De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 10 mei pagina 8

10 mei 1903 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD FOOR NEDERLAND. No.1350 Geelkoperen deurgrepen. van artistieke opvatting, deze nieuwe vor men de oude verre overtreffen. Dit nieuwe werk ziet er frisch en vroolijk uit, doet het metaal, geel koper, volkomen tot zijn recht komen n blijft zuiver in het karakter van het materiaal, dat door zijn hardheid en wijze van bewerking geheel andere eisenen stelt dan hout. Deze deurgrepen zijn gegoten, sommigen zijn daarna [ineengeklonken. Dat na de gieting nog degelijke afwer king moet plaats hebben, spreekt vanzelf; het moge vreemd klinken, dat deze een voudig uitziende voorwerpen, met hun groote vlakke gedeelten voor afwerking een meesterhand vereischen. ledere oneffenHuiskamer. Geelkoperen deurgrepen. heid vertoont zich dadelijk, doet het voor werp zijn strakheid verliezen. Vandaar de hoogere prijs dezer voorwerpen, vergeleken bij het oude fabriekswerk, waar onder Geelkoperen denrgrepen. Geelkoperen hangklok. krulletjes en kraaltjes de ruwe bewerking verborgen blijft. Dat aan deze werkplaatsen uitmuntende krachten verbonden zijn, blijkt wel uit nevensgaande afbeelding van een tweetal klokjes. Men weet niet wat meer te be wonderen, de keurige, strakke, meesterlijke afwerking, of de aardige, oorspronkelijke vorm. Dit geldt vooral voor het hangklokje. Beiden zijn in rood en geel koper uitgevoerd, met zwarte, gedreven en ge graveerde versieringen. Ik had gelegenheid, nog eenige andere klokjes te bezichtigen, waaronder n met twee bijbehoorende koperen coupes, een opdracht der koningin moeder. Meesterlijk van uitvoering, is dit stel tevens kranig van compositie en doet j zien, wat de werkplaatsen vermogen voort i te brengen. Moge dit voorbeeld van steunen ' onzer kunstnijverheid, gegeven door eene | der eersten in den lande, op ruime schaal navolging vinden! Brengt een bezoek aan ' deze werkplaatsen, overtuigt u door eigen aanschouwing, dat 't geen ik schreef, niet overdreven is, doch integendeel slechts een zwakke weerkaatsing der werkelijkheid geeft. Ik ben er zeker van, dat gij dan heen zult gaan met de gedachte: dat had ik mij niet zoo voorgesteld, ik wist niet dat hier te lande de moderne sierkunst reeds zulk een hooge ontwikkeling had bereikt. P. J. W. J. VAN DER BÜKGH, Bouwl. Ingr. Bus su m, April 1903. MIIIIIIIIIIIHIIUIMHimitlllllllMMIIIIIM UIT DE NATUUR XV. Van de lente en de stekelbaarsjes. Nu is het bjj slot van rekening toch nog een heel mooi voorjaar geworden. Wat een klagen en lamenteeren om je heen een dag of wat geleden nog; je werd er melankoliek vaa, het was of de menschen in Holland nog nooit van de ipreekwoordelyke volgorde van regen en zonne schijn hadden gehoord. De planten en dierea wrokken niet, als de lente 't ze al te hard te verantwoorden geeft; ze staken unaniem met het lentewerk en zonder gevaar voor fiasco. Hun reservekas is altjjd goed geruid en 't moet al bar zijn, als een plant 't aflegt om kou of regen. Een enkele was 't vandaag nog aan te zien, dat er een paar weken lang geen zonnetje had geschenen en er tusschenbeiden 's nachts een jjzig windje woei. Ik zag kamperfoeliestruiken die werkelyk een verdacht imitatie-thee-achtig tintje toonden, verfrommeld en zwart als ze aan de dunne twijgjes ritselden. Maar kamperfoelie en treurwilgen zy'n hacbjes en lang niet sterk; eschdoorns en kastanjes, peren en kersen ontplooiden van de week extra-knopjes; de beuken hebben eindelyk hun lange bruine knoppen uiteen geschoven, de kunstig gevouwen blaadjes gluren uit dewindsels; ritselend dwarrelden de smalle schubjes neer en plekken den bemosten boschvloer met warme okertin ten. Uit de dikke vierkante eikenknoppen hangen de groene bloeikatjes neer. teer groen cantillewerk, wy'nrood botten de bladeren. Ly sterbes met grijze dotten blad en bloem, berken met een damp van ylheid, daartuaschen, hard als prent, de groene meidoorn; toch niet leelyk van dichtby, die boersche glimming; een enkel bloempje wil al geuren, de witte eerst dan komen de roode meien; met karrevrachten gaan ze straks naar de groote steden. Op den grond heersenen blauwe hondsdraf en purperen netels nu, en toeters waar de vogeltjes zoo graag in schuilen, met loof als varen, maar veel slapper en een macht van witte parasolletjes er boven zwevend. Heel enkel hier en daar al een roode koekoeks bloem er tusschen, een gloeiend kooltje in 't duister van de blaren, of een witte schitterster van vogelmelk. De heele ruigte leeft van vogeltjes; wie 't zingen eren laten kan, komt daar wat stoeien of snoepen; veel nachtegaals, roodborstjes en braamsluipertjes met hagelwitte buikjes, merels en zanglusters keeren dorre bladeren. De fitis fluit zyn korte liedje zonder ophouden. Waar haalt het dier de kracht vandaan! 't Is een vinkeslag met dalend slot. Wat krachtiger maar ook wat korter nog laat de roodstaart zy'n keeltje gaan. Daar, op dien ondersten horizontalen tak van een beuk met groen-bemosten gryzen stam zit het diertje, draait zy'n kopje rechts en links. Heeft u ooit mooier vogeltje gezien 'i Zoo heeilyk van vorm, zoo prachtig van kleur, rood, zwart, wit en grys. Wie het mannetje voor 't eerst zoo ziet, staat versteld; de prach tigste vink hoe blauw zijn kop en hoe rood zyn borst mag zy'n, legt het af tegen het roodstaart j e; dat is bepaald ons mooiste zang vogeltje. Jammer dat ook 't mooiste op den duur hinderlyk kan worden. De nachtegalen, de merels en zanglijsters, de fitis en de grasmusBchen en de roodstaartjes, 't was mooi, heel erg mooi, maar 't hield niet op van middag, 't was al te veel, 't werd al te druk in 't bosch. Ik liep ver van de hoornen de wei in; kaal al weer in een paar dagen, nu de koeien buiten komen. Langs de sloot wandelde een ooievaar, stapte voor my uit, op vijftig pas; de snavel dwars op 't ly'f, n oog, dat merkwaardig zwarte guitige ooievaarsoog steeds op mg ge richt. Ik ging zitten en hy bleef staan, plukte en rukte wat uit den grond, wormen, dacht ik, ook al geen weelde, hij vloog op, 't was een dot gras, uitgeplukt om 't nest te voeren. Op 't water dreef een kokerlarve tusschen vergeet-my'-nietjes, ondergedoken tot vlak by de bloem; het diertje zwom met kracht; het halve ly'f uit het huisje gebogen sloeg het op het water en kwam vlug vooruit. Ik vischte het op my'n stok, een wonderlijk huisje; van slakkenhuisjes gemaakt, met de levende slakjes er nog in. Over den helderen bodem van de sloot, stroo mend als een beekje nu by dat hooge water, schiet een krachtig kleurig vischje heen en weer. Een stekelbaarsje, een vinger lang nog niet, en een drukte voor zes. Er groeien hier te veel wateranonkela om het beestje voortdurend met de oogen te kunnen volgen. Toch weet ik wel, wat daar gebeurt in het hoekje achter een half ontplooid plompenblad. Wie het ook weten wil, en 't is de moeite waard, dat verzeker ik u, moet thuis eens een paar stekelbaarsjes in een grooten glazen bak met water zetten ; wat zand op den bodem en slootplanten er by in. Als het u lukt het diertje een prettig tehuis te bezorgen, kry'gt ge iets te zien, wat zoo mooi en zoo belang wekkend is, dat ge er alle moeite en last die een aquarium meebrengt, graag voor over hebt. Hoe een mannetjes-stekelbaareje zyn nestje bouwt en zjjn kindere groot brengt, is een van de mooiste passages uit het lente-boek der natuur, en 't is hier gemakkelyk thuis te lezen. De paartyd valt van 't jaar iets later dan gewoonlyk. Ge kunt nog bouwlustige diertjes vinden tot in 't eind van Mei. Zet n man netje met twee of drie wijfjes in het beplant aquarium; laat alles heel rustig staan, dan schittert op een mooien morgen het mannetje u tegen in een staalblauw schubbenpak met vuurrood» borst en kop; de oogen hebben alle kleuren van den regenboog. Twee volle dagen is hij meestal bezig aan de vervaardiging van het nest. Eerst duurt het een heele poos, eer hy met de ligging tevreden is, en soms breekt hy alles weer af, om eens naar een anderen hoek te verhuizen. Het moeilijkst werk schy'nt het te zyn een kuil te graven en die te beleggen met vezels, van waterplanten afgetrokken. Alles doet hy met den mond, bekken vol brengt hy op groo ten afstand om het wiegje diep genoeg te maken. Eau hy stevige dunne stengels van water planten kry'gen, dan plant hy die soms als palissaden in 't rond; en daar deze zich makkely'k laten stekken, ontstaat er zoodoende een ronde levende haag rondom het nest. Is alles naar zyn zin geconstrueerd, dan lapt en flikt hy nog wat met zyn bek, doet naar onze begrippen heel veel overbodige, wat mis schien broodnoodig is volgens zijn opinie die wel de juiste zal zyn, en begraaft eindelyk het heele kunststuk onder 't zand, dat hy er met bek en vinnen opwerkt. Alleen twee ope ningen laat hy vry', by'na vlak tegenover elkaar. Zoo van ty'd tot ty'd heeft hy' al eens pauze genomen en de damesafdeeling van het aqua rium bezocht, hier en daar wat gespeeld en gestoeid; en nu de wieg klaar is, tracht hy' met zachten drang enkele wyfjes uit te noodigen haar eieren er in te leggen. Soms volgen deze heel bereidwillig de duidely'ke wenken van het bloedroode en driftige mannetje, soms ook dry'ft hy met byten en stompen de wyfjes den nestkant op en rust niet, voor een of meer door de eene opening in 't nest zyn gedoken en met moeite door de andere er tegenover er weer zyn uitgekropen. Telkens na zoo'n manoeuvre van een wy'fje, onderzoekt hy nauwlettend den inhoud van het nest en, dunkt hem de voorraad eieren voldoende, dan duldt hy geen wy'fje meer in de buurt. Hy verspreidt zyn homvocht in 't water by 't nest, de eitjes worden zoo by'na ally'd en allemaal bevrucht; en, nog rooder en blauwer dan te voren, houdt hy' nu de wacht; vliegt zelfs groote watertorren en kikkers aan, als ze het nest te dichtbij komen naar zyn zin. Nog een laagje fijn zand er over, dat nog j n opening vry laat, en de zorgzame vader j gaat by'na op zyn kop voor die opening staan. Hy' zwaait voortdurend met zyn borstvinnen versch water in het nest, opdat de eieren nooit gebrek aan zuurstof kry'gen. Ook brengt hy wel eens een tweede ry palis saden aan of overdekt zyn schat met een dunne laag sprietjes of plantenvezels. Na een dag of tien komen er al jongen uit de eieren; maar pa oordeelt, dat het nog niet goed is, om al naar buiten te gaan. De jonge vischjes, die er anders over denken, brengt hy' in den bek weer naar binnen. Na den 16den dag kry'gt hy' het te druk met naar binnen dragen, dan geeft hy' het op, en de heele zwerm mag uit, hy voorop, de kleintjes achter hem aan, zoo gaan ze in alle hoeken rond kyken. By deze wandeling houdt het mannetje nog steeds den vijand op een afstand, maar na nóg een paar dagen, bemoeit hy zich niet meer met de jongelui. Die moeten, nu hun dooierzak, die ze als pi o visie uit het nest meekregen, is op geteerd, voor zichzelf zorgen. Ze blyren lang by elkaar, ook broedsels uit veschillende nesten vereenigen zich tot scholen, en zoo zien we in Juli en Augustus vaak ontel bare massa's stekelbaarsjes als soldaten in 't gelid, door onze grachten, kanalen en riviertjes zwemmen. Het aantal nesten, dat goed en wel uitgebroeid moet zyn, om zoo'n massa stekeltjes te kunnen doen rondzwemmen, is verbazend. Elk nest toch bevat zelden meer dan vy'ftig eieren, van twee of drie wyfjes afkomstig. En van zoo'n vijftigtal blyft er in een groot aquarium, waaruit alle vijanden zorgvuldig worden geweerd, later ook de ouders zelf, al zelden meer dan tien over; in de natuur, waar al wat visch, watertor, libel, pad of kikker heet, vlijtig jacht maakt op zulk jong visch broed, zal het aantal overlevenden van elk nest ongetwyfeld nog minder zijn. In elk kanaal, in elke sloot of greppel met Verschillende meubels. lllllllllllltlllllllltlllllllllnlIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIMIIIIKIIIMHIIIIIIHIIMIIIIIIIIIIIltlllllltllllnilMlltlllllll METJBEL-BAZAR ISIHSEL 263-283, de Paleiastraat. Kantoor-Meubelen enz. 140 X 80 /«5. Telefoon 3968. J. MEIJERINK MEIJER. Zunstsaal Panorama. Panoramag-ebouw, Plantage. TIJDELIJK UITVERKOOP van Oostersche Tapijten. v *:KII i \ ?»*:K i» *: PRIJZKN. Entree vrij. Zwnttaff* DE PHOENIX 234 Spuistraat, Amsterdam. Meubileeringen. Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis. Levering onder volledige garantie franco geplaatst door geheel Nederland. LBINNCN-: .'ÜHUIS INRICHTING TOT MEUBELEERING EN-VERSIERING I2DER-WONING^ 120-ROKÏN-12© FAIENCE EN TEGEL FABRIEK k MOLLAND] NAAMLVENN-CEV f E J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl