Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D E il L A N D.
No. 1351
ia te slaan, .natuurlijk onder de noodige
waarborgen.
De commissie stelt dan ook voor, dat
het enquête-recht zal worden toegekend,
maar alleen in deze gevallen:
(i. Indien er behoefte aan bestaat voor
het behoorlijk verstrekken van een advies.
dat door een gemeentebestuur, Provinciale
Staten of een minister gevraagd wordt,
waarbij uitdrukkelijk moet worden bepaald,
dat het onderzoek zich niet buiten het
onderwerp van dat advies zal mogen uit
strekken.
b. In sommige gevallen voor de uitvoering
van art. 33, 3e lid der wet, indien de nood
zakelijkheid daartoe duidelijk gebleken is.
c. Indien de Kamer zelf een onderzoek
wil instellen en daartoe verlof van den
minister heeft gekregen, bij welk verlof het
onderwerp van het onderzoek nauwkeurig
wordt omschreven. De Kamer zal dan bij
het aanvragen der vergunning uitvoerig
moeten mededeelen, met welk doel z\j het
onderzoek wil instellen en door welke
omstandigheden dit wordt gemotiveerd.
Ik zou dus b willen laten vervallen en
den aanhef van c aldus lezen: Indien de
Kamer zelf een onderzoek wil instellen of
ter uitvoering van. art. 33, 3a lid der wet,
en zij in beide gevallen daartoe verlof van
den minister heeft gekregen enz.
2. Behandeling van geschillen.
Bij de behandeling van het wetsontwerp
op de Kamers van Arbeid heeft de minister
verklaard niets te willen weten van eenigen
dwang bij een verzoeningeraad, omdat de
verzoeuingsraad niet is een rechterlijk
college, maar het werk der bemiddeling
moet beproeven.
Dit alles is volkomen juist, maar ik wil
gevraagd hebben hoe een verzoeningsraad
kan werken indien de opgeroepen partij of
de getuigen niet verschijnen. En aangezien
nu het algemeen belang eiecht,_ dat de
belangecgeechillen tot een oplossing wor
den gebracht, is het toekennen van het
recht van enquête aan de Kamers, het
leggen van de verplichting op partjjen,
getuigen en deskundigen om te verschijnen
op een oproeping vanden verzoeningsraad,
juist met hei oog pp hetzelfde algemeen
belang gerechtvaardigd Met deze meening
sta ik aan de zijde der commissie.
Natuurlijk moeten er bij de toepassing
van het rectit bepaalde vormen worden in
acht genomen en moeten er aan de Kamers
zekere beperkingen worden opgelegd. Ook
de commissie staat bij deze punten stil Ik
zal haar echter niet verder volgen, omdat
ik meen door het bovenstaande voldoende
de aandacht op haar prae-advies te hebben
gevestigd.
Kampen. Mr. dr. H. S. VELDMAN.
«lllMMMIIIlltltlMHMMMIIMIIItlltMIII
LTTCIU.*
MoM in de Hoofdstad.
Men is het er wel tamelijk over eens dat de
grootste symphonist der wereld in zijn IXe het
hoogtepunt bereikt heeft op het gebied der
rtymphonie". Kretzschmar laat ergens Richard
Wagner zeggen dat Beethoven den Bankcrott
der reinen Iostru mental oausik erkannte and
aassprechen wolite" omdat hij in het Finale de
zangstem doet optreden. Deze meening zon
alleen dan gerechtvaardigd zijn, indien Beetho
ven na de IXe in het geheel geen instrumen
tale muziek meer gecomponeerd had. Doch
de laatste klaviersonaten en strijkquartetten
leeren ons, dat Beethoven niet het denkbeeld
koestrrde dat Wagner hem toedichtte.
Naar mijne meening mag men dan ook wel
de IXe hare aparte plaats in de
muzieklitteratuur toekennen, door het optreden van het koor
in het Finale, doch behoeft men daarom juist
dat werk niet te beschouwen als het hoogte
punt in de ontwikke'ing der sympbonie. De
eerate drie deelen toch zijn zoo groo'sch ge
concipieerd en in die deelen neemt de adelaar
een vlucht zóó hoog, dat gewone
menschenkinderen hem in den beginne te nauwernood
konden volgen. Onze tijd is gelukkig tamelijk
gemeenzaam geworden met 's meesters laatste
tymphonie en tengevolge daarvan heeft het
onbegrepene plaats gemaakt voor een gevoel van
immense bewondering.
Echter juist het Finale heeft nog wel eens
bedenkingen te voorschijn geroepen. Kretzsch
mar zegt in zijn bekenden Fiihrer durch den
Concertsaal" dat volgens Czerny Beethoven
auch wirklich eine Umarbeitung dieses Satzes
beabsichtigt haben sou, damit derselbe eine
c ncentrirtere Gestalt bekame."
Hoe dit zij wij hebben nu eenmaal dit Fi
nale en wij achten ons gelukkig er mede; want,
zonder tekort te doen aan hetgeen ik boven
schreef van de eerste drie deelen, mag men
wel beweren met Kretzschmar, dat Beethoven
schliesslich in einem völligen Frendentaumel
bergtht und daas er dieses Schlussbild in dem
realistisch schwungvollen Siyle ausgefü'irt hat,
der mit ihm zuerst in die Tonkunst eintrat."
Beethoven schijnt de Ode an die Freude"
van Schiller lang met zich omgedragen te heb
ben, voordat hij er eeu muzikalen vorm aan
verbond. In No. 7 van Gaecilia", Maandblad
voor Muziek, geeft ld r. Henri Viotta belang
rijke beschouwingen ten beste over het ontstaan
van het Finale, hoofdzakelijk ontleend aan
Bfethoven's »Skizzenbücher".'Daaruit blijkt dat
het lied aanvankelijk een geheel andere
pliysionomie vertoonde, dan de ons bekende; tevens
zien wij daaruit dat Beethoven, na het voltooien
der eerste drie deelen, nog aarzelde, het aan te
wenden. Men vindt nh in het schetsboek van
1823 de woorden: »Vielleicht doch den Chor
Freude schoner."
Ongetwijfeld echter had Beethoven bij de
conceptie van het eerste Allegro wél de bedoe
ling het Freudelied" als Finale aan te wenden.
In het eerste Allegro n), wordt men juist ge
troffen door eene schildering welke elke vreugde
ontbeert.
Mit der Formfreiheit welche die Werke von
Beethoven's letzter Periode auszeichnet, setzt
er zui achst ohne Thema eiu. Es wogt und
nebelt chaotisch und unbestimmt ber den
berühmten leeren Quinten. Daun, erst nach 16
Tacten, steigt in flasterer Majestat, voll Kraft
und Trotz, aber durch einen Zug des Leidens
gezeichnet, die Heldengestalt des Allegro zu
Tage." Zoo schrijft Kretzschmar terecht over dit
gedeelte.
Het is duidelijk dat het Beethovens bedoeling
geweest is het contrast tusschen het
Freudenlose" van den eersten Satz en het
Freudenvolle" van het Finale zoo sterk mogelijk te
doen uitkomen. Inderdaad is het thema van
het eerste deel dan ook vol hoogen ernst en
majesteit. Later, bij het tweede thema in Bes.
treedt er troost en milde weemoed op; en met
deze stemmingen wordt het stuk afwisselend
voortgezet. Het tweede gedeelte heeft wederom
een zoo kernachtig rhythme als men vaak bij
Beethoven aantreft. Oastuimig en overmoedig
spoeden de verschillende inzetten van het
Fugato zich voort. Het middengedeelte, het z.g.
Trio, beeft een meer pastoraal karakter. Men
denkt er herderswijzen in te hooren, maar ge
dealiseerd. Het Adagio is een wonder van
poëzie. Twee groote en breed uitgesponnen
melodieën vormen er de hoofdbestanddeelen van.
De eerste is in langzame beweging, vol vroom
heid en aandoening; de tweede beweegt zich
in snellere noten, maar bezit toch ook die on
uitsprekelijke warmte en, met haar licht ge
welfde lijnen, die hoog verheven gratie, die zoo
onbewust wonderdadig aandoet.
Het Finale schijnt Beethoven heel wat hoofd
brekens gekost te hebbeu. In het door Viotta
geciteerde schetsboek komen zelfs aanwijzingen
voor over Turksche muziek, die Beethoven op
enkele plaatsen had willen gebruiken. Op een
andere plaats blijkt dat de meester den aan
vang van het Finale met een zelfstandige melo
die had willen doen inzetten. In de tweede
helft van 1823 eerst komt Beethoven er toe
voor het eerst de recitatieven in de strijkbassen
te gebruiken met reminiscentiën aan de vroe
gere deelen. Nu moest nog het optreden van
Sohiller's gedicht worden voorbereid. Schindler
verhaalt ons daarvan het volgende: An die
Ausarbeitung des v ierten Satzes gekommen,
begann ein selten bemerkter Kampf. Es
handelte sich urn Auffindung eiaer gescbickten
Modus zur Emfü'iruag der Schiller'schen Ode.
Eines Tnges in 's Zimmer tretend, rief er mir
entgegen: Ich hab's, ich hab's l" Damit hielt
er mir das Skizzenheft vor, wo noürt stand:
Lasst uns das Lied des unsterblichen Schillers tingen.
Bij verschillende andere schetsen vindt men
reeds de kern van den heftigen inzet van het
vierde deel en daarna de woorden: Heute ist
ein feierlicher Tag; dieser sei gefeiert mit
(durch) Gesang". Dat alles schijnt echter bij
Beethoven op den duur geen genade te hebben
kunnen vinden, zoodat hij ten slotte alle reci
tatieven aan de celli ea contrabassen toebedeelt
en dan door dezelfde instrumenten, aanvankelijk
schuchter en zacht, de Freudenmelodie laat
aanheffen. De woeste inzet van het begin
wordt vervolgens herhaald en dan eerst laat
Keethoven zijn bantonist zingen de woorden:
O Freunde, nicht diese Töne.
Buitengewoon leerzaam zijn deze door
Nottebohm uitgegeven schetsboeken van Beethoven.
Men krijgt daardoor een blik in de geestelijke
werkplaats, in het brein van den meester en
men ziet dat Beethoven moest kampen en wor
stelen alvorens hij het met zich zelven eens
was geworden in welken vorm hij definitief
zijne gedachten aan het nageslacht zou over
leveren.
Het is naar aanleiding der uitvoering die
door het Concertgebouw-orchest werd gegeven
ten bate van bet ondersteuningsfonds zijner
leden, dat bovenstaande beschouwingen geschre
ven werden. Op dit concert toch verden uit
gevoerd Beetboven's Negende Symphonie en
Diepenbrock's Te Deum. Het orchest was voor
die gelegenheid belangrijk versterkt, zoodat het
grandiose instrumentale gedeelte ten volle tot
zijn recht kon komen. In de wedergave van bet
eerste gedeelte miste ik dat majestueus geweldige,
waarvan ik hierboven sprak. Het komt mij voor,
dat de heer Mengelberg het tweede thema te
week opvat. Zóó geretardeerd valt het m. i. te
veel uit bet kader van htt geheel. Vergis ik
mij niet, dan was de indruk bij het publiek
van dezen Satz evenmin zeer sterk. Het tweede
gedeelte sloeg in. Zeer mooi was de climax
aangebracht, ca de inzetten van het
fugatothema. Ook het Trio werd door den heer Men
gelberg met bet echte pastoraal-karakter weer
gegeven. Enkele slordigheidjes moet men niet
te zwaar tillen. Het Adagio was voor mij het
glanspunt. Niet alleen was bier de klank van
bet orchest prachtig, maar ook de wijze waarop
vooral het tweede thema werd gedeclameerd,
was hoogst artistiek en gedistingeerd. Ook de
verschillende variatiëu werden echt mooi gespeeld.
In het Finale hield het koor zich dapper;
vooral de sopranen, aan wie zulke hooge"
eischen gesteld worden, zongen zuiver en flink.
De klank der alten was daartegenover ietwat
te zwak. Het soloquartet was saamgesteld uit
Mejuffrouw Anna Kappel en Mevrouw de Haan
Manifarges en de heeren Willy Scbmidt uit
Frankfort en (ierard Zalsman.
De beide dames zongen prachtig. Heerlijk
versmolten zich hare stemmen en met de
grootste gemakkelijkbeid werden door de sopraan
de moeilijkheden van den beroemden Cadens
overwonnen. De heer Willy Schmidt schijnt mij
toe een zanger te zijn van beslist muzikale
eigenschappen. Het feit dat hij hier te lande
reeds eenige keeren is ingevallen voor een ander
(thans voor den heer Rogmans, die helaas ernstig
ongesteld is), bewijst zulks dan ook. Zijn stem
ontbeert echter ten eenenmale glans; vandaar
dan ook dat de voordracht van zijn solo l''rok
wie seine Sonnen fiiegen", evenmin als zijn
medewerking in de quartetten den gewenscbten
indruk kou maken. Den heer Zalsman ligt de
baspartij te laag. Die lage fia op dein sanfter
Flügel" moet gehoord worden; die passage
moet daaruit te voorschijn komen en dan daar
uit worden opgebouwd. Dit EU was niet het
geval bij den heer Zalsman. De aanvang gelukte
hem vrij goed, hoewel zijn prestatie ook daarin
merkwaardig ongelijk was. Nu eens zong de
heer Zalsman de hooge tonen gedekt, een
oogenblik later weder open.
Over het geheel was de uitvoering er een
die mee mag tellen.
Het Te Deum van Diepenbrock is reeds een
paar malen door mij besproken. Ook thans maakte
het werk een grootschen indruk. De heer Men
gelberg had ditmaal het koor gesplitst. Het
eerste koor stonds dus links, het tweede rechts
van den directeur. Tengevolge daarvan kwam
het karakter der antiphoon-beurtzangen veel beter
uit dan bij den eersten keer. De alten klonken
ook hierin wat zwak, doch overigens weri er
flink gezongen met schoenen, vollen koorklank.
Slechts een paar inzetten tegen het slot klonken
ietwat weifelend. In de quartetten van het Te
Deum werd de schoone stem van den heer
Rogmans nog meer gemist dan in de IXe
sympbonie.
De heer Mengelberg had de trompetten
en bazuinen ditmaal een zeer geixposeerde
plaats doen innemen, vlak vóór de dames van
het tweede koor. Naar mijn meening was dit
niet gunstig voor het geheel. De klank van het
koper was nu zeer geïsoleerd; bij vermengde
zich te weinig met dien der andere instrumenten.
Voor de aanvangsfanphare moge dit gewenscht
zijn, voor het andere gedeelte toch zeker niet.
Aan het slot der uitvoering werd door mede
werkenden en toehoorders een warme ovatie
gebracht aan den componist, die in de zaal aan
wezig was.
Moge bet concert een goede bate hebben
opgeleverd voor het ondersteuningsfonds! Het
Bestuur zegt, dat de taak van het orchest dit
maal bijzonder zwaar was en dat het, behalve
bij de instrumentale uitvoeringen hier, te Arn
hem, Rjtterdajn, Haarlem en den Haag, nog
had mede te werken op de uitvoeringen van
de Wagner-Vereeniping, Toonkunst,
Oratoriumvereeniging, enz. Ea thans aan het eiude der
winter-campagne gekomen, wacht de
orchestledeu nog een taak, zoo omvangrijk en inspan
nend als wellicht ooit door eenig orchest is
vervuld, nl. de Ricbard Strauss Concerten in Juni
a. s. te Londen.
lu den laatsten tijd worden die uitvoeringen
hier voorbereid. Ik stel mij voor binnenkort
daarover het een en ander mede te deelen.
ANT. AVERKAMP.
denzeel.
Een tweetal, dat saangebracht lijkt in een
vroolijke artistieke gril, exposeert momenteel
bij Oldenzeel. De bekende C h. Grnppe met
zijn pretentieuse navolgingen van Hollandsche
landschap- en zeeschilders en een nog onbe
kende, dr. C H. Dee, leeraar aan het gymna
sium te Gorinchem, met eenvoudige, bekoorlijke
aquarellen.
Een professional met heel wat aanmatiging
en een amateur zonder eenige pretentie.
De voorkeur is niet zoo moeielyk te stellen.
In Gruppe's werk blijkt veel handigheid.
De Duitsche Amerikaan heeft terdege gekeken
naar de manier van Hollandsche collega's, hy
heeft zich een zekere technische vaardigheid
eigen gemaakt en het gelukt hem wal eens een
schilderijtje témaken dat in het buitenland
hoe verder hoe liever van honk waar men
niet zoo goed onderscheiden kan, als Hollandsen
landschap- of zeestukje zy'n geld zal opbrengen.
Dr. Dee daarentegen is frisch, oprecht en
bescheiden. Zyn vrije uren heeft hy liefdevol
gewijd aan zyne schilderstudiën, hy is rustig
voortgegaan, zyn eigen weg en het resultaat
van eenige jaren arbeid, dat hy ons thans
voorlegt, is waarlijk verrassend.
Bloemen, als ornament bedoeld, maar niet
in vlak gespreid motief vervormd, bloemen die
bloemen gebleven zyn, met vorm en diepte
van bladeren heeft hy op aquarel gebracht.
En hy heeft bescheiden, maar frissche, en in
haar eenvoudig smaakvolle behandeling zeer
bekoorlijke kunst gemaakt. '
Dr. Oee's aquarellen zyn niet bedoeld om
aan wanden vol forschgestreken olieverven te
pronken, zy willen, aangenaam-kleurig, helpen
decoreeren lichte salons, boudoire, serres. En
voor dit doel zal men moeielyk beter vindan.
Wat hy wil heeft dr. Dee trouwens zelf
bewezen door, naast zyne aquarellen, beschil
derde gebruiksvoorwerpen neer te leggen: een
zijden damesblouse, waaiers, een canapékussen,
waarop zy'n bloemen een frissche en smaakvolle
tooi hebben gebracht.
Wie zoo bescheiden zy'n eersten arbeid aan
het oordeel van het publiek onderwerpen komt,
zich gén moment voor mér wil uitgeven dan
hy is en in dat eerste werk al zooveel bereikt
heeft als dr. Dee, van hem mogen goede ver
wachtingen gaan.
Het is het debuut van een knap, bewast,
eerlijk man, waarop wy met veel sympathie
de aandacht helpen vestigen.
Rotterdam. HENRI DEKKING.
Museum van Kunstnijverheid
te Haarlem.
De aan het Museum van Kunstnijverheid te
Haarlem verbonden boekerij ontving van
jhr. Ernst van Loon in bruikleen eene aan
zienlijke verzameling boek- en plaatwerken,
welke betrekking heeft op de kunstindustrie
uit verschillende landen en tijdperken. Deze
verzameling zal, gedurende de in genoemd
museum te houden tentoonstelling, voor de
bezoekers ter raadpleging beschikbaar worden
Ons Huis".
Zo dag 17 Mei te 12 uur: opening van een
tentoonstelling van aquarellen, welwillend
daartoe afgestaan door den heer K. G. Tersteeg,
(firma Bjuasod Valadon & Cie) den Haag.
De tentoonstel!'ng zal geopend zijn: Zondag
17, Woensdag 20, Donderdag 21, Zaterdag 23
en Zondog 24 Mei Toegang 2V4 cent. School
gaande kinderen, onder geleide van onder
wijzers, worden gratis toegelaten, ook onder
schooltijden.
Dr. Stepan en ie molenen."
Onder dezen titel schrijft de heer Linnebank
van Diest, in het Maandblad De Katholiek, het
volgende :
Er ligt een niet weg te schuiven feit in de
geschiedenis onzer nieuwe letteren. Mea moge
boos zijn, met reden, over een paar nieuwe
publicaties; neen" schudden bij sommige proe
ven van lettervast-'.eggen der nieuw-literaire
kunst-theorieën ; niet gelooven, dat over enkele
jaren de Nederlandsche schrijftaal zal wezen
als in een ar ikel van enkele jongeren ; twij
felen, of de eind-uitslag van den strijd wel aan
der pai tijen den oaverdeelden zegepalm zal
toekennen ; 't staat vast; het sireven naar
vernieuwing onzer letteren wint veld; het getal
der onverzoenlijken wordt kleiner.
Die het wél meenden onder oas en den
electrischen schok der jongeren goed voelden, maar
nog niet onderscheidden, of hij verlammend
werkte dan wel tot hooger leven prikkelen
wilde, hebben met dringende vraagoogen uitge
zien naar het oordeel van den man, aan wie
in de laatste maanden zulk een aigemeene en
treffende hu!de is gebracht; wiens bundels
poëzie en proza recht gaven van meespreken
met gezag ; en die gewoon was, met, klare stem,
van dat recht gebruik te maken ook. Zij zagen
uit naar Dr. Schaepman, den strijder vóór
aan als het ging over de mondigheid der
Nederlandsche Katholieken, in de staatkunde,
j de geschiedenis of de letteren. Naar den dichter
van verzen zóó passie-vol, dat ze na dertig
jaren ons nog driftig maken en heet. Naarden
nvnstreel van het heilige Rome, dat met blad
zijden van onsterfelijkheid veroverd heeft, voor
immer, allen, die voelen kunnen het geschok,
1 den gloed, 't fluweelen van mensche'ijke klanken.
Niet vergeefs hebben zij gewacht.
i Dr. Schaepman heeft gesproken op
verschil! lende plaatsen, duidelijk verstaanbaar voor
ouderen en jongeren.
Zij [de moderne kunst] is geen kunst voor
de gemeenschap", staat ter lijeidirg" van de
i jongste uitgaaf der Verzamelde Dichtwerken
\ (blz. XLI).
Er is gebrek aan eerbied bij de nieuweren ..
Ik acht de moderne kunst pantheïstisch, zoo
luidt het in de CAroxica (Érste reeks, blz.
136 en 138).
Ea de ouverzoenlijken, de geheel behouders
in het land der letteren, klapten in de hand
en zegejubelden bet uit; want Schaepman had
de nieuwe richting gewogen en haar te licht
bevonden; hij bad zijn steen geslingerd naar
de zondaresse van onzen tijd.
Wij hebben zeer goed des doctors giieven
gehoord tegen moderne kunst in den algemeen
sten zin genomen impopulariteit, gebrek aan
eerbied, pantheïsme en wij achten onzen
arm niet sterk genoeg om deze drie bezwaren
heel en al van 't pad te wentelen. Maar zeggen,
dat Schaepman daarom met hart en ziel was
tegen de vernieuwing van taal, welke wij in
de laatste jaren zien wordeu, is onwaarheid,
spreken. Zien vasthouden aan ouderen
zinbouwals aan den alleen-zaligmakenden, smalen op
der jongeren omhooghchten van den klank,
lachen met hun gebruiken van nieuwe beelden.
woordvormen en woordontledingen, omdat Schaep
man dit ook doet, getuigt van oordeelen zonder
volle kennis der termer. Want de woorden,
waarmee Dr. Schaepman de nieuwe kunst prijst,
hebben sterels aan, in dien zin, dat, wie niet
doof is, ze moet hooren loopen.
In de Inleiding" der Verzamelde Dichtwerken
lezen wij (blz. XLI) : Wat mij betreft, ik zie
in de moderne kunst even weinig een dwaas
heid als een barbaarschheid. Al kan ik de
critiek over de oudere school, die de moderne
kunst den weg moest banen, niet goedkeuren,
laat staan toejuichen, te ontkennen valt dit
niet: de moderne poëzie is een natuurlijke,
volkomen verklaarbare verschijning. De ouae
school had uitgediend. Er. was, behalve de
hoogdravendheid, wel wat veel navolging en
herhaling van navolging in beeldspraak en in
taal. De beeldspraak was dikwijls onnatuurlijk
en door wie haar bezigde noch gezien, noch
gevoeld. De lail was aangenomen en overge
nomen taal. Men kweelde of bralde, omdat een
ander had gekweeld of gebrald ...
«?Onbetwistbaar heeft de moderne kunst aan
de kunst als zoodanig groote diensten bewezen.
Zij heeft de beeldspraak weer tot de natuur
teruggevoerd. Zij heeft de verhouding van net
beeld tot het verbeelde weer tot waarheid ge
maakt, in harmonie met de werkelijkheid ge
bracht ..."
Beraden, vast en klaar staat er deze uitspraak.
Elk onpartijdig man zal toegeven, dat dit niet
de taal is van iemand, die de nieuwe letteren
gehaat heeft als uit den booze. Des doctors
groote naam diene derhalve niet als vlag om
eeue hem vreemde lading te dekken.
Iedereen weet, hoe de vorm der volzinnen
van Dr. Schaepman was in het proza zijner
laatste jaren. In zijn Thomas van jquino,
Solland en Petrus, in zijn tientallen leziugen,
redevoerineen, dagblad- en tijdschrift-artikelen, in
zijn Chronica vooral.
Bijna geen perioden. Weinig samengestelde
zinnen zelfs. Een reeks van enkelvoudige phrasen,
impoueerend, niet door sleep van bijvoeglijke
en bijwoordelijke hulptroepen, maar door
dichtineengedrongen kracht: wier rust den geest in
kalmte hield en in vertrouwen op bun waarheid
en hun recht; wier licht, deel voor deel liet
zien van een antwoord op het veelvoudigste
vraagstuk ; wier soberheid de fantasie sluimeren
liet, tot straks, in zijn taal, de prinselijke beel
dengroepen zouden opstaan, die het gebouw
van zijn betoog bekronen moesten.
Kort, klaar, krachtig. Als onderwerp en ge
zegde eener onmiddellijk voorgaande phrase nog
luid genoeg riepen, dan kneedde Schaepman
onder dezer invloed de volgende. Zonder onder
werp. Zonder gezegde dikwijls. Enkel aanvul
lende bepaling soms. Rijen van bijzinnen, zonder
hoofdzin vlak bij zich, waren het logisch ge
volg u:t ditzelfde beginsel. Zóó" heeft deze
koning van het woord bladzijden weten te
schrijven, welke zich allergemakkelijkst laten
lezen en die meegeven, als men ze wil op
nemen in het geheugen.
Wij gelooven uu niet beter te kunnen doen,
dan met een ci*aa' te bewijzen, wat door ons
werd opgezet. Een impressie bij 'n opgang naar
Sint Pieter:
Een morgen, zooais de Scirocco dien in
Rome brengen kan. Een regen als slechts Rome
kent. Een druilende, spattende, vervelende,
onberekenbare regen. Op de straten, modder
en bemoddcrde oienschen. Daarlargs vuile,
aartsvuile huisgevels. Eüendr.
Bij de brug S. Angelo een wirwar van rij
tuigen en voetgangers. Alles grauw en druipend.
In den Borgo Veccbio nog grooter ellende van
grauw en druipen. E.rst op het plein van St.
Pieter wat klaarder, breeder licht De fonteinen
schieten haar juichende strsa'pluimen op. Op
de trappen der basiliek en in het grauwe licht,
zwart-grauwe overweldigende menigte. Slechts
n oogenblik van visioen. Dan de daverende
gewelven onder de portiek, dan de harde schet
terende keien, dan de ingang van de sacristie".
Deze beschrijving is niet weggenomen uit
een pic-nic van modern proza, niet geknipt uit
den vederbos van Dr. Aleirino of andere letter
kundige nieuwlichters" liet is een stuk
Scbaepman uit de Chronica (Derde reeks, blz.
37?38)!
Beziet nu maar eens in Mensthen en Boeken
die schilderingen vaa Romeinsche morgenweelde
en Italiaanscie avoudglansen en pij zult te
erkennen hebben, dat de schaal, waarop dezelfde
schoonheid u wordt geboden in de Chronica een
anderen vorm heeft, die niet minder beoaagt
en toch in den gewttden stijl is van de jaren
dezer nieuwe eeuw. Ojk Sohaepaian gevoelde
mee der modernen lust tot waardeering van
den klank in verzen. Hun beginsel, dat het
woord, reeds enkel als geluid, als klank, aan
doeningen vermocht te vertolken, was mede
l'et zijne. Te Leuven is zijn derde lezing over
Thomas van Aquino, hij zijn schouwen in den
»Zonnezang" Lauda Sion, heeft hij 't. indirect
gezeed aan de studenten der Universiteit:
»Nu vaart de storm der geestdrift los, over
weldigend, overheerschend, steigerend des hemels
hoogten in. De volle zegetoon b uischt:
lu fi^uris praesignatur"
de werkelijkheid is daar; Ai roerende bede, in
haar vier teedere rijmlianken op ere" nog roe
render, smeekt:
Bone pastor, panis vere,
Jesu, nostri miserere"
/,Ja. Miserere" blijft de grondtoon van
mensehenbede en meuscheulied. Maar nu komt boven
het ,Miserere" de geweldige koninesstrtife met
h ar metalen kracht, in dat viervoud rijm. van
ales".... nales" herinnerend aan het dreunen
van adelarenvleugelslug :
'Tu, qui cuucta scis et vales,
Qui nos pascis bic moitales,
Tuos ibi commenxales,
Cohaeredes et sodales
Fac sanctorum civium".
De doctor was royaal genoeg om te schrijven
in de bovengenoemde Inleiding" tot de Ver
zamelde Dichtwerken, dat hij wél geloovf n
wilde aan «de verjonging der oude poëzie".
Schaapman was te min bijziende, om niet zeker
te weten, dat het rustelooze werken, zoeken
en pogen der jongeren moest strekken tot meer.
dere eer en bloei onzer Nederlandsche taal.
Maar hij heeft de klippen .aangewezen, en 't zal
goed zijn die vingerwijzing niet te vergeten."
NIEUWE UITGAVEN.
Creèchiedenig der wet op de ouderlijke macht
en de voogdy. 7e afl Groninger, J. B Wolters.
Een vooroordeel, door JAN VAN DUIBE.
No. 160 van Warerdorf's No»ellen-Bibliotheek.
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf.
Bulletin van het Kolodaal Museum te Haar
lem No. 28 Verslag over het jaar 1902 met
belagen. Amsterdam, J. H de Bussy
Begrippen uit -de Ongevallenwet 1901, ver
klaard en met voorbeelden uit de buitenlandscbe
rechtspraak toegelicht, door mr. J.VANROQGE,
met een alphabetisch register. Haarlem, H. D.
Tjeenk Willink & Zoon.
«Maatschappij to' Nut van 't Algemeen.''
Amsterdam in 1672 in verband met onze
tpgenI woordige weerbaarheid, door G POLVLIET.
i Amsterdam, S L. van Looy.
?Maatschappij van Nijverheid." Museum er
school voor kunstnijverheid te Haarlem. Verslag
over het jaar 9902. Haarlem
Vier-en-twintigtte Jaarverslag van het
Burgerziekenbuis te Amsterdam, over 1902.
Amsterdam, C A Spin & Zoon.
Sanatorium «Oranje Nassau's Oord." Verslag
over Nov.?Dee. 1901 en over het jaar 1902.
'sGravenhage. De Zwart & Zoon.
Schoolstrijd en onderwijs-wetgeving Gronin
gen, J B. Wolter».
Jacoba van Beieren, o oor ALBEBT VKRWEY
Amsterdam, W. Versluys.
«Het Studiefonds voor Zuid-Afrikaansche
Studenten in Nederland" heeft geld noodig
Waarom? Waartoe? Een woord aar aller,
die nog wat over hebben voor Zuid-Afrika.
Amsterdam, J H. de Bussy
Verslag van het hoofdbestuur der
Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereenigirg over
1902, met bijlagen. Amsterdam. J. H. de Bussy.
Inhoud van T dschriften.
Cosmos, Mai 1903: Alies Groeven. The
waxworks at Westminst-r Abbez. Dora Garin,
Las corifltures des pommea d'amour. Dr.
Paul S*ymank, Das Deutsche Siudentenleben.
Frans Hulleman, FUgendag. Mtria Pattus,
The carnival crown. Heinrich Muller,
Wiener Brief. Hugues Ie Roux, La Vidal
Walter Hottenmark, Die Begegnung. Critique
littéraire Supplément artistique Jan
Steen, Li femme malade. ? Supplement mu
sical, Hanen en Rochen.
Hem?l en Dampkring, Afl 5: Populaire
praatjes over sterrenkunde. Verslag betref
fende waargenomen zonnevlekken van l De
cember 1901.?Januari 1902, door A Kr< ff
Astronomische verschijnselen van 15 Mei tot
15 Juni. Een en ander over de namen der
winden, door S. Mars. ? De ascbregen.
Een dubbele zon.
Onze Kunst, No. 5: Hendrik de Marez
Jan van Brugge J. E van der Pek. Naar
aanleiding van Park-wijk. Mas Rooges De
teekeningen der Vlaamsche meesters (Da land
schapschilders, de graveurs, bouwmeesters en
40 eenti per ragal.
TRADEMARK
NiARTELL'S COBNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar by alle Wijnhandelaars en
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS A BKI1NIKR.
Wjjnhandelaars te Amsterdam
Pfiizenvanf/2,5öperFlescli
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORlfc
Norral-Wolarttti
E. F. DKUSCKLB-BEHOM
Amsterdam, Kalverstr. Juf
Eenig specialiteit in dai<
artikelen in geheel Nedtr)
BISCUITS
zijn de fijnste.
Rijwielen zyn de beste voor ? 125
met 2 jaar garantie.
Vraagt geïllustreerden Prvjscourant aan de
Hoofdagenten
A. DRUKKER & Co., Amsterdam,
O. Z. Voorburgwal 242 en 24S b/d Damstraat.
Piano-, (fel- en MuMMel
MEYROOS & KAI.SHOVEH,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANIWS in Koop en in Hnv.
Repareeran Stammen Ruilen.