Historisch Archief 1877-1940
Ho. 1350
DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD TOOE NEDERLANIX
?
zelschap züHe* de volgende verkiezingen
op de stoelen brengen?"
Von Roon verwachtte destijds eene
verscherping van de uitersten, en de
geschiedenis heeft hem geen ongelijk gegeven.
Wanneer wij ia deze korte besohouwipg
de groote «n machtige Centrumspartij
buiteo bespreking lieten, dan deden wij
dit allerminst, omdat wij haar zooals Von
Boon tot de »kwaadaardigen" zouden
rekenen. Maar het Centrum is geen poli
tieke party, zoolang het alleenlijk blijft
vnigen: »wat moe'en wij doen ad majorem
gloriam ecclesiae ?" Op die houding wordt
doar den meest verbitterden »Culturkampf"
al eve*min invloed geoefend als door de
vriendelijkste avances, al gingen deze
laatste uit van Z. M. -den Keizer in
hoogst eigen persoon.
luuiiauiniHHUiiuiuiimiHiiiinuiiiiiiiHiiiiiiiiiHiHm
Sociaib
Ee& Bond vaa de Kamers van
Arbeid.
Het is van algemeene bekendheid, dat
de instelling van de Kamers van Arbeid
fiasco heeft geleden. Bij de oprichting
hadden velen van de werkzaamheid en
den invloed der Kamers hooge verwach
tingen en wat is daarvan terecht gekomen ?
Weinig of niets. D« drieledige taak der
Kamers bestaat in het verzamelen van
inlichtingen, het dienen van advies en het
voorkomen en vereffenen van geschillen
over arbeidsaangelegenheden.
Wat betreft het verzamelen van inlich
tingen, weet men, dat slechts enkele Kamers
een min of meer gunstig resultaat hebben
veikregen. De voornaamste oorzaken schij
nen te zijn het gemis aan dwingende
macht om de personen, vaa wie inlich
tingen verlaagd worden, voor haar te doen
verschijnen en de geringe schadeloosstelling
aan de leden en aan den secretaris, vooral
aan dezen laatste, toegekend voor hunnen
arbeid. . ?
Hetjelfde is min cf meer van toepassing
waar het geldt het dienen van advies.
Wat aangaat het voorkomen en ver
effenen van geschillen, zegt de praktijk
duidelijk genoeg, dat de betrokken partijen
over het algemeen geen neiging gevoelen
de tugschenkomst. der Kamers in te roepen
waartot zij niet verplicht zijn. Het ver
dient dan ook ernstige overweging of niet
de in een geschil betrokken partijen ver
plicht moeten worden haar geschil voor
de Kamers te brengen. Het wil mij voor
komen, dat deze dwang heilzaam zou
werken en vrij wat beter dan het voor
schrift van verbindbaarheid van de uit
spraak der Kamers waarop anderen
aandringen. Hoe het ook zij, de wet op de
Kamera van Arbeid is voor een groot deel
de schuld van de onmacht der Kamers
en van het feit, dat zij in ' zoo weinige
geschillen en eigenaardig genoeg, in het
geheel niet in de groote worden gemoeid.
Terloops wil ik in dit verband er ook
nog op wijzen, dat ook de samenstelling
der Kamers niet juist gezien is. In de
Kamers zijn door hare leden slechts enkele
bedrijven vertegenwoordigd. Hoe kunnen
dan deze Kamera voldoenden invloed
uitDe jüffroui Sie tor ta kowl
Naar het Engelsch.
(Slot).
Gscflrey buivetóe by' dat woord exposeeren."
Zou ze werkelük geëxposeerd worden, en in
?welk costuum dan en hoe ? 't Leek hem by'r.a
heiligschennis toe. Dat lieve 01 schuldige kind
in een luchtig tricotje met korte gazen rokjes
er over heen, aan de blikken van iedereen
tentoongesteld l
Ik hoop maar, dat ik opgang maken zal,
maar 't is heel moeieujk, om in Londen be
roemd te worden.
Och, kindlief, sprak Gecffrey EU op
hjjna teederen toon, denk daar niet aan.
't Is zoo vreeselyk gevaarlek; heusch u moet
niet Baar Londen gaan. De verleiding is er
zoe groet. Waarom zou u je tog verder be
kwamen. Me dunkt wat ik gisterei avond van
u genen heb ...
Wat bedoelt n toch.
Wat ik bedoel, dat ik gut eren avond my'n
hart in min l^f heb vastgehouden, tosn ik u
in het circus die roekelooze sprongen door den
h«*pel Mg does. U deed bét magnifiek, dat
is zee, maar ik vind het zoo vreeselfck
gevaarryk. Als u eens een ongeluk kreeg! Geof
frey's stem trilde, en met angstigen en tevens
draevigen blik zag h(j bat meisje in 't gelaat.
Miw Gray st«a*d« hem vel verbazing aan,
maar na verloop, van eecige seconden, flikkerde
er een ondeugend lachje, diep in haar oog
on barstte ze In «en vroolyfc, schaterend laohui
uit.
U schy'nt me erg be'acheiyk te vinden !
zei Geoffrey ep «nigsains beleedigden toon.
Neemt u m* niet kwa'y'k, mr. Lister, ik
vond bat heel lief van u, dat u zoo bezorgd
voor ons bent, maar heuseh 't is wezenlijk al
te grappig. En opnieuw begon ze bartely'k
te lachen, Weet u, wy zyn gewoon aan die
dingen en vinden er niets aan. Gevaar hettaat
in onze oogen niet. Maar, ik heb me reeds te
lang opgehouden, geloof ik. Wilt u me even
zeggen, hoe laat bet is. Ik moet gauw naar
huis, want ik heb nog veel te doen,.... m'n
costuum, m'n versierselen, m'n verf! Bij
bet woord wit, k eek ae Gecffrey Echalks aan.
Adieu, Mr. Lister l en tegelijkerlijd stak ze
hem vertrouwelijk de hand toe.
Zie ik u nog eer s terug, Miss Gray. U
gaat toch pas overmorgen weer weg met uw
gezelschap, niet vaat?
oefenen voor die bedrijven, die wel onder
haar ressorteeren, maar niet vertegenwoor
digd zg'n? Een andere groepeering en wel
in den geest van het oorspronkelijk ont
werp Pyttersen zou m.i. zeer gewenscht
zijn: b.v. in elke gemeente worde n
Kamer opgericht met zoovele afdeelingen
als er bedrijven zijn. Zooals ik in een
vroeger artikel heb uiteengezet, is ook dr.
Bernhard Harms, die een grondig onder
zoek naar de werking der Kamers van
Arbeid ten onzent heeft ingesteld, van die
meening. (Men zie zijn werk: »Die
Hollandischen Arbeitskammern, ihre
Entstehung, Organisation und Wirksamkeit),
Waar men dus ziet de weinig bevre
digende resultaten, die de Kamers ople
veren, is het niet te verwonderen, dat
zoowel uit den boezem der Kamers zelven
als van vele buitenstaanden luide stemmen
zijn opgegaan, dat aan de Regeering menig
adres is toegezonden waarin op verbetering,
op wijziging der wet wordt aangedrongen.
Tot dusver evenwel is de Regeering doof
gebleven, tenminste er is nog niet een
wetsontw«rp dienaangaande aangekondigd,
laat staan ingediend.
De Kamers zelve, die het meest de
slechte regeling gevoelen, hebben gemeend
te moeten doen wat zij kunnen om ver
betering te brengen. Daartoe hebben vele
op 27 Jnni 1902 te Utrecht aan een con
gres deelgenomen. Op dit congres bleek
duidelijk de dringende behoefte aan aan
eensluiting en werd dientengevolge een
commissie benoemd om dienaangaande
een voorstel voor te leggen aan een tweede
te houden congres, hetwelk in de laatste
week van Mei a.s. zal gehouden worden.
Dit voorstel is nu verschenen en aan
de verschillende Kamers gezonden met
verzoek het ernstig te overwegen en zoo
noodig amendementen daarop in te dienen.
Het is wel de moeite waard van dit
voorstel kennis te nemen.
Vooral twee punten verdienen eens onder
de oogen te worden gezien.
lo. de oprichting van een Bond van
Kamers van Arbeid met concept-statuten
en corjcept-reglement en verzoek aan de
Regeerirg om subsidie voor den Bond en
2o. Het verleenen van het er que te
recht aan de Kamers van Arbeid.
Wat sub lo. betreft. De Kamers hebben
alle vrijwel dezelfde belangen en het be
hoeft zeker geen betoog, dat de eene Ka
mer veel kan leeren van de ervaringen
van de andere : bij elkaar ter schole gaan
zal niet nalaten gunstig te werken. Van
daar de wenschelijkheid, dat er een bond
tusschen de in Nederland bestaande Ka
mers gevormd worde.
Voorts kan deze Bond tegenover de
Regeering met meer kracht optreden dan
een enkele Kamer, waar het geldt het
verkrijgen van maatregelen, diegewenscht
mogen worden geacht. Ten slotte is het
zeer gewenscht, dat er een verzameling
wordt aangelegd van de reglementen van
alle Kamers, de verslagen omtrent de en
quêtes, de oordeelvellingen in geschriften
en zoo mogelijk alles wat omtrent de Ka
mers gesproken of geschreven wordt: dit
is een ravolging van hetgeen de Duitsche
arbeidsrechtbanken hebben gedaan en
waarmede gunstige resultaten zijn ver
kregen.
Thans een enkel woord over de
canceptstatuten.
IWHIIMIJflllllllllllllllimiltlHJMIIlUJHIIIMIM
Ja, 't circus gaat overmorgen weg, maar ik
blijf hier nog wat. Er bestaat dus alle kans,
dat we elkaar nog eens ontmoeten zullen. Doch
laat me nu alleen doorgaan, ik heb niet ver
meer te loopen BH ben dadelyk, waar ik zy'a moet.
Gaoffrey wilde zyn gezelschap niet langer
aan haar opdringen, want zoo dacht hy bij
zichzelf misschien geneert het lieve kind
zich voor haar logies, dat zeker wel niet van
de eerste soort zal zyn en dat ze stellig wel
met een paar vai die circusmenschen zal moeten
deelen. Bovendien zou hy ongaarne willen, dat
de notabelen uit het dorp, de aanwezige loges,
al was hun aantal gering, of andere bekenden
hem zouden zien loopen met een dame van
het circus, een persoontje als Mlle Coralie. Wat
zou zyn moeder, wat zouden zij a vrienden
in het hotel vsn hem denken !
't Ig toch zonde, dat zoo'n meisje in een
circus speelt, zonde en jammer, waarachtig.
Geen zweem van gemeenheid of
onwelopgevoedheid in haar manieren, integendeel, alles aan
haar getuigt van loorcamen eenvoud, van aan
geboren gratie; ja al was ze van ouden adel,
ze zon zich geen meerdere beschaving hoeven
eigen te maken... en dat springt door een
hoepel in een circus van 't minste allooi...
voor haar plezier;... dat schy'nt my het
onbegrijpeiy'kst toe van de geheele geschiedenis ...
louter, omdat zy er roeping toe gevoelt l
Geoffrey keerde terug naar huis, waar zyn
moeder hem met het ontbyt zat te wachten.
Southborne leek hem dien dag niet zoo ver
velend en eentonig als den dag te voren en hij
was het met z'n moeder eens, dat het kleine
plaatsje toch ook z'n aantrekkelijkheden had,
al bedoelde by daarmede nu juist niet dezelfde
als die, welke Mevr. Lister op 't oog had.
Aan den avond van denzelfden dag, omstreeks
zes uur, zat in een der kleine, doch gezellige
vertrekken van het Southborne- hotel een meisje
voor het opengeslagen venster naar de zee te
staren en dit meisje was niemand anders
dan de jonge dame die dien ochtend in biet
vroege morgenuur zoo vertrouwelijk met Geoffrey
Litter langs het strand had gewandeld,...
Mary Gray.
Over haar gelaat lag een vroolvjk ondeugende
uitdrukking verspreid en een goed opmerker
zou gezien hebben, dat zij tusscheubeide moeite
deed, niet in lachen uit te barsten.
Verbeeld je dacht zy' vroolijk, my
voor een meiija uit een paardenspel aan
te zien. Ik lyk bepaald sprekend op die
juffrouw met 'r hoepel... Maar een aardige
verschijning moet ze toch stellig geweest zijn,
anders kon ze zóó'n indruk niet op 'm hebhen
gemaakt en zou hy zich niet zóó in 't oog
loopend voor haar interesseeren. Of ze hem
tegengevallen is, toen hij baar zoo onverwacht
in 't volle daglicht zag, zoo zonder geschminkte
wangetjes en geverfde oogen ? ... dat zou ik
nu wel eens graag «Uien weten.
Lid van den Bond kunnen worden de
Kamers, die een jaarlijksche contributie
van f5 betalen. Van waar moeten de
Kamers deze bedragen halen? Gelijk men
weet, geeft het R;jk alleen presentiegeld
en vergoeding voor bureaukosten. Dese
f5 kunnen de Kamers dus niet van het
Rijk vorderen; zij moeten derhalve ge
vonden worden door inkorting op het pre
sentiegeld en de vergoeding. Waar even
wel deze beide bedragen reeds zoo gering
zijn, vrees ik, dat er Kamers zijn, die zich
daardoor zullen laten weerhouden als lid
toe te treden.
Nu wordt evenwel tevens voorgesteld
een verzoek tot de Regeering te richten
om subsidie voor den Bjnd. Dit verzoek
acht ik goeden dient ondersteuning. Wan
neer het dan den Bjnd gelukt is een sub
sidie machtig te worden, dan zou ik in
overweging willen geven om dit geld in
de eerste plaats aan te wenden tot ver
mindering der contributie van de leden
opdat het bovenvermeld bezwaar verdwijne
of althans vermindere.
Nog even wil ik stilstaan bij art. 8. Als
ik dit artikel goed begrijp, dan wil het
mij voorkomen, dat het moeilijkheden kau
opleveren in verband met art. 3 tweede
lid. Art. 8 toch bepaalt, dat het bestuur
bestaat uit 3 voorzitter-patroons, 3
voorzitter-werklieden en 3 secretarissen van
leden van den Bond. Nu zullen deze
functionarisssen, ieder voor hunne categorie,
gekozen worden door hunne collega's. Dat
gaat goed, wat betreft de voorzitter-pa
troons en de voorzitter-werklieden, maar
kau moeilijkheden opleveren met betrek
king tot het kiezen der secretarissen door
de ter vergadering aanwezige secretarissen.
Immers de leden, die stemrecht wenschec,
dienen te zenden een patroon-af^evaar'
digde en een werkman afgevaardigde, en
niet een secretaris. Deze laatste heeft wel
toegang tot de vergadering en een
adviseerende stem, mits hij volgens art. 3
tweede lid donateur is en dan een jaar
lijksche contributie van /"250 betaalt.
Het betalen van deze contributie is voor
vele secretarissen, die zooals gezegd, een
karige vergoeding voor bureaukosten ge
nieten, bezwaarlijk; zij toch zullen het wel
uit hun eigen zak moeten betalen. De
vraag dient wel te worden gesteld: is het
te verwachten, dat vele secretarissen dona
teurs zullen worden ? Ook hier bekruipt
mij de vrees, dat dit niet geschieden zal
en zoo deze vrees bewaarheid rnociit wor
den, wat blijft er dau over van de keuze door
de aanwezige secretarissen ? Zou het daar
om niet gewenscht zijn de benoeming van
de drie secretarissen niet aan dezen spijker
op te hangen, maar deze te doen geschieden
door de aanwezige patroons- en
werkliedenafgevaardigden ?
Voor het overige kan ik mij wel met
de Statuten vereenigen.
De vraag of aaa de Kamers een en
quête-recht dient te worden toegekend,
heeft recht op een afzonderlijke behan
deling.
Kampen, MR. DR. H. S. VELIMIAX.
Naschrift: Naclat ik juist de druk
proef van het bovenstaande had gecorri
geerd, las ik het volgende:
Bond van Kamers van Arbeid.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft aan de Kamers van Arbeid mede
gedeeld, dat de toetreding tot een op te
richten Bond van Kamers van Arbeid en
het zich doen vertegenwoordigen op een
in de laatste week van Mei te houden
congres van Kamers van Arbeid, in strijd
is met haar bevoegdheid als publiekrech
telijke lichamen, daar deze handelingen
noch in de wet, die haar doel, haren werk
kring on hare bevoegdheden regelt, wor
den aangegeven, noch kunnen geacht wor
den in die bevoegdheden bij gevolgtrekking
te liggen opgesloten.
De Minister vindt het te noodzakelijker
om dit onder de aandacht van de Kamers
van Arbeid te brengen, omdat een verdoek
tot erkenning als rechtspersoon van een
Bond van Kamers van Arbeid, blijkens
door den Minister van justitie verstrekte
inlichtingen, niet voor inwilliging vatbaar
zoude zijn, en het alzoo ongeoorloofd
be' sluit der Kamers om tot zulk een op te
! richten B'>nd toe te treden, haar zou bloot
stellen aan het onaangenaam verwijt, dat
'? zij de rechtspositie der Kamers niet be
grepen hadden. (N. R C.)
Zeer verwonder ik mij. over deze be
slissing van den Minister van B. Z. Het
i oprichten van een Bond zou in strijd zijn
: met de bevoegdheid als publiekrechtelijk
lichaam, omdat deze handeling niet in de
' wet wordt genoemd noch geacht kan
worI den in die bevoegdheid bij gevolgtrekking
, te liggen opgesloten? Maar zijn de Kamers
'. dan niet bevoegd alle handelingen te
ver| richten, waardoor zij beter in staat worden
' haar doel te bereiken, mits deze
hande; lingen maar niet in strijd zijn met de wet
! of het algemeen belang? En deze strijd
bestaat m. i. nif t; trouwens ook de Minister
zegt dat niet. ik hoop niet, dat de Kamers
! zicii dadtlijk bij deze enge opvatting zullen
| neerleggen, doch trachten zullen een andere
j zienswijze bij den Minister ingang te doen
l vinden. Houdt de Minister toch aan zijne
>' opvatting vast, dan zou het overweging
verdienen den B >nd niet te doen
oprichI ten door de Kamers als zoodanig, maar
i door de bestuursleden individueel. Daar
tegen kan toch geen bezwaar bestaan.
; Wellicht kom ik later op deze beslissing;
thans was het alleen mijn doel aan mijne
groote verbazing lucht te geven.
? Mr. V.
En wat was ie leuk en zoo bszorgd \oor
m'n gezondheid. .. of neen, niet voordemy'ce,
voor die van dat circuskind l Het is 'n knappe
man en aardig was is ook, en toen ie afscheid
nam ... hield ie wat lang m'u hand vast. Hy
dacht natuurly'k, dat ik iemacd anders was,
nu, ik ben maar blij ook, dat hy dat deed.
O, MolJy, Molly wat ben je begonnen !
Lachend sprong ze op van haar steel en
begon beur haar te borstelen. Overal in de
kamer zag men teekeningen en schetsen in
waterverf, groote zoowel a!g kleine; in den
eenen hoek van het vertrek stond een schilders
ezel; op een klein tafeltje bij het venster lagen
verscheidene losse papiertjes, alle prykend met
onafgemaakte portretjes van Gaiffiey Lister.
Ja! je schrikte geweldig mompelde Mary,
terwyl ze, al schuierend, met een zeker
weibehagen haar spiegelbeeld toeknikte, Ja,
wezenlijk, je schrikte, toen oom aan de koffis
z'n naam noemde en vertelde, dat hy van
middag hier zou komen dineeren. Ik had van
den schrik onze ontmoeting byna verraden, maar
ik dacht nog er inty'ds aan, dat de grap dan
heelemaal in 't water zou vallen. Ik ben be
nieuwd wat voor gezicht ie zal zetten, van
avond Oom schy'nt hen reeds lacgen tijd gekend
te hebben; ocb, maar ik ben ook zoo lang
van huis geweest; hoe zou z'n mosder er
uitzien? Ik hoop maar, dat ze 'n beetje aardig
is ! Mary bloosde onder het uiten dezer laatste
woorden en sloeg de oogen neer, ofschoon nie
mand anders haar op dat oogetblik kon gade
slaan, dan haar eigen stralende kykers.
Ocb, maar wat kan het me ook eigenlijk
schelen, Loe z'n moeder er uitziet. Laat ik
toch niet zoo mal doen. Zg ging naar de
hangkast, haalde er twee jiponneijes uit, be
keek ze, hield ze voor het lijf... neen, ze
wou zich van avond eer.s heel mooi maken.
En de j "ponnen werden weder in de kast ge
borgen. Toen haalde Maty een groote kartonnen
doos van onder de kanapee te voorschijn en
naai daaruit een zorgvuldig onder zacht-rose
vloeipapier geborgen witzy'den kleedje. Het
was met een zeker gevoel van eerbied, dat ze
dit fraaie toiletje aantrok en toen ze geheel
gereed voor den spiegel stond en daarin haar
eigen beeltenis zag, kon ze niet nalaten de
verschijning voor haar een kushand toe te werpen
en zachtjes te fluisteren. QJI te stelen l
Een uur later heette Majoor Fordham, Geof
frey Lister har t el y k welkom in hun midden.
Maar hoe groot was Geoffrey's verbazing, toen
hy achter de groote statige verschyning van
Majoor Fordham's echtgenoote, het bekoorlyk
figuurtje zag oprijzen van Mary Gray!?Maiy
Gray met haar innemendsten glimlach, haar ,
glanzend, nu sierlyk opgemaakt blond haar en
in zulk een prachtig toilet l
Geoffrt y kon zyn oogen nfet gelooven en als
in een droom klonk hem de stem van Majoor
Fordham in de ooren.
lllllllltllllllllllllllHII
ia Arti,
Da opzet van een artikel over de
Artitentoonstelling, voor den zooveelsten keer, gaeft
toch wel wat hoofdbreken. Hat blanke
papiervellelje ligt wel klaar, maar je hebt meer lust
er den inktpot op te krabbelen, die reeds ge
opend btaat, dan de lyn'jes vol te schrijven
over een onderwerp, waar geen scherpe kant
i meer aan is. Ja bladert wat in den catalogus,
! die ook al ligt opengeslagen, en raakt er toe
i een bizarre inspectie te houden van de
pryzenlijst schier in 't boekja; het totaal een
l aardig kapitaal'jjl Er moet gevonden worden
| een begin, weer een ander dan de vorige of
den voorlaatsten keer ; en je denkt ; wacht
Ea dit is nu Mr. Lister, Molly, ik geloof
niet, dat j 3 hem vroeger al eens bij ons ont
moet hebt... myn. nicht, juffrouw Gray. Ze is
een maand of wat van huis geweest, om haar
s'udiën te voltooien. Zs had nu eenmial zin
in 't artisteuleven en dus hsb ik hair maar
d'r gang laten gaan.
Tacte aldus brak Molly het gesprek
af, ik heb u nog heelemaal vergeten te
vertellen, dat Mr. Lister en ik al kennis ge
maakt hebben. We ontmoetten elkaar van
ochtend in de vroegte aan het strand en hebben
toen samen een praatje gemaakt.
Op hetzelfde oogenbiik kwam een bediende
zeggen, dat het diner g reed was. Geoffrey
zat aan tafel naast Mary. Hy' voelde zien
echter niet by'zonder op zijn gemak, zonder
zich daarvan rekenschap te kunnen geven, of
't moest zijn, omdat Mary hem af en toe aanzag
met iets uitdagende in haar blik en houding;
Hij begreep haar niet goed... ze was rüzoo
geheel anders dan dien ochtend en 't was voar
de eerste maal ia zyn leren, dat hy een diner
bijwoonde en geen stof voor een behoorlyk
discours kon vinden.
Ik heb van morgen een ernstige vermaning
van mr. Lister gehad, oompje. By' keurt het
ook al af, dat ik op den eenmaal ingeslagen
weg voortga. O, j», dat 's waar ook, mr.
Lister, ik heb van avond vry'af, maar
Waar heb j sim het toeh over. Heb je
al eens gezien, wat 'n knappe bol ze is, die
Mary ? Ja, ja, daar zyn 'r niet veel, die 't
haar nadoen, Geoffrey. Ze belooft wat voor de
toekomst. Maar, ze is wel een beetje al te
haastig gebakerd. Keulen en Aken zyn niet
op n dag gebouwd. Hard werken en voort
durende oefening kunnen wonderen verrichten
en wat Lua- aangaat, ze heeft ambitie genoeg
voor twee !"
Mr. Lister is bang, dat ik te hoog vliegen
zal, zei Molly met een ondeugende flikke
ring in de oogen tersluiks haar buurman aan
ziend.
Och, wat zal ik je zeggen, beste Gsoffrey;
twee van Milly's schilderyen zullen nog dit
jaar in het Crystal Palace tentoongesteld wor
den, maar wat my' betreft, ik hal ze een nog
betere plaats waardig gekeurd.
Schilderyen ? zei Gaoffrey en voor hem
verscheen een visioen van verschillende
fotografiën, alle Mary Gray voorstellende, in haar
circus-costuum van den vorigen avond.
Ja zeker vervolgde Majoor Fordham
niet zonder trots het een is een gezicht op
Neurenberg en bet andere is een
Rynlandschap. Juweeltjes zullen het worden, allebei.
Molly zal natuurlijk hard moeten werken, maar
't is haar eigen wil geweest en ze zal zich niet
gemakkelijk laten ontmoedigen.
Geoffrey Lister's gelaat had gedurende deze
laatste explicatie een geheele verandering
ondergaan. Hq' voelde, hoe het bloed hem in
eens, iets actneels, bet aanloopje nemen 'taalt
de werkstaking. Maar dat ligt toeh wei wat te
veel voor de hand, is erg gezocht znllen d
lezers misschien zeggen, (daar schrijf ja toeft
voor) en tevens wat gevaarlek. Je kondt Hcht
hatal$k worden; bijv. als het eianetje gesteld
werd: maar onder de kunstenaars-leden va-a
Arti was geen staking, zon verraderiyk aan
de pen kunnen ontglippen het nitroepwoordje
«helaas". M««r het vrachijs ligt er toch wee»
en moet opgenomen worden ; met deze regelen,
toch ook een aanloopje ? is de houding
daartoe reeds aangenomen. Nu ter zike.
Er zy'n ingezonden (aangenomen) 268 kunst
werken, waarouder 8 beeldhouwwerken en 24
aquarellen ; de overige zyn schilderijen; 't ge
middeld gehalte is als gewoonlijk. Hesl weinig
bovenmatig te roemen, maar daarentegen ver
scheidene werken waarin ontegenzeggelyk wel
't een en ander te pry'zsn of te waardeeren
valt; kwaliteiten echter, die voor een groot
deel met volhardende beschouwing moeten
worden opgespaard. Veel andere weer, die
zonder gewetensbezwaar (turnen genegeerd
worden en enkele die wrevelige woorden ont
lokken.
Als pronkstukken voor deze tentoonstelling
zyn in 't midden der eerezaal opgesteld op
een afaonderly'ken standaard een groote aq larel
van Gao Poggenbeek en het portret van den
burgemeester Vening Mwnesz door Jan Veth.
Al is de aquarel van Paggenbeek ook niet van
het al Ier mi verst e uit het oeuvre van dezen
om zyn dood met recht betreurden kunstenaar,
we zien toch het werk met welgevallen op eea
geïsoleerde plaatsing, als betuiging van buide.
Hat portret van Veth is wederom een
bewonderingswaardig stuk werk,
bewonderiogswaardig en verbazingwekkend.
Ook niet gtïioleerd zou het hier een attractie
voor de bezoekers zyn. Ik geloof niet dat er
een met onverschillig oog een werk van Veth
zal voorbijgaan, en zelfs de meest »an deze
kunst afkeeiige zal na verdiepte aan
schouwing daarvan wel eens gaaa bedenken
of hy' tiet wat op zyn oordeel moet teruggaan.
We kennen al zooveel kwalifisatie's, zoo
losweg geuit, die in omloop zyn en getuigen van
een nog zeer verdeelde algameene zianswy se,
velerlei beschouwingen die echter alle
oi'ereecstemmen in de getuigenis van knap werk.
Het oordeel ech'er, dat als defi litief zoa
kunnen gelden, zou nog zooveel dieper door
te speuren hebben in den aard van dit talent,
het streven van deze pereooi lykheid, die d«
macht hal by ons de portretkunst tot zoo'n
merkwaardigheid van verschijning op ie voeren.
EU dit is zoo terloops maar- niet te doan, zoo
als bier in een locale recensie vau een ten
toonstelling.
Ta constateeren in 't algemeen valt, dat
Veth een schilder van portret is, zoo stellig
bewust van deel, doortastend van streven en
onbuigzaam van karakter, als er hier te lande
in geen honderd j»ar een is na te wy'zan en
er op 't oogenbiik ook geen is, die hem daarin
nog caby' komt. Daarby een werkvermogen
met stalen zenuwen. Hy versmaadt absoluut
alle middelen die zyn streven naar uiterlyken
schijn zouden kunnen opsmukken, transigeert
tqr wille van oog-bekorende
schilderacbtigheden, nooit met wat door hem eenmaal als
onaantastbaar ptinciep van waarachtige
portretteerkunst is aanvaard.
!?) hij daarbij een kunstenaar, die begenadigd
is met den aanleg om hoogste schoonheid te bren
gen? Hebben we niet eerder nog een pianpier
in hem te zien ? 't Klii.kt misschien wat geb,
maar ik zie verwantschap in streven bfl de
Beurs van Bar'age en het portretwerk van
Veth. Ook in uitkomst, waiit dsar j aist wyzende
op het buitengemeece van deze verschy'üing, wil
ik daarmee nog niet gezegd hebben, dat zyn
portretten ook als kunstuiting op een
zeldzaam te bereiken hoogte staan. Eerlek
gezegd, ontroert my alty'd veel inniger een
portret van Jozef laraëls.
In Veth's portretten is niet als hier de
trülir.g van leven ingedrongen. Ze zyn meer
iiiniuniiimimiinmniintmttmiiMfmtitiiimiftMiittHiiiiiaiiH
groote verlegenheid naar de wangen steeg en
hij had een gevoel, of de heele kamer en allen,
die aanwezig waren, met hem ronddraaiden.
Wat een groote stommerik was hy geweest!
Hoe grof had by dit allerliefste, innemende
schepseltje beleedigd, en dat alleen op grond
van een gelykenis. Vloek, over z'n verregaande
dwaasheid. Hy' hoorde of zag niets meer; de
woorden door den gastheer tot hem gericht,
gingen voor hem verloren. Eindelyk ont
fermde Ma' y zich over hem, en riep hem, door
op vriendelijken toon te vragen, haar het zout
even te willen aangeven, weder tot bezinning.
Ik zal u niet verraden klonk het zacht
fluisterend van haar lippen, toen de algemeene
aandacht der gasten van hen was afgeleid en
zich tot iets anders bepaald had en Geof
frey spande zich dubbel in, om van zyn inwen
dige ontroering toch vooral niets te laten blijken.
Hij kon zich later nooit herinneren, wat er
dien middag verder gesproken is geworden.
Maar des te beter is het hem by gebleven, hoe
Mary na afloop van het diner ich aan de
piano zette en met baar zuivere stem zulke
heeriy'ke liederen voor hem zong en zulke
zoete melodieën speelde, dat hij zich bijna in
het Paradijs waande.
Den volgenden dag legden Mary en hnar
tante een bezoek at by Mrs. Lister en tot groot
genoegen van Gacffrey had het jonge meisje
reeds by deze eerste visite het hart zy'ner
moeder gestolen.
Ghoffrey behoefde niet lang om Mary's ver
giffenis te smeeken en de keniismsking op
zoo eigenaardige wy'ze begonnen, veranderde
spoedig in wederzy'dsche toegenegenheid en
liefde. Op den dag van hun vertrek
ultSoutaborne brachten ze nog een laatst bezoek aan
het strand, om afscheid te neman van de plefc,
waaraan voor hen zooveel aangename
herianei ie gen waren verbonden.
Toen ze er een poosje vertoefd hadden, zei
Mary op eens: O, ja, dat 's waar ook
Geoffrcy, ik heb je nog wat te vertellen en
dat wil ik hier op deza piek doen. Het staat in
verband met mijn dubbelgang&tar, Coralie Vera.
Heb je haar dan gezien, Molly ?
Neen, maar ik heb laten informeeren
waar het circus heengereisét was, en toen ik
het wist, heb ik van ochtend een pak j a aaa
Mlle. Coralie gezot den, een aardige, gouden
broche vau een onbekende vriendin.
Maar, kind, waarom heb je dat gedaan ?
Hoe kwam je ('dar zoo toe?
Waarom ik dat gedaan heb. Wel,
Geoffreylief, wie heeft haar, haar minnaar ontroofd ?
Wie is oorzaak geweest, dat je baar ontrouw
bant geworden ? Want, je znlt het toeh zeker
wel in alle opzichten met me eens zyn, dat
je hart het eerst gesproken heeft voor de
juffrouw, die door den hoepel sprong."