegen
elkaar aan te liggen, zoodat er een alleraar
digst tourniquet ontstaat met drie armen, op
; onze afbeelding een weinig neergeslagen. Zij
UIT DE NATUUR.
Mooi boschplekje in 't voorjaar.
Een oud bosch ; hoornen staan er, waarvan
oude menschen niet meer weten, dat ze werden
geplant, ja, waarvan zy zelfs wél weten, dat
hun ouders en grootouders ze altijd groot
hebben gekend. Tusschen de hooge, oude
l eiken staan veel hooge aparren, en de donkere
sparrenaalden dienen tot bekoorlyken achter
grond voor overal uit den zwaar bemosten
grond opschietende lysterbeastruiken en tot
voorgrond voor de in hun edel en fijn
naaldenbundelktaed zoo onvergelijkelijk mooie lariksen.
Die lorken roepen alty'd Jentejubel in ons
wakker, vooral wanneer ze zyn getooid met
jonge kegels, die op zachtrose aarbeien gelijken ;
maar ook de niet-bloeiende zyn 's voorjaars
zoo bijzonder aantrekkelijk met die
edelgekleurde zacht groene naalden, tot elegante
kwastjes gegroepeerd. Echt sieraad zyn ze hier
in 't Oosten van ons land, haast even algemeen
als den en spar.
En wat er al op dit my'n plekje niet
omhoogky'kt van den grond naar eik en larika, spar
en lysterbes l Ik ga niet zoeken, wil geen
uitgelezen hoekje u presenteeren, waar iets
heel bijzonders is te zien ; maar 'k neem het
eerate 't beste vierkantje, niet grooter dan de
vloer van een zeer beacheiden kamer.
Daar zie ik in een hoekje een bloemrijk
kleedje liggen van 't K l e i n Hoefblad,
Tussüago /arfara echt jubelend geel nu inde
volle zon, wier atralen nog niet door 't gebladert
worden onderachept, want al de hooge eiken
zyn nog kaal; die deftige heeren komen alty'd
laat op het featijn. Het hoef blad profiteert
daarvan in 't boach ; 't wil niets van zomer
weten, bloeit alleen in 't voorjaar, als de zon
den boschgrond kan bereiken. Hoe interessant
ia de geschubde bloemateel, in zyn eentje uit j
den grond te voorschijn komend, en die 't
zonder bladeren schijnt te kunnen stellen bij
het dragen van de mooie, gele composiet, uit
Klaverzuringsblaadjes.
nemen dien slaapstand niet enkel aan, als 't
nacht is, maar ook op regendagen en, blyk
van hun teergevoeligheid, ook als de zon wat
al te fel brandt midden op den dag, dan kan
men eveneens de blaadjes zoo en négligézien.
't Komt er dus by hen wel heel precies op
aan; 't moet mooi en helder zyn, niet al te
schelle zon, soms ook by wat bewolkte lucht,
dan staat het drietal fleurig uit
De bloemen laten zy op eigen gelegenheid
uit den grond komen; naaat de blaadjes ziet
ge op langen steel het fijne witte bloempje
ryzen, ieta meer komvormig dan 't anemoontje
en met keurige, doffe, fijne lijntjes op de
bloembladen, elk met een geel vlekje aan
den voet.
't Tapytje in onze kamer heeft nog een vakje
geel vsn 't heldere Speenkruid, Ficarta
ranunculoides, frisch en fleurig, krachtig
lentekind, dat met het glanziggroene blad u
tegenglimt en ook de grootste helft der
bloemblaadjes vernist heeft als by boterbloem, alleen
de voet der blaadjes is dof van tint.
Alle vier zyn dit echte lentebloemen; maar
van het zomervolk ia ook al deze en gene by
de hand. Hier zie 'k er een, de Hondsdraf,
Glechoma hederacea; 't paarse plekt heel mooi
tuaschen 't wit en geel en beter vulling kan
een hoekje zich. niet wenschen dan van die
ronde, stevige hondadrafblaadjea, hier en daar
nog in wat kleumsch rood jurkje gestoken.
Wat zit het goed hier op den mosgrond aan
den eikevoet l Daar juiat, toen ik ging zitten,
vloog onmiddellijk by my een haas op; vogela
fluiten in de takken, het >tjiftjaf" is niet van
de lucht en groote gele citroen vlinders om flad
deren my, welk een weelde I
Maar staat dan, vraagt ge allicht, daar nooit
dan eens iets minder prettiga tegenover? Is
alles op zoo'n voorjaarswandeling pour Ie mieux,
gaan alle zintuigen dan alty'd maar te gast;
is er geen leelyks, zyn er geen bezwaren, stelt
gy ons alles niet te mooi, te lieftlyk voor?
O ja, ge hebt gelyk, daar zyn wel
tegenheidjes; soms is de overweg by't spoor gesloten
en 't geduld wordt op een zware proef gesteld;
een bank, waarop gerust zou worden, is mis
schien nog pas geverfd; de weg ia wel eens
modderig en het prettige sandalenschoeisel
moet voor stevige, leêren stappera plaats maken
en by een idyllisch mooi gelegen boerenhuisje
wordt wel eens de kachel met petroleum
aangemaakt.
Maar ze zyn klein die tegenheidjes; weelde
blyft toch echt en wezenlijk een
boachwandeling in 't voorjaar.
F. J. VAN UlLDRIKS.