De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 17 mei pagina 3

17 mei 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No.1351 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Nu Amsterdam in de behoefte aan ambachtsonderwijs ging voorzien, had men naar de resultaten dezer beide systemen een onderzoek behooren in te stellen en daar een afdoende regeling behooren te trefien. Nu heeft men net advies van de Com missie van het middelbaar onderwijs, die van gemeentewege twee kleine ambachtsscholen wilde bijbouwen en op verschillende gemeentescholen avondcursussen inrichten voor teeken- en herhalingsonderwijs, gene geerd ; vermoedelijk uit financieele overwe gingen en heeft men zich laten afschrikken door den inspecteur van het ambachtson derwijs die de oprichting van gemeenteambachtsscholen ontried, omdat het rijk geen subsidie aan gemeentelijke ambaelttsscholen geeft. Dat men zich bij deze regeering, die getoond heeft veel voor het ambachts- en technisch onderwijs te gevoelen, er van overtuigd heeft, dat zij den tot dusver gevolgden regel ook huldigt, blijkt niet uit de gepubliceerde stukken; waarom de regeering wel de ambacktsscholen van de Maatschappij voor den Werkenden Stand zou steunen en die van de gemeente niet, waarom zij wel drie en geen vier ambachtsscholen zou willen subsidieeren bij geble ken behoefte, daarvoor werd geen enkele reden aangevoerd. Men schijnt hier ter stede al zeer hui verig te zijn om subsidie te vragen. Bij de jongste begrooting heeft nu wijlen het raadslid Den Hertog met de cijfers aan getoond, hoezeer Amsterdam aan subsidie voor het onderwijs bij andere gemeenten door het rijk wordt te kort gedaan, maar tot dusver is er van de zijde van ons gemeente bestuur geen enkele poging bekend ge worden, om in dezen door het rijk recht te worden gedaan. Nu is het wel heel makkelijk voorden heer Heemskerk om te zeggen: B. en W. hebben nu de Commissie voor de financiën eens gehoord, deze adviseert dat een hulpambachtsschool niet lijden kan en nu zegt de Raad toch: ik acht de kosten geen bezwaar. Doch men kan uit het advies van de Commissie voor de financiën ook deze conclusie trekken: dat B. en W, toen zij deze Commissie jaren lang in ruste liet, be wezen hebben toen een juister kijk op haar te hebben gehad dan thans. Want het kan nooit de bedoeling zijn geweest om van deze Commissie uitsluitend te vragen: is er geld in kas, ja dan neen. Zij heeft wel degelijk rekening te houden niet de zaak waarvoor geld gevraagd wordt en dan behoorde zij, indien zij al afwijzend advi seerde, aan te toonen, dat men alle mid delen om voor deze nuttige en noodzake lijke zaak geld te vinden, had uitgeput. Dat nu is uit niets gebleken. * Ik mag dus constateeren, dat uit de discussiën over deze gewichtige zaak niet gebleken is, dat B. en W. en de Raad zich behoorlijk overtuigd hebben van de behoefte naar de vraag om ambachts onderwijs ; dat blijkens het verzoek van den heer Wiersma zelfs geheele categoriën werklieden, met name die in de grafische vakken (boek- en steendrukkers) nog van vakonderwijs verstoken zijn ; dat het hoogst onbillijk is om van de honderden die om avondteekenonderwijs vragen slechts 180 te helpen; dat door de Commissie voor de financiën en door B. en W. de finan cieele kant van het vraagstuk niet vol doende is overwogen. Wat dit laatste betreft komt het mij o. m. wenschelijk voor, dat eens een deskundig MMItllllltliflII DOOR VICTOR BLÜTHGEN. In 't boudoir zitten zy, aan de pianino; niet aan den prachtigen Bechstein- vleugel in den onge zellig-grooten muzieksalon. Zooals gewoonlijk. Hy' en zij: de jonge, slanke, bruingetinte virtuoos met z'n vurige oogen en zy'n groote toekomst, dien alle vrouwen zoo mooi vinden, en de blonde, verwende, ry'ke, zonder twyfel beeldschoon e dochter van den handelsraad in haar zachtgrijze peluche blouse en ivoorkleurigen cachemir-rok. Negentien jaar is ze, en ze heeft wat geleerd, op 't conservatorium reeds; 't is de moeite waard voor een virtuoos om haar voort te helpen. Zy mag zich laten hooren maar zy' hecht er geen waarde aan.'t Is haar een tydverdryf, zooals tennis-spelen. Dat zy den laatsten ty'd de voorkeur geeft aan muziek boven al 't andere, ligt aan den mooien jongen man vol temperament. 't Dateert vanaf die regenbui, die haar by 't uitgaan van den zang-cursus in verlegenheid bracht, daar haar rijtuig uitbleef. De huurrytuigen reden weg, en zy maakte zich gereed om te wachten. Deze jonge kunstenaar, die haar tot haar voldoening, met zy'n oogen had verslonden gedurende 't concert, vond haar in de gang, gehuld in pels en shawl, met 't voetje stampend van ongeduld; en hy was in 't bezit van een parapluie. Een nieuwe caprice: zij draaide haar kopje om, toen hy' haar aansprak, nam hem een paar seconden op met haar trotsche oogen toen ging ze met hem onder z'n parapluie tot aan de volgende standplaats van huurrijtuigen, en stapte met hem in een coupé. Daar gaat m'n ry'tuig," zei ze vrooly'k. Zy kende zyn naam, wist van z'n roem. Hij kon haar gezicht niet zien, en dus niet weten hoe zij eenige hartstochtelijk geuite compli mentjes opnam. Maar toen de wagen stilhield voor een villa in de Bendlerstraat, vroeg zy': U geeft piano'onderwijs?" Ja." Wilt u my les geven ? Op 't conservatorium kan ik niet veel meer opdoen." onderzoek worde ingesteld naar het teekenonderwijs dat thans op de openbare lagere scholen gegeven wordt, met name op de Ie en 2e klasse scholen. Mij is van deskundige, zoowel van artis tieke als van technische zijde, meermalen verklaard, dat het teekenonderwijs op deze scholen, in den regel gegeven door gewone onderwijzers, die ter wille van f 100 meer salaris een teekenacte halen, voor'onze toekomstige ambachtslieden absoluut geen nut afwerpt, integendeel voor het latere zoo noodige vakteekenen den jongens in den weg staat. Indien dit waar is, dan zou het geld aan dit nutteloos teekenonderwijs besteed, nuttiger kunnen worden aangewend voor vakteekenonderwijs des avonds, waaraan zóó dringend behoefte is. Wil de Baad dan ook tegenover onze a.s. ambachtslieden zijn plicht doen, dan is hij m. i. met de genomen beslissing nog slechts n pas op den weg naar verbetering; en zal hij zoo spoedig mogelijk bij B. en W. moeten aandringen op: een onderzoek naar de bestaande behoefte; naar het resultaat der thans gevolgde systemen bij de vak opleiding; naar het resultaat van het teekenonderwijs op de openbare lagere scholen; naar de mogelijkheid om meer scholen voor avondteekenscholen in te richten; naar de mogelijkheid van sub sidie van rijk- en provincie in verband met de financieele regeling van de kosten. Er loopen honderden jongens op straat die hunkeren naar vakopleiding, al zij het slechts vakteekenonderwijs des avonds. Dat is een toestand die de Raad in de hoofdstad des Bijks niet mag bestendigen; die spoedige en afdoende voorziening eischt. Amst., 9 Mei 1903. N. v. H. Brief nit Utrecht, door GlESE VAN DEN DOM, Het zijn niet de ernstige tijdsomstandigheden der laatste maanden alleen, die mij uit mijn gewone doen gebracht hebben. Veelmeer is het dat verwenschte getimmer en gemetsel, dat nu al sinds germmen t^d, van mijne anders zoo stille verblijfplaats alle rust verjaagd heeft. Vroeger verheugde ik me nog eens een veertien dagen van het jaar in absolute stilte, als met Paschen het carillon veranderd werd ofschoon ik het slaan van de klok en het elk vol uur herhaalde: uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen, toch al niet meer boorde, evenmin als het bij de halve uren weerklinkende fiere lied van Nederlandsch vlag, zoodat ik zelfs geen stof meer vond tot overpeinzing van het verband, dat tusschen die twee liederen kon gezocht worden maar tegenwoordig heb ik geen oogenblik rust meer. Van den vroegen ochtend is het een geklanter door mijn inge wanden en een gehamer en getrufFel tegen mijn buitenwanden, dat me hooren en zien vergaat en ik geen minuut aan ernstige overdenkingen wijden kan. De bouwkundigen van onze dagen zijn tot de ontdekking gekomen, dat collega's van een vorig tijdperk, beducht dat mijn bovenste ge deelte, de vermaarde lantaarn, op een goeien dag naar beneden zou waaien, de hoeken hadden versterkt door zoogenaamde hoekijzers tusschen het verterende mettelwerk aan te brengen. En die hoekijzers zijn nu op den langen duur gaan roesten en zijn zoodanig verzwakt, dat het ge vaar van omwaaien nu grooter is dan ooit. De bouwkundigen van onzen tijd stellen zich niet langer verantwoordelijk voor dezen toestand en men is dus aan het werk getogen om het trotsch gebouw weer de noodige sterkte aan te metselen en zal tegelijk van deze gelegenheid gebruik maken om den geheelen toren in zijn vroegeren toestand te restaureeren. Het zal weer zandsteen zijn, al wat men ziet, en de kleine steenen, die er door de collega's van voorheen, met hun gebrek van allen historischen kunstzin, vooral aan bet benedenste gedeelte MniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiMiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliMiiiiiiiimiiiii O, ik zou 't heerly'k vinden." My'n vader is de handelsraad Weinhold, ik zal hem inlichten, dan kan hy' u nader schry'ven." Dat alles is nu een half jaar geleden ... Wat 'n beeldig boudoir, ingericht naar een model uit 't Hohenzollernsche Modelhuis I En zoo mollig-warm, terwyl op de vensterbanken buiten Maartsche sneeuw ligt. Zy heeft juist 't Capricio van Mendelssohn ten einde gespeeld, de rose neusvleugels zijn een weinig openge sperd, de blauwgrijze oogen staan een beetje strakker dan anders; 't is een prachtige figuur, deze negentienjarige met haar hoog-opgemaakte blonde haar... Hy' heeft niet geluisterd, alleen maar geke ken; om zijn lippen speelt een glimlach van liefde, van gelift, van jeugd; verloren in zalig heid, verheven boven allen twyfel, zoo is de uitdrukking van zy'n gelaat... Nu vat hij de slanke vingers die nog rosten in 't laatste accoord, en kust ze, ieder afzonderlijk. En zy laat 't toe, met een liefkozenden blik op zyn krullebol. Dan houdt hy haar handen vast. Hedda," zegt hy' met gedempte stem, ik geloof dat je goed gespeeld hebt, maar ik weet het niet. Het dak kon boven ons instorten en 'k zou 't niet hooren, geloof ik. Ik denk aan niets dan dat jy' onuitsprekelijk mooi bent en dat we elkaar liefhebben " Helaas, liefde," zegt ze met een zwak hoofdknikje. In de liefde ben je heel zeker geen virtuoos. Ik wou, dat je 't wel was. Hoe kan men zich zoo vergeten!" Oho, heb ik je gecompromitteerd?" Wie heeft dat nog bij ty'ds verhoed? Jij zeker niet, mijn vriend." Genade, ik weet het. Eergisteren avond had ik graag weer in 't by'zijn van al die menschen een dwaasheid begaan. Je vader was zoo bizonder aardig tegen me en jij zag er uit om te stelen. Ik had grooten lust om met onze verloving voor den dag te komen." Zoo'n dwaasheid zou je ongetwijfeld slecht bekomen zijn. De omstandigheden zyn lang zoo gunstig niet als jij wel schijnt te denken, beste." Hoe zoo ?" Zy zweeg, keek langs hem heen, in 't vage. 't Was hem, als voelde hij een ijskoude hand om zijn hart. Hy keek haar onderzoekend aan. Hedda," riep hy' met bedwongen hartstocht, wat is er? Dreigt ons iets? vVij wachten, wachten, intusschen is er iets, dat zich tusschen ons dringt, en steeds dreigender wordt. .. Toe, zeg toch ja. Laten we naar je vader gaan. Hy behandelt mij zóó, dat ik vast geloof, dat hij tegenaan gemetseld zijn, zullen worden wegge nomen. De toren zal worden ontmanteld ! Hoe lang dat wel duren zal en of bet zonder Dombouwloterij zal worden klaargespeeld, zal het nageslacht heter weten dan wij, al heeft de stad ook een onderhoudsfonds ter beschikking en verleent ook het- Buk een jaarlijksche sub sidie van eenige duizenden guldens. Van den tweeden tot den derden omloop is een steiger tegen de zuidelijke helft opgericht, die zoo soliede in elkaar zit, dat men vertrouwt dat zij de stormen zal kunnen trotseeren. Maar toch is het werk der arbeiders daarboven zóó" gevaarlijk, dat het gemeentebestuur in zijn vaderlijke zorg voor de werklieden, hen allen tegen ongevallen heeft verzekerd. Mij dunkt, die goede zorg moet bij de arbeiders wel dezelfde gewaarwording opwekken als spoorwegreizigers eenige jaren geleden hadden, wanneer zij zooals toen gebruikelijk was op de overgangs stations, brancards en verbandkisten en flambouwen van den eenen trein in den anderen zagen sjouwen, om dienst te doen bij eventneele spoorwegongelukken. AU nu die zuidelijke helft opgekalefaterd is. wat nog wel een paar jaar duren zal, dan wordt de steiger verplaatst naar de noordelijke helft, die dan aan de restauratiebeurt komt. Daarna daalt men af vau den tweeden naar den eersten omloop en komt zoo eindelijk op den beganen grond. Daar heeft men alvast een met hek om ringde bergplaats van den benoodigden steen van het Domplein afgeschoten en aan de andere zijde verbergt een hooge schutting eene werk plaats. Uit die werkplaats ziet men van tijd tot tijd manden en kisten met materiaal omhoog hijschen en men kan zich dan eenig denkbeeld vormen van de ontzaglijke inspanning, die het onzen voorouders moet gekost hebben om die steengevaarten waaruit de toren is gebouwd, naar boven te krijgen. Ik ben eens, jaren geleden, onder den toren geweest. Het huis dat aan den zuidelijken voet staat. .was voorheen naar de overlevering zegt de kasteleinij van den aartsbisschop, wiens paleis stond aan de Donkere gaard (tegen woordig zoo geheeteu) en van de kasteleinij gescheiden door een grooten tuin, later een vermaarde bloemkweekerij van Van Lunteren, thans gedeeltelijk bebouwd en voor een ander deel nog aan dezelfde bestemming beantwoordend. Door dien tuin en de kasteleinij bereikte de aarts bisschop dan langs een trap een kapel op den toren waar in latere jaren, tot voor betrek kelijk weinig tijd, de planken van de kermiskramen, die de stad aan gegadigden verhuurde, werden opgeborgen en vertoonde zich in vol ornaat op den' eersten omgang aan het ver olk zegen uit. zamelde volk beneden en sprak daarover zijn Maar niet alleen van dergelijke plechtigheden was de toren getuige. Het is ook voorgekomen dat een valsche priester een monnik, die zich als priester had voorgedaan en de H. Mis had bediend naar de zeden van dien tijd veroor deeld werd om in kokende olie gezoden te worden. Dit geschiedde op de Neude, maar deze operatie was zoo pijnlijk dat de falsaris door zijn geweldig misbaar hij schreeuwde als een mager varken, zegt een geschiedschrijver het medelijden der omstanders opwekte, die om genade smeekten, welke hem door den aarts bisschop barmhartig verleend werd. Maar ge straft moest zijne schanddaad worden en daarom werd de patiënt, half gaar zijnde, naar het Munsterkerkhof gebracht waar hem de eer te beurt viel, dat door den .bisschop zelf, hem met een stuk glas het half gekookte vleesch van de schendende handen werd afgekrabd. Sentimenteele lui zullen zich haast die wreed heid van vroeger tijden niet kunnen indenken ! Maar hoe zal een later geslacht dan wel oordeelen over de wreedheid, zij het dan ook een meer verfijnde, waarvan in onzen tijd dagelijks houderden en duizenden het slachtoffer zijn, zonder dat iemand eenig medelijden met hen toont of de aan hen begane wreedheid tracht te wreken. Ik heb nu al maanden lang geen verkeer met de benedeawereld gehad. Het eenige nieuws, dat ik hoor, bereikt mij door de gesprekken der werklieden, die van mijne aanwezigheid onbewust zijn. Maar och, van hoeveel ellende, onverdiend geleden, heb ik daar niet gehoord. Niet door hen zelf zoozeer, maar door anderen, hunne medearbeiders op den beganen grond. iiniiiiiiiiiiiiiiiii IIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIII1IM ingenomen is met onze verloving," Hij klemt haar slanke vingers vaster in de zyne. Of hou je niet meer van me ? Je bent koeler, dat kan me dol maken." Tusschen haar wenkbrauwen plooit zich een rimpeltje. ? Ik vrees om niet te zeggen: ik geloof, dat ik een dwaasheid begaan heb, met jou mijn hart te schenken, lieve Leo." Wat beteekent dat?" Toen ik onder je parapluie school, had ik me uitdrukkelijk moeten herinneren dat je een kunstenaar bent. Jullie bent zulk akelig warm bloedig volkje, jullie kunstenaars en de musici zy'n nog tien maal erger dan de andere." Nu was er angst in zijn oogen. Maar om Godswil, Hedda, wat beteekent dit alles ?" Het blonde hoofd boog zich verder naar hem over, de groote oogen keken hem doordringend aan, terwyl een verstolen glimlach om haar mondhoeken speelde. Heb ik je gelukkig gemaakt een heelen winter ?" Onbeschrijfelijk." Toe, laat mijn vingers even met rust, zóó houd ik dat niet lang meer uit f e zegt ja. Nu, is dat iets, of is dat niets ?" Zeer, zeer veel. Maar ik ben niet te ver zadigen." Zie je, dat is de fout, m'n vriend. Dat is het juist wat ik niet wilde. Waarom zullen we niet genieten van de liefde, zooals van een reis naar Italië, 't Was hemelsch, onvergetelijk, maar 't kan geen alledaagsche kost zy'n." En wat noem je alledaagsche kost 't" vraagt hy binnensmonds. Ze haalt de fijngevormde schouders op, ziet hem vast in de oogen en zegt: Het huwelijk." O zoo, juist" knikt hij. Ik begin te begrypen. Wat my betreft, ik versta onder hawely'k de eeuwige liefde, de onverbreekbare." Dat is een mooie droom, mijn vriend. Maar, neem me niet kwalijk vreeselijk naïef. Je bent een idealist. Maar ik kan je verzekeren dat al mijn vrienden precies zoo over de zaak denken als ik. Eerlijk gezegd : ik zou heelemaal geen huwelijk willen met een eeuwige liefde, zooals de onze. Dat zou me in be; aald ondra- ] gely'ke omstandigheden brengen.... Nu ben | je zeker vreeselijk boos op me. hè?" \ Dat is niet precies 't woord. Overigens kan ik nu wel gaan." Neen, neen, alsjeblieft, blijf zitten. Laten we elkaar goed begrijpen." Hij lacht honend en gaat weer zitten. Inderdaad, psychologisch intere&seeren je uitZij begrepen, dat die staakten, al zagen zij dan ook het hopelooze daarvan in. Maar als rij spraken van de vele voorbeelden, dat vrouwen en kinderen gebrek leden als de kostwinner wel wilde, maar niet kon werken; of van die andere, dat werklieden niet alleen een gelukje hadden gehad, maar door ijver en spaarzaamheid zich een klein kapitaaltje hadden verworven, om dan, in een oogenblik van blijde en ijdele verwachting, hnn door een edelen menschenredder voorgespiegeld, dat kapitaaitje, die vrucht van zooveel jaren van zorg en vlijt, in de zakken van dien menschenvriend te zien verdwijnen dan barstte er wel eens een los tegen die gewetenlooze menschen, die dan nog van zich zelf met een zekeren trots durven beweren »dat zij het vér in de wereld gebracht hebben," Ik wou vertellen dat ik eens onder den Domtoreu ben geweest. Waar de trap uit de kas teleinij (in de laatste jaren een koffiehuis, thans de tijdelijke woning van den conciërge des torens) den bisschop naar de kapel voerde, daar ging er ook een naar beneden in de gewelven. Gewapend met een eindje kaars ging ik zonder geleide (die mij den weg wees, had het al zoo dikwijls gezien, zeide hij) onder den toren en kreeg een onbehagelijk gevoel in het mulle zand tusschen die zware zuilen waarop de toren rust. En by het schemerlicht van mijn kaarsje zag ik groote ratten wegvluchten, die met elkaar vochten en beten en krabden en elkaar ver nietigden. Ik bedwong mijne nieuwsgierigheid en verliet haastiglijk de gewelven, onwillekeurig den wensch bij mij roelende opkomen dat de toren maar mocht instorten en al dat onge dierte in a slag vernietigen. Sociaiz uiiiiiiiiiitiiiiiiiiiimmmiii Het enpête-recbt yoor ie Kamers m Arbeid. Zooals ik ia een vorig artikel heb ver meld, heeft de commissie uit de Kamers van Arbeid, die een voorstel tot oprichting van een Bond enz. aan het te houden con gres heeft voorgelegd, ook de wenschelijkheid uitgesproken om onder bepaalde voorwaarden aan de Kamers het recht van enquête te verleenen. Keeds op de agenda van het in 1902 gehouden congres kwam als tweede punt voor : »Het congres spreke de noodzakelijk heid uit, dat aan de Kamers van Arbeid bij een wet het recht van enquête wordt toegekend en dat dit recht op gelijksoortige wijze geregeld wordt als dat aan de Tweede Kamer bij de wet van 5 Augustus 1850 Stbl. 45 verleend." Over dit punt is lang geproken, maar men ia niet tot overeen stemming kunnen komen. Op den voorgrond werd vooral gesteld, dat indien de Kamers onbeperkt het enquête recht hadden, zij door daarvan dikwijls gebruik te maken, op de betrokkenen een grooten last zouden leggen. Voorts bleek, dat velen een onderscheid maakten of de enquête betrof het verzamelen van inlich tingen dan wel diende bij de efiening van geschillen. Terecht heeft dan ook de meer gemelde commissie bij het uiteenzetten van hare meening beide gevallen afzonderlijk behandeld. 1. Het verzamelen van inlichtingen. Eigenaardig is het, dat ofschoon zoowel in het Voorloopig Verslag bij de voorbe reiding der wet op de Kamers van Arbeid als bij de beraadslagingen de vraag is gesteld of aan de Kamers niet het recht van enquête moet worden toegekend, de regeering beide malen deze _vraag on beant woord heeft gelaten. Daaruit mag zeker de conclusie worden getrokken, dat de regee ring de noodzakelijkheid van het verleenen van dit recht niet inzag en meende dat de Kamers zonder dwang harerzijds voldoende inlichtingen zouden kunnen verkrijgen. Gelijk de commissie opmerkt, lag een reden waarom bij het ontwerpen van de wet de wenschelijkheid van het enquête-recht niet op den voorgrond is gesteld, ook in het lltlllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIIHII eeDzettingen me buitengewoon. Voor een meisje van negentien vind ik ze heel bizonder." Maar dat verwondert me. 't Is toch een alledaagsche waarheid dat trouwen en liefheb ben twee aparte dingen zy'n. Je moet rekening houden met onzen conversatie-kring. Wij meisjes willen trouwen dat spreekt van zelf. En verwend als we zy'n, nemen we natuurlijk alleen iemand, die noch onze uiterlyke levenswijze noch onze positie in de maatschappij minder maakt." En als 't een arme luitenant is," zei hij scherp. Hm, dat is in een gewoon geval toch niet voldoende. Die hoort meer thuis in 't hoofdstuk: liefde". Maar ter zake: ik wil alleen maar zeggen: de huwelykskwestie is voor ons een verstandszaak. Misschien beredderen onze vaders ze soms wel voor ons. Maar we willen ook lief hebben, liefhebben zoolang we jong zijn; evengoed als we dansen willen. Als dat zoo in onze zinnen opkomt, dan willen we, dat armen ons omvatten en kussen ons in verruk king brengen ..." Mooi - en daarvoor zy'n w\j arme drom mels, goed genoeg." Ja," zei ze, nuchter. En me dunkt, jullie vaart er niet slecht by'. Je geniet 't beste wat we geven kunnen." En waarom geven jullie dat niet aan den man dien ge huwt ?" Dat kan voorkomen. Maar 't is niet't echte. Op een goeien dag verveelt 't je en dan heb je nog alty'd je man en wat dan komt, dat doodt langzamerhand de eene mooie herinnering na de andere. Gelukkig komt 't weinig voor dat de man dien je trouwt ook de man is dien je liefhebt. Zie beste vriend, als 't tijdperk, wat wij beiden genoten hebben, afgesloten zal zy'n, dan wordt 't een prachtig afgerond kunstwerk in onze herinnering." Zoo, juist! dan kunnen we zeggen: Ik bezat toch eens, wat zoo heerlijk is" ... U weet toch juffrouw, hoe 't verder is." Niet, zoo, Leo, niet u ..." Natuurlijk, dat verstoort het kunstwerk.'' Hij stond op. Nu heb ik er genoeg van. 'k Ben nu voldoende ingewy'd in 't wonder van denken eu voelen van een dame van de wereld. Gij ziet, juffrouw, ik heb meer zeltbeheersching dan ge dacht/' zei hij, met een doodsbleek gezicht, met witte, bevende lippen ... en toen hield hij plotseling op: ,0ch maar Hedda dit is toch alles comedie lach toch eens, opdat 't spook verdwyn, en er een eind komt aan die pijn ..." vertrouwen, dat de leden der Kamers des kundige zqn, die geene inlichtingen van buiten behoeven. Bij de tegenwoordige samenstelling der Kamers echter is niets minder waar; immers onder de Kamers ressorteeren verschillende bedrijven, die niet in een lid vertegenwoordigd zijn. Willen dus de Kamers gegevens omtrent deze niet vertegenwoordigde bedrijven ver zamelen, dan zijn z\j gedwongen zich tot anderen te wenden. Nu onderscheidt de commissie de uitvoe ring van art 33 derde lid der wet en het instellen van speciale enquêtes op grond van art. 2a. Ter uitvoering van art. 33 derde lid is aan de Kamers bij al gemeen en maatregel van bestuur opgedragen de invulling van de staten A-E. welke staten betreffen het inwinnen van gegevens omtrent arbeids loon, arbeidsduur, werkstakingen en uit sluitingen. De commissie stelt nu de vraag: is het wenschelijk ter wille van de arbeidsstatistiek, m. a. w. ter wille van de kennis der arbeidstoestanden, de wettelijke verplich tingen van een breede rij van burgers met eene te vermeerderen? Zij meent dat eerst dan aanleiding kan bestaan deze verplich ting op te leggen, indien duidelijk gebleken is, dat een behoorlijke arbeidsstatistiek zon der die verplichting niet is te verkrijgen. Het komt dan ook de commissie voor, >dat het opmaken van de arbeidsstatistiek moet blijven een handeling, die door alle betrok' kenen vrijwillig wordt verricht, te meer omdat de zuiverheid der statistiek bij een verplichting waarvan de dwang spoedig en herhaaldelijk gevoeld wordt, groot gevaar loopt". Evenwel verklaart zij toch, dat het verplicht stellen van het geven van inlich tingen ten behoeve van de invulling der staten C en D, die betrefiende werkstakin gen en uitsluitingen, op veel minder be zwaren zal stuiten. Deels ben ik het met de redeneering der commissie eens, deels niet. Ook ik acht het beter, dat die inlichtingen vrijwillig worden gegeven en daarom ben ik altijd eenigszins huiverig voor dwang. Ook ge voel ik veel voor het bezwaar, dat indien de Kamers vrij zijn op het stuk van enquête, voor allerlei nesterijen personen tot het geven van schriftelijke of mondelinge in lichtingen kunnen worden gedrongen. Dan zou op hen werkelijk een ondragelijke last gelegd worden. Evenwel stel ik een arbeidsstatistiek hoog en zou ik niet gaarne wiilen, dat deze onvolledig en daardoor onjuist werd ten gevolge van het weigeren door de betrokken personen om inlichtin gen te. geven. Daarom zou ik het bewan delen van dezen weg willen aanbevelen. De Kamer trachte langs vrijwilligen weg de voor de invulling der staten npodige gegevens te verkrijgen. Gelukt haar dit niet, dan wende zij zich tot den Minister met uiteenzetting van het geval en van de wenscheliikheid om de gegevens te verzamelen. De Minister beoordeele dan of er voldoende reden bestaat om tot dwang over te gaan en dus van het recht van enquête gebruik te maken. Op deze wijze is er een waarborg, dat alleen in gewichtige aangelegenheden de particulieren worden lastig gevallen. Ik wil dus vrij wel hetzelfde als de com missie voorstelt voor het tweede geval, n.l. het instellen van speciale enquêtes. De practijk heeft reeds geleerd men behoeft slechts de verslagen der Kamer op te slaan, dat van dergelijke enquêtes, indien zij steunen op vrijwillig te verschaffen gegevens, niet veel terecht komt. Met de commissie beantwoord ik de vraag of het houden van dergelijke enquêtes zoo belangrijk is te achten.dat het enquête-recht hiervoor noodig is, bevestigend. De Kamers toch kunnen aan haar doel niet beantwoorden, indien zij niet volkomen op de hoogte zijn met de toestanden in de onder haar ressorteerende bedrijven. En waar zij niet langs den weg der vrijheid de noodige inlichtingen kunnen verkrijgen, moet aan haar wel het recht gegeven worden het pad van den dwang liiiiiimiiiHniiimiiiiiiiiiiitiiiMiniiiiiiiiiiiiHiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMt Waarachtig niet Leo." En waarom zeg je me dat opeens vandaag?" Zij hief 't hoofd op, zag hem aan zonder merkbare gemoedsbeweging, behalve dat haar matte gelaatskleur nog een tintje bleeker werd, dat duurde slechts een paar seconden. Toen: omdat ik me gisteren verloofd heb." Hij siste tusschen de tanden, vertrok de mondhoeken tot een wanhopigen glimlach, mat haar met den bekenden tooneelblik van de diepste verachting, daarna een onberispelijke buiging. En hij naar buiten; bijna liep hij een kamermeisje omver, dat hij, terwyïhij zijn hoed en jas van den kapstok nam, achter hem hoorde zeggen : Mevrouw vraagt, of de juffrouw komt; mijnheer de consul Veit is er." Ik kom dadelyk," klonk het terug uit haar kamer. 't Mooie meisje bleef toch nog een paar minuten voor de piano zitten, precies in dezelfde houding als voor zy'n vertrek ... glimlachte een beetje gedwongen, keek verstolen naar de deur, die 't kamermeisje weer gesloten had... en haalde eindelijk diep adem. .Jammer," fluisterde zij. 't Kwam te onver wachts, maar 't was hoog ty'd. Voor ons beiden. Me dunkt, die goeie Philip komt juist op tijd om me mijn evenwicht weer te geven." Zy stond op in al haar slanke pracht en trad naar de deur, en de witte korte sleep ruischte, golfde achter haar aan op de maat van haar kordaat stap pende voetjes... Goeden morgen, lieveling," zei beneden de elegante jonge man met zy'n frisch geschoren baardje en z'n helder voorhoofd, terwyl hii een ruiker roode rozen van de tafel nam. Rood als de liefde. Goed geslapen P' En juffrouw Hedda nam den ruiker en begroef er haar neusje in, terwyl ze hem haar linker wang bood voor een kus. Dank je. Je bert al te lief.... Apropos mama, ik heb my'n muziekvriend daar juist voor goed zyn congégegeven." Waarom dat, Hedda?" Och, hy' lydt aan inbeeldingen, u begrijpt me zeker wel." Door de vuile sneeuw in den tuin richtte de jonge musicus zy'n schreden naar den straat weg ; af en toe bleef hy' stilstaan, stampvoetend en tandenknarsend zei hij: Vuil... Vuil." En diep-innerlijk weende zy'n ziel.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl