De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 10 mei pagina 3

10 mei 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 1350 DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD TOOE NEDERLANIX ? zelschap züHe* de volgende verkiezingen op de stoelen brengen?" Von Roon verwachtte destijds eene verscherping van de uitersten, en de geschiedenis heeft hem geen ongelijk gegeven. Wanneer wij ia deze korte besohouwipg de groote «n machtige Centrumspartij buiteo bespreking lieten, dan deden wij dit allerminst, omdat wij haar zooals Von Boon tot de »kwaadaardigen" zouden rekenen. Maar het Centrum is geen poli tieke party, zoolang het alleenlijk blijft vnigen: »wat moe'en wij doen ad majorem gloriam ecclesiae ?" Op die houding wordt doar den meest verbitterden »Culturkampf" al eve*min invloed geoefend als door de vriendelijkste avances, al gingen deze laatste uit van Z. M. -den Keizer in hoogst eigen persoon. luuiiauiniHHUiiuiuiimiHiiiinuiiiiiiiHiiiiiiiiiHiHm Sociaib Ee& Bond vaa de Kamers van Arbeid. Het is van algemeene bekendheid, dat de instelling van de Kamers van Arbeid fiasco heeft geleden. Bij de oprichting hadden velen van de werkzaamheid en den invloed der Kamers hooge verwach tingen en wat is daarvan terecht gekomen ? Weinig of niets. D« drieledige taak der Kamers bestaat in het verzamelen van inlichtingen, het dienen van advies en het voorkomen en vereffenen van geschillen over arbeidsaangelegenheden. Wat betreft het verzamelen van inlich tingen, weet men, dat slechts enkele Kamers een min of meer gunstig resultaat hebben veikregen. De voornaamste oorzaken schij nen te zijn het gemis aan dwingende macht om de personen, vaa wie inlich tingen verlaagd worden, voor haar te doen verschijnen en de geringe schadeloosstelling aan de leden en aan den secretaris, vooral aan dezen laatste, toegekend voor hunnen arbeid. . ? Hetjelfde is min cf meer van toepassing waar het geldt het dienen van advies. Wat aangaat het voorkomen en ver effenen van geschillen, zegt de praktijk duidelijk genoeg, dat de betrokken partijen over het algemeen geen neiging gevoelen de tugschenkomst. der Kamers in te roepen waartot zij niet verplicht zijn. Het ver dient dan ook ernstige overweging of niet de in een geschil betrokken partijen ver plicht moeten worden haar geschil voor de Kamers te brengen. Het wil mij voor komen, dat deze dwang heilzaam zou werken en vrij wat beter dan het voor schrift van verbindbaarheid van de uit spraak der Kamers waarop anderen aandringen. Hoe het ook zij, de wet op de Kamera van Arbeid is voor een groot deel de schuld van de onmacht der Kamers en van het feit, dat zij in ' zoo weinige geschillen en eigenaardig genoeg, in het geheel niet in de groote worden gemoeid. Terloops wil ik in dit verband er ook nog op wijzen, dat ook de samenstelling der Kamers niet juist gezien is. In de Kamers zijn door hare leden slechts enkele bedrijven vertegenwoordigd. Hoe kunnen dan deze Kamera voldoenden invloed uitDe jüffroui Sie tor ta kowl Naar het Engelsch. (Slot). Gscflrey buivetóe by' dat woord exposeeren." Zou ze werkelük geëxposeerd worden, en in ?welk costuum dan en hoe ? 't Leek hem by'r.a heiligschennis toe. Dat lieve 01 schuldige kind in een luchtig tricotje met korte gazen rokjes er over heen, aan de blikken van iedereen tentoongesteld l Ik hoop maar, dat ik opgang maken zal, maar 't is heel moeieujk, om in Londen be roemd te worden. Och, kindlief, sprak Gecffrey EU op hjjna teederen toon, denk daar niet aan. 't Is zoo vreeselyk gevaarlek; heusch u moet niet Baar Londen gaan. De verleiding is er zoe groet. Waarom zou u je tog verder be kwamen. Me dunkt wat ik gisterei avond van u genen heb ... Wat bedoelt n toch. Wat ik bedoel, dat ik gut eren avond my'n hart in min l^f heb vastgehouden, tosn ik u in het circus die roekelooze sprongen door den h«*pel Mg does. U deed bét magnifiek, dat is zee, maar ik vind het zoo vreeselfck gevaarryk. Als u eens een ongeluk kreeg! Geof frey's stem trilde, en met angstigen en tevens draevigen blik zag h(j bat meisje in 't gelaat. Miw Gray st«a*d« hem vel verbazing aan, maar na verloop, van eecige seconden, flikkerde er een ondeugend lachje, diep in haar oog on barstte ze In «en vroolyfc, schaterend laohui uit. U schy'nt me erg be'acheiyk te vinden ! zei Geoffrey ep «nigsains beleedigden toon. Neemt u m* niet kwa'y'k, mr. Lister, ik vond bat heel lief van u, dat u zoo bezorgd voor ons bent, maar heuseh 't is wezenlijk al te grappig. En opnieuw begon ze bartely'k te lachen, Weet u, wy zyn gewoon aan die dingen en vinden er niets aan. Gevaar hettaat in onze oogen niet. Maar, ik heb me reeds te lang opgehouden, geloof ik. Wilt u me even zeggen, hoe laat bet is. Ik moet gauw naar huis, want ik heb nog veel te doen,.... m'n costuum, m'n versierselen, m'n verf! Bij bet woord wit, k eek ae Gecffrey Echalks aan. Adieu, Mr. Lister l en tegelijkerlijd stak ze hem vertrouwelijk de hand toe. Zie ik u nog eer s terug, Miss Gray. U gaat toch pas overmorgen weer weg met uw gezelschap, niet vaat? oefenen voor die bedrijven, die wel onder haar ressorteeren, maar niet vertegenwoor digd zg'n? Een andere groepeering en wel in den geest van het oorspronkelijk ont werp Pyttersen zou m.i. zeer gewenscht zijn: b.v. in elke gemeente worde n Kamer opgericht met zoovele afdeelingen als er bedrijven zijn. Zooals ik in een vroeger artikel heb uiteengezet, is ook dr. Bernhard Harms, die een grondig onder zoek naar de werking der Kamers van Arbeid ten onzent heeft ingesteld, van die meening. (Men zie zijn werk: »Die Hollandischen Arbeitskammern, ihre Entstehung, Organisation und Wirksamkeit), Waar men dus ziet de weinig bevre digende resultaten, die de Kamers ople veren, is het niet te verwonderen, dat zoowel uit den boezem der Kamers zelven als van vele buitenstaanden luide stemmen zijn opgegaan, dat aan de Regeering menig adres is toegezonden waarin op verbetering, op wijziging der wet wordt aangedrongen. Tot dusver evenwel is de Regeering doof gebleven, tenminste er is nog niet een wetsontw«rp dienaangaande aangekondigd, laat staan ingediend. De Kamers zelve, die het meest de slechte regeling gevoelen, hebben gemeend te moeten doen wat zij kunnen om ver betering te brengen. Daartoe hebben vele op 27 Jnni 1902 te Utrecht aan een con gres deelgenomen. Op dit congres bleek duidelijk de dringende behoefte aan aan eensluiting en werd dientengevolge een commissie benoemd om dienaangaande een voorstel voor te leggen aan een tweede te houden congres, hetwelk in de laatste week van Mei a.s. zal gehouden worden. Dit voorstel is nu verschenen en aan de verschillende Kamers gezonden met verzoek het ernstig te overwegen en zoo noodig amendementen daarop in te dienen. Het is wel de moeite waard van dit voorstel kennis te nemen. Vooral twee punten verdienen eens onder de oogen te worden gezien. lo. de oprichting van een Bond van Kamers van Arbeid met concept-statuten en corjcept-reglement en verzoek aan de Regeerirg om subsidie voor den Bond en 2o. Het verleenen van het er que te recht aan de Kamers van Arbeid. Wat sub lo. betreft. De Kamers hebben alle vrijwel dezelfde belangen en het be hoeft zeker geen betoog, dat de eene Ka mer veel kan leeren van de ervaringen van de andere : bij elkaar ter schole gaan zal niet nalaten gunstig te werken. Van daar de wenschelijkheid, dat er een bond tusschen de in Nederland bestaande Ka mers gevormd worde. Voorts kan deze Bond tegenover de Regeering met meer kracht optreden dan een enkele Kamer, waar het geldt het verkrijgen van maatregelen, diegewenscht mogen worden geacht. Ten slotte is het zeer gewenscht, dat er een verzameling wordt aangelegd van de reglementen van alle Kamers, de verslagen omtrent de en quêtes, de oordeelvellingen in geschriften en zoo mogelijk alles wat omtrent de Ka mers gesproken of geschreven wordt: dit is een ravolging van hetgeen de Duitsche arbeidsrechtbanken hebben gedaan en waarmede gunstige resultaten zijn ver kregen. Thans een enkel woord over de canceptstatuten. IWHIIMIJflllllllllllllllimiltlHJMIIlUJHIIIMIM Ja, 't circus gaat overmorgen weg, maar ik blijf hier nog wat. Er bestaat dus alle kans, dat we elkaar nog eens ontmoeten zullen. Doch laat me nu alleen doorgaan, ik heb niet ver meer te loopen BH ben dadelyk, waar ik zy'a moet. Gaoffrey wilde zyn gezelschap niet langer aan haar opdringen, want zoo dacht hy bij zichzelf misschien geneert het lieve kind zich voor haar logies, dat zeker wel niet van de eerste soort zal zyn en dat ze stellig wel met een paar vai die circusmenschen zal moeten deelen. Bovendien zou hy ongaarne willen, dat de notabelen uit het dorp, de aanwezige loges, al was hun aantal gering, of andere bekenden hem zouden zien loopen met een dame van het circus, een persoontje als Mlle Coralie. Wat zou zyn moeder, wat zouden zij a vrienden in het hotel vsn hem denken ! 't Ig toch zonde, dat zoo'n meisje in een circus speelt, zonde en jammer, waarachtig. Geen zweem van gemeenheid of onwelopgevoedheid in haar manieren, integendeel, alles aan haar getuigt van loorcamen eenvoud, van aan geboren gratie; ja al was ze van ouden adel, ze zon zich geen meerdere beschaving hoeven eigen te maken... en dat springt door een hoepel in een circus van 't minste allooi... voor haar plezier;... dat schy'nt my het onbegrijpeiy'kst toe van de geheele geschiedenis ... louter, omdat zy er roeping toe gevoelt l Geoffrey keerde terug naar huis, waar zyn moeder hem met het ontbyt zat te wachten. Southborne leek hem dien dag niet zoo ver velend en eentonig als den dag te voren en hij was het met z'n moeder eens, dat het kleine plaatsje toch ook z'n aantrekkelijkheden had, al bedoelde by daarmede nu juist niet dezelfde als die, welke Mevr. Lister op 't oog had. Aan den avond van denzelfden dag, omstreeks zes uur, zat in een der kleine, doch gezellige vertrekken van het Southborne- hotel een meisje voor het opengeslagen venster naar de zee te staren en dit meisje was niemand anders dan de jonge dame die dien ochtend in biet vroege morgenuur zoo vertrouwelijk met Geoffrey Litter langs het strand had gewandeld,... Mary Gray. Over haar gelaat lag een vroolvjk ondeugende uitdrukking verspreid en een goed opmerker zou gezien hebben, dat zij tusscheubeide moeite deed, niet in lachen uit te barsten. Verbeeld je dacht zy' vroolijk, my voor een meiija uit een paardenspel aan te zien. Ik lyk bepaald sprekend op die juffrouw met 'r hoepel... Maar een aardige verschijning moet ze toch stellig geweest zijn, anders kon ze zóó'n indruk niet op 'm hebhen gemaakt en zou hy zich niet zóó in 't oog loopend voor haar interesseeren. Of ze hem tegengevallen is, toen hij baar zoo onverwacht in 't volle daglicht zag, zoo zonder geschminkte wangetjes en geverfde oogen ? ... dat zou ik nu wel eens graag «Uien weten. Lid van den Bond kunnen worden de Kamers, die een jaarlijksche contributie van f5 betalen. Van waar moeten de Kamers deze bedragen halen? Gelijk men weet, geeft het R;jk alleen presentiegeld en vergoeding voor bureaukosten. Dese f5 kunnen de Kamers dus niet van het Rijk vorderen; zij moeten derhalve ge vonden worden door inkorting op het pre sentiegeld en de vergoeding. Waar even wel deze beide bedragen reeds zoo gering zijn, vrees ik, dat er Kamers zijn, die zich daardoor zullen laten weerhouden als lid toe te treden. Nu wordt evenwel tevens voorgesteld een verzoek tot de Regeering te richten om subsidie voor den Bjnd. Dit verzoek acht ik goeden dient ondersteuning. Wan neer het dan den Bjnd gelukt is een sub sidie machtig te worden, dan zou ik in overweging willen geven om dit geld in de eerste plaats aan te wenden tot ver mindering der contributie van de leden opdat het bovenvermeld bezwaar verdwijne of althans vermindere. Nog even wil ik stilstaan bij art. 8. Als ik dit artikel goed begrijp, dan wil het mij voorkomen, dat het moeilijkheden kau opleveren in verband met art. 3 tweede lid. Art. 8 toch bepaalt, dat het bestuur bestaat uit 3 voorzitter-patroons, 3 voorzitter-werklieden en 3 secretarissen van leden van den Bond. Nu zullen deze functionarisssen, ieder voor hunne categorie, gekozen worden door hunne collega's. Dat gaat goed, wat betreft de voorzitter-pa troons en de voorzitter-werklieden, maar kau moeilijkheden opleveren met betrek king tot het kiezen der secretarissen door de ter vergadering aanwezige secretarissen. Immers de leden, die stemrecht wenschec, dienen te zenden een patroon-af^evaar' digde en een werkman afgevaardigde, en niet een secretaris. Deze laatste heeft wel toegang tot de vergadering en een adviseerende stem, mits hij volgens art. 3 tweede lid donateur is en dan een jaar lijksche contributie van /"250 betaalt. Het betalen van deze contributie is voor vele secretarissen, die zooals gezegd, een karige vergoeding voor bureaukosten ge nieten, bezwaarlijk; zij toch zullen het wel uit hun eigen zak moeten betalen. De vraag dient wel te worden gesteld: is het te verwachten, dat vele secretarissen dona teurs zullen worden ? Ook hier bekruipt mij de vrees, dat dit niet geschieden zal en zoo deze vrees bewaarheid rnociit wor den, wat blijft er dau over van de keuze door de aanwezige secretarissen ? Zou het daar om niet gewenscht zijn de benoeming van de drie secretarissen niet aan dezen spijker op te hangen, maar deze te doen geschieden door de aanwezige patroons- en werkliedenafgevaardigden ? Voor het overige kan ik mij wel met de Statuten vereenigen. De vraag of aaa de Kamers een en quête-recht dient te worden toegekend, heeft recht op een afzonderlijke behan deling. Kampen, MR. DR. H. S. VELIMIAX. Naschrift: Naclat ik juist de druk proef van het bovenstaande had gecorri geerd, las ik het volgende: Bond van Kamers van Arbeid. De minister van binnenlandsche zaken heeft aan de Kamers van Arbeid mede gedeeld, dat de toetreding tot een op te richten Bond van Kamers van Arbeid en het zich doen vertegenwoordigen op een in de laatste week van Mei te houden congres van Kamers van Arbeid, in strijd is met haar bevoegdheid als publiekrech telijke lichamen, daar deze handelingen noch in de wet, die haar doel, haren werk kring on hare bevoegdheden regelt, wor den aangegeven, noch kunnen geacht wor den in die bevoegdheden bij gevolgtrekking te liggen opgesloten. De Minister vindt het te noodzakelijker om dit onder de aandacht van de Kamers van Arbeid te brengen, omdat een verdoek tot erkenning als rechtspersoon van een Bond van Kamers van Arbeid, blijkens door den Minister van justitie verstrekte inlichtingen, niet voor inwilliging vatbaar zoude zijn, en het alzoo ongeoorloofd be' sluit der Kamers om tot zulk een op te ! richten B'>nd toe te treden, haar zou bloot stellen aan het onaangenaam verwijt, dat '? zij de rechtspositie der Kamers niet be grepen hadden. (N. R C.) Zeer verwonder ik mij. over deze be slissing van den Minister van B. Z. Het i oprichten van een Bond zou in strijd zijn : met de bevoegdheid als publiekrechtelijk lichaam, omdat deze handeling niet in de ' wet wordt genoemd noch geacht kan worI den in die bevoegdheid bij gevolgtrekking , te liggen opgesloten? Maar zijn de Kamers '. dan niet bevoegd alle handelingen te ver| richten, waardoor zij beter in staat worden ' haar doel te bereiken, mits deze hande; lingen maar niet in strijd zijn met de wet ! of het algemeen belang? En deze strijd bestaat m. i. nif t; trouwens ook de Minister zegt dat niet. ik hoop niet, dat de Kamers ! zicii dadtlijk bij deze enge opvatting zullen | neerleggen, doch trachten zullen een andere j zienswijze bij den Minister ingang te doen l vinden. Houdt de Minister toch aan zijne >' opvatting vast, dan zou het overweging verdienen den B >nd niet te doen oprichI ten door de Kamers als zoodanig, maar i door de bestuursleden individueel. Daar tegen kan toch geen bezwaar bestaan. ; Wellicht kom ik later op deze beslissing; thans was het alleen mijn doel aan mijne groote verbazing lucht te geven. ? Mr. V. En wat was ie leuk en zoo bszorgd \oor m'n gezondheid. .. of neen, niet voordemy'ce, voor die van dat circuskind l Het is 'n knappe man en aardig was is ook, en toen ie afscheid nam ... hield ie wat lang m'u hand vast. Hy dacht natuurly'k, dat ik iemacd anders was, nu, ik ben maar blij ook, dat hy dat deed. O, MolJy, Molly wat ben je begonnen ! Lachend sprong ze op van haar steel en begon beur haar te borstelen. Overal in de kamer zag men teekeningen en schetsen in waterverf, groote zoowel a!g kleine; in den eenen hoek van het vertrek stond een schilders ezel; op een klein tafeltje bij het venster lagen verscheidene losse papiertjes, alle prykend met onafgemaakte portretjes van Gaiffiey Lister. Ja! je schrikte geweldig mompelde Mary, terwyl ze, al schuierend, met een zeker weibehagen haar spiegelbeeld toeknikte, Ja, wezenlijk, je schrikte, toen oom aan de koffis z'n naam noemde en vertelde, dat hy van middag hier zou komen dineeren. Ik had van den schrik onze ontmoeting byna verraden, maar ik dacht nog er inty'ds aan, dat de grap dan heelemaal in 't water zou vallen. Ik ben be nieuwd wat voor gezicht ie zal zetten, van avond Oom schy'nt hen reeds lacgen tijd gekend te hebben; ocb, maar ik ben ook zoo lang van huis geweest; hoe zou z'n mosder er uitzien? Ik hoop maar, dat ze 'n beetje aardig is ! Mary bloosde onder het uiten dezer laatste woorden en sloeg de oogen neer, ofschoon nie mand anders haar op dat oogetblik kon gade slaan, dan haar eigen stralende kykers. Ocb, maar wat kan het me ook eigenlijk schelen, Loe z'n moeder er uitziet. Laat ik toch niet zoo mal doen. Zg ging naar de hangkast, haalde er twee jiponneijes uit, be keek ze, hield ze voor het lijf... neen, ze wou zich van avond eer.s heel mooi maken. En de j "ponnen werden weder in de kast ge borgen. Toen haalde Maty een groote kartonnen doos van onder de kanapee te voorschijn en naai daaruit een zorgvuldig onder zacht-rose vloeipapier geborgen witzy'den kleedje. Het was met een zeker gevoel van eerbied, dat ze dit fraaie toiletje aantrok en toen ze geheel gereed voor den spiegel stond en daarin haar eigen beeltenis zag, kon ze niet nalaten de verschijning voor haar een kushand toe te werpen en zachtjes te fluisteren. QJI te stelen l Een uur later heette Majoor Fordham, Geof frey Lister har t el y k welkom in hun midden. Maar hoe groot was Geoffrey's verbazing, toen hy achter de groote statige verschyning van Majoor Fordham's echtgenoote, het bekoorlyk figuurtje zag oprijzen van Mary Gray!?Maiy Gray met haar innemendsten glimlach, haar , glanzend, nu sierlyk opgemaakt blond haar en in zulk een prachtig toilet l Geoffrt y kon zyn oogen nfet gelooven en als in een droom klonk hem de stem van Majoor Fordham in de ooren. lllllllltllllllllllllllHII ia Arti, Da opzet van een artikel over de Artitentoonstelling, voor den zooveelsten keer, gaeft toch wel wat hoofdbreken. Hat blanke papiervellelje ligt wel klaar, maar je hebt meer lust er den inktpot op te krabbelen, die reeds ge opend btaat, dan de lyn'jes vol te schrijven over een onderwerp, waar geen scherpe kant i meer aan is. Ja bladert wat in den catalogus, ! die ook al ligt opengeslagen, en raakt er toe i een bizarre inspectie te houden van de pryzenlijst schier in 't boekja; het totaal een l aardig kapitaal'jjl Er moet gevonden worden | een begin, weer een ander dan de vorige of den voorlaatsten keer ; en je denkt ; wacht Ea dit is nu Mr. Lister, Molly, ik geloof niet, dat j 3 hem vroeger al eens bij ons ont moet hebt... myn. nicht, juffrouw Gray. Ze is een maand of wat van huis geweest, om haar s'udiën te voltooien. Zs had nu eenmial zin in 't artisteuleven en dus hsb ik hair maar d'r gang laten gaan. Tacte aldus brak Molly het gesprek af, ik heb u nog heelemaal vergeten te vertellen, dat Mr. Lister en ik al kennis ge maakt hebben. We ontmoetten elkaar van ochtend in de vroegte aan het strand en hebben toen samen een praatje gemaakt. Op hetzelfde oogenbiik kwam een bediende zeggen, dat het diner g reed was. Geoffrey zat aan tafel naast Mary. Hy' voelde zien echter niet by'zonder op zijn gemak, zonder zich daarvan rekenschap te kunnen geven, of 't moest zijn, omdat Mary hem af en toe aanzag met iets uitdagende in haar blik en houding; Hij begreep haar niet goed... ze was rüzoo geheel anders dan dien ochtend en 't was voar de eerste maal ia zyn leren, dat hy een diner bijwoonde en geen stof voor een behoorlyk discours kon vinden. Ik heb van morgen een ernstige vermaning van mr. Lister gehad, oompje. By' keurt het ook al af, dat ik op den eenmaal ingeslagen weg voortga. O, j», dat 's waar ook, mr. Lister, ik heb van avond vry'af, maar Waar heb j sim het toeh over. Heb je al eens gezien, wat 'n knappe bol ze is, die Mary ? Ja, ja, daar zyn 'r niet veel, die 't haar nadoen, Geoffrey. Ze belooft wat voor de toekomst. Maar, ze is wel een beetje al te haastig gebakerd. Keulen en Aken zyn niet op n dag gebouwd. Hard werken en voort durende oefening kunnen wonderen verrichten en wat Lua- aangaat, ze heeft ambitie genoeg voor twee !" Mr. Lister is bang, dat ik te hoog vliegen zal, zei Molly met een ondeugende flikke ring in de oogen tersluiks haar buurman aan ziend. Och, wat zal ik je zeggen, beste Gsoffrey; twee van Milly's schilderyen zullen nog dit jaar in het Crystal Palace tentoongesteld wor den, maar wat my' betreft, ik hal ze een nog betere plaats waardig gekeurd. Schilderyen ? zei Gaoffrey en voor hem verscheen een visioen van verschillende fotografiën, alle Mary Gray voorstellende, in haar circus-costuum van den vorigen avond. Ja zeker vervolgde Majoor Fordham niet zonder trots het een is een gezicht op Neurenberg en bet andere is een Rynlandschap. Juweeltjes zullen het worden, allebei. Molly zal natuurlijk hard moeten werken, maar 't is haar eigen wil geweest en ze zal zich niet gemakkelijk laten ontmoedigen. Geoffrey Lister's gelaat had gedurende deze laatste explicatie een geheele verandering ondergaan. Hq' voelde, hoe het bloed hem in eens, iets actneels, bet aanloopje nemen 'taalt de werkstaking. Maar dat ligt toeh wei wat te veel voor de hand, is erg gezocht znllen d lezers misschien zeggen, (daar schrijf ja toeft voor) en tevens wat gevaarlek. Je kondt Hcht hatal$k worden; bijv. als het eianetje gesteld werd: maar onder de kunstenaars-leden va-a Arti was geen staking, zon verraderiyk aan de pen kunnen ontglippen het nitroepwoordje «helaas". M««r het vrachijs ligt er toch wee» en moet opgenomen worden ; met deze regelen, toch ook een aanloopje ? is de houding daartoe reeds aangenomen. Nu ter zike. Er zy'n ingezonden (aangenomen) 268 kunst werken, waarouder 8 beeldhouwwerken en 24 aquarellen ; de overige zyn schilderijen; 't ge middeld gehalte is als gewoonlijk. Hesl weinig bovenmatig te roemen, maar daarentegen ver scheidene werken waarin ontegenzeggelyk wel 't een en ander te pry'zsn of te waardeeren valt; kwaliteiten echter, die voor een groot deel met volhardende beschouwing moeten worden opgespaard. Veel andere weer, die zonder gewetensbezwaar (turnen genegeerd worden en enkele die wrevelige woorden ont lokken. Als pronkstukken voor deze tentoonstelling zyn in 't midden der eerezaal opgesteld op een afaonderly'ken standaard een groote aq larel van Gao Poggenbeek en het portret van den burgemeester Vening Mwnesz door Jan Veth. Al is de aquarel van Paggenbeek ook niet van het al Ier mi verst e uit het oeuvre van dezen om zyn dood met recht betreurden kunstenaar, we zien toch het werk met welgevallen op eea geïsoleerde plaatsing, als betuiging van buide. Hat portret van Veth is wederom een bewonderingswaardig stuk werk, bewonderiogswaardig en verbazingwekkend. Ook niet gtïioleerd zou het hier een attractie voor de bezoekers zyn. Ik geloof niet dat er een met onverschillig oog een werk van Veth zal voorbijgaan, en zelfs de meest »an deze kunst afkeeiige zal na verdiepte aan schouwing daarvan wel eens gaaa bedenken of hy' tiet wat op zyn oordeel moet teruggaan. We kennen al zooveel kwalifisatie's, zoo losweg geuit, die in omloop zyn en getuigen van een nog zeer verdeelde algameene zianswy se, velerlei beschouwingen die echter alle oi'ereecstemmen in de getuigenis van knap werk. Het oordeel ech'er, dat als defi litief zoa kunnen gelden, zou nog zooveel dieper door te speuren hebben in den aard van dit talent, het streven van deze pereooi lykheid, die d« macht hal by ons de portretkunst tot zoo'n merkwaardigheid van verschijning op ie voeren. EU dit is zoo terloops maar- niet te doan, zoo als bier in een locale recensie vau een ten toonstelling. Ta constateeren in 't algemeen valt, dat Veth een schilder van portret is, zoo stellig bewust van deel, doortastend van streven en onbuigzaam van karakter, als er hier te lande in geen honderd j»ar een is na te wy'zan en er op 't oogenbiik ook geen is, die hem daarin nog caby' komt. Daarby een werkvermogen met stalen zenuwen. Hy versmaadt absoluut alle middelen die zyn streven naar uiterlyken schijn zouden kunnen opsmukken, transigeert tqr wille van oog-bekorende schilderacbtigheden, nooit met wat door hem eenmaal als onaantastbaar ptinciep van waarachtige portretteerkunst is aanvaard. !?) hij daarbij een kunstenaar, die begenadigd is met den aanleg om hoogste schoonheid te bren gen? Hebben we niet eerder nog een pianpier in hem te zien ? 't Klii.kt misschien wat geb, maar ik zie verwantschap in streven bfl de Beurs van Bar'age en het portretwerk van Veth. Ook in uitkomst, waiit dsar j aist wyzende op het buitengemeece van deze verschy'üing, wil ik daarmee nog niet gezegd hebben, dat zyn portretten ook als kunstuiting op een zeldzaam te bereiken hoogte staan. Eerlek gezegd, ontroert my alty'd veel inniger een portret van Jozef laraëls. In Veth's portretten is niet als hier de trülir.g van leven ingedrongen. Ze zyn meer iiiniuniiimimiinmniintmttmiiMfmtitiiimiftMiittHiiiiiaiiH groote verlegenheid naar de wangen steeg en hij had een gevoel, of de heele kamer en allen, die aanwezig waren, met hem ronddraaiden. Wat een groote stommerik was hy geweest! Hoe grof had by dit allerliefste, innemende schepseltje beleedigd, en dat alleen op grond van een gelykenis. Vloek, over z'n verregaande dwaasheid. Hy' hoorde of zag niets meer; de woorden door den gastheer tot hem gericht, gingen voor hem verloren. Eindelyk ont fermde Ma' y zich over hem, en riep hem, door op vriendelijken toon te vragen, haar het zout even te willen aangeven, weder tot bezinning. Ik zal u niet verraden klonk het zacht fluisterend van haar lippen, toen de algemeene aandacht der gasten van hen was afgeleid en zich tot iets anders bepaald had en Geof frey spande zich dubbel in, om van zyn inwen dige ontroering toch vooral niets te laten blijken. Hij kon zich later nooit herinneren, wat er dien middag verder gesproken is geworden. Maar des te beter is het hem by gebleven, hoe Mary na afloop van het diner ich aan de piano zette en met baar zuivere stem zulke heeriy'ke liederen voor hem zong en zulke zoete melodieën speelde, dat hij zich bijna in het Paradijs waande. Den volgenden dag legden Mary en hnar tante een bezoek at by Mrs. Lister en tot groot genoegen van Gacffrey had het jonge meisje reeds by deze eerste visite het hart zy'ner moeder gestolen. Ghoffrey behoefde niet lang om Mary's ver giffenis te smeeken en de keniismsking op zoo eigenaardige wy'ze begonnen, veranderde spoedig in wederzy'dsche toegenegenheid en liefde. Op den dag van hun vertrek ultSoutaborne brachten ze nog een laatst bezoek aan het strand, om afscheid te neman van de plefc, waaraan voor hen zooveel aangename herianei ie gen waren verbonden. Toen ze er een poosje vertoefd hadden, zei Mary op eens: O, ja, dat 's waar ook Geoffrcy, ik heb je nog wat te vertellen en dat wil ik hier op deza piek doen. Het staat in verband met mijn dubbelgang&tar, Coralie Vera. Heb je haar dan gezien, Molly ? Neen, maar ik heb laten informeeren waar het circus heengereisét was, en toen ik het wist, heb ik van ochtend een pak j a aaa Mlle. Coralie gezot den, een aardige, gouden broche vau een onbekende vriendin. Maar, kind, waarom heb je dat gedaan ? Hoe kwam je ('dar zoo toe? Waarom ik dat gedaan heb. Wel, Geoffreylief, wie heeft haar, haar minnaar ontroofd ? Wie is oorzaak geweest, dat je baar ontrouw bant geworden ? Want, je znlt het toeh zeker wel in alle opzichten met me eens zyn, dat je hart het eerst gesproken heeft voor de juffrouw, die door den hoepel sprong."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl