Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEKDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1351
groepen, bovendien verlangt men eene omgeving
van noen en planten, en vooral ook ruimte om
het beeld van alle zyden goed te kannen zien.
Er wordt tegen de goede plaatsing van beeld
houwwerk nog al eens gezondigd, ik herinner
m\j in een der koninklijke paleizen een kinder
beeldje geëxposeerd te hebben gezien op een
tafel, tosschea een paar hooge lampen, met
nog andere dingetjes er naast, het zag er uit
als een hoekje in een verkoophuis. Ik wil nog
niet eens spreken van de expositie ran beelden
in de musea, waarvoor men met zekere egards"
de sousterraics uitkiest by' gebrek aan plaats
ruimte en meer.
Toen kuste zy' haar kind en daar was nie
mand die haar troosten kon." Dat is de veel
zeggende omschry'viug van de groep van mej.
Minca Bosch Reitz. .Zy kuste haar kind", dat
zie ik; maar ik merk er niets van dat niemand
haar troosten kon", dat kan ook plastisch niet
weergegeven worden. Het is eene bijgedachte.
van den kunstenaar, die hem in stemming houdt,
terwy'l hij zy'n beeld vormt, zoolang hy' nog
zoekt naar de compositie van zy'n groep, naar
de expressie zy'ner figuren; heeft hy' die een
maal gevonden, dan gaat de eigenlijke
boetseerder aan het werk, dan gaat hy' genieten
van het modelleeren, van het uitdrukken der
stof, van vleesch en draperiën; maar toch bly'tt
hjj voortdurend de onderdeelen beschouwen in
verband met het geheel. Daar zy'n mooie kwa
liteiten in die groep. De vooroverbuigende be
weging der knielende vrouw maakt mooi even
wicht met de in tegengestelde lichting gestrekte
beweging van het doode kind; het opgerichte
hoofd der vrouw breekt weer harmonisch de
l\jn der rugwelving, evenwicht is er tusschen
de massa's der twee figuren. Borst, armen en
Behouders van de vrouw zyn gevoelig en vol
gemodelleerd, ook het gestrekte lichaam van
het kind is mooi van observatie, ofschoon wel
wat zwaar van vormen. De zwakke kant van
het beeld ligt wel hoofdzakelijk in de behande
ling der draperieën, waarvan de plooien niet
volkomen verantwoord zy'n, niet meedoen met
de beweging van de heele groep. In de plooiing
der draperieën moet een zeker rhytmus te
voelen zyn, die wy' byv. zoo prachtig kunnen
waarnemen by' de oude Grieken en ook by' de
goede Gotnikers. Die plooien doen schaduwen
en lichtvlakken ontstaan en die moeten het oog
rustig aandoen, een indruk geven van stabiliteit,
die mede moet werken tot den indruk van
rust die het heele beeld geven moet. Beeld
houwkunst is daarom zoo moeily'k omdat zy
wil: volkomen harmonie, volkomen rust, zelfs
in die standen, die eene heftige beweging uit
drukken moeten. Beeldhouwkunst is vooral ook
de kunst van den vorm, en het is haar taak
om die zoo zuiver en ongerept mogelyk weer
te geven.
De beeldhouweres, die wel weet wat met
de plastiek uitgedrukt moet worden, die het
naakt by voorkeur modelleert, is echter onder
hevig aan allerlei gemoedsstemmingen, die zy'
te subjectief weergeeft, aldus: leed, wanhoop,
berusting. Om dergelyke gemoedsstemmingen
weer te geven, 'moet men die ook zelf gevoeld
hebben, en ook tevens in al hare vormen
hebben leeren begrypen, Waarom deze aan
doeningen niet in mooiere plastische standen
weergegeven ? Het realisme van leed en wan
hoop leent er zich zoo toe om in overdrijving
te vervallen, de uitingen er van zy'n ook te
verschillend om die door een enkel geobserveerd
of zelf gevoeld geval af te beelden. Men
moet dus meer het begrip leed, wanhoop,
generaliseeren en dit door middel van het
menschely'k lichaam zoo mooi mogelyk uit
drukken. Waarom leed voorgesteld als
eene vrouw die haar aangezicht verbergt
als eene die zich schaamt, die geknield,
voorovergebogen, haar leed als het ware in de
aarde begraven wil; waarom berusting voor
gesteld als een vrouw, die als gereed ligt om
onthoofd te worden; waarom wanhoop in eene
by'na zelfde houding, ofschoon hier de wanhoop
meer tot uitdrukking kwam in het vasthouden
van het hoofd ? Waarom niet het lichaam
opgericht en het gegeven in geheel de schoon
heid er van ? Het antwoord ligt voor de hand:
omdat de kunstenares zoo en niet anders haar
gevoel wil oi kan weergeven; maar wanneer
ik dan hier ook by stilsta dan is dit, omdat
ik hier wil wyzen op een verschynsel van onzen
tyd, waarin het individu te veel eigen gemoeds
aandoeningen analyseert en te subjeftief weer
geeft. De mensen verplaatst zich niet genoeg
buiten zy'n eigen ik, buiten zy'n eigen leed en
ziet niet genoeg het leed van anderen, het
wereldleed, wat hem zeker eene grootere,
sterkere ontroering zou geven, dan zy'n eigen
leed, dat gewoonlijk als een worm knaagt aan
zy'n geluk. En geluk moet ieder kunstenaar
kennen, al is het dan soms met smarten, wil
zy'n kunst leven en kracht geven aan andefen.
Nog wil ik even wy'zen op twee andere
inzendingen van de beeldhouweres. Een wel
gevoelig gemodelleerd bas-relief profiel-portret
in was op lei, waar de blauwe kleur der lei
in ougely'ke sterkte schemert door de lichtgele
was, al naarmate de laag dikker of dunner is.
Er is wel een eigenaardig effect bereikt, iets
wac aan het aspect van een kamee doet den
ken ; maar het materiaal is niet duurzaam, hoe
gemakkely'k wordt de was niet beschadigd, en
dit zou jammer zy'n om het talent waarmede
het portret gemodelleerd is; waarom dan geen
kamee direct gesneden ? Het effect daarmede
te bereiken is toch analoog met dat van was
op lei, en hoeveel precieuser en waardevoller
zou het werk worden. Die vermelding van was
op lei" bij het medailhn, doet my' denken aan
dat landschap van haar-op-ivoor" van mevrouw
Bonnet de Galliër, waarvan in de catalogus
van 1814 eener schilderijententoonstelling in den
Haag, melding wordt gemaakt. Wat wordt er
in dezen tijd ook al niet op analoge wy'zen
geknutseld en dit zelfs door kunstenaars van
naam. Dat wy'st misschien tegenwoordig wel
op een zoeken en tevens vestigt het de aandacht
op zoovele takken der toegepaste kunst, die
op beoefening wachten.
Om dezelfde redenen heb ik bezwaar tegen
het relief in was op glas, achter glas in houten
ly'st, voorstellende la légende." Het heeft er
iets van alsof het een of ander manuscript
met miniaturen de kunstenares voor de oogen
gezweefd heeft. Waarom dat by'schrift in niet
bepaald mooie gothische wasletters, luidende:
comme ces reines qui lentement descendent
les escaliers en ors et fleurs de la légende ?"
Is dit om aan te vullen, wat ontbreekt aan
het weinig sprekende relief, dat de gedachte
aan la légende" moet opwekken, zooals de
oude miniaturisten en houtany'ders deden om
hunne voorstellingen téverduidelyken, door
middel van bijschriften op banderollen, of zooals
wy' dat zien op gedenksteenen in basrelief in
de gothische kerken ? Neen, de kunstenares
bereikte niet, wat zy zich gedroomd heeft, zij
is met was willen gaan dichten wat zy misschien
beter met lyn en kleur bereikt zou hebben.
Tevergeefs vraag ik mij af in welk materiaal
zy haar werk gedacht heeft, de was toch zijnde
slechts eene materie om te modelleeren, om
daarmedi het model te vervaardigen, dat later
dienen moet om nagebootst te worden in eene
meer duurzame, hardere stof. Het middeleeuwsch
figuurtje is voorzeker gevoelig gemodelleerd,
daarom is het zoo jammer dat het, zooals het
daar is, alleen maar eene variatie ly'kt van het
haar-op-ivoor landschapje van mevr. Bonnet
de Galliër (R. I. P.)
Mogelijk is het, dat de beeldhouweres afziet
van het maken van groote beeldengroepen,
wat trouwens begry'pely'k is voor iemand, die
in een land woont, waar de regeering zich
niet toeschietelijk toont, om door aankoopen
die uiting van kunst aan te moedigen, waar
verder dor r particulier initiatief weinig gedaan
wordt om op publieke pleinen en in parken,
monumenten op te richten; in een land waar,
by' de begrootingen voor gebouwen, de
postversiering van beeldhouwwerk uit de halve centjes
wordt opgebouwd, die van andere posten
afgetroggeld kunnen worden. Misschien zullen daarom
zij, die de beeldhouwkunst beoefenen zich ook
meer toe gaan leggen om hnn kunst toe te
passen op die zaken,- die gemakkelijker een
plaats vinden in onze huishouding, zij zullen
de kleine beeldhouwkunst gaan beoefenen,
die in hare uitingen even groot kan zy'n als
de groote beeldhouwkunst, wij behoeven slechts
de musea te bezoeken om deze overtuigirg te
vestigen. Denken wy eens aan de prachtige
netzke's der Japanners, aan de middeleeuwsche
ivoren, aan het zilverdry'fwerk, aan de houten
en steenen beeldjes, uit zoo menig ander
ty'dperk van bloei.
De grondstof is een belangrijk iets voor een
kunstwerk, en al verhoogt de innerlijke kunst
waarde er niet door, de schoonheid er van
verhoogt zeker wel. Hoe trillend van leven kan
een marmer beeld zijn, en hoe koud en dor is
hetzelfde in de droge gips wat slechts de copie
is van het evenzoo levende kleibeeld. Bij de ver
vaardiging van het model moet wel degelyk
rekening gehouden worden met de nader te
gebruiken grondstof, die verschillende eischen
stelt al naar gelang hare geaardheid.
Maar vele verschijnselen wy'zen er op, dat
de beoefening der kunst in het algemeen een
ty'dverdryf wordt voor gefortuneerden, een ge
raffineerd dilettantisme heeft daaraan zijn
ontstaan te danken, waartegen de beroeps
kunstenaar zich scherp verzetten moet, al wordt
de strijd om het bestaan dan ook moeilyk,
door voor den dag te komen met frissche
levenwekkande kunst, dienstbaar voor het gebruik
en desnoods ter bevrediging van de verlangens
der weelde.
L. LACOMBLÉ.
Ariatoe.
Men kent de geschiedenis, of liever de mythe
van de ongelukkige, door medelijden en harts
tocht onvoorzichtigly'k meegesleepte konings
dochter.
Op Kreta, het veelbesproken politiek broeinest
onzer dagen, heerschte de wijze koning Minos
over zy'n, toen nog niet als
altijd-leugenachtigevraten" bekend staande, onderdanen.
Zy'n vrouw Pasiphaëhad hem een zoon ge
baard, een monster, ontoonbaar wanstaltig,
een menschelijk lichaam met een stieren kop.
De naam Minotaurus duidde minder op zy'n
afstamming, dan wel op zy'n verschy'ning.
Ontoonbaar als het vangedrocht was, wenschte
de vader, die geen schuld had aan het vader
schap, het voor de wereld te verbergen, en
in het labyrint, door den groeten Atheenschen
bouwmeester Daedalus gesticht, vond de Mino
taurus een stille afzondering, een gedwongen
schuilplaats.
Monsters eischen echter ook monsterachtige
voeding, en volgens een verdrag moest de Staat
Athene jaarlyks een aantal jonge menschen
verschaffen tot levensonderhoud van het opge
sloten gedrocht. Jaarlyks werden negen jonge
levens geofferd, die uit Attiba's hoofdstad naar
Kreta's labyrint werden overgebracht ter ver
zadiging van den Minotaurus.
Weer kwam volgens gebruik een bezending
jongelieden aan, onder geleide van den jongen
en schoongevormden Athener Theseus. Zy'n
slanke gestalte, zijn ridderlijke wijze van op
treden deden in het hart van de koningsdochter
Ariadne liefde ontbrandden. Begaan met het lot
van den fraai gebouwden jongeling, wiens
heerly'ke gestalte in den muil van haar monsterly'ken
half broeder zou moeten verdwijnen, bood zy hem
een middel ter ontsnapping aan. Een kluwen,
afgewonden, zou hem den terugweg uit den dool
hof wijzen, hem redden en hem bewaren voor
haar en haar liefde. Haar list gelukt. Theseus
vindt den uitgang weer en begeeft zich op de
vlucht, mede voerend de moedige en
hartstochtelyke koningsdochter.
Niet steeds is de liefde bestending van duur,
Hoe fel ze ook 't harte doet blaken."
Reeds vroeger gold dit, vóór Tollens het
zong. Zelfs een schoon-ge vormde held als Theseus
is voor afdwalingen, voor ontrouw vatbaar. Da
Atheensche vreemdeling verliet schandelyk
Ariadne, die zich voor hem had opgeofferd,
te zijnen behoeve verraad had gepleegd jegens
vader en vaderland.
Maar een hoogere macht had medely'den met
het arme, bedrogene, te hartstochtelijke konings
kind. God Bacchus ontfermde zich over haar,
hief haar tot zich op.
Gezeten op een panter werd zij hem tege
moet gevoerd. De volle bloeiende schoonheid
van de verlaten vrouw betooverde den God,
die haar schadeloos stelde voor het verlies van
haar ontrouwen minnaar.
Het is hier niet de plaats om na te gaan
den diepen zin en de verscholen beteekenis
der mythe. Het verhaal op zich zelf wemelt
van onnatuurlijkheden en onwaarschijnlijkheden,
ja, is rondweg gezegd, onmogely'k.
Doch op deze verklaring komt het ook niet
aan. Het doet er niet toe of men de gevolg
trekking kan maken: de deugd wordt steeds be
loond, dan wel deze: de ondeugd ontvangt even
goed hare belooning en wordt niet altijd ge
straft.
Het nige feit, dat wij willen opmerken is
dit: de figuur van Ariadne bezielde een groot
kunstenaar tot het scheppen van een wonder
schoon werk, een arbeid doortrokken van den
echt-klassieken geest, een gewrocht dat de hand
van een Grieksch kunstenaar uit de reinste
bloeiperiode niet tot oneer zou strekken.
Toen voor enkele tientallen van jaren een
Rhyn-reisje het zomer-ideaal uitmaakte van een
redelijk gefortuneerd burgermensch, waren
Frankfort aan de Main, met Wiesbaden in de
buurt en het Niederwald, doorgaans het eind
punt van dien eenvoudigen tocht
Wie zou het wagen den Palmengarten en
den Dierentuin onbezocht te laten ? Wie sloeg
niet de Judengasse in ? Had men smaak"
voor schilderkunst (en hoevelen waren er, en
zy'n er nog die een museum zoo vermoeiend"
vinden?) dan was het Staedlerische Institut
een glanspnnt op den ly'densweg. Maar niemand
was er, hoe weinig overigens gevoelend voor
kunst, die het zou wagen Frankfort te verlaten
zonder een bezoek te hebben gebracht, neen,
een bedevaart te hebben gedaan naar het
Ariadneum, het paleis opzet te ly k gebouwd om
Danneckers beroemd beeld Ariadne" te her
bergen.
Willen we de wordingsgeschiedenis van het
heerlijk gebeitelde beeld nagaan, zooals die
onlangs door een leerling van Dannecker is
bekend gemaakt ?
In Stuttgart, aan den Schloszplatz, stond
eerty'ds (nu ongeveer honderd jaren geleden)
Danneckers eenvoudige, weinig
pretensie-makende woning. Daarin bevond zich ook zy'n
druk bezocht atelier. Daar ontstonden talrijke
scheppingen, waardoor hy' zich naast Canova
en Thorwaldsen tot den grondvester eener
renaissance omhoog werkte. Daar ontving zy'n
fijngesneden Schiller-buste het leven, daar werd
het marmer doortinteld van den visioenblik van
zijn evangelist Johannes. Daar ontstonden zoo
veel andere beelden en busten, die zy'n naam
als kunstenaar voor goed vestigden. Daar waa
ook de geboorteplaats van zy'n Ariadne-figuur,
die in waardige rust op ?den breeden panter
rug geleund, als tegenhanger mag gelden van de
antieke Slapende Ariadne" in het Vatikaan
te Rome.
In Danneckers gezellige en vriendely'ke ver
trekken verzamelde zich wekely'ks eiken Don
derdag een uitgelezen kring van geleerden,
kunstenaars en staatslieden. Daar kwamen
hland, Schelling, Rückert, Humboldt, Dan
neckers' zwager Ilofrath Rapp en anderen bij
een. Ook Duitschlands beroemde vrouwen (be
roemde vrouwen behoeven nog niet alty'd, zoo
als Potgieter ergens zei, beroerde vrouwen te
zy'n) lieten zich by' deze bijeenkomsten niet
wachten.
Onder deze vrouwen mocht toen zeker wor
den meegeteld de algemeen geëerde
Hofzangeres en tooneelspeelster Charlotte Fossetta,
een vrouw uit de zeer geziene familie Milnch,
gehuwd met den Hofstukadoor" Fossetta. Met
Dannecker was haar man innig bevriend,
schoo [makkers waren ze geweest in hun jonge
jaren. Slechts waren hunne wegen uiteen
geloopen. Wat de een naar het levend beeld in
marmer wist te vinden en uit te beitelen,
moest de ander in de weeke kalk, meer machi
naal, naar voorbeelden vormen.
Frau Fossetta was een prachtvrouw naar
lichaam en naar geest. Aan haar heerlijke
lichaamsschoonheid, paarde zy' een bewonde
renswaardig talent voor het tooneel, en in het
dagelyksch leven een fijnen geest. Dannecker
in zy'n ideaalstemming voor al wat schoon
gely'nd en prachtig gevormd waa, voelde zich in
het bijzonder tot haar machtig aangetrokken.
Haar voorname verschijning, haar taktvol
oordeel, haar scherpzinnigheid, haar bezieling
voor kunst moesten den meester, zoo ry'k be
gaafd met verbeeldingskracht, me > sleepen.
Eens liep het gesprek over ideale conceptie
en compositie, over plastische voorstelling. Dan
necker kon zyn ondervinding niet verzwygen,
hoe moeiiyk het den kunstenaar dikwijls valt
schoone, passende modellen aan te treffen tot
vergely'king met datgene, wat by' in zy'n geest zich
reeds voorstelt.
Frau Fossetta" sprak Dannecker met een
vragenden blik, waarin a!s een bliksemflits een
innige wensch flikkerde, wanneer ik eens zoo
gelukkig mocht zy'n een persoon als gij zy't
tot model te krijgen, dan geloof ik, zou de kunst
daarbij iets kunnen winnen. Maar een tweede
als gy' bestaat er niet."
De kunstenares zweeg een oogenblik, ernstig
nadenkend, en zei toen: Gelooft ge inderdaad
dat my'n vormen voor uw kunst eenig voordeel
zouden afwerpen?" En zonder Danneckers be
vestiging af te wachten, ging ze voort: Goed,
beschik over my, wanneer ge meent iet s nieuws,
iets geniaals te kunnen scheppen."
Ge zegt dat niet in scherts ?" riep met een
van geluk stralenden blik de kunstenaar veriast
uit. Mag ik u werkely'k aan uw woord houden ?"
Ik heb het gezegd en heb mijn woord ge
geven", antwoordde de grootvoelende vrouw, die
zich boven vooroordeelen wist te verheffen.
Nu vatte Dannecker snel het voornemen op
aan de wereld een beeld te schenken, een
Ideaal van schoonheid, een Ariadne getroffen
op het oogenblik, waarop zy' aan haren
goddely'ken aanbidder Bacchus wordt tegemoet ge
voerd: een verschy'ning, waarbij de verheven
blik zou moeten aangeven, hoe zy reeds aan
het aardsche was ontrukt, hoe zy zich reeds
bij voorbaat wydt aan haar Hemelschen brui
degom.
Reeds na enkele dagen (het was te midden
van zy'n arbeid aan het groote en grootsche
ontwerp voor de Schiller-buste) had zy'n idee
vasten vorm aangenomen: een model in klei
was reeds ontstaan.
Dannecker y'lde naar zy'n opofferende en wel
willende helpster om haar aan de belofte te
herinneren. Zonder eenig bezwaar of uitstel
verklaarde zy' zich bereid (wel is waar eerst
met enkele beperkingen en omhullingen) als
model te poseeren. Door tusschenkomst van
den beeldhouwer Renz uit Rome, die als Dan
neckers gast zich in Stuttgart ophield, liet
Frau Fossetta zjch ten slotte overhalen voor
den kunstenaar ook geheel ongesluierd te zitten.
Zoo ontstond dan de uitverkoren
Bacchusbruid met de wy'nloofkrans in de haren ge
vlochten, met het fijn Grieksche gelaat en de
weelderig gevormde, schoongelijnde lichaamswel
vingen. Zoo ontving die ideaal-klassieke houding
leven en beweging, ziel en wezen. Zoo wiegde zich
de jonkvrouwlyke menschen-gedaante op de ge
spierde dieren-gestalte, op den licht en veer
krachtig voortschrijdenden panter.
Hier geen sentimentaliteit: hier wél
levenswaarheid in geïdealiseerden vorm. Hier karak
tervolle markeering van het individu, waardoor
Dannecker steeds zyn voorganger en voorbeeld
Canova overtrof, zy'n tijdgenoot en vriend Thor
waldsen minstens ter zyde streefde. Hier het
werkely'k antieke herleefd in een uiting, die
den bloeity'd van de Attische school uit de 5e
en 4e eeuw vóór Christus, waardig was. Hier
de ideale opvatting, nog niet door eenig realisme
aangeroerd waardoor voor onzen blik een
dergelyk gewrocht (zooals ook de werken
van een Ttiorwaldsen) te zeer gelikt, te mooi,
te onnatuurly'k gelykt. Wy' zyn dat gladde, dat
preciese ontwend, kunnen ons daarin niet meer
geheel verplaatsen, 't Natuurlyke heelt by den
een meer, bij den ander minder, maar toch by
alien in eenige mate zy'n rechten doen gelden.
Danneckers vorstelijke beschermer echter,
koning Friedrich van Wurtemberg, was na het
beschouwen van het kunstwerk steeds met
onverschilligheid verder gegaan, het beeld in
's kunstenaars atelier dikwy'ls met laatdunkend
heid voorby geloopen. Het scheen alsof by' een
wezenlijk kunstgewrocht, dat geen koninklijke
bescherming zou behoeven, wilde negeeren, Dat
een dergely'ke handelwy'ze Dinneckers gemoed
als kunstenaar moest krenken, behoeft niet
gezegd te worden. Toen verscheen eens in Dan
neckers atelier de Frankfarter Maecenas, staats
raad Moritz von Bethmann. Hy werd terstond
getroffen door de heerly'ke belofte in klei,
waarvan hy, de fijne kunstkenner, onmiddelyk
de groote verdienste erkende. Toen hij hoorde
van de minachtende behandeling door den
koning aan Danneckers talentvollen arbeid aan
gedaan, moedigde hy' den beeldhouwer aan, om
het werk in marmer uit te voeren. Een leven
dige onderhandeling was daarvan het gevolg,
vooral door tusschenkomst van Danneckers
zwager Rapp. In October 1807 schrijft deze
aan Bethmann: De Ariadne wacht slechts op
het marmerblok."
Toen Bethmann echter nog geen bindende
verklaring zond, scheef Rapp in Februari 1808 :
Er begint wedyver te komen voor Danneckers
Ariadne; er zy'n twee liefhebbers die ze
wenschen te bezitten: n levensgroot, en n op
halve levensgrootte. Ik voor my wensch aan u
alleen het beeld toe. Gy toch waart de eerste
die tot de uitvoering in 'marmer hebt aange
spoord. Zoo gy' kunt besluiten tot de uit
voering, doe het dan spoedig."
De Frankforter kunstbeschermer gaf daarop
een voorloopige verklaring af, waardoor hij
toonde dat het hem ernst was geweest met de
opdracht.
Intusschen was het marmerblok te Stuttgart
aangekomen en in goed vertrouwen op Bethmann
liet Dannecker reeds in Juli 1810 beginnen
met de voorbereidende, ty'droovende werkzaam
heden aan de uitvoering in marmer verbonden.
Inmiddels werd ook het contract, door Rapp
ontworpen, door von Bethmann onderteekend,
terwijl het eerst drie maanden later, in Maart
1811 door den kunstenaar zelf van zy'n
handteekening werd voorzien. Den prys waarvoor
de uitvoering zon geschieden, wilden de contrac
tanten voorloopig geheim houden. Volgens
later te Stuttgart gevonden opgaven bedroeg
hy' de som van 30.000 florijnen, dus ongeveer
f 32.500.
In dit door Rapp ontworpen contract ver
bindt zich Dannecker het bovengenoemde beeld
aan niemand anders dan aan den heer von
Bethmann te laten, al wordt hem ook het
dubbele der som geboden, al zou hy' er ook
door overreding of geweld toe worden aangezet."
Later, in 1845, heeft zich om dezelfde reden
de zoon van von Bethmann ook het gipsmodel
van de Ariadne ia eigendom verworden, opdat
geen even groote afbeelding van het kunstwerk
zou kunnen vervaardigd worden."
Nu bespoedigde Dannecker de voorbereidende
werkzaamheden aan het marmerblok, en op den
15en Augustus 1811 kon Rapp aan zy'n
lastgever berichten: Ariadne komt nu zeer zeker
spoedig onder de handen van Dannecker zelf,
daar de vóór-arbeid gereed is."
Drie volle jaren wy'dde zich de kunstenaar
aan de belichaming van zijn ideaal. Eén en
twintig der schoonste vrouwen uit het
Schwabenland hadden voor onderdeelen ter vergely'
king by de fijne afwerking als model gezeten.
In Augustus 1814 was het kunstwerk volein
digd. Doch eerst in Juni 1816 kon het uit
Stuttgart verzonden worden omdat het gebouw,
het Ariadneum, voor de ontvargst nog niet
gereed was.
In alle kringen van Wurtemberg's hoofdstad
wekte het werk de grootste belangstelling. Men
wist het, dat de kunstenaar gaarne zy'n vrien
delijke woning openstelde voor allen, die hun
nieuwsgierigheid wenschten te bevredigen.
Nieuwsgierigheid maakte plaats voor bewonde
ring van de reine kunstschepping. De indruk
dien het beeld maakte op het samenstroomende
publiek, wordt door de ty'dgenopten in de leven
digste bewoordingen in echt Duitsch-overdreven
en sentimenteele uitingen geschilderd. Algemeen
werd het betreurd dat zulk een meesterstuk
weldra het Schwabische land zou verlaten, dat
het voor Stuttgart voor goed verloren zou zijn.
Omstreeks dezen ty'd bracht keizer Alexander
van Rusland een bezoek aan Wurtenberg's
hoofdstad, en trof er ook Dannecker op zy'n
atelier. Niet minder dan de overige
lofredenaars was ook de vorst uit het Oosten gereed
met zy'n lofuitingen en hield ze zóó weinig
geheim, dat koning Fiiedrich ging nadenken
of het ook wenschely'k wezen kon, zy'n gast
een zoo hooggeprezen kunstwerk ten geschenke
aan te bieden.
? Onder de hand liet hij naar den pry's onder
zoek doen, doch moest tot zy'n groote ergernis
hooren, dat de verrassing, den Russischen
heerscher toegedacht, bestemd was voor een Frank
forter patriciër.
Toch vorderde hy' dat de koop ongedaan zou
gemaakt worden. Immers, als hof-beeldhouwer
had Dannecker in de allereerste plaats aan het
hof al wat hij vervaardigde aan te bieden. En
de vorst beweerde dat Dannecker dit by zijn
laatsten arbeid bad verzuimd.
Von Bethmann was evenwel volstrekt niet
van zins terug te treden, en ook Dannecker
beweerde dat by', door den koning meermalen
bet kunstwerk te toonen, zy'n verplichtingen
genoegzaam was nagekomen.
De zaak kwam voor den rechter en, (o, won
derdadige en snelle werking der gely'kmabing
door de Fransche revolutie!) de beeldhouwer
werd in het gely'k gesteld tegenover den koning.
Vorst en volk betreurden het verlies, beiden
om verschillende redenen. Het lieflyke Stuttgart
moest het schoone beeld, dat zulk een merk
waardige geschiedenis had gehad, missen.
Niemand minder dan de dichter Rückert gaf
uiting aan dat leedgevoel, aan die stemming,
heerschend in de stad, in een paar gedichten.
't Zyn gelegenheids-gedichten van niet veel
beteekenis voor de poëzie, maar van des te
grooter historische waarde. Immers ze teekenen
zoo duidelijk de smart die Wurtemberg onder
vond, nu de geniale arbeid van een zijner meest
talentvolle zonen 't land ging verlaten. Het was
een deel van zy'n levensader enhartebloeddataan
Wurtemberg werd ontnomen. Men voelde de
smart der scheiding diep. Niet ongestraft had
men de laatste jaren de geschiedenis van Ariadne
meegeleefd.
En thans troont Ariadne, de onsterfly'ke
godenbruid, in haar heiligdom te Frankfort.
Aan belangstelling, ook van de thans levenden,
ontbreekt het haar n&g niet.
En mooier dan mooi meent men haar te
maken door invallend licht door een roodge
kleurd vensterglas. Dat is een prostitutie van
de reine edele kunst.
Ariadne kleurt van schaamte onder de
honderde nieuwsgierige toeristenblikken.
Dat deed zy' noch voor den vurigen blik
vol hartstocht van Thesens, noch voor den
meewarigeo, liefdevollen blik waarmee
haargoddely'ke bruigom Bacchus zich o ver haar ontfermde.
Utrecht. N. J. SINGELS.
ARTS m CRAFTS,
Kneuterdijk 10,
den Haag.
Moderne Batiks.
SCHILDERIJEN.ETSENenz.
Voorwerpen ?aa modara» Kaart op elk gebied.
Zunstsaal Panorama.
Panoramag'ebouw, Plantage.
TIJDELIJK
UITVERKOOP
van Oostersche Tapijten.
Kntrée rrlj.
PRIJZKN.
Xonttaq»
JE PHOENIX
234 Spuistraat, Amsterdam.
Meubileeringen.
GeïlL . prijscouranten en begrootingen gratis.
Levering onder volledige garantie franco
geplaatst door geheel Nederland.
L BINNEN-.'
INRICHTING TOT
MEUBELEERING
EN ? VERSIERING
20-ROKIN-12Q
12 Etsen van
WILM STEELINK,
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht.
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
in rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio form.) gebonden slechts
? 12.5O.