De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 17 mei pagina 8

17 mei 1903 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1351 groepen, bovendien verlangt men eene omgeving van noen en planten, en vooral ook ruimte om het beeld van alle zyden goed te kannen zien. Er wordt tegen de goede plaatsing van beeld houwwerk nog al eens gezondigd, ik herinner m\j in een der koninklijke paleizen een kinder beeldje geëxposeerd te hebben gezien op een tafel, tosschea een paar hooge lampen, met nog andere dingetjes er naast, het zag er uit als een hoekje in een verkoophuis. Ik wil nog niet eens spreken van de expositie ran beelden in de musea, waarvoor men met zekere egards" de sousterraics uitkiest by' gebrek aan plaats ruimte en meer. Toen kuste zy' haar kind en daar was nie mand die haar troosten kon." Dat is de veel zeggende omschry'viug van de groep van mej. Minca Bosch Reitz. .Zy kuste haar kind", dat zie ik; maar ik merk er niets van dat niemand haar troosten kon", dat kan ook plastisch niet weergegeven worden. Het is eene bijgedachte. van den kunstenaar, die hem in stemming houdt, terwy'l hij zy'n beeld vormt, zoolang hy' nog zoekt naar de compositie van zy'n groep, naar de expressie zy'ner figuren; heeft hy' die een maal gevonden, dan gaat de eigenlijke boetseerder aan het werk, dan gaat hy' genieten van het modelleeren, van het uitdrukken der stof, van vleesch en draperiën; maar toch bly'tt hjj voortdurend de onderdeelen beschouwen in verband met het geheel. Daar zy'n mooie kwa liteiten in die groep. De vooroverbuigende be weging der knielende vrouw maakt mooi even wicht met de in tegengestelde lichting gestrekte beweging van het doode kind; het opgerichte hoofd der vrouw breekt weer harmonisch de l\jn der rugwelving, evenwicht is er tusschen de massa's der twee figuren. Borst, armen en Behouders van de vrouw zyn gevoelig en vol gemodelleerd, ook het gestrekte lichaam van het kind is mooi van observatie, ofschoon wel wat zwaar van vormen. De zwakke kant van het beeld ligt wel hoofdzakelijk in de behande ling der draperieën, waarvan de plooien niet volkomen verantwoord zy'n, niet meedoen met de beweging van de heele groep. In de plooiing der draperieën moet een zeker rhytmus te voelen zyn, die wy' byv. zoo prachtig kunnen waarnemen by' de oude Grieken en ook by' de goede Gotnikers. Die plooien doen schaduwen en lichtvlakken ontstaan en die moeten het oog rustig aandoen, een indruk geven van stabiliteit, die mede moet werken tot den indruk van rust die het heele beeld geven moet. Beeld houwkunst is daarom zoo moeily'k omdat zy wil: volkomen harmonie, volkomen rust, zelfs in die standen, die eene heftige beweging uit drukken moeten. Beeldhouwkunst is vooral ook de kunst van den vorm, en het is haar taak om die zoo zuiver en ongerept mogelyk weer te geven. De beeldhouweres, die wel weet wat met de plastiek uitgedrukt moet worden, die het naakt by voorkeur modelleert, is echter onder hevig aan allerlei gemoedsstemmingen, die zy' te subjectief weergeeft, aldus: leed, wanhoop, berusting. Om dergelyke gemoedsstemmingen weer te geven, 'moet men die ook zelf gevoeld hebben, en ook tevens in al hare vormen hebben leeren begrypen, Waarom deze aan doeningen niet in mooiere plastische standen weergegeven ? Het realisme van leed en wan hoop leent er zich zoo toe om in overdrijving te vervallen, de uitingen er van zy'n ook te verschillend om die door een enkel geobserveerd of zelf gevoeld geval af te beelden. Men moet dus meer het begrip leed, wanhoop, generaliseeren en dit door middel van het menschely'k lichaam zoo mooi mogelyk uit drukken. Waarom leed voorgesteld als eene vrouw die haar aangezicht verbergt als eene die zich schaamt, die geknield, voorovergebogen, haar leed als het ware in de aarde begraven wil; waarom berusting voor gesteld als een vrouw, die als gereed ligt om onthoofd te worden; waarom wanhoop in eene by'na zelfde houding, ofschoon hier de wanhoop meer tot uitdrukking kwam in het vasthouden van het hoofd ? Waarom niet het lichaam opgericht en het gegeven in geheel de schoon heid er van ? Het antwoord ligt voor de hand: omdat de kunstenares zoo en niet anders haar gevoel wil oi kan weergeven; maar wanneer ik dan hier ook by stilsta dan is dit, omdat ik hier wil wyzen op een verschynsel van onzen tyd, waarin het individu te veel eigen gemoeds aandoeningen analyseert en te subjeftief weer geeft. De mensen verplaatst zich niet genoeg buiten zy'n eigen ik, buiten zy'n eigen leed en ziet niet genoeg het leed van anderen, het wereldleed, wat hem zeker eene grootere, sterkere ontroering zou geven, dan zy'n eigen leed, dat gewoonlijk als een worm knaagt aan zy'n geluk. En geluk moet ieder kunstenaar kennen, al is het dan soms met smarten, wil zy'n kunst leven en kracht geven aan andefen. Nog wil ik even wy'zen op twee andere inzendingen van de beeldhouweres. Een wel gevoelig gemodelleerd bas-relief profiel-portret in was op lei, waar de blauwe kleur der lei in ougely'ke sterkte schemert door de lichtgele was, al naarmate de laag dikker of dunner is. Er is wel een eigenaardig effect bereikt, iets wac aan het aspect van een kamee doet den ken ; maar het materiaal is niet duurzaam, hoe gemakkely'k wordt de was niet beschadigd, en dit zou jammer zy'n om het talent waarmede het portret gemodelleerd is; waarom dan geen kamee direct gesneden ? Het effect daarmede te bereiken is toch analoog met dat van was op lei, en hoeveel precieuser en waardevoller zou het werk worden. Die vermelding van was op lei" bij het medailhn, doet my' denken aan dat landschap van haar-op-ivoor" van mevrouw Bonnet de Galliër, waarvan in de catalogus van 1814 eener schilderijententoonstelling in den Haag, melding wordt gemaakt. Wat wordt er in dezen tijd ook al niet op analoge wy'zen geknutseld en dit zelfs door kunstenaars van naam. Dat wy'st misschien tegenwoordig wel op een zoeken en tevens vestigt het de aandacht op zoovele takken der toegepaste kunst, die op beoefening wachten. Om dezelfde redenen heb ik bezwaar tegen het relief in was op glas, achter glas in houten ly'st, voorstellende la légende." Het heeft er iets van alsof het een of ander manuscript met miniaturen de kunstenares voor de oogen gezweefd heeft. Waarom dat by'schrift in niet bepaald mooie gothische wasletters, luidende: comme ces reines qui lentement descendent les escaliers en ors et fleurs de la légende ?" Is dit om aan te vullen, wat ontbreekt aan het weinig sprekende relief, dat de gedachte aan la légende" moet opwekken, zooals de oude miniaturisten en houtany'ders deden om hunne voorstellingen téverduidelyken, door middel van bijschriften op banderollen, of zooals wy' dat zien op gedenksteenen in basrelief in de gothische kerken ? Neen, de kunstenares bereikte niet, wat zy zich gedroomd heeft, zij is met was willen gaan dichten wat zy misschien beter met lyn en kleur bereikt zou hebben. Tevergeefs vraag ik mij af in welk materiaal zy haar werk gedacht heeft, de was toch zijnde slechts eene materie om te modelleeren, om daarmedi het model te vervaardigen, dat later dienen moet om nagebootst te worden in eene meer duurzame, hardere stof. Het middeleeuwsch figuurtje is voorzeker gevoelig gemodelleerd, daarom is het zoo jammer dat het, zooals het daar is, alleen maar eene variatie ly'kt van het haar-op-ivoor landschapje van mevr. Bonnet de Galliër (R. I. P.) Mogelijk is het, dat de beeldhouweres afziet van het maken van groote beeldengroepen, wat trouwens begry'pely'k is voor iemand, die in een land woont, waar de regeering zich niet toeschietelijk toont, om door aankoopen die uiting van kunst aan te moedigen, waar verder dor r particulier initiatief weinig gedaan wordt om op publieke pleinen en in parken, monumenten op te richten; in een land waar, by' de begrootingen voor gebouwen, de postversiering van beeldhouwwerk uit de halve centjes wordt opgebouwd, die van andere posten afgetroggeld kunnen worden. Misschien zullen daarom zij, die de beeldhouwkunst beoefenen zich ook meer toe gaan leggen om hnn kunst toe te passen op die zaken,- die gemakkelijker een plaats vinden in onze huishouding, zij zullen de kleine beeldhouwkunst gaan beoefenen, die in hare uitingen even groot kan zy'n als de groote beeldhouwkunst, wij behoeven slechts de musea te bezoeken om deze overtuigirg te vestigen. Denken wy eens aan de prachtige netzke's der Japanners, aan de middeleeuwsche ivoren, aan het zilverdry'fwerk, aan de houten en steenen beeldjes, uit zoo menig ander ty'dperk van bloei. De grondstof is een belangrijk iets voor een kunstwerk, en al verhoogt de innerlijke kunst waarde er niet door, de schoonheid er van verhoogt zeker wel. Hoe trillend van leven kan een marmer beeld zijn, en hoe koud en dor is hetzelfde in de droge gips wat slechts de copie is van het evenzoo levende kleibeeld. Bij de ver vaardiging van het model moet wel degelyk rekening gehouden worden met de nader te gebruiken grondstof, die verschillende eischen stelt al naar gelang hare geaardheid. Maar vele verschijnselen wy'zen er op, dat de beoefening der kunst in het algemeen een ty'dverdryf wordt voor gefortuneerden, een ge raffineerd dilettantisme heeft daaraan zijn ontstaan te danken, waartegen de beroeps kunstenaar zich scherp verzetten moet, al wordt de strijd om het bestaan dan ook moeilyk, door voor den dag te komen met frissche levenwekkande kunst, dienstbaar voor het gebruik en desnoods ter bevrediging van de verlangens der weelde. L. LACOMBLÉ. Ariatoe. Men kent de geschiedenis, of liever de mythe van de ongelukkige, door medelijden en harts tocht onvoorzichtigly'k meegesleepte konings dochter. Op Kreta, het veelbesproken politiek broeinest onzer dagen, heerschte de wijze koning Minos over zy'n, toen nog niet als altijd-leugenachtigevraten" bekend staande, onderdanen. Zy'n vrouw Pasiphaëhad hem een zoon ge baard, een monster, ontoonbaar wanstaltig, een menschelijk lichaam met een stieren kop. De naam Minotaurus duidde minder op zy'n afstamming, dan wel op zy'n verschy'ning. Ontoonbaar als het vangedrocht was, wenschte de vader, die geen schuld had aan het vader schap, het voor de wereld te verbergen, en in het labyrint, door den groeten Atheenschen bouwmeester Daedalus gesticht, vond de Mino taurus een stille afzondering, een gedwongen schuilplaats. Monsters eischen echter ook monsterachtige voeding, en volgens een verdrag moest de Staat Athene jaarlyks een aantal jonge menschen verschaffen tot levensonderhoud van het opge sloten gedrocht. Jaarlyks werden negen jonge levens geofferd, die uit Attiba's hoofdstad naar Kreta's labyrint werden overgebracht ter ver zadiging van den Minotaurus. Weer kwam volgens gebruik een bezending jongelieden aan, onder geleide van den jongen en schoongevormden Athener Theseus. Zy'n slanke gestalte, zijn ridderlijke wijze van op treden deden in het hart van de koningsdochter Ariadne liefde ontbrandden. Begaan met het lot van den fraai gebouwden jongeling, wiens heerly'ke gestalte in den muil van haar monsterly'ken half broeder zou moeten verdwijnen, bood zy hem een middel ter ontsnapping aan. Een kluwen, afgewonden, zou hem den terugweg uit den dool hof wijzen, hem redden en hem bewaren voor haar en haar liefde. Haar list gelukt. Theseus vindt den uitgang weer en begeeft zich op de vlucht, mede voerend de moedige en hartstochtelyke koningsdochter. Niet steeds is de liefde bestending van duur, Hoe fel ze ook 't harte doet blaken." Reeds vroeger gold dit, vóór Tollens het zong. Zelfs een schoon-ge vormde held als Theseus is voor afdwalingen, voor ontrouw vatbaar. Da Atheensche vreemdeling verliet schandelyk Ariadne, die zich voor hem had opgeofferd, te zijnen behoeve verraad had gepleegd jegens vader en vaderland. Maar een hoogere macht had medely'den met het arme, bedrogene, te hartstochtelijke konings kind. God Bacchus ontfermde zich over haar, hief haar tot zich op. Gezeten op een panter werd zij hem tege moet gevoerd. De volle bloeiende schoonheid van de verlaten vrouw betooverde den God, die haar schadeloos stelde voor het verlies van haar ontrouwen minnaar. Het is hier niet de plaats om na te gaan den diepen zin en de verscholen beteekenis der mythe. Het verhaal op zich zelf wemelt van onnatuurlijkheden en onwaarschijnlijkheden, ja, is rondweg gezegd, onmogely'k. Doch op deze verklaring komt het ook niet aan. Het doet er niet toe of men de gevolg trekking kan maken: de deugd wordt steeds be loond, dan wel deze: de ondeugd ontvangt even goed hare belooning en wordt niet altijd ge straft. Het nige feit, dat wij willen opmerken is dit: de figuur van Ariadne bezielde een groot kunstenaar tot het scheppen van een wonder schoon werk, een arbeid doortrokken van den echt-klassieken geest, een gewrocht dat de hand van een Grieksch kunstenaar uit de reinste bloeiperiode niet tot oneer zou strekken. Toen voor enkele tientallen van jaren een Rhyn-reisje het zomer-ideaal uitmaakte van een redelijk gefortuneerd burgermensch, waren Frankfort aan de Main, met Wiesbaden in de buurt en het Niederwald, doorgaans het eind punt van dien eenvoudigen tocht Wie zou het wagen den Palmengarten en den Dierentuin onbezocht te laten ? Wie sloeg niet de Judengasse in ? Had men smaak" voor schilderkunst (en hoevelen waren er, en zy'n er nog die een museum zoo vermoeiend" vinden?) dan was het Staedlerische Institut een glanspnnt op den ly'densweg. Maar niemand was er, hoe weinig overigens gevoelend voor kunst, die het zou wagen Frankfort te verlaten zonder een bezoek te hebben gebracht, neen, een bedevaart te hebben gedaan naar het Ariadneum, het paleis opzet te ly k gebouwd om Danneckers beroemd beeld Ariadne" te her bergen. Willen we de wordingsgeschiedenis van het heerlijk gebeitelde beeld nagaan, zooals die onlangs door een leerling van Dannecker is bekend gemaakt ? In Stuttgart, aan den Schloszplatz, stond eerty'ds (nu ongeveer honderd jaren geleden) Danneckers eenvoudige, weinig pretensie-makende woning. Daarin bevond zich ook zy'n druk bezocht atelier. Daar ontstonden talrijke scheppingen, waardoor hy' zich naast Canova en Thorwaldsen tot den grondvester eener renaissance omhoog werkte. Daar ontving zy'n fijngesneden Schiller-buste het leven, daar werd het marmer doortinteld van den visioenblik van zijn evangelist Johannes. Daar ontstonden zoo veel andere beelden en busten, die zy'n naam als kunstenaar voor goed vestigden. Daar waa ook de geboorteplaats van zy'n Ariadne-figuur, die in waardige rust op ?den breeden panter rug geleund, als tegenhanger mag gelden van de antieke Slapende Ariadne" in het Vatikaan te Rome. In Danneckers gezellige en vriendely'ke ver trekken verzamelde zich wekely'ks eiken Don derdag een uitgelezen kring van geleerden, kunstenaars en staatslieden. Daar kwamen hland, Schelling, Rückert, Humboldt, Dan neckers' zwager Ilofrath Rapp en anderen bij een. Ook Duitschlands beroemde vrouwen (be roemde vrouwen behoeven nog niet alty'd, zoo als Potgieter ergens zei, beroerde vrouwen te zy'n) lieten zich by' deze bijeenkomsten niet wachten. Onder deze vrouwen mocht toen zeker wor den meegeteld de algemeen geëerde Hofzangeres en tooneelspeelster Charlotte Fossetta, een vrouw uit de zeer geziene familie Milnch, gehuwd met den Hofstukadoor" Fossetta. Met Dannecker was haar man innig bevriend, schoo [makkers waren ze geweest in hun jonge jaren. Slechts waren hunne wegen uiteen geloopen. Wat de een naar het levend beeld in marmer wist te vinden en uit te beitelen, moest de ander in de weeke kalk, meer machi naal, naar voorbeelden vormen. Frau Fossetta was een prachtvrouw naar lichaam en naar geest. Aan haar heerlijke lichaamsschoonheid, paarde zy' een bewonde renswaardig talent voor het tooneel, en in het dagelyksch leven een fijnen geest. Dannecker in zy'n ideaalstemming voor al wat schoon gely'nd en prachtig gevormd waa, voelde zich in het bijzonder tot haar machtig aangetrokken. Haar voorname verschijning, haar taktvol oordeel, haar scherpzinnigheid, haar bezieling voor kunst moesten den meester, zoo ry'k be gaafd met verbeeldingskracht, me > sleepen. Eens liep het gesprek over ideale conceptie en compositie, over plastische voorstelling. Dan necker kon zyn ondervinding niet verzwygen, hoe moeiiyk het den kunstenaar dikwijls valt schoone, passende modellen aan te treffen tot vergely'king met datgene, wat by' in zy'n geest zich reeds voorstelt. Frau Fossetta" sprak Dannecker met een vragenden blik, waarin a!s een bliksemflits een innige wensch flikkerde, wanneer ik eens zoo gelukkig mocht zy'n een persoon als gij zy't tot model te krijgen, dan geloof ik, zou de kunst daarbij iets kunnen winnen. Maar een tweede als gy' bestaat er niet." De kunstenares zweeg een oogenblik, ernstig nadenkend, en zei toen: Gelooft ge inderdaad dat my'n vormen voor uw kunst eenig voordeel zouden afwerpen?" En zonder Danneckers be vestiging af te wachten, ging ze voort: Goed, beschik over my, wanneer ge meent iet s nieuws, iets geniaals te kunnen scheppen." Ge zegt dat niet in scherts ?" riep met een van geluk stralenden blik de kunstenaar veriast uit. Mag ik u werkely'k aan uw woord houden ?" Ik heb het gezegd en heb mijn woord ge geven", antwoordde de grootvoelende vrouw, die zich boven vooroordeelen wist te verheffen. Nu vatte Dannecker snel het voornemen op aan de wereld een beeld te schenken, een Ideaal van schoonheid, een Ariadne getroffen op het oogenblik, waarop zy' aan haren goddely'ken aanbidder Bacchus wordt tegemoet ge voerd: een verschy'ning, waarbij de verheven blik zou moeten aangeven, hoe zy reeds aan het aardsche was ontrukt, hoe zy zich reeds bij voorbaat wydt aan haar Hemelschen brui degom. Reeds na enkele dagen (het was te midden van zy'n arbeid aan het groote en grootsche ontwerp voor de Schiller-buste) had zy'n idee vasten vorm aangenomen: een model in klei was reeds ontstaan. Dannecker y'lde naar zy'n opofferende en wel willende helpster om haar aan de belofte te herinneren. Zonder eenig bezwaar of uitstel verklaarde zy' zich bereid (wel is waar eerst met enkele beperkingen en omhullingen) als model te poseeren. Door tusschenkomst van den beeldhouwer Renz uit Rome, die als Dan neckers gast zich in Stuttgart ophield, liet Frau Fossetta zjch ten slotte overhalen voor den kunstenaar ook geheel ongesluierd te zitten. Zoo ontstond dan de uitverkoren Bacchusbruid met de wy'nloofkrans in de haren ge vlochten, met het fijn Grieksche gelaat en de weelderig gevormde, schoongelijnde lichaamswel vingen. Zoo ontving die ideaal-klassieke houding leven en beweging, ziel en wezen. Zoo wiegde zich de jonkvrouwlyke menschen-gedaante op de ge spierde dieren-gestalte, op den licht en veer krachtig voortschrijdenden panter. Hier geen sentimentaliteit: hier wél levenswaarheid in geïdealiseerden vorm. Hier karak tervolle markeering van het individu, waardoor Dannecker steeds zyn voorganger en voorbeeld Canova overtrof, zy'n tijdgenoot en vriend Thor waldsen minstens ter zyde streefde. Hier het werkely'k antieke herleefd in een uiting, die den bloeity'd van de Attische school uit de 5e en 4e eeuw vóór Christus, waardig was. Hier de ideale opvatting, nog niet door eenig realisme aangeroerd waardoor voor onzen blik een dergelyk gewrocht (zooals ook de werken van een Ttiorwaldsen) te zeer gelikt, te mooi, te onnatuurly'k gelykt. Wy' zyn dat gladde, dat preciese ontwend, kunnen ons daarin niet meer geheel verplaatsen, 't Natuurlyke heelt by den een meer, bij den ander minder, maar toch by alien in eenige mate zy'n rechten doen gelden. Danneckers vorstelijke beschermer echter, koning Friedrich van Wurtemberg, was na het beschouwen van het kunstwerk steeds met onverschilligheid verder gegaan, het beeld in 's kunstenaars atelier dikwy'ls met laatdunkend heid voorby geloopen. Het scheen alsof by' een wezenlijk kunstgewrocht, dat geen koninklijke bescherming zou behoeven, wilde negeeren, Dat een dergely'ke handelwy'ze Dinneckers gemoed als kunstenaar moest krenken, behoeft niet gezegd te worden. Toen verscheen eens in Dan neckers atelier de Frankfarter Maecenas, staats raad Moritz von Bethmann. Hy werd terstond getroffen door de heerly'ke belofte in klei, waarvan hy, de fijne kunstkenner, onmiddelyk de groote verdienste erkende. Toen hij hoorde van de minachtende behandeling door den koning aan Danneckers talentvollen arbeid aan gedaan, moedigde hy' den beeldhouwer aan, om het werk in marmer uit te voeren. Een leven dige onderhandeling was daarvan het gevolg, vooral door tusschenkomst van Danneckers zwager Rapp. In October 1807 schrijft deze aan Bethmann: De Ariadne wacht slechts op het marmerblok." Toen Bethmann echter nog geen bindende verklaring zond, scheef Rapp in Februari 1808 : Er begint wedyver te komen voor Danneckers Ariadne; er zy'n twee liefhebbers die ze wenschen te bezitten: n levensgroot, en n op halve levensgrootte. Ik voor my wensch aan u alleen het beeld toe. Gy toch waart de eerste die tot de uitvoering in 'marmer hebt aange spoord. Zoo gy' kunt besluiten tot de uit voering, doe het dan spoedig." De Frankforter kunstbeschermer gaf daarop een voorloopige verklaring af, waardoor hij toonde dat het hem ernst was geweest met de opdracht. Intusschen was het marmerblok te Stuttgart aangekomen en in goed vertrouwen op Bethmann liet Dannecker reeds in Juli 1810 beginnen met de voorbereidende, ty'droovende werkzaam heden aan de uitvoering in marmer verbonden. Inmiddels werd ook het contract, door Rapp ontworpen, door von Bethmann onderteekend, terwijl het eerst drie maanden later, in Maart 1811 door den kunstenaar zelf van zy'n handteekening werd voorzien. Den prys waarvoor de uitvoering zon geschieden, wilden de contrac tanten voorloopig geheim houden. Volgens later te Stuttgart gevonden opgaven bedroeg hy' de som van 30.000 florijnen, dus ongeveer f 32.500. In dit door Rapp ontworpen contract ver bindt zich Dannecker het bovengenoemde beeld aan niemand anders dan aan den heer von Bethmann te laten, al wordt hem ook het dubbele der som geboden, al zou hy' er ook door overreding of geweld toe worden aangezet." Later, in 1845, heeft zich om dezelfde reden de zoon van von Bethmann ook het gipsmodel van de Ariadne ia eigendom verworden, opdat geen even groote afbeelding van het kunstwerk zou kunnen vervaardigd worden." Nu bespoedigde Dannecker de voorbereidende werkzaamheden aan het marmerblok, en op den 15en Augustus 1811 kon Rapp aan zy'n lastgever berichten: Ariadne komt nu zeer zeker spoedig onder de handen van Dannecker zelf, daar de vóór-arbeid gereed is." Drie volle jaren wy'dde zich de kunstenaar aan de belichaming van zijn ideaal. Eén en twintig der schoonste vrouwen uit het Schwabenland hadden voor onderdeelen ter vergely' king by de fijne afwerking als model gezeten. In Augustus 1814 was het kunstwerk volein digd. Doch eerst in Juni 1816 kon het uit Stuttgart verzonden worden omdat het gebouw, het Ariadneum, voor de ontvargst nog niet gereed was. In alle kringen van Wurtemberg's hoofdstad wekte het werk de grootste belangstelling. Men wist het, dat de kunstenaar gaarne zy'n vrien delijke woning openstelde voor allen, die hun nieuwsgierigheid wenschten te bevredigen. Nieuwsgierigheid maakte plaats voor bewonde ring van de reine kunstschepping. De indruk dien het beeld maakte op het samenstroomende publiek, wordt door de ty'dgenopten in de leven digste bewoordingen in echt Duitsch-overdreven en sentimenteele uitingen geschilderd. Algemeen werd het betreurd dat zulk een meesterstuk weldra het Schwabische land zou verlaten, dat het voor Stuttgart voor goed verloren zou zijn. Omstreeks dezen ty'd bracht keizer Alexander van Rusland een bezoek aan Wurtenberg's hoofdstad, en trof er ook Dannecker op zy'n atelier. Niet minder dan de overige lofredenaars was ook de vorst uit het Oosten gereed met zy'n lofuitingen en hield ze zóó weinig geheim, dat koning Fiiedrich ging nadenken of het ook wenschely'k wezen kon, zy'n gast een zoo hooggeprezen kunstwerk ten geschenke aan te bieden. ? Onder de hand liet hij naar den pry's onder zoek doen, doch moest tot zy'n groote ergernis hooren, dat de verrassing, den Russischen heerscher toegedacht, bestemd was voor een Frank forter patriciër. Toch vorderde hy' dat de koop ongedaan zou gemaakt worden. Immers, als hof-beeldhouwer had Dannecker in de allereerste plaats aan het hof al wat hij vervaardigde aan te bieden. En de vorst beweerde dat Dannecker dit by zijn laatsten arbeid bad verzuimd. Von Bethmann was evenwel volstrekt niet van zins terug te treden, en ook Dannecker beweerde dat by', door den koning meermalen bet kunstwerk te toonen, zy'n verplichtingen genoegzaam was nagekomen. De zaak kwam voor den rechter en, (o, won derdadige en snelle werking der gely'kmabing door de Fransche revolutie!) de beeldhouwer werd in het gely'k gesteld tegenover den koning. Vorst en volk betreurden het verlies, beiden om verschillende redenen. Het lieflyke Stuttgart moest het schoone beeld, dat zulk een merk waardige geschiedenis had gehad, missen. Niemand minder dan de dichter Rückert gaf uiting aan dat leedgevoel, aan die stemming, heerschend in de stad, in een paar gedichten. 't Zyn gelegenheids-gedichten van niet veel beteekenis voor de poëzie, maar van des te grooter historische waarde. Immers ze teekenen zoo duidelijk de smart die Wurtemberg onder vond, nu de geniale arbeid van een zijner meest talentvolle zonen 't land ging verlaten. Het was een deel van zy'n levensader enhartebloeddataan Wurtemberg werd ontnomen. Men voelde de smart der scheiding diep. Niet ongestraft had men de laatste jaren de geschiedenis van Ariadne meegeleefd. En thans troont Ariadne, de onsterfly'ke godenbruid, in haar heiligdom te Frankfort. Aan belangstelling, ook van de thans levenden, ontbreekt het haar n&g niet. En mooier dan mooi meent men haar te maken door invallend licht door een roodge kleurd vensterglas. Dat is een prostitutie van de reine edele kunst. Ariadne kleurt van schaamte onder de honderde nieuwsgierige toeristenblikken. Dat deed zy' noch voor den vurigen blik vol hartstocht van Thesens, noch voor den meewarigeo, liefdevollen blik waarmee haargoddely'ke bruigom Bacchus zich o ver haar ontfermde. Utrecht. N. J. SINGELS. ARTS m CRAFTS, Kneuterdijk 10, den Haag. Moderne Batiks. SCHILDERIJEN.ETSENenz. Voorwerpen ?aa modara» Kaart op elk gebied. Zunstsaal Panorama. Panoramag'ebouw, Plantage. TIJDELIJK UITVERKOOP van Oostersche Tapijten. Kntrée rrlj. PRIJZKN. Xonttaq» JE PHOENIX 234 Spuistraat, Amsterdam. Meubileeringen. GeïlL . prijscouranten en begrootingen gratis. Levering onder volledige garantie franco geplaatst door geheel Nederland. L BINNEN-.' INRICHTING TOT MEUBELEERING EN ? VERSIERING 20-ROKIN-12Q 12 Etsen van WILM STEELINK, Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht. Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en handteekeningen, kost dit prachtwerk (groot folio form.) gebonden slechts ? 12.5O.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl