De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 10 mei pagina 2

10 mei 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1350 voor alles wat samenhangt met de militaire be zetting, en ook ia de aita in quaBft'e, rr.o^ zijn geringe kennis va^i land en volk, en dienten. gevolge even geringe belangstelling daarin, aller minst de geschikte persoon om dat wantrouwen te ovetwinren. De civiele dokteis worden zoo slecht betaald, dat zij aangewezen zijn op particuliere praktijk onder de Europeanen, waardoor hun werkzaam heid onder de inlandsche bevolking in den regel bij'.aak i?. En de dokters djiwa, kinderen van het land en tsvens goed geschoolde medici! Hoe ia hun positie te midden der bevolking, en welke zijn de resultaten van hun werk ? Wat ziet de kampooabewoner in den inlandschen genees kundige 'i Beschouwt hij hem als een ras-grnoot die door zijii kennis in staat is om hem in de ure des gevaars bij te staan, en tot wien hij zich in vertrouwen wenden kan p Of is cok de dokter dji*a voor een inlander slechts de ge vreesde vreemde geneesheer, onder Let bedriegclijk masker vau inlandsche nationaliteit? Etide dokter djwa zelf? Welke opvatting heeft bij van zijn roeping? Tal van vragen zij a hier te stellen, en het zou ongetwijfeld ruiaasehoots de m:eite loonen daarop een antwoord te zoeken. Onlangs werd door de Regeering, op initiatief van ui. Westhoff te Bandoerg, bet bis'uit ge nomen tot oprichting eener school waar iulanders van zekere ontwkkeling zullen worden opgeleid tot doekoen mats, hu!p-oogheeikundi&ep. Blijk baar ligt hier de bedoeling voor, om aan de ontzaglijke uitbreiding der veterische oogver. ettering, ia 't bijzonder die der zuigelingen, en van de granuleuze oogontsteking onder de inlaudscke bevolking paal en perk te steller. Het komt ons voor dat tegen de \Ltroering vau het plan in q'taestie uit een medisch oogpunt groote betwareii bettaan. Zil het mogelijk blijkeji, eea klein gedeelte der geneeskunde los te maken uit het geheel, en het in te prenten am personen die met de hulpvakkeu zowls ontleedkunde en pbysiologie, totaal oubekend zijt ? Zal iemand met een d:rjelijke opleiding in staat zijp, de ziekten die iiij moet bestrijden, met eenige zeker. liyd te herkennen? Wij kunnen btt ons nauwe. l ij te voorstelen! Maar vau harte hopen wij dat de eivarir;g ons ongelijk moge geven. Want zoo ergens, daa is hier de geneeskunde in s aat, om met zeer eenvoud;ge hulpmiddelen ontzaglijk veel ellende te voorkomen. In een zeer belnrplijk artikel in het Tij'Jschiift voor Geneeskunde vaa Ncderl.-Iudië, jaargarg 1S9J-, komt de oog arts Dr. L S einer te Soerabaya op grond van een uitvoerig ond' rzoek tot het besluit dat van de + 125,000 blinden op Java, bij een doelmatige behaiidelirig, zeker 100000 hu» gezichts vermogen hadden kunien beboutlet! Ds matcr'.eele schade (de dubbeltjes-quaestie blijft toch altijd maar de hoofdzaak) door het aan zich zelf overlaten dtr ooglijders aan de b< volking van Ja-va toegebracht, bedraagt volgens de berekening van drnielfden schrijver jaarlijks ongeveer zes mvllioen gulden. Dat zijn cijfers! Men ziet dat Nederland ten opzichts van het ?vraagstuk dat ons bezig houdt nog slechts de allereerste beginselen van zijn taak als koloniale mogendheid verricht heeft. Het gold bier een van die «.dirgen, waarin ook een klein volk groot kan zijn." Maar Nederland is klein gebleven, en kleingeestig. Zullen de ontzaglijke vorderingen onzer genees kunde inderdaad aan de millioenen onderdanen der Niderlandsche kroon in deze landen ten goede komen, dan zende men van uit Nederland een aantal geneeskundiger, speciaal voor de praktijk in de dessa org'leid door studie van taal, volkenkunde en geneeskunde der inlanders en bestemd om zich in de eerste plaats aan hen te wijden. Wij verwachten de voor de band liggende tfgenwerpirg dat het aantal van die medici, in aanmerkiug genomen het zielental van Java's bevolking ontzaglijk groot zou moeten zijp, het geen «norme uitgaven zou meebrengen. Men ver^ete echter niet dat een groot deel der dagelijksche praktijk zou kunnen worden u'tgeoefend door dokters djawa, inlandsche vroedvrouwen en Laar wij hopen, ook door dokters mata. Bovendien zou het geheel en al verkeerd zijn, hierbij het aantal geneesheeren bijv. in Neder land tot maatstaf te willen nemen. Daar zijn, op een bevolkiiig van ruim vijf milioen, ongeveer twee duizend do'itorer. Maar hoevelen daarvan zouden ocnoodig zijn als.... de Hollander wat meer c p d< n Javaan leek! Hoeveel tijd en moeite worden daar ginds verknoeid aan de behandeling van duizend wissewasjes en ingebeeHe k «alen voort komende uit een ondoelmatige levenswijze of een doelloos bestuan! Met al die klachten zal de eenvouliger levende lulander zijn geneesheer voorloopig nog niet lastig vallei;. Rij beschouwt het ziek zijn nog i iet als een aangenaam tijd\ e-drijf, zooals zoo vele luierende Hollanders in Europa en zoo velen hunner rasgenooten met recht op vrije geneeskundige behandeling' in Ind.ë! Het alcoholisme, de tuberculose met hun vsruielenden invloed op de volksgezondheid in Europa zijn bier zoo goed als onbekenH. Erenzoo de ne u ras'her i>, wier tallooze skchtcffers in Europa de s'eunpüaren zijn van zoo menige drukke p-aktijk. De kunstmatige voeding van zuigelingen, een kruis voor den onder de lagere volsklasse aldaar praktiseerenden medicus, baart ons hier neg niet veel zorgen, want de moeder borst vloeit nog rijkelijk voor het Inlandsche kind. Tegen de enut'ge onder de Inlandsche be volking woedende kwalen, zooals mo^raskoorts, cholera, lypbus, venerische ziekten, oog-, huid-, en dam:aandoeningen, kan men hetzij preven tief hetzij curatief, met veel succes optreden, zoodat het daarvoor noadige aantal geneeskun digen betrekkelijk niet groot zou behoeven te zijn. De bevolking van Java neemt nu reeds, of schoon zij vrij wel aan zich zelf is overgelaten, sterk toe. Ongetwijfeld zou die vermeerdering nog veel grooter worden, wanneer tegen de ziekten die r u jaarlijks tienduizenden te gronde doen gaan of ongeschikt maken voor produktieven aibjid, met krac'it werd opgetreden. Ja va's bodem zou wellicht binnen korten tijd die massa's nitt meer kunnen voeden. Me ar liggen ii deze prachtige koloniën niet groote uitgesrektheden van de vruchtbaarste landbtreken braak, slechts wachtende op bewerl iig om dui zendvoudig de daaraan besteede moeite te looneh ? Ii het niet mogelijk, de overtollige millioenen Javanen daarheen t? voeren, hen daar een nieuw vaderland te doen vinden? Mocht dit bewaarheid worden, dan zou de geneeskunde een onschatbiren steun verleend hebben bij de vreedzame verovering en cultuur van landstreken, wier bezit thans den naam van Nederland als kolo niale mogendheid slechts tot oneer kan strekken. A. B. Een paar politieke pennekrassen uit Botterdam. Het eerste symptoom van de naderende verkiezingen voor den Gemeenteraad is er reeds: naar dezer dagen in de Stedelijke pers is meegedeeld, zal de heer mr. C. H. B. Boot, een der oudste en meest geziene leden van den Raad, in het burgerlijk leven Officier van Justitie, z;ch bij de aan staande verkiezing voorden Raad niet meer beschikbaar stellen. Indien dit bericht juist is, is het jammer. Niet zoozeer om de beginselen van den heer Boot, die oud liberaal is en van welke beginselen dus nog een overvloed van bekwame verdedigers overblijven, maar om zijn persoon. De heer Boot, aan wien niets is wat opairoflrotschheid gelijkt, aan wien geheel vreemd is de steilheid en de stijf heid der oude Rotterdamsche liberalen, is een man, die zich in hooge mate de achting en de sympathie van de velen die hem kennen, heeft verworven. In den 11 iad heeft, naar veeltijds mijn indruk vau buiten was, het advies van den heer Boot groote beteekenis, en toen hij nog onlangs bij de behandeling van de wijzigingen in de salarissen der ambtenaren, op betere bezoldiging van de pol i t ie-agenten aandrong, bracht hij zicht baar zelfs den burgemeester 'n klein wtiaij je van streek. Door het terugtreden van den heer B iot, wordt bewaarheid een gerucht, wat reeds larg heeft gegaan, dat eenigen van de oude garde in den Raad van plan waren om er uit te trekken. \Vaarom? Och ja, er zijn oorzaken, die moeilijk precies onder woorden te bierigen zijn. Met den heer Spitkrnan is, eerstens, in 1901 een element den Raad binnenge komen, waarover zich do heeren.... nu wel jutst niet geceeren, konden zij het helpen? maar die ze er toch maar liever niet in hadden gezien; en met den heer Van deGraaf, den eerzatneii anti-revolutio nairen bakkerspatroon, is er een lype bin nengekomen, dat misschien voor Roermond of Venraay of 'n plaaUje in 't Sucht bruikbaar kan worden geacht, maar wat voor Rotterdam wel wat al te laag staat; gezwegen nog van den heer De Klerk, om wien zich echter de heeren niet bekomme ren, wijl hij niets vertegenwoordigt en weinig beteekent. Ei, fin, de bedaagde heeren d!e reeds jaren in den Ra&d zitting hebben, en niet een bovenmatige ambitie hebben voor het ambt, hebben maar 'n klein du'.vtj0 noo.lig om vrijwillig te retireeren.... Mét den heer Boot treedt in distiict II af de heer HOOP, een rustend Indisch Ambtenaar van reusachtige gestalte, met aartsvaderlijk langen, breeden giijze.n baard, in wien men minstens een onder- burgemeester zou meenen te zien, maar die ... hoogstens nmaal per jaar 'n woord spreekt, zonder beteekenis.... Zijn heengaan zou, geloof ik, door niemand worden gevoeld. Er ig echter i.óg wat nieuws op ons, overigens zoo ober politiek terrein. De anti revolutionairen vau dr. Kuyper's slag hier ter stede hebben nl. retds een p>iar maanden geleden een proefnummer laten verschijnen vaa een nieuwanti-revolutionair dasblad, en de vorige week kwam de Maas bode met de primeur, dat het nieuwe dagblad den 15sn Mei definitief zal verschijnen, onder redactie van mr. De Jong, een der jonge anti revolutionaire gemeenteraads leden. Dat is voor Rotterdam niet zonder beteekenis; en dat de Mam-bode dit het eerst berichtte, heeft zijn bepaalde oorzaak. De lezer zal allicht vragen : maar hebben ze te R. dan niet het aauzienlijke orgaan de Nederlander van de jor kheeren L'ihman en De Geer ? En is t a' bl_ad dan niet anti-revolutionair genoeg, en niet regeerings gezind genoeg ? ... Och, jawel, lezer, maar de Nederlander is meer een orgaan om de eer en hei aanzien der partij op te houden, dan wel om pro paganda te maken onder alle kringen der burgerij. Het wordt hier weinig geleien, en heeft in de stad geen den minsten invloed. En bovendien : de Kedci'lnn/ler behoort ook niet tot de fractie, die in Kiiyper haar bain ziet; ze snauwt nog wel tets om den hoek. Dan is aan hare redactie verhoeden de heer mr. Verkouteren, die zijn anti papistische kuren niet verbergt, en dus niet ge schikt is voor een intiemen omgang met de katholieken. I-i n woord: De Nederlander is eensdeels te_ voornaam, te jonkheerlijk, andeideels niet KuyperiaAnsch genoeg, en dit heeft blijk baar dr. Van Staveren en zijn vrienden doen besluiten, een eigen orgaan te stichten. De Nederlander heeft wel zijn misnoegen over dezen concurrent te kennen gegeven, maar 't mocht niet baten ... De broeders uit den Kuyper-hoek waren onvermurwbaar. De redacteur, de hejr mr. De Jong, die in 1900 de Kamerkandidaat is geweest tegenover den heer De Klerk, staat bekend als een erge vriend der Iloomschen. Hij en zijn vrienden hebben het kunstje ver staan, om, hoewel zij in verhouding tot de Roomschen een betrekkelijk slechts kleine groep kiezers vormen, toch een S lal mannekes in den Raad te brengen... met behulp van Roomsche stemmen. Deze laatsten zitten nog altijd met slechts l lid in den Raad, omdat ze op 'n handige manier door de anti-revolutionairen zijn beetgenomen. Welnu de heer mr. De Jong, die onlangs aan de Vrije Universiteit is ge promoveerd, heeft op eene vergadering open lijk gezegd, »niet te zullen rusten vóór ook de Katholieken 'n voldoend aantal zetel» hebben."' 'n Moeilijke levenstaak, vooral wanneer men weet, hoe weinig de Rotter dammers geneigd zijn,Katholieken te kiezen, en hoe weinig bekwame en aanzienlijke Katholieken genegen zijn in d<-n R lad zitting te nemen en naar de pijpen van De Maasbode te dansen. Maar mr. De Jong is nu eenmaal enthousiast katholiek gezind, zóó zelfs dat-i voor een Katholieke kiesvereeniging optrad en zijn blad komt juist in een periode, dat hij zijn eed kan helpen »realisgeren." Da verschijning van dat nieuwe dagblad, bevvijs van den toenemenden invloed der kerkelijke politiek, doet menigeen vragen : waar blijven toch de vrijzinnigen en vrij zinnig-democraten ? De oude, konservatieve kiesvereeniging «Vooruitgang" beliowll haar kracht; de kerkelijk-politieke wint veld wat doen nu de democraten ? Ze hebben geen orgaan, waarmee ze in vloed op het publieke leven onzer groote stad, die 5 zetels in de Staten-Generaal heeft te bezetten, kunnen uitoefenen ; en ze schijnen zelfs geen moeite te doen, er een te krijgen. De oud liberalen hebben de N. Rotterdammer, de kerkelijken hebben nu straks drie dagbladen, de democraten hebben er geen. Het Uollcrdamseh Weekblad kan niet als zoodanig worden beschouwd, want dat staat in de werkelijkheid toch nog met n been in het conservatieve kamp. En de kiesvereenigiügen ? De »^ooruitstrevend"-liberale kiesvereen. «Rotterdam" is, door haar beginsellqos heen-en weergescharrel, alle beteekenis en invlotd kwijt feraakt. En de vrijzinnig democratische iesvereeniging onder leiding van rnr. Van Aalten bestaat wel, maar beweegt zich niet, houdt zich deftig binnenshuis .. . Ziedaar hoe het staat met de hoof'dfactoren der politieke beweging in onze stad. r. Onder de vroede mannen. Er was Woensdag in den Amsterdamschen Raad niets te bespeuren wat aan de lente herinnerde. De heer Daniël Schut was zelfs de eenige die zich de weelde van een grijs fantasiepakje veroorloofde. De overigen waren alle even deftig in het zwart en hun uiterlijk was even stemmig als hun innerlijk. In het debat bijv. over het Arnbachtsonderwijs, een onderwerp waar van mea verwachten mocht dat alle harten onzer vroede vaderen even warm er voor zouden kloppen, was niet de minste lenteweelde te bespeuren ; zelfs geen zuchtje van opgewektheid streek langs de perstribune. Alleen de heer Nolting scheen de Mei in 't hoofd te hebben, zag er zoo opge. 'O I O wekt uit, bad zyn haar zoo voorjaarsflchtig gekroesd alsof hij zoo van de Paaschwei k«arn, waar hij met een Mei lief aan 't hotsebotsen waa geweest. Ojk in zijn stern wa-< itts overmoedigs, zoodat het hem blijkbaar niets kon schelen hoe hij de vreerade woorden, niet welker uit spraak hij steeds op voet van oorlog ver keert, ditmaal radbraakte, en op welk een toon hij de wt-rkliedenbelangen be pleitte. Nu kent onze Raad zijn papprnheimers en oordeelt tegenover den heer Nolting; dat- elk vogeltje zingt zooals het gebekt is, en aangezien de nachtegalen zeldzaam zijn, vooral in Amsterdaai, moet men zich met een spreeuw behelpen. Toch /ou de heer Nolting, indien hij minder op een toon van aanklager en met het, geluid van een ruziemaker de belangen zijner medewerküeden bepleitte, meer kun nen bereiken. Want dit moet gezegd, hij is trouw op zijn post waar werkliedenbelangen ter sprake komen, zoodat hij in den heer Henri Polak, die steeds achter Noltings stoel staat, zelfs een warm, bewon deraar heeft. Ook de burgemeester luistert, gaarne naar den heer Nolting en als hij hem van dienst kan zijn verzuimt hij dit niet, al is het slechts met een droog comieke terechtwijzing, als gister ten opzichte van het praeadvies, omtrent het vrije vervoer per pont voor de bewoners van den over kant van het IJ. Dat praeadvies was aan gehouden om den Raad in d-e gelegenheid te stellen, kennis te nemen van de voor stellen der Commissie voor de exploitatie van gemeentegronden aan den overkant van het IJ. Da heer Nolling meende dat het praeadvies omtrent het pon t tarief'daar mee niets te maken had. maar da burge meester bracht hem de wer.schelijkheid voor den Raad, om vau de voorstbllen der Commissie, die we l dr a p u b l ie k zullen worden «kennis te nemen," zoo onder het oog, dat de heer Nolting met een leuk gebluft gezicht den Raad aankeek of hij zeggen wilde: hij \A goed, die wededeeling heeft ie speciaal voor mij buwaara cru me schaakmat te zetten. Bij de quaestie over het niet nakomen van de bestekbepalingen door den aanne mer van de reparaliën aan de brug op het Sophiaplein, de Biaauwbrug en Hortusbrug, trad de heer Nolting maar al te bruut op om succes bij den Hnad te hebben, ofschoon hij volkomen in zijn recht was. De bepalingen zijn gemaakt om ze na te komen, niet om ze te ont duiken, al is dat de meer gebruikelijke Hollandsche wetsopvatting; maar de Raad heeft in zijn eigen belang, dat wil zeg gen voor het behoud van zijn eigen gezag, er met alle strengheid voor Ie waken.dat de voorschriften in de bestekken door de aannemers worden nageleefd. Men heeft zich dezer dagen, en terecht, beklaagd over de houding die de werklieden tegen over hun reglement hebben ingenomen; daarom moest de Raad juist nu aan de werklieden toonen op hoe ernstige wijze hij er ter wille van de werklieden voor waakt, dat de voorschriften, te hunnen behoeve gemaakt, worden nagekomen. Houdt men aan die voorschriften niet streng de hand, dan komt men tot allerlei ontduikingen, die ten elotte in wetteloos heid ontaardt ten koste van den werkman en ten koste bovendien van de gemeente, die toch volgens de bepalingen betalen moet. Het is niet, zooals de heer Schut meent, »een <|uaesüe van een paar centen," maar een ijuaestie van recht en billijkheid en voor den Raad het handhaven van een maal gemaakte voorschriften. Wanneer men van de werklieden eischt dat zij zich aan het werklieden-1eglement houden en ook dat is plicht van den Raad dan moet men met dezelfde gestrengheid de bestekbepalingen toepassen in het belang van den werkman gemaakt. Of dat hier voldoende door B. en W. geschied is, mag met grond betwijfeld worden, uit de dis cussie. Waren de heereu Nolting en Van den Bergh, die een justitieel onderzoek wenschten, wat kalmer in hun kritiek ge weest en hadden zij de rechtsquaestia en het prestige van den Raad tegenover de werklui in het debat meer naar voren ge bracht, zij zouden kans gehad hebben dat de Raad zelf neg eens een onderzoek had ingesteld, minder uit wantrouwen in dat van B. en W. dan wel om den werklieden te toonen, dat het hun ernst is in het hand haven der gemaakte voorschriften. Nu verliep het debat in hatelijkheden die hun doel vooibij vlogen. Dat was jammer en het is in het algemeen een fout bij onzen Raad dat er zoo weinig onderlinge samenwerking is en zoo weinig voorbe reiding. Dat bleek bij de zoo belangrijke voor dracht in zake het Ambachtsonderwijs. Er is sedert jaren behoefte aan meer Ambachtsonderwijs, er is bovendien sedert jaren gebrek aan gelegenheid om vakteekenen te leeren voor jongens die reeds op een ambacht zijn; er loopen honderden a.s. ambachtslieden rond die het zoo noodige vakteekenonderwijs moeten ont beren. In 18'.;!J heffe de Technische vakvereeniging om een derde arnbachtschool ge vraagd waarom de werkliedenvereenigirsgen, de vak^ereenigingen niet? en B. e;i W. zijn begonnen de Maatschappij van den Werkenden Stand, de Commissie van het Middelbaar Onderwijs en den inspecteur van het Ambachtsonderwijs te hooren, met het resultaat, dat zij op advies van den laatsten autoriteit en in overleg met de M. v. d. W. S., die zich ten op zichte van het Ambachtsonderwijs hier ter stede zeer verdie, stelijk maakte, tot de voordracht kwam om een derde Ambachtscbool te stichten, door de Mij. te subsidieeren, tot een maximum van ?"42,500 'sjaars onder voorbehoud dat het rijk een gelijk bedrag beschikbaar stelt. lutusschen wenschten B. en W. de honderden jongens maar te laten wachten tot de y-j Aoibiichtscho'il geieed zou zijn. E*:n invallende gedachte, vermoedelijk ontstaan door het voorstel der Commissie voor het, Middelbaar Oudenvijs om twee kleine scholen te stichten, werd door B. en W. uitgewerkt in een voordracht met een uegatitf re-ullaat. De vraag c.f het mogelijk was de 2e H. B. S. met jarigen cursus aan de M trnixstraat tot ii.iaal der Ie Ambachtschool in te rlciiteji, d. \v. a. tot ee;i Avoiidteeket'school, werd in een voordracht van alle kanten bekeken van allerki bezwa ren ontdaan, maar ten slolte ontkennend beantwoord op advies der commissie voor de lii.ai;cii'n. Op voorstel van (ie heeren DéSauvage Nolting en Kruseman besloot, de Raad echter, ook al kon men voorloopig maar ISO jongens helpen, de f 5000 in eens en de /'7000 jaarlijks voor dit on derwijs uit te geven. De Raad nam daar mee een zeer wijs besluit dat weldra door anderen gevolgd zal moeten worden. Want zoo er op eenig gebied van het onderwijs leerplicht nuttig en noodig was, dan zou het dat m.i. ten opzichte van het vakteekenondenvijs zijn. Op dit belangrijk onderwerp in verband met de behoefte en op welke wijze men daarin zou kunnen voorzien, hoop ik in een volgend nummer terug te komen. Ik constateer voor heden dat de Raad de eerste schrede in een goede richting ge daan heeft en, al was het slechts met een kleine meerderheid, onder de voorstemmers waren mannen van allerlei richting. Dat is verblijdend, want hier kunnen de voor standers van bijzonder en openbaar on derwijs elkaar ontmoeten en eendrachtig zatnenwerken. Ia deze eerste zitting ini schonen Monat Mat hetft zich ten behoeve van het vak onderwijs eeii knop gezet, die voor ili waarachtige volksontwikkeling een schoone bloem belooft. A m s t e r d a m, 7 Mei 1003. N. v. H. De verkiezingen voor den Dnitsclien Eijksdag. De interpellatie over de opzegging der handelstractaten, waarmede de conser vatieven in een der laatste zittingen van den Rijksdag zich tot de Duitsche regee ring wendden, is jdmmerlijk mislukt. Niet slechts onttrok zich de Rtjkskanselier Van Bülow aan de beantwoording der gestelde vragen en liet die taak over aan den staatssecretaris van binnenlandiche zaken, maar het antwoord, dat deze gaf, was zoo weinig troostrijk, zoo zonder eenigen zweem van i-ympatiue met of tegemoetkoming aan de agrarische riooden en behoeften, dat de heeren van de rechterzijde zich moeten afvragen : »Hoe staan wij nu eigen lijk met de regeering? Is deze waarlijk voornemens ons, de steunpilaren van den staat, te verloochenen ?" Met blijdschap en dankbaarheid zouden zij een enkel woord hebben begroet, dat bij de aan staande verkiezingen voor den nieuwen Rijksdag als Waldparole, als verkiezings leuze, dienst zou kunnen doen; maar dit woord werd niet uitgesproken. Geen wonder, dat de regeering niet veel gevoelt voor deze zoo buitengewoon veelischende vrienden, en dat zij, voorloopig althans, den loop der gebeurtenissen wil afwachten. Te meer, omdat thans van vele zijden wordt aangedrongen op eene aan eensluiting van de partijen der linkerzijde, waarbij zelfs de sociaal democraten niet uitgesloten zouden worden. Er bestaan natuurlijk voor de partijen der linkerzijde velerlei punten, waaromtrent de meeningen sterk uiteenloopen. Maar het jongere ge slacht, dat thans den doorslag moet geven, beschouwt de greuzen der partijen en fractiën piet meer als onaantastbaar en onveranderlijk. Zijn eerbied voor de his torische traditie is niet meer zoo bijster groot; het is geen misdaad meer, de muren van dit heilige huisje als verbrokkeld en bouwvallig te beschouwen. Wanneer de beteekenis eener partij eene bijna uitsluitend historische is ge worden, wanneer zij teert op de herinne ringen van een groot verleden, dan kan men gerust zeggen, dat hara dagen geteld zijn. Zoo is het gegaan met de nationaalliberale partij, die eens een kracht in den lande is geweest, maar zich sedert lang niet aan het verwijt van kleinmoedigheid, stelselloosheid en beginselloosheid kan ont trekken. In het verkiezicgsmanifest der nationaal liberalen kan men lezen, dat de woordvoerders der partij zijn tegen de sociaal-democratie, tegen het ultramontanisme, tegen het »Agrariertum''. Als echte middenpartij neemt zij het een en ander over uit het sociale en economische prohram der linkerzijde, en zweert met de rechterzijde bij de voortdurende zorg voor de weerkracht der natie, dat wil zeggen, bij het toestaan van de zich steeds meer uitbreidende eisclien voor leger en vloot. Het is te verwachten, dat ook bij deze verkiezingen het aantal vertegenwoordigers der nationaal-liberale partij in den Rijks dag weer aanmerkelijk kleiner zal worden. Kan de zoogenaamde concentratie der partijen van de linkerzijde tot stand komen door een verkiezingsmanifest? Zeker niet, althans niet alleen; want zulk een mani fest is slechts een uiterlijk teeken van eenheid. Men dient zich echter te herin neren, dat de welbekende leuze : »getrennt marfcchiren, vereint schlagen,'1 in een ver kiezingstijd dikwijls- gevaarlijk kan worden en den slag kan doen verliezen. Zeker, er is iets voor te zeggen, dat men bij de stemming zijne zelfstandigheid bewaart, en eerst bij mogelijke herstemmingen han delt naar de leer, dat het betere de vijand is vau het goede. Maar is het praktische politiek, wanneer partijen, die in vele hoofdzaken niet ver vaa elkaar staan, eerst voeling met elkaar beginnen ie hou den, wanneer het mogelijk te laat is? »Wij moeten in Duitschland'' zoo schrijft de Frankfurter Zcilung »naar dezelfde ontwikkeling streden als in andere landen, waar de vooruitstrevende partijen hebben geleerd, de machteloosheid harer versnippering te overwinnen, en op die wijze een beslissenden invloed op de regeering (e verkrijgen. Want liet komt er ten slotte toch niet op aan, in kleine partij-conventikels nuttige en gezonde beginselen aan te kweeken. De hoofdzaak voor elke ver standige politiek is, hare beginselen in de praktijk over te brengen. Wie zijn kapitaal in een kous verstopt, brengt niets tot stand; wie zijn kapitaal laat werken is nuttig voor zich zelf en voor anderen. Esn schitterend voorbeeld van praktische poli tiek geeft Frankrijk. Daar heeft zich de burgerlijke linkerzijde vereenigd met de sociaal-democraten; zij heeft leeren regeeren; zij biedt der regeering eene betrouw bare meerderheid aan, en maakt het haar daardoor mogelijk, eene consequente vrij zinnige politiek toe te passen. Bij ons wil men, dat de regeering zonder liberale meerderheid eene liberale politiek zal toe passen; dat is een eisch, die, juist van het liberale standpunt beschouwd, ongerijmd is. Wie wenscht, dat de regeering zich in een betere richting bewegen zal, moet haar allereerst een beter parlement, verschaffen. Ongeveer sooals in Frankrijk is het in Italiëgesteld, waar liberalen, democraten en republikeinen zich hebben vereenigd tot eene werkkrachtige meerderheid en daardoor een beslissenden invloed op de regeering hebben verkregen.'' Het is daarom nog niet noodig, het onderscheid tusschen de partijprogram ma's te laten vervallen. Dit is in Frank rijk en in Italiëevenmin geschied. De verschillen tusschen democraten en sociaal democraten, tusschen liberalen en repu blikeinen, zijn daar wellicht nog grooter dan die tu=schen de verschillende fractiën der linkerzijde in Duitschland. Maar niet op die verschillen legt men den meesten nadruk; men vraagt zich af, in welke actueele gevallen samengaan mogelijk is zonder verloochening van beginselen. In Frankrijk hebben de fractiën der linker zijde een dirigeerend comitébenoemd, dat zoowel met de partijen als met de regeering onderhandelt, en dat telkens vaststelt, wat door aaneengesloten optre den bereikbaar is. In alle vraagstukken, die betrekking hebben op geestelijke vrij heid, zoo als het recht van vereeniging en vergadering en de vrijheid van druk pers, zijn de partijen der linkerzijde in Duitschland het vrij wel eens; óók in hare opvatting van de schoolqaaestie en van het pailementarisme. Dat de groote massa der arbeiders slechts door ingrij pende sociale hervormingen kan worden gewonnen, geven zij allen toe. Eensge zindheid bestaat ook, in hoofdzaak al thans, in de tegenwoordig bij uitstek ac tueele qaaestie der handelstractaten. Zoo zijn de vooruitzichten niet kwaad, als ten minste niet elk der partijen voor zich liet onderste uit de kau wil hebben, de beste manier, zoo als de spreekwoorde lijke wijsheid terecht heeft opgemerkt, om het lid op den neus te krijgen. En de partijen der rechterzijde, zul len ook zij zich niet vereenigen ? In een dezer dagen openbaar gemaakten brief, in Februari 1870 door Von Roon geschreven, toen Bismarck's politiek zich van de conservatieven dreigde af te wenden, droomde de oude generaal van de vorming eener nieuw-conservatieve partij, versterkt door de vrij conservatieve en den rechter vleugel der nationaal liberalen. Daardoor zouden, volgens hem, ultramontanen en socialisten onschadelijk gemaakt worden. En met het oog op de toenmalige partijen ontsnapte hem de volgende typische ver zuchting: »Het gesekchap is slecht, ten deele wegens politieke on toereken baarheid (nationaal-liberalen), ten deele wegens kwaadaardigheid (ultramontanen, Fortschritt, socialisten), ten deele wegens machte loosheid en halfslachtigheid (conservatieven en vrij-conservatieven,1. Wat voor een ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl