Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1350
voor alles wat samenhangt met de militaire be
zetting, en ook ia de aita in quaBft'e, rr.o^ zijn
geringe kennis va^i land en volk, en dienten.
gevolge even geringe belangstelling daarin, aller
minst de geschikte persoon om dat wantrouwen
te ovetwinren.
De civiele dokteis worden zoo slecht betaald,
dat zij aangewezen zijn op particuliere praktijk
onder de Europeanen, waardoor hun werkzaam
heid onder de inlandsche bevolking in den regel
bij'.aak i?.
En de dokters djiwa, kinderen van het land
en tsvens goed geschoolde medici! Hoe ia hun
positie te midden der bevolking, en welke zijn
de resultaten van hun werk ? Wat ziet de
kampooabewoner in den inlandschen genees
kundige 'i Beschouwt hij hem als een ras-grnoot
die door zijii kennis in staat is om hem in de
ure des gevaars bij te staan, en tot wien hij
zich in vertrouwen wenden kan p Of is cok de
dokter dji*a voor een inlander slechts de ge
vreesde vreemde geneesheer, onder Let
bedriegclijk masker vau inlandsche nationaliteit? Etide
dokter djwa zelf? Welke opvatting heeft bij
van zijn roeping?
Tal van vragen zij a hier te stellen, en het
zou ongetwijfeld ruiaasehoots de m:eite loonen
daarop een antwoord te zoeken.
Onlangs werd door de Regeering, op initiatief
van ui. Westhoff te Bandoerg, bet bis'uit ge
nomen tot oprichting eener school waar iulanders
van zekere ontwkkeling zullen worden opgeleid
tot doekoen mats, hu!p-oogheeikundi&ep. Blijk
baar ligt hier de bedoeling voor, om aan de
ontzaglijke uitbreiding der veterische oogver.
ettering, ia 't bijzonder die der zuigelingen, en
van de granuleuze oogontsteking onder de
inlaudscke bevolking paal en perk te steller. Het
komt ons voor dat tegen de \Ltroering vau het
plan in q'taestie uit een medisch oogpunt groote
betwareii bettaan. Zil het mogelijk blijkeji, eea
klein gedeelte der geneeskunde los te maken
uit het geheel, en het in te prenten am personen
die met de hulpvakkeu zowls ontleedkunde en
pbysiologie, totaal oubekend zijt ? Zal iemand
met een d:rjelijke opleiding in staat zijp, de
ziekten die iiij moet bestrijden, met eenige zeker.
liyd te herkennen? Wij kunnen btt ons nauwe.
l ij te voorstelen! Maar vau harte hopen wij
dat de eivarir;g ons ongelijk moge geven. Want
zoo ergens, daa is hier de geneeskunde in s aat,
om met zeer eenvoud;ge hulpmiddelen ontzaglijk
veel ellende te voorkomen. In een zeer
belnrplijk artikel in het Tij'Jschiift voor Geneeskunde
vaa Ncderl.-Iudië, jaargarg 1S9J-, komt de oog
arts Dr. L S einer te Soerabaya op grond van
een uitvoerig ond' rzoek tot het besluit dat van
de + 125,000 blinden op Java, bij een
doelmatige behaiidelirig, zeker 100000 hu» gezichts
vermogen hadden kunien beboutlet! Ds
matcr'.eele schade (de dubbeltjes-quaestie blijft toch
altijd maar de hoofdzaak) door het aan zich zelf
overlaten dtr ooglijders aan de b< volking van
Ja-va toegebracht, bedraagt volgens de berekening
van drnielfden schrijver jaarlijks ongeveer zes
mvllioen gulden. Dat zijn cijfers!
Men ziet dat Nederland ten opzichts van het
?vraagstuk dat ons bezig houdt nog slechts de
allereerste beginselen van zijn taak als koloniale
mogendheid verricht heeft. Het gold bier een
van die «.dirgen, waarin ook een klein volk groot
kan zijn." Maar Nederland is klein gebleven,
en kleingeestig.
Zullen de ontzaglijke vorderingen onzer genees
kunde inderdaad aan de millioenen onderdanen
der Niderlandsche kroon in deze landen ten
goede komen, dan zende men van uit Nederland
een aantal geneeskundiger, speciaal voor de
praktijk in de dessa org'leid door studie van
taal, volkenkunde en geneeskunde der inlanders
en bestemd om zich in de eerste plaats aan hen
te wijden.
Wij verwachten de voor de band liggende
tfgenwerpirg dat het aantal van die medici, in
aanmerkiug genomen het zielental van Java's
bevolking ontzaglijk groot zou moeten zijp, het
geen «norme uitgaven zou meebrengen. Men
ver^ete echter niet dat een groot deel der
dagelijksche praktijk zou kunnen worden u'tgeoefend
door dokters djawa, inlandsche vroedvrouwen en
Laar wij hopen, ook door dokters mata.
Bovendien zou het geheel en al verkeerd zijn,
hierbij het aantal geneesheeren bijv. in Neder
land tot maatstaf te willen nemen. Daar zijn,
op een bevolkiiig van ruim vijf milioen, ongeveer
twee duizend do'itorer. Maar hoevelen daarvan
zouden ocnoodig zijn als.... de Hollander wat meer
c p d< n Javaan leek! Hoeveel tijd en moeite worden
daar ginds verknoeid aan de behandeling van
duizend wissewasjes en ingebeeHe k «alen voort
komende uit een ondoelmatige levenswijze of
een doelloos bestuan! Met al die klachten zal
de eenvouliger levende lulander zijn geneesheer
voorloopig nog niet lastig vallei;. Rij beschouwt
het ziek zijn nog i iet als een aangenaam
tijd\ e-drijf, zooals zoo vele luierende Hollanders in
Europa en zoo velen hunner rasgenooten met
recht op vrije geneeskundige behandeling' in
Ind.ë! Het alcoholisme, de tuberculose met hun
vsruielenden invloed op de volksgezondheid in
Europa zijn bier zoo goed als onbekenH.
Erenzoo de ne u ras'her i>, wier tallooze skchtcffers
in Europa de s'eunpüaren zijn van zoo menige
drukke p-aktijk. De kunstmatige voeding van
zuigelingen, een kruis voor den onder de lagere
volsklasse aldaar praktiseerenden medicus, baart
ons hier neg niet veel zorgen, want de moeder
borst vloeit nog rijkelijk voor het Inlandsche
kind.
Tegen de enut'ge onder de Inlandsche be
volking woedende kwalen, zooals mo^raskoorts,
cholera, lypbus, venerische ziekten, oog-, huid-,
en dam:aandoeningen, kan men hetzij preven
tief hetzij curatief, met veel succes optreden,
zoodat het daarvoor noadige aantal geneeskun
digen betrekkelijk niet groot zou behoeven te
zijn.
De bevolking van Java neemt nu reeds, of
schoon zij vrij wel aan zich zelf is overgelaten,
sterk toe. Ongetwijfeld zou die vermeerdering
nog veel grooter worden, wanneer tegen de
ziekten die r u jaarlijks tienduizenden te gronde
doen gaan of ongeschikt maken voor
produktieven aibjid, met krac'it werd opgetreden. Ja
va's bodem zou wellicht binnen korten tijd die
massa's nitt meer kunnen voeden. Me ar liggen
ii deze prachtige koloniën niet groote
uitgesrektheden van de vruchtbaarste landbtreken
braak, slechts wachtende op bewerl iig om dui
zendvoudig de daaraan besteede moeite te looneh ?
Ii het niet mogelijk, de overtollige millioenen
Javanen daarheen t? voeren, hen daar een nieuw
vaderland te doen vinden? Mocht dit bewaarheid
worden, dan zou de geneeskunde een
onschatbiren steun verleend hebben bij de vreedzame
verovering en cultuur van landstreken, wier
bezit thans den naam van Nederland als kolo
niale mogendheid slechts tot oneer kan strekken.
A. B.
Een paar politieke pennekrassen
uit Botterdam.
Het eerste symptoom van de naderende
verkiezingen voor den Gemeenteraad is er
reeds: naar dezer dagen in de Stedelijke
pers is meegedeeld, zal de heer mr. C. H.
B. Boot, een der oudste en meest geziene
leden van den Raad, in het burgerlijk
leven Officier van Justitie, z;ch bij de aan
staande verkiezing voorden Raad niet meer
beschikbaar stellen.
Indien dit bericht juist is, is het jammer.
Niet zoozeer om de beginselen van den
heer Boot, die oud liberaal is en van welke
beginselen dus nog een overvloed van
bekwame verdedigers overblijven, maar om
zijn persoon. De heer Boot, aan wien niets
is wat opairoflrotschheid gelijkt, aan wien
geheel vreemd is de steilheid en de stijf
heid der oude Rotterdamsche liberalen, is
een man, die zich in hooge mate de achting
en de sympathie van de velen die hem
kennen, heeft verworven. In den 11 iad heeft,
naar veeltijds mijn indruk vau buiten was, het
advies van den heer Boot groote beteekenis,
en toen hij nog onlangs bij de behandeling
van de wijzigingen in de salarissen der
ambtenaren, op betere bezoldiging van de
pol i t ie-agenten aandrong, bracht hij zicht
baar zelfs den burgemeester 'n klein wtiaij je
van streek.
Door het terugtreden van den heer B iot,
wordt bewaarheid een gerucht, wat reeds
larg heeft gegaan, dat eenigen van de
oude garde in den Raad van plan waren
om er uit te trekken.
\Vaarom? Och ja, er zijn oorzaken, die
moeilijk precies onder woorden te bierigen
zijn. Met den heer Spitkrnan is, eerstens,
in 1901 een element den Raad binnenge
komen, waarover zich do heeren.... nu
wel jutst niet geceeren, konden zij het
helpen? maar die ze er toch maar liever
niet in hadden gezien; en met den heer
Van deGraaf, den eerzatneii anti-revolutio
nairen bakkerspatroon, is er een lype bin
nengekomen, dat misschien voor Roermond
of Venraay of 'n plaaUje in 't Sucht
bruikbaar kan worden geacht, maar wat
voor Rotterdam wel wat al te laag staat;
gezwegen nog van den heer De Klerk, om
wien zich echter de heeren niet bekomme
ren, wijl hij niets vertegenwoordigt en
weinig beteekent.
Ei, fin, de bedaagde heeren d!e reeds
jaren in den Ra&d zitting hebben, en niet
een bovenmatige ambitie hebben voor het
ambt, hebben maar 'n klein du'.vtj0 noo.lig
om vrijwillig te retireeren....
Mét den heer Boot treedt in distiict II
af de heer HOOP, een rustend Indisch
Ambtenaar van reusachtige gestalte, met
aartsvaderlijk langen, breeden giijze.n baard,
in wien men minstens een onder- burgemeester
zou meenen te zien, maar die ... hoogstens
nmaal per jaar 'n woord spreekt, zonder
beteekenis.... Zijn heengaan zou, geloof
ik, door niemand worden gevoeld.
Er ig echter i.óg wat nieuws op ons,
overigens zoo ober politiek terrein. De
anti revolutionairen vau dr. Kuyper's slag
hier ter stede hebben nl. retds een p>iar
maanden geleden een proefnummer laten
verschijnen vaa een nieuwanti-revolutionair
dasblad, en de vorige week kwam de Maas
bode met de primeur, dat het nieuwe dagblad
den 15sn Mei definitief zal verschijnen,
onder redactie van mr. De Jong, een der
jonge anti revolutionaire gemeenteraads
leden.
Dat is voor Rotterdam niet zonder
beteekenis; en dat de Mam-bode dit het
eerst berichtte, heeft zijn bepaalde oorzaak.
De lezer zal allicht vragen : maar hebben
ze te R. dan niet het aauzienlijke orgaan
de Nederlander van de jor kheeren L'ihman
en De Geer ? En is t a' bl_ad dan niet
anti-revolutionair genoeg, en niet regeerings
gezind genoeg ? ...
Och, jawel, lezer, maar de Nederlander is
meer een orgaan om de eer en hei aanzien
der partij op te houden, dan wel om pro
paganda te maken onder alle kringen der
burgerij. Het wordt hier weinig geleien, en
heeft in de stad geen den minsten invloed.
En bovendien : de Kedci'lnn/ler behoort ook
niet tot de fractie, die in Kiiyper haar bain
ziet; ze snauwt nog wel tets om den hoek.
Dan is aan hare redactie verhoeden de
heer mr. Verkouteren, die zijn anti
papistische kuren niet verbergt, en dus niet ge
schikt is voor een intiemen omgang met
de katholieken.
I-i n woord: De Nederlander is eensdeels
te_ voornaam, te jonkheerlijk, andeideels
niet KuyperiaAnsch genoeg, en dit heeft blijk
baar dr. Van Staveren en zijn vrienden doen
besluiten, een eigen orgaan te stichten.
De Nederlander heeft wel zijn misnoegen
over dezen concurrent te kennen gegeven,
maar 't mocht niet baten ... De broeders
uit den Kuyper-hoek waren onvermurwbaar.
De redacteur, de hejr mr. De Jong, die
in 1900 de Kamerkandidaat is geweest
tegenover den heer De Klerk, staat bekend
als een erge vriend der Iloomschen. Hij
en zijn vrienden hebben het kunstje ver
staan, om, hoewel zij in verhouding tot de
Roomschen een betrekkelijk slechts kleine
groep kiezers vormen, toch een S lal
mannekes in den Raad te brengen... met behulp
van Roomsche stemmen. Deze laatsten
zitten nog altijd met slechts l lid in den
Raad, omdat ze op 'n handige manier door
de anti-revolutionairen zijn beetgenomen.
Welnu de heer mr. De Jong, die
onlangs aan de Vrije Universiteit is ge
promoveerd, heeft op eene vergadering open
lijk gezegd, »niet te zullen rusten vóór ook
de Katholieken 'n voldoend aantal zetel»
hebben."' 'n Moeilijke levenstaak, vooral
wanneer men weet, hoe weinig de Rotter
dammers geneigd zijn,Katholieken te kiezen,
en hoe weinig bekwame en aanzienlijke
Katholieken genegen zijn in d<-n R lad
zitting te nemen en naar de pijpen van
De Maasbode te dansen. Maar mr. De Jong
is nu eenmaal enthousiast katholiek gezind,
zóó zelfs dat-i voor een Katholieke
kiesvereeniging optrad en zijn blad komt juist
in een periode, dat hij zijn eed kan helpen
»realisgeren."
Da verschijning van dat nieuwe dagblad,
bevvijs van den toenemenden invloed der
kerkelijke politiek, doet menigeen vragen :
waar blijven toch de vrijzinnigen en vrij
zinnig-democraten ? De oude, konservatieve
kiesvereeniging «Vooruitgang" beliowll haar
kracht; de kerkelijk-politieke wint veld
wat doen nu de democraten ?
Ze hebben geen orgaan, waarmee ze in
vloed op het publieke leven onzer groote
stad, die 5 zetels in de Staten-Generaal
heeft te bezetten, kunnen uitoefenen ; en
ze schijnen zelfs geen moeite te doen, er
een te krijgen. De oud liberalen hebben de
N. Rotterdammer, de kerkelijken hebben
nu straks drie dagbladen, de democraten
hebben er geen. Het Uollcrdamseh Weekblad
kan niet als zoodanig worden beschouwd,
want dat staat in de werkelijkheid toch nog
met n been in het conservatieve kamp.
En de kiesvereenigiügen ? De
»^ooruitstrevend"-liberale kiesvereen. «Rotterdam"
is, door haar beginsellqos heen-en
weergescharrel, alle beteekenis en invlotd kwijt
feraakt. En de vrijzinnig democratische
iesvereeniging onder leiding van rnr. Van
Aalten bestaat wel, maar beweegt zich niet,
houdt zich deftig binnenshuis .. .
Ziedaar hoe het staat met de
hoof'dfactoren der politieke beweging in onze stad.
r.
Onder de vroede mannen.
Er was Woensdag in den
Amsterdamschen Raad niets te bespeuren wat aan
de lente herinnerde.
De heer Daniël Schut was zelfs de
eenige die zich de weelde van een grijs
fantasiepakje veroorloofde. De overigen
waren alle even deftig in het zwart en
hun uiterlijk was even stemmig als hun
innerlijk. In het debat bijv. over het
Arnbachtsonderwijs, een onderwerp waar
van mea verwachten mocht dat alle harten
onzer vroede vaderen even warm er voor
zouden kloppen, was niet de minste
lenteweelde te bespeuren ; zelfs geen zuchtje van
opgewektheid streek langs de perstribune.
Alleen de heer Nolting scheen de Mei
in 't hoofd te hebben, zag er zoo
opge. 'O I O
wekt uit, bad zyn haar zoo
voorjaarsflchtig gekroesd alsof hij zoo van de
Paaschwei k«arn, waar hij met een Mei
lief aan 't hotsebotsen waa geweest. Ojk
in zijn stern wa-< itts overmoedigs, zoodat
het hem blijkbaar niets kon schelen hoe
hij de vreerade woorden, niet welker uit
spraak hij steeds op voet van oorlog ver
keert, ditmaal radbraakte, en op welk
een toon hij de wt-rkliedenbelangen be
pleitte.
Nu kent onze Raad zijn papprnheimers
en oordeelt tegenover den heer Nolting;
dat- elk vogeltje zingt zooals het gebekt
is, en aangezien de nachtegalen zeldzaam
zijn, vooral in Amsterdaai, moet men zich
met een spreeuw behelpen.
Toch /ou de heer Nolting, indien hij
minder op een toon van aanklager en met
het, geluid van een ruziemaker de belangen
zijner medewerküeden bepleitte, meer kun
nen bereiken. Want dit moet gezegd, hij
is trouw op zijn post waar
werkliedenbelangen ter sprake komen, zoodat hij in
den heer Henri Polak, die steeds achter
Noltings stoel staat, zelfs een warm, bewon
deraar heeft.
Ook de burgemeester luistert, gaarne
naar den heer Nolting en als hij hem van
dienst kan zijn verzuimt hij dit niet, al
is het slechts met een droog comieke
terechtwijzing, als gister ten opzichte van
het praeadvies, omtrent het vrije vervoer
per pont voor de bewoners van den over
kant van het IJ. Dat praeadvies was aan
gehouden om den Raad in d-e gelegenheid
te stellen, kennis te nemen van de voor
stellen der Commissie voor de exploitatie
van gemeentegronden aan den overkant
van het IJ. Da heer Nolling meende dat
het praeadvies omtrent het pon t tarief'daar
mee niets te maken had. maar da burge
meester bracht hem de wer.schelijkheid
voor den Raad, om vau de voorstbllen der
Commissie, die we l dr a p u b l ie k zullen
worden «kennis te nemen," zoo onder
het oog, dat de heer Nolting met een leuk
gebluft gezicht den Raad aankeek of hij
zeggen wilde: hij \A goed, die wededeeling
heeft ie speciaal voor mij buwaara cru
me schaakmat te zetten.
Bij de quaestie over het niet nakomen
van de bestekbepalingen door den aanne
mer van de reparaliën aan de brug op
het Sophiaplein, de Biaauwbrug en
Hortusbrug, trad de heer Nolting maar al te
bruut op om succes bij den Hnad te
hebben, ofschoon hij volkomen in zijn
recht was. De bepalingen zijn gemaakt
om ze na te komen, niet om ze te ont
duiken, al is dat de meer gebruikelijke
Hollandsche wetsopvatting; maar de Raad
heeft in zijn eigen belang, dat wil zeg
gen voor het behoud van zijn eigen gezag,
er met alle strengheid voor Ie waken.dat
de voorschriften in de bestekken door de
aannemers worden nageleefd. Men heeft
zich dezer dagen, en terecht, beklaagd
over de houding die de werklieden tegen
over hun reglement hebben ingenomen;
daarom moest de Raad juist nu aan de
werklieden toonen op hoe ernstige wijze
hij er ter wille van de werklieden voor
waakt, dat de voorschriften, te hunnen
behoeve gemaakt, worden nagekomen.
Houdt men aan die voorschriften niet
streng de hand, dan komt men tot allerlei
ontduikingen, die ten elotte in wetteloos
heid ontaardt ten koste van den werkman
en ten koste bovendien van de gemeente,
die toch volgens de bepalingen betalen
moet.
Het is niet, zooals de heer Schut meent,
»een <|uaesüe van een paar centen," maar
een ijuaestie van recht en billijkheid en
voor den Raad het handhaven van een
maal gemaakte voorschriften. Wanneer
men van de werklieden eischt dat zij zich
aan het werklieden-1eglement houden en
ook dat is plicht van den Raad dan
moet men met dezelfde gestrengheid de
bestekbepalingen toepassen in het belang
van den werkman gemaakt. Of dat hier
voldoende door B. en W. geschied is, mag
met grond betwijfeld worden, uit de dis
cussie. Waren de heereu Nolting en Van
den Bergh, die een justitieel onderzoek
wenschten, wat kalmer in hun kritiek ge
weest en hadden zij de rechtsquaestia en
het prestige van den Raad tegenover de
werklui in het debat meer naar voren ge
bracht, zij zouden kans gehad hebben dat
de Raad zelf neg eens een onderzoek had
ingesteld, minder uit wantrouwen in dat van
B. en W. dan wel om den werklieden te
toonen, dat het hun ernst is in het hand
haven der gemaakte voorschriften. Nu
verliep het debat in hatelijkheden die hun
doel vooibij vlogen. Dat was jammer
en het is in het algemeen een fout bij
onzen Raad dat er zoo weinig onderlinge
samenwerking is en zoo weinig voorbe
reiding.
Dat bleek bij de zoo belangrijke voor
dracht in zake het Ambachtsonderwijs.
Er is sedert jaren behoefte aan meer
Ambachtsonderwijs, er is bovendien sedert
jaren gebrek aan gelegenheid om
vakteekenen te leeren voor jongens die reeds op
een ambacht zijn; er loopen honderden
a.s. ambachtslieden rond die het zoo
noodige vakteekenonderwijs moeten ont
beren.
In 18'.;!J heffe de Technische
vakvereeniging om een derde arnbachtschool ge
vraagd waarom de
werkliedenvereenigirsgen, de vak^ereenigingen niet? en
B. e;i W. zijn begonnen de Maatschappij
van den Werkenden Stand, de Commissie
van het Middelbaar Onderwijs en den
inspecteur van het Ambachtsonderwijs te
hooren, met het resultaat, dat zij op advies
van den laatsten autoriteit en in overleg
met de M. v. d. W. S., die zich ten op
zichte van het Ambachtsonderwijs hier
ter stede zeer verdie, stelijk maakte, tot
de voordracht kwam om een derde
Ambachtscbool te stichten, door de Mij. te
subsidieeren, tot een maximum van ?"42,500
'sjaars onder voorbehoud dat het rijk een
gelijk bedrag beschikbaar stelt.
lutusschen wenschten B. en W. de
honderden jongens maar te laten wachten
tot de y-j Aoibiichtscho'il geieed zou zijn.
E*:n invallende gedachte, vermoedelijk
ontstaan door het voorstel der Commissie
voor het, Middelbaar Oudenvijs om twee
kleine scholen te stichten, werd door B.
en W. uitgewerkt in een voordracht met
een uegatitf re-ullaat.
De vraag c.f het mogelijk was de 2e
H. B. S. met jarigen cursus aan de
M trnixstraat tot ii.iaal der Ie
Ambachtschool in te rlciiteji, d. \v. a. tot ee;i
Avoiidteeket'school, werd in een voordracht van
alle kanten bekeken van allerki bezwa
ren ontdaan, maar ten slolte ontkennend
beantwoord op advies der commissie voor
de lii.ai;cii'n. Op voorstel van (ie heeren
DéSauvage Nolting en Kruseman besloot,
de Raad echter, ook al kon men
voorloopig maar ISO jongens helpen, de f 5000
in eens en de /'7000 jaarlijks voor dit on
derwijs uit te geven. De Raad nam daar
mee een zeer wijs besluit dat weldra door
anderen gevolgd zal moeten worden. Want
zoo er op eenig gebied van het onderwijs
leerplicht nuttig en noodig was, dan zou
het dat m.i. ten opzichte van het
vakteekenondenvijs zijn.
Op dit belangrijk onderwerp in verband
met de behoefte en op welke wijze men
daarin zou kunnen voorzien, hoop ik in
een volgend nummer terug te komen. Ik
constateer voor heden dat de Raad de
eerste schrede in een goede richting ge
daan heeft en, al was het slechts met een
kleine meerderheid, onder de voorstemmers
waren mannen van allerlei richting. Dat
is verblijdend, want hier kunnen de voor
standers van bijzonder en openbaar on
derwijs elkaar ontmoeten en eendrachtig
zatnenwerken.
Ia deze eerste zitting ini schonen Monat
Mat hetft zich ten behoeve van het vak
onderwijs eeii knop gezet, die voor ili
waarachtige volksontwikkeling een schoone
bloem belooft.
A m s t e r d a m, 7 Mei 1003. N. v. H.
De verkiezingen voor den
Dnitsclien Eijksdag.
De interpellatie over de opzegging der
handelstractaten, waarmede de conser
vatieven in een der laatste zittingen van
den Rijksdag zich tot de Duitsche regee
ring wendden, is jdmmerlijk mislukt. Niet
slechts onttrok zich de Rtjkskanselier Van
Bülow aan de beantwoording der gestelde
vragen en liet die taak over aan den
staatssecretaris van binnenlandiche zaken,
maar het antwoord, dat deze gaf, was zoo
weinig troostrijk, zoo zonder eenigen zweem
van i-ympatiue met of tegemoetkoming
aan de agrarische riooden en behoeften,
dat de heeren van de rechterzijde zich
moeten afvragen : »Hoe staan wij nu eigen
lijk met de regeering? Is deze waarlijk
voornemens ons, de steunpilaren van den
staat, te verloochenen ?" Met blijdschap
en dankbaarheid zouden zij een enkel
woord hebben begroet, dat bij de aan
staande verkiezingen voor den nieuwen
Rijksdag als Waldparole, als verkiezings
leuze, dienst zou kunnen doen; maar dit
woord werd niet uitgesproken.
Geen wonder, dat de regeering niet veel
gevoelt voor deze zoo buitengewoon
veelischende vrienden, en dat zij, voorloopig
althans, den loop der gebeurtenissen wil
afwachten. Te meer, omdat thans van vele
zijden wordt aangedrongen op eene aan
eensluiting van de partijen der linkerzijde,
waarbij zelfs de sociaal democraten niet
uitgesloten zouden worden. Er bestaan
natuurlijk voor de partijen der linkerzijde
velerlei punten, waaromtrent de meeningen
sterk uiteenloopen. Maar het jongere ge
slacht, dat thans den doorslag moet geven,
beschouwt de greuzen der partijen en
fractiën piet meer als onaantastbaar en
onveranderlijk. Zijn eerbied voor de his
torische traditie is niet meer zoo bijster
groot; het is geen misdaad meer, de muren
van dit heilige huisje als verbrokkeld en
bouwvallig te beschouwen.
Wanneer de beteekenis eener partij
eene bijna uitsluitend historische is ge
worden, wanneer zij teert op de herinne
ringen van een groot verleden, dan kan
men gerust zeggen, dat hara dagen geteld
zijn. Zoo is het gegaan met de
nationaalliberale partij, die eens een kracht in den
lande is geweest, maar zich sedert lang
niet aan het verwijt van kleinmoedigheid,
stelselloosheid en beginselloosheid kan ont
trekken. In het verkiezicgsmanifest der
nationaal liberalen kan men lezen, dat de
woordvoerders der partij zijn tegen de
sociaal-democratie, tegen het
ultramontanisme, tegen het »Agrariertum''. Als echte
middenpartij neemt zij het een en ander
over uit het sociale en economische
prohram der linkerzijde, en zweert met de
rechterzijde bij de voortdurende zorg voor
de weerkracht der natie, dat wil zeggen,
bij het toestaan van de zich steeds meer
uitbreidende eisclien voor leger en vloot.
Het is te verwachten, dat ook bij deze
verkiezingen het aantal vertegenwoordigers
der nationaal-liberale partij in den Rijks
dag weer aanmerkelijk kleiner zal worden.
Kan de zoogenaamde concentratie der
partijen van de linkerzijde tot stand komen
door een verkiezingsmanifest? Zeker niet,
althans niet alleen; want zulk een mani
fest is slechts een uiterlijk teeken van
eenheid. Men dient zich echter te herin
neren, dat de welbekende leuze : »getrennt
marfcchiren, vereint schlagen,'1 in een ver
kiezingstijd dikwijls- gevaarlijk kan worden
en den slag kan doen verliezen. Zeker,
er is iets voor te zeggen, dat men bij de
stemming zijne zelfstandigheid bewaart,
en eerst bij mogelijke herstemmingen han
delt naar de leer, dat het betere de vijand
is vau het goede. Maar is het praktische
politiek, wanneer partijen, die in vele
hoofdzaken niet ver vaa elkaar staan,
eerst voeling met elkaar beginnen ie hou
den, wanneer het mogelijk te laat is?
»Wij moeten in Duitschland'' zoo
schrijft de Frankfurter Zcilung »naar
dezelfde ontwikkeling streden als in andere
landen, waar de vooruitstrevende partijen
hebben geleerd, de machteloosheid harer
versnippering te overwinnen, en op die
wijze een beslissenden invloed op de regeering
(e verkrijgen. Want liet komt er ten slotte
toch niet op aan, in kleine
partij-conventikels nuttige en gezonde beginselen aan
te kweeken. De hoofdzaak voor elke ver
standige politiek is, hare beginselen in de
praktijk over te brengen. Wie zijn kapitaal
in een kous verstopt, brengt niets tot
stand; wie zijn kapitaal laat werken is
nuttig voor zich zelf en voor anderen. Esn
schitterend voorbeeld van praktische poli
tiek geeft Frankrijk. Daar heeft zich de
burgerlijke linkerzijde vereenigd met de
sociaal-democraten; zij heeft leeren
regeeren; zij biedt der regeering eene betrouw
bare meerderheid aan, en maakt het haar
daardoor mogelijk, eene consequente vrij
zinnige politiek toe te passen. Bij ons wil
men, dat de regeering zonder liberale
meerderheid eene liberale politiek zal toe
passen; dat is een eisch, die, juist van het
liberale standpunt beschouwd, ongerijmd
is. Wie wenscht, dat de regeering zich in
een betere richting bewegen zal, moet haar
allereerst een beter parlement, verschaffen.
Ongeveer sooals in Frankrijk is het in
Italiëgesteld, waar liberalen, democraten
en republikeinen zich hebben vereenigd
tot eene werkkrachtige meerderheid en
daardoor een beslissenden invloed op de
regeering hebben verkregen.''
Het is daarom nog niet noodig, het
onderscheid tusschen de partijprogram
ma's te laten vervallen. Dit is in Frank
rijk en in Italiëevenmin geschied. De
verschillen tusschen democraten en sociaal
democraten, tusschen liberalen en repu
blikeinen, zijn daar wellicht nog grooter
dan die tu=schen de verschillende fractiën
der linkerzijde in Duitschland. Maar niet
op die verschillen legt men den meesten
nadruk; men vraagt zich af, in welke
actueele gevallen samengaan mogelijk is
zonder verloochening van beginselen. In
Frankrijk hebben de fractiën der linker
zijde een dirigeerend comitébenoemd,
dat zoowel met de partijen als met de
regeering onderhandelt, en dat telkens
vaststelt, wat door aaneengesloten optre
den bereikbaar is. In alle vraagstukken,
die betrekking hebben op geestelijke vrij
heid, zoo als het recht van vereeniging
en vergadering en de vrijheid van druk
pers, zijn de partijen der linkerzijde in
Duitschland het vrij wel eens; óók in
hare opvatting van de schoolqaaestie en
van het pailementarisme. Dat de groote
massa der arbeiders slechts door ingrij
pende sociale hervormingen kan worden
gewonnen, geven zij allen toe. Eensge
zindheid bestaat ook, in hoofdzaak al
thans, in de tegenwoordig bij uitstek ac
tueele qaaestie der handelstractaten. Zoo
zijn de vooruitzichten niet kwaad, als ten
minste niet elk der partijen voor zich liet
onderste uit de kau wil hebben, de
beste manier, zoo als de spreekwoorde
lijke wijsheid terecht heeft opgemerkt, om
het lid op den neus te krijgen.
En de partijen der rechterzijde, zul
len ook zij zich niet vereenigen ?
In een dezer dagen openbaar gemaakten
brief, in Februari 1870 door Von Roon
geschreven, toen Bismarck's politiek zich
van de conservatieven dreigde af te wenden,
droomde de oude generaal van de vorming
eener nieuw-conservatieve partij, versterkt
door de vrij conservatieve en den rechter
vleugel der nationaal liberalen. Daardoor
zouden, volgens hem, ultramontanen en
socialisten onschadelijk gemaakt worden.
En met het oog op de toenmalige partijen
ontsnapte hem de volgende typische ver
zuchting: »Het gesekchap is slecht, ten
deele wegens politieke on toereken baarheid
(nationaal-liberalen), ten deele wegens
kwaadaardigheid (ultramontanen,
Fortschritt, socialisten), ten deele wegens machte
loosheid en halfslachtigheid (conservatieven
en vrij-conservatieven,1. Wat voor een
ge