Historisch Archief 1877-1940
No.1351
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Nu Amsterdam in de behoefte aan
ambachtsonderwijs ging voorzien, had men
naar de resultaten dezer beide systemen
een onderzoek behooren in te stellen en
daar een afdoende regeling behooren te
trefien.
Nu heeft men net advies van de Com
missie van het middelbaar onderwijs, die
van gemeentewege twee kleine
ambachtsscholen wilde bijbouwen en op verschillende
gemeentescholen avondcursussen inrichten
voor teeken- en herhalingsonderwijs, gene
geerd ; vermoedelijk uit financieele overwe
gingen en heeft men zich laten afschrikken
door den inspecteur van het ambachtson
derwijs die de oprichting van
gemeenteambachtsscholen ontried, omdat het rijk
geen subsidie aan gemeentelijke
ambaelttsscholen geeft.
Dat men zich bij deze regeering, die
getoond heeft veel voor het ambachts- en
technisch onderwijs te gevoelen, er van
overtuigd heeft, dat zij den tot dusver
gevolgden regel ook huldigt, blijkt niet
uit de gepubliceerde stukken; waarom de
regeering wel de ambacktsscholen van de
Maatschappij voor den Werkenden Stand
zou steunen en die van de gemeente niet,
waarom zij wel drie en geen vier
ambachtsscholen zou willen subsidieeren bij geble
ken behoefte, daarvoor werd geen enkele
reden aangevoerd.
Men schijnt hier ter stede al zeer hui
verig te zijn om subsidie te vragen. Bij
de jongste begrooting heeft nu wijlen het
raadslid Den Hertog met de cijfers aan
getoond, hoezeer Amsterdam aan subsidie
voor het onderwijs bij andere gemeenten
door het rijk wordt te kort gedaan, maar tot
dusver is er van de zijde van ons gemeente
bestuur geen enkele poging bekend ge
worden, om in dezen door het rijk recht
te worden gedaan.
Nu is het wel heel makkelijk voorden
heer Heemskerk om te zeggen: B. en W.
hebben nu de Commissie voor de financiën
eens gehoord, deze adviseert dat een
hulpambachtsschool niet lijden kan en nu zegt
de Raad toch: ik acht de kosten geen
bezwaar. Doch men kan uit het advies van
de Commissie voor de financiën ook deze
conclusie trekken: dat B. en W, toen zij
deze Commissie jaren lang in ruste liet, be
wezen hebben toen een juister kijk op haar
te hebben gehad dan thans. Want het kan
nooit de bedoeling zijn geweest om van
deze Commissie uitsluitend te vragen: is
er geld in kas, ja dan neen. Zij heeft wel
degelijk rekening te houden niet de zaak
waarvoor geld gevraagd wordt en dan
behoorde zij, indien zij al afwijzend advi
seerde, aan te toonen, dat men alle mid
delen om voor deze nuttige en noodzake
lijke zaak geld te vinden, had uitgeput.
Dat nu is uit niets gebleken.
*
Ik mag dus constateeren, dat uit de
discussiën over deze gewichtige zaak niet
gebleken is, dat B. en W. en de Raad
zich behoorlijk overtuigd hebben van de
behoefte naar de vraag om ambachts
onderwijs ; dat blijkens het verzoek van
den heer Wiersma zelfs geheele categoriën
werklieden, met name die in de grafische
vakken (boek- en steendrukkers) nog van
vakonderwijs verstoken zijn ; dat het hoogst
onbillijk is om van de honderden die om
avondteekenonderwijs vragen slechts 180
te helpen; dat door de Commissie voor de
financiën en door B. en W. de finan
cieele kant van het vraagstuk niet vol
doende is overwogen.
Wat dit laatste betreft komt het mij o. m.
wenschelijk voor, dat eens een deskundig
MMItllllltliflII
DOOR
VICTOR BLÜTHGEN.
In 't boudoir zitten zy, aan de pianino; niet
aan den prachtigen Bechstein- vleugel in den onge
zellig-grooten muzieksalon. Zooals gewoonlijk.
Hy' en zij: de jonge, slanke, bruingetinte
virtuoos met z'n vurige oogen en zy'n groote
toekomst, dien alle vrouwen zoo mooi vinden,
en de blonde, verwende, ry'ke, zonder twyfel
beeldschoon e dochter van den handelsraad in
haar zachtgrijze peluche blouse en
ivoorkleurigen cachemir-rok.
Negentien jaar is ze, en ze heeft wat geleerd,
op 't conservatorium reeds; 't is de moeite
waard voor een virtuoos om haar voort te
helpen. Zy mag zich laten hooren maar zy'
hecht er geen waarde aan.'t Is haar een tydverdryf,
zooals tennis-spelen. Dat zy den laatsten ty'd
de voorkeur geeft aan muziek boven al 't
andere, ligt aan den mooien jongen man vol
temperament.
't Dateert vanaf die regenbui, die haar by
't uitgaan van den zang-cursus in verlegenheid
bracht, daar haar rijtuig uitbleef. De
huurrytuigen reden weg, en zy maakte zich
gereed om te wachten. Deze jonge kunstenaar,
die haar tot haar voldoening, met zy'n oogen
had verslonden gedurende 't concert, vond haar
in de gang, gehuld in pels en shawl, met 't
voetje stampend van ongeduld; en hy was in
't bezit van een parapluie.
Een nieuwe caprice: zij draaide haar kopje
om, toen hy' haar aansprak, nam hem een paar
seconden op met haar trotsche oogen toen
ging ze met hem onder z'n parapluie tot aan
de volgende standplaats van huurrijtuigen, en
stapte met hem in een coupé.
Daar gaat m'n ry'tuig," zei ze vrooly'k.
Zy kende zyn naam, wist van z'n roem. Hij
kon haar gezicht niet zien, en dus niet weten
hoe zij eenige hartstochtelijk geuite compli
mentjes opnam. Maar toen de wagen stilhield
voor een villa in de Bendlerstraat, vroeg zy':
U geeft piano'onderwijs?"
Ja."
Wilt u my les geven ? Op 't conservatorium
kan ik niet veel meer opdoen."
onderzoek worde ingesteld naar het
teekenonderwijs dat thans op de openbare lagere
scholen gegeven wordt, met name op de
Ie en 2e klasse scholen.
Mij is van deskundige, zoowel van artis
tieke als van technische zijde, meermalen
verklaard, dat het teekenonderwijs op deze
scholen, in den regel gegeven door gewone
onderwijzers, die ter wille van f 100 meer
salaris een teekenacte halen, voor'onze
toekomstige ambachtslieden absoluut geen
nut afwerpt, integendeel voor het latere zoo
noodige vakteekenen den jongens in den
weg staat.
Indien dit waar is, dan zou het geld
aan dit nutteloos teekenonderwijs besteed,
nuttiger kunnen worden aangewend voor
vakteekenonderwijs des avonds, waaraan
zóó dringend behoefte is.
Wil de Baad dan ook tegenover onze
a.s. ambachtslieden zijn plicht doen, dan
is hij m. i. met de genomen beslissing nog
slechts n pas op den weg naar verbetering;
en zal hij zoo spoedig mogelijk bij B. en W.
moeten aandringen op: een onderzoek naar
de bestaande behoefte; naar het resultaat
der thans gevolgde systemen bij de vak
opleiding; naar het resultaat van het
teekenonderwijs op de openbare lagere
scholen; naar de mogelijkheid om meer
scholen voor avondteekenscholen in te
richten; naar de mogelijkheid van sub
sidie van rijk- en provincie in verband
met de financieele regeling van de kosten.
Er loopen honderden jongens op straat
die hunkeren naar vakopleiding, al zij
het slechts vakteekenonderwijs des avonds.
Dat is een toestand die de Raad in de
hoofdstad des Bijks niet mag bestendigen;
die spoedige en afdoende voorziening eischt.
Amst., 9 Mei 1903. N. v. H.
Brief nit Utrecht,
door GlESE VAN DEN DOM,
Het zijn niet de ernstige tijdsomstandigheden
der laatste maanden alleen, die mij uit mijn
gewone doen gebracht hebben. Veelmeer is het
dat verwenschte getimmer en gemetsel, dat
nu al sinds germmen t^d, van mijne anders
zoo stille verblijfplaats alle rust verjaagd heeft.
Vroeger verheugde ik me nog eens een veertien
dagen van het jaar in absolute stilte, als met
Paschen het carillon veranderd werd ofschoon
ik het slaan van de klok en het elk vol uur
herhaalde: uren, dagen, maanden, jaren vliegen
als een schaduw heen, toch al niet meer boorde,
evenmin als het bij de halve uren weerklinkende
fiere lied van Nederlandsch vlag, zoodat ik
zelfs geen stof meer vond tot overpeinzing van
het verband, dat tusschen die twee liederen
kon gezocht worden maar tegenwoordig heb
ik geen oogenblik rust meer. Van den vroegen
ochtend is het een geklanter door mijn inge
wanden en een gehamer en getrufFel tegen mijn
buitenwanden, dat me hooren en zien vergaat
en ik geen minuut aan ernstige overdenkingen
wijden kan.
De bouwkundigen van onze dagen zijn tot
de ontdekking gekomen, dat collega's van een
vorig tijdperk, beducht dat mijn bovenste ge
deelte, de vermaarde lantaarn, op een goeien
dag naar beneden zou waaien, de hoeken hadden
versterkt door zoogenaamde hoekijzers tusschen
het verterende mettelwerk aan te brengen. En
die hoekijzers zijn nu op den langen duur gaan
roesten en zijn zoodanig verzwakt, dat het ge
vaar van omwaaien nu grooter is dan ooit.
De bouwkundigen van onzen tijd stellen zich
niet langer verantwoordelijk voor dezen toestand
en men is dus aan het werk getogen om het
trotsch gebouw weer de noodige sterkte aan te
metselen en zal tegelijk van deze gelegenheid
gebruik maken om den geheelen toren in zijn
vroegeren toestand te restaureeren. Het zal
weer zandsteen zijn, al wat men ziet, en de
kleine steenen, die er door de collega's van
voorheen, met hun gebrek van allen historischen
kunstzin, vooral aan bet benedenste gedeelte
MniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiMiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliMiiiiiiiimiiiii
O, ik zou 't heerly'k vinden."
My'n vader is de handelsraad Weinhold, ik
zal hem inlichten, dan kan hy' u nader
schry'ven."
Dat alles is nu een half jaar geleden ...
Wat 'n beeldig boudoir, ingericht naar een
model uit 't Hohenzollernsche Modelhuis I En
zoo mollig-warm, terwyl op de vensterbanken
buiten Maartsche sneeuw ligt. Zy heeft juist
't Capricio van Mendelssohn ten einde gespeeld,
de rose neusvleugels zijn een weinig openge
sperd, de blauwgrijze oogen staan een beetje
strakker dan anders; 't is een prachtige figuur,
deze negentienjarige met haar hoog-opgemaakte
blonde haar...
Hy' heeft niet geluisterd, alleen maar geke
ken; om zijn lippen speelt een glimlach van
liefde, van gelift, van jeugd; verloren in zalig
heid, verheven boven allen twyfel, zoo is de
uitdrukking van zy'n gelaat... Nu vat hij de
slanke vingers die nog rosten in 't laatste
accoord, en kust ze, ieder afzonderlijk. En zy
laat 't toe, met een liefkozenden blik op zyn
krullebol. Dan houdt hy haar handen vast.
Hedda," zegt hy' met gedempte stem, ik
geloof dat je goed gespeeld hebt, maar ik weet
het niet. Het dak kon boven ons instorten en
'k zou 't niet hooren, geloof ik. Ik denk aan
niets dan dat jy' onuitsprekelijk mooi bent en
dat we elkaar liefhebben "
Helaas, liefde," zegt ze met een zwak
hoofdknikje. In de liefde ben je heel zeker
geen virtuoos. Ik wou, dat je 't wel was. Hoe
kan men zich zoo vergeten!"
Oho, heb ik je gecompromitteerd?"
Wie heeft dat nog bij ty'ds verhoed? Jij
zeker niet, mijn vriend."
Genade, ik weet het. Eergisteren avond had
ik graag weer in 't by'zijn van al die menschen
een dwaasheid begaan. Je vader was zoo
bizonder aardig tegen me en jij zag er uit
om te stelen. Ik had grooten lust om met onze
verloving voor den dag te komen."
Zoo'n dwaasheid zou je ongetwijfeld slecht
bekomen zijn. De omstandigheden zyn lang zoo
gunstig niet als jij wel schijnt te denken, beste."
Hoe zoo ?"
Zy zweeg, keek langs hem heen, in 't vage.
't Was hem, als voelde hij een ijskoude hand
om zijn hart. Hy keek haar onderzoekend aan.
Hedda," riep hy' met bedwongen hartstocht,
wat is er? Dreigt ons iets? vVij wachten,
wachten, intusschen is er iets, dat zich tusschen
ons dringt, en steeds dreigender wordt. .. Toe,
zeg toch ja. Laten we naar je vader gaan. Hy
behandelt mij zóó, dat ik vast geloof, dat hij
tegenaan gemetseld zijn, zullen worden wegge
nomen. De toren zal worden ontmanteld ! Hoe
lang dat wel duren zal en of bet zonder
Dombouwloterij zal worden klaargespeeld, zal het
nageslacht heter weten dan wij, al heeft de
stad ook een onderhoudsfonds ter beschikking
en verleent ook het- Buk een jaarlijksche sub
sidie van eenige duizenden guldens.
Van den tweeden tot den derden omloop is
een steiger tegen de zuidelijke helft opgericht,
die zoo soliede in elkaar zit, dat men vertrouwt
dat zij de stormen zal kunnen trotseeren. Maar
toch is het werk der arbeiders daarboven zóó"
gevaarlijk, dat het gemeentebestuur in zijn
vaderlijke zorg voor de werklieden, hen allen
tegen ongevallen heeft verzekerd. Mij dunkt,
die goede zorg moet bij de arbeiders wel dezelfde
gewaarwording opwekken als spoorwegreizigers
eenige jaren geleden hadden, wanneer zij
zooals toen gebruikelijk was op de overgangs
stations, brancards en verbandkisten en
flambouwen van den eenen trein in den anderen
zagen sjouwen, om dienst te doen bij eventneele
spoorwegongelukken.
AU nu die zuidelijke helft opgekalefaterd is.
wat nog wel een paar jaar duren zal, dan wordt
de steiger verplaatst naar de noordelijke helft,
die dan aan de restauratiebeurt komt. Daarna
daalt men af vau den tweeden naar den eersten
omloop en komt zoo eindelijk op den beganen
grond. Daar heeft men alvast een met hek om
ringde bergplaats van den benoodigden steen
van het Domplein afgeschoten en aan de andere
zijde verbergt een hooge schutting eene werk
plaats. Uit die werkplaats ziet men van tijd
tot tijd manden en kisten met materiaal omhoog
hijschen en men kan zich dan eenig denkbeeld
vormen van de ontzaglijke inspanning, die het
onzen voorouders moet gekost hebben om die
steengevaarten waaruit de toren is gebouwd,
naar boven te krijgen.
Ik ben eens, jaren geleden, onder den toren
geweest. Het huis dat aan den zuidelijken voet
staat. .was voorheen naar de overlevering
zegt de kasteleinij van den aartsbisschop,
wiens paleis stond aan de Donkere gaard (tegen
woordig zoo geheeteu) en van de kasteleinij
gescheiden door een grooten tuin, later een
vermaarde bloemkweekerij van Van Lunteren,
thans gedeeltelijk bebouwd en voor een ander
deel nog aan dezelfde bestemming beantwoordend.
Door dien tuin en de kasteleinij bereikte de aarts
bisschop dan langs een trap een kapel op den
toren waar in latere jaren, tot voor betrek
kelijk weinig tijd, de planken van de
kermiskramen, die de stad aan gegadigden verhuurde,
werden opgeborgen en vertoonde zich in
vol ornaat op den' eersten omgang aan het ver
olk
zegen uit.
zamelde volk beneden en sprak daarover zijn
Maar niet alleen van dergelijke plechtigheden
was de toren getuige. Het is ook voorgekomen
dat een valsche priester een monnik, die zich
als priester had voorgedaan en de H. Mis had
bediend naar de zeden van dien tijd veroor
deeld werd om in kokende olie gezoden te
worden. Dit geschiedde op de Neude, maar
deze operatie was zoo pijnlijk dat de falsaris
door zijn geweldig misbaar hij schreeuwde
als een mager varken, zegt een geschiedschrijver
het medelijden der omstanders opwekte, die
om genade smeekten, welke hem door den aarts
bisschop barmhartig verleend werd. Maar ge
straft moest zijne schanddaad worden en daarom
werd de patiënt, half gaar zijnde, naar het
Munsterkerkhof gebracht waar hem de eer te
beurt viel, dat door den .bisschop zelf, hem met
een stuk glas het half gekookte vleesch van de
schendende handen werd afgekrabd.
Sentimenteele lui zullen zich haast die wreed
heid van vroeger tijden niet kunnen indenken !
Maar hoe zal een later geslacht dan wel
oordeelen over de wreedheid, zij het dan ook een
meer verfijnde, waarvan in onzen tijd dagelijks
houderden en duizenden het slachtoffer zijn,
zonder dat iemand eenig medelijden met hen
toont of de aan hen begane wreedheid tracht
te wreken.
Ik heb nu al maanden lang geen verkeer
met de benedeawereld gehad. Het eenige nieuws,
dat ik hoor, bereikt mij door de gesprekken
der werklieden, die van mijne aanwezigheid
onbewust zijn. Maar och, van hoeveel ellende,
onverdiend geleden, heb ik daar niet gehoord.
Niet door hen zelf zoozeer, maar door anderen,
hunne medearbeiders op den beganen grond.
iiniiiiiiiiiiiiiiiii
IIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIII1IM
ingenomen is met onze verloving,"
Hij klemt haar slanke vingers vaster in de
zyne. Of hou je niet meer van me ? Je bent
koeler, dat kan me dol maken."
Tusschen haar wenkbrauwen plooit zich een
rimpeltje. ?
Ik vrees om niet te zeggen: ik geloof,
dat ik een dwaasheid begaan heb, met jou
mijn hart te schenken, lieve Leo."
Wat beteekent dat?"
Toen ik onder je parapluie school, had ik
me uitdrukkelijk moeten herinneren dat je een
kunstenaar bent. Jullie bent zulk akelig warm
bloedig volkje, jullie kunstenaars en de musici
zy'n nog tien maal erger dan de andere."
Nu was er angst in zijn oogen. Maar om
Godswil, Hedda, wat beteekent dit alles ?"
Het blonde hoofd boog zich verder naar hem
over, de groote oogen keken hem doordringend
aan, terwyl een verstolen glimlach om haar
mondhoeken speelde.
Heb ik je gelukkig gemaakt een heelen
winter ?"
Onbeschrijfelijk."
Toe, laat mijn vingers even met rust, zóó
houd ik dat niet lang meer uit f e zegt
ja. Nu, is dat iets, of is dat niets ?"
Zeer, zeer veel. Maar ik ben niet te ver
zadigen."
Zie je, dat is de fout, m'n vriend. Dat is
het juist wat ik niet wilde. Waarom zullen we
niet genieten van de liefde, zooals van een reis
naar Italië, 't Was hemelsch, onvergetelijk,
maar 't kan geen alledaagsche kost zy'n."
En wat noem je alledaagsche kost 't" vraagt
hy binnensmonds.
Ze haalt de fijngevormde schouders op, ziet
hem vast in de oogen en zegt: Het huwelijk."
O zoo, juist" knikt hij. Ik begin te
begrypen. Wat my betreft, ik versta onder hawely'k
de eeuwige liefde, de onverbreekbare."
Dat is een mooie droom, mijn vriend.
Maar, neem me niet kwalijk vreeselijk naïef.
Je bent een idealist. Maar ik kan je verzekeren
dat al mijn vrienden precies zoo over de zaak
denken als ik. Eerlijk gezegd : ik zou heelemaal
geen huwelijk willen met een eeuwige liefde,
zooals de onze. Dat zou me in be; aald ondra- ]
gely'ke omstandigheden brengen.... Nu ben |
je zeker vreeselijk boos op me. hè?" \
Dat is niet precies 't woord. Overigens
kan ik nu wel gaan."
Neen, neen, alsjeblieft, blijf zitten. Laten
we elkaar goed begrijpen."
Hij lacht honend en gaat weer zitten.
Inderdaad, psychologisch intere&seeren je
uitZij begrepen, dat die staakten, al zagen zij dan
ook het hopelooze daarvan in. Maar als rij
spraken van de vele voorbeelden, dat vrouwen
en kinderen gebrek leden als de kostwinner
wel wilde, maar niet kon werken; of van die
andere, dat werklieden niet alleen een gelukje
hadden gehad, maar door ijver en spaarzaamheid
zich een klein kapitaaltje hadden verworven,
om dan, in een oogenblik van blijde en ijdele
verwachting, hnn door een edelen
menschenredder voorgespiegeld, dat kapitaaitje, die vrucht
van zooveel jaren van zorg en vlijt, in de zakken
van dien menschenvriend te zien verdwijnen
dan barstte er wel eens een los tegen die
gewetenlooze menschen, die dan nog van zich
zelf met een zekeren trots durven beweren
»dat zij het vér in de wereld gebracht hebben,"
Ik wou vertellen dat ik eens onder den
Domtoreu ben geweest. Waar de trap uit de kas
teleinij (in de laatste jaren een koffiehuis, thans
de tijdelijke woning van den conciërge des
torens) den bisschop naar de kapel voerde, daar
ging er ook een naar beneden in de gewelven.
Gewapend met een eindje kaars ging ik zonder
geleide (die mij den weg wees, had het al zoo
dikwijls gezien, zeide hij) onder den toren en
kreeg een onbehagelijk gevoel in het mulle
zand tusschen die zware zuilen waarop de toren
rust. En by het schemerlicht van mijn kaarsje
zag ik groote ratten wegvluchten, die met elkaar
vochten en beten en krabden en elkaar ver
nietigden. Ik bedwong mijne nieuwsgierigheid
en verliet haastiglijk de gewelven, onwillekeurig
den wensch bij mij roelende opkomen dat de
toren maar mocht instorten en al dat onge
dierte in a slag vernietigen.
Sociaiz
uiiiiiiiiiitiiiiiiiiiimmmiii
Het enpête-recbt yoor ie Kamers m Arbeid.
Zooals ik ia een vorig artikel heb ver
meld, heeft de commissie uit de Kamers
van Arbeid, die een voorstel tot oprichting
van een Bond enz. aan het te houden con
gres heeft voorgelegd, ook de
wenschelijkheid uitgesproken om onder bepaalde
voorwaarden aan de Kamers het recht van
enquête te verleenen.
Keeds op de agenda van het in 1902
gehouden congres kwam als tweede punt
voor : »Het congres spreke de noodzakelijk
heid uit, dat aan de Kamers van Arbeid
bij een wet het recht van enquête wordt
toegekend en dat dit recht op gelijksoortige
wijze geregeld wordt als dat aan de Tweede
Kamer bij de wet van 5 Augustus 1850
Stbl. 45 verleend." Over dit punt is lang
geproken, maar men ia niet tot overeen
stemming kunnen komen.
Op den voorgrond werd vooral gesteld,
dat indien de Kamers onbeperkt het enquête
recht hadden, zij door daarvan dikwijls
gebruik te maken, op de betrokkenen een
grooten last zouden leggen. Voorts bleek,
dat velen een onderscheid maakten of de
enquête betrof het verzamelen van inlich
tingen dan wel diende bij de efiening van
geschillen. Terecht heeft dan ook de meer
gemelde commissie bij het uiteenzetten van
hare meening beide gevallen afzonderlijk
behandeld.
1. Het verzamelen van inlichtingen.
Eigenaardig is het, dat ofschoon zoowel
in het Voorloopig Verslag bij de voorbe
reiding der wet op de Kamers van Arbeid
als bij de beraadslagingen de vraag is
gesteld of aan de Kamers niet het recht
van enquête moet worden toegekend, de
regeering beide malen deze _vraag on beant
woord heeft gelaten. Daaruit mag zeker de
conclusie worden getrokken, dat de regee
ring de noodzakelijkheid van het verleenen
van dit recht niet inzag en meende dat de
Kamers zonder dwang harerzijds voldoende
inlichtingen zouden kunnen verkrijgen.
Gelijk de commissie opmerkt, lag een reden
waarom bij het ontwerpen van de wet de
wenschelijkheid van het enquête-recht niet
op den voorgrond is gesteld, ook in het
lltlllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIHII
eeDzettingen me buitengewoon. Voor een meisje
van negentien vind ik ze heel bizonder."
Maar dat verwondert me. 't Is toch een
alledaagsche waarheid dat trouwen en liefheb
ben twee aparte dingen zy'n. Je moet rekening
houden met onzen conversatie-kring. Wij meisjes
willen trouwen dat spreekt van zelf. En
verwend als we zy'n, nemen we natuurlijk alleen
iemand, die noch onze uiterlyke levenswijze
noch onze positie in de maatschappij minder
maakt."
En als 't een arme luitenant is," zei hij
scherp.
Hm, dat is in een gewoon geval toch niet
voldoende. Die hoort meer thuis in 't hoofdstuk:
liefde". Maar ter zake: ik wil alleen maar
zeggen: de huwelykskwestie is voor ons een
verstandszaak. Misschien beredderen onze vaders
ze soms wel voor ons. Maar we willen ook lief
hebben, liefhebben zoolang we jong zijn;
evengoed als we dansen willen. Als dat zoo
in onze zinnen opkomt, dan willen we, dat
armen ons omvatten en kussen ons in verruk
king brengen ..."
Mooi - en daarvoor zy'n w\j arme drom
mels, goed genoeg."
Ja," zei ze, nuchter. En me dunkt, jullie
vaart er niet slecht by'. Je geniet 't beste wat
we geven kunnen."
En waarom geven jullie dat niet aan den
man dien ge huwt ?"
Dat kan voorkomen. Maar 't is niet't echte.
Op een goeien dag verveelt 't je en dan heb
je nog alty'd je man en wat dan komt, dat
doodt langzamerhand de eene mooie herinnering
na de andere. Gelukkig komt 't weinig voor dat
de man dien je trouwt ook de man is dien je
liefhebt. Zie beste vriend, als 't tijdperk, wat
wij beiden genoten hebben, afgesloten zal zy'n,
dan wordt 't een prachtig afgerond kunstwerk
in onze herinnering."
Zoo, juist! dan kunnen we zeggen: Ik
bezat toch eens, wat zoo heerlijk is" ... U weet
toch juffrouw, hoe 't verder is."
Niet, zoo, Leo, niet u ..."
Natuurlijk, dat verstoort het kunstwerk.''
Hij stond op. Nu heb ik er genoeg van.
'k Ben nu voldoende ingewy'd in 't wonder van
denken eu voelen van een dame van de wereld.
Gij ziet, juffrouw, ik heb meer zeltbeheersching
dan ge dacht/' zei hij, met een doodsbleek
gezicht, met witte, bevende lippen ... en toen
hield hij plotseling op: ,0ch maar Hedda
dit is toch alles comedie lach toch eens,
opdat 't spook verdwyn, en er een eind komt
aan die pijn ..."
vertrouwen, dat de leden der Kamers des
kundige zqn, die geene inlichtingen van
buiten behoeven. Bij de tegenwoordige
samenstelling der Kamers echter is niets
minder waar; immers onder de Kamers
ressorteeren verschillende bedrijven, die
niet in een lid vertegenwoordigd zijn.
Willen dus de Kamers gegevens omtrent
deze niet vertegenwoordigde bedrijven ver
zamelen, dan zijn z\j gedwongen zich tot
anderen te wenden.
Nu onderscheidt de commissie de uitvoe
ring van art 33 derde lid der wet en het
instellen van speciale enquêtes op grond van
art. 2a.
Ter uitvoering van art. 33 derde lid is
aan de Kamers bij al gemeen en maatregel
van bestuur opgedragen de invulling van
de staten A-E. welke staten betreffen het
inwinnen van gegevens omtrent arbeids
loon, arbeidsduur, werkstakingen en uit
sluitingen.
De commissie stelt nu de vraag: is het
wenschelijk ter wille van de
arbeidsstatistiek, m. a. w. ter wille van de kennis der
arbeidstoestanden, de wettelijke verplich
tingen van een breede rij van burgers met
eene te vermeerderen? Zij meent dat eerst
dan aanleiding kan bestaan deze verplich
ting op te leggen, indien duidelijk gebleken
is, dat een behoorlijke arbeidsstatistiek zon
der die verplichting niet is te verkrijgen.
Het komt dan ook de commissie voor, >dat
het opmaken van de arbeidsstatistiek moet
blijven een handeling, die door alle betrok'
kenen vrijwillig wordt verricht, te meer
omdat de zuiverheid der statistiek bij een
verplichting waarvan de dwang spoedig en
herhaaldelijk gevoeld wordt, groot gevaar
loopt". Evenwel verklaart zij toch, dat het
verplicht stellen van het geven van inlich
tingen ten behoeve van de invulling der
staten C en D, die betrefiende werkstakin
gen en uitsluitingen, op veel minder be
zwaren zal stuiten.
Deels ben ik het met de redeneering der
commissie eens, deels niet. Ook ik acht
het beter, dat die inlichtingen vrijwillig
worden gegeven en daarom ben ik altijd
eenigszins huiverig voor dwang. Ook ge
voel ik veel voor het bezwaar, dat indien
de Kamers vrij zijn op het stuk van enquête,
voor allerlei nesterijen personen tot het
geven van schriftelijke of mondelinge in
lichtingen kunnen worden gedrongen. Dan
zou op hen werkelijk een ondragelijke
last gelegd worden. Evenwel stel ik een
arbeidsstatistiek hoog en zou ik niet gaarne
wiilen, dat deze onvolledig en daardoor
onjuist werd ten gevolge van het weigeren
door de betrokken personen om inlichtin
gen te. geven. Daarom zou ik het bewan
delen van dezen weg willen aanbevelen.
De Kamer trachte langs vrijwilligen weg
de voor de invulling der staten npodige
gegevens te verkrijgen. Gelukt haar dit niet,
dan wende zij zich tot den Minister met
uiteenzetting van het geval en van de
wenscheliikheid om de gegevens te verzamelen.
De Minister beoordeele dan of er voldoende
reden bestaat om tot dwang over te gaan
en dus van het recht van enquête gebruik
te maken.
Op deze wijze is er een waarborg, dat
alleen in gewichtige aangelegenheden de
particulieren worden lastig gevallen.
Ik wil dus vrij wel hetzelfde als de com
missie voorstelt voor het tweede geval, n.l.
het instellen van speciale enquêtes. De
practijk heeft reeds geleerd men behoeft
slechts de verslagen der Kamer op te slaan,
dat van dergelijke enquêtes, indien zij
steunen op vrijwillig te verschaffen gegevens,
niet veel terecht komt. Met de commissie
beantwoord ik de vraag of het houden van
dergelijke enquêtes zoo belangrijk is te
achten.dat het enquête-recht hiervoor noodig
is, bevestigend. De Kamers toch kunnen
aan haar doel niet beantwoorden, indien
zij niet volkomen op de hoogte zijn met de
toestanden in de onder haar ressorteerende
bedrijven. En waar zij niet langs den weg
der vrijheid de noodige inlichtingen kunnen
verkrijgen, moet aan haar wel het recht
gegeven worden het pad van den dwang
liiiiiimiiiHniiimiiiiiiiiiiitiiiMiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMt
Waarachtig niet Leo."
En waarom zeg je me dat opeens vandaag?"
Zij hief 't hoofd op, zag hem aan zonder
merkbare gemoedsbeweging, behalve dat haar
matte gelaatskleur nog een tintje bleeker werd,
dat duurde slechts een paar seconden. Toen:
omdat ik me gisteren verloofd heb."
Hij siste tusschen de tanden, vertrok de
mondhoeken tot een wanhopigen glimlach, mat
haar met den bekenden tooneelblik van de
diepste verachting, daarna een onberispelijke
buiging. En hij naar buiten; bijna liep hij een
kamermeisje omver, dat hij, terwyïhij zijn
hoed en jas van den kapstok nam, achter hem
hoorde zeggen : Mevrouw vraagt, of de juffrouw
komt; mijnheer de consul Veit is er."
Ik kom dadelyk," klonk het terug uit haar
kamer.
't Mooie meisje bleef toch nog een paar
minuten voor de piano zitten, precies in dezelfde
houding als voor zy'n vertrek ... glimlachte een
beetje gedwongen, keek verstolen naar de deur,
die 't kamermeisje weer gesloten had... en
haalde eindelijk diep adem.
.Jammer," fluisterde zij. 't Kwam te onver
wachts, maar 't was hoog ty'd. Voor ons beiden.
Me dunkt, die goeie Philip komt juist op tijd om
me mijn evenwicht weer te geven." Zy stond op in
al haar slanke pracht en trad naar de deur,
en de witte korte sleep ruischte, golfde achter
haar aan op de maat van haar kordaat stap
pende voetjes...
Goeden morgen, lieveling," zei beneden de
elegante jonge man met zy'n frisch geschoren
baardje en z'n helder voorhoofd, terwyl hii een
ruiker roode rozen van de tafel nam. Rood
als de liefde. Goed geslapen P'
En juffrouw Hedda nam den ruiker en begroef
er haar neusje in, terwyl ze hem haar linker
wang bood voor een kus.
Dank je. Je bert al te lief.... Apropos
mama, ik heb my'n muziekvriend daar juist voor
goed zyn congégegeven."
Waarom dat, Hedda?"
Och, hy' lydt aan inbeeldingen, u begrijpt
me zeker wel."
Door de vuile sneeuw in den tuin richtte
de jonge musicus zy'n schreden naar den straat
weg ; af en toe bleef hy' stilstaan, stampvoetend
en tandenknarsend zei hij: Vuil... Vuil."
En diep-innerlijk weende zy'n ziel.