De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 31 mei pagina 2

31 mei 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1353 ni de slechte rijstoogsten van 1882 en '83, grootendeels moest wijten aan den zwaren druk der lasten, waaraan zij ten behoeve der landheeren onderworpen is. De regeering stelde den hoofdinspecteur Heyting in commissie en in diens rapport werden de onwettigheden, door den resident geconsta teerd, bevestigd. Evenwel zag de regeering af van eei. vervolging der landheeren omdat »het be wijs bezwaarlijk zou zijn te leveren dat de eigenaren gehandeld hebben te kwader trouw, zoodat een strafvervolging waar schijnlijk niet tot een veroordeeling zou kunnen leiden." De motieven voor dit besluit worden door den heer Faes zoo toegelicht, dat er niet veel aan heel blijft 4) (Slot Volgt). J. F. NlEKMEYER. 4) Ind. Gidi, t. a. p., 1326 v.; 1336?39. L In piam memoriam. handgeklap de geestdrift losbrak van al het volk. In die omarming van de geestelijke en wereldlijke macht vierde het volk en zijn bisschop zijn hoogste triomf. Maar was deze bisschop een kerkvorst aan zijn voorgangers uit de middeleeuwen geluk, hij was tevens een man van den modernen tijd, die ofschoon in den beginne van het woord »democratie" niet willende weten en hoe stemt dat samen met zijn hoog houden van het persoonlijk gezag toch zoo spoedig en zoo goed de noodzakeJ Gaspar Joseph Martinua Bottemanne, Bisschop van Haarlem, is op zijne tvijze in den dood gegaan. In zijn tachtigste levensjaar kwam ta melijk plotseling de ouderdom tot hem om zonder de hulp eener ziekte hem klaar te maken voor den dood. En vrij van spijt en vrees zag hij den dood komen, zich in den laatsten tijd losscheurend met mannen moed van alles wat hem aan deze wereld bond, om enkele oogenblikken voor zijn dood zijne laatste vermaning te geven aan zqne kanunniken die om zijn ziekbed stonden en op hen zijn laatsten zegen uit te strooien met plechtig, breed gebaar. Zoo is deze Kerkvorst van ons heen gegaan. Ja, een kerkvorst was hij bijna twintig jaar. Een kerkvorst aan het einde der negentiende eeuw met het zelfbewustzijn, met de liefde voor stichten en bouwen, voor luister en praal, van een bisschop uit de middeleeuwen; niet alleen hoogepriester maar ook vorst, die van den beginne af de kleedij van zijne hoogepriestelyke waar digheid : zijne toga met borstkruis en bisschoppelijken hoed nooit aflegde om zich te kleeden in die wanstaltige straatkleederen waarin wij gewoon zijn de priesters te zien. Zijn hooge, statige figuur werd alleen door zijne sterke kortzichtigheid een weinig ge bogen. Een vorst was hij, een regeerder, die altijd en overal veelen liet dat, volgens het woord van den Apostel, de Bisschoppen zijn aan gesteld om de Kerk Gods te besturen. En ook daarom reeds kon het ons niet ver wonderen, dat hij in 1895 tot de geloovigen van zijn bisdom sprak: Wij, die hoe onwaar dig ook, dat bisschoppelijk ambt te vervul len hebben, wij die daarom eenmaal, en wellicht spoedig, aan den almachtigen God rekenschap van uwe zielen moeten geven, wij behooren daarom bij het uitvaardigen van een herdelijk schrijven ons vóór alles ernstig af te vragen, aan welke vermanin gen gij, beminde geloovigen, het meeste behoefte hebt. Als wij nu denken aan den geest van onrust en ontevredenheid, van ongehoorzaamheid en weerspannigheid, die zich luide uitspreekt in de gansche wereld en ook in ons vaderland, dan gevoelen wij ons gedrongen daartegen onze stem te ver heffen en u te herinneren, dat gehoorzaam heid een der eerste plichten van den katho lieken christen is. Een regeerder was hij, maar een regeerder in rechtvaardigheid die in 1894 den moed had te zeggen tot allen die over anderen te bevelen hebben in de kerkelijke en bur gerlijke maatschappij: gij kunt gemakkelijk uw gezag en overwicht misbruiken. En hoe? Door groote gedachte te hebben van uw verstand, door groote waarde te hechten aan uw eigen denkbeelden en opvattingen, komt gij zoo spoedig tot maatregelen van willekeur en onrechtmatigen dwang, tot liefdelooze, hardvochtige en onrechtvaardige handelingen, die wederkeerig de hartstoch ten uwer ondergeschikten in verzet brengen, niet alleen tegen u, maar tegen de gansche maatschappij. Een regeerder was hij en wij voelden het meer dan anders zoo dikwerf bij bij plech tige gelegenheden en soms in vol ornaat zijne toespraken met die dikwerf herhaalde woorden begon: Ik uw Bisschop zeg het u. Maar nooit heb ik dat beter gevoeld dan vóór eenige jaren in het Paleis voor Volksvliit te Amsterdam. Het was een luistervolle feestavond van den K. K. Volksbond. Heel de groote zaal van het Paleis was beneden en boven vol van menschen, die door welsprekende woor den en muzikale klanken langzamerhand in geestdrift waren ontvlamd. Aan het einde van den avond rees de bis schop, die daar beneden tot nu toe als een vader onder zijn kinderen gezeten had, van zijn gewonen zetel op, en klimmende langs de breede trappen, stond hij spoedig te midden van bloemen en vanen aan den voorkant van het podium, boven de ontzaggelijke menigte uit. Met het verschijnen van den bisschop was de stilte eener kerk gekomen. En als hij daar stond, scheen hij met het afleggen van zijn mantel ook alle goed hartige vaderlijkheid te hebben afgelegd omx alleen van zijn macht en zijn kracht te doen blijken, terwijl op forsch geluid zijn eerste woorden gedragen werden door heel de zaal. En zich van zij u macht en zijn kracht bewust in het hoogere leven van die daar vergaderd waren, denkt hij tegelijker tijd aan haar die nog jong, nog tenger en teer, toch ook een draagster is van wereld lijke macht en kracht, van zijner en aller geëerbiedigde koningin en wil hij allen vaster dringen om den koninklijken troon van Neerlands vorstenhuis. En hoe wel sprekend deed hij dat l Hij herinnerde allen aan het historisch feit toen Maria Theresia in het huis der magnaten van Hongarije den jongen vorstelijken telg vertoonde om hen tot gehoorzaamheid en onderwerping aan den troon te dwingen en de magnaten, bij den aanblik van dat kind tot geestdrift vervoerd, eenparig uitriepen: Moriamurpro rege nostro. Laten wij sterven voor onzen koning. Ook te Amsterdam giog er een rilling door de zaal voor dat in een geweldig Uit het diepste zijner ziel kwam dan pok in 1897 zijne vermaning tot ons, als hij in zijn Vasten brief van de liefde spreekt: >bet gebod der Christelijke naastenliefde ver plicht u en dat willen wij u vooral op het hart drukken ook uwe onkatholieke landgenooten lief te hebben .... Alle harde en scherpe woorden moeten derhalve met zorg vermeden worden; nooit neme men zijn toevlucht tot spotternijen, die slechts verbitteren ; wat onze Katholieke vaderen in vorige eeuwen hebben geleden, brenge men zonder noodzaak niet in herinnering; Mgr. BOTTEMANNE op 73-jarigen leeftijd. (Voor het Weekblad geteekend door den heer HAKT NIBBEIG.) lijke verheffing van den werkman begreep, dat hij reeds in 1889 van den Paus mogt lof vergaren over den R. K. Volksbond, die een stichting was van hem, en aan wien hij zoo wijselijk van meet af had verboden zich als boud te bemoeien met politiek. Van zijn liefde voor den werkman, zou ik, indien ik eenigzins onbescheiden wilde zijn, uit mijn eigen leven eene gebeurtenis kunnen verhalen, die klaar, als een zomer sene dag b\j noord-oosten wind, zou laten zien hoe hij tegen den raad van anderen in, ook den wat-rood getinten werkman door zijne welwillendheid wist te bewaren voor een heilloozen stap. Maar deze middeleeuwsche bisschop was pok een voorbeeld van verdraagzaamheid in den omgang met hen die niet dachten zooals hij. Men kon ook niet anders verwachten van hem, die reeds vóór dertig jaren, op hoffelijke wijze met groote waardeering tevens zijne grondige critiek op de kerk geschiedenis van prof. Moll geschreven had. en de strijd voor beginselen worde nooit een strijd tegen personen ! Dat deze bisschop, opgevoed en groot geworden in andere tijden dan wij beleren, soms meer afkeerig van het nieuwe was, dan anderen geloofaen dat noodzakelijk of zelfs billijk was wie zal het wraken ? Wie zal het wraken vooral in dezen man die van boven tot beneden een karakter was, voor leiden en besturen gemaakt. Van zijn voorbereiding tot het episcopaat kan ik gevoegelijk zwijgen omdat dat leven tamelijk wel in het verborgen geleefd werd, onder zijne leerlingen als hij professor en onder zijne parochianen als hij pastoor eener parochie was. Maar zijn gansche leven was een leven van arbeid en van snellen arbeid ook. Van talmen en traagheid is hij nooit de vriend geweest. Na al dien arbeid heeft hij zijn rusten in vrede wel verdiend. Pastoor KAAG. Andrew Carnegie's schenking aan het Haagsche Hof van Arbitrage. III. (Slot). Als men de geschiedenis der Haagsche Vredesconferentie nagaat, dan verdienen met gulden letteren in den gevel van een vredestempel te worden gegrift de beweeg redenen, vervat in de «considerans" tot de oproeping, uitgaande van alle groote en nagenoeg alle kleine staten: »Animés de la ferme volontéde concourir au maintien de la paix générale, »Résolus ^ favoriser de tous leurs efforts Ie reglement amiable des conflits internationaux, »Reconnaissant la solidaritéqui unit les membres de la sociétédes nations civilisées, »Voulant tendre l'empire du droit et fortifier Ie sentiment de la justice inter nationale, ->Convaincus que l'institution permanente d'une jurisdiction arbitrale, accessible tl tous, au sein des Puissances indépendantes, peut contribuer efficacement a ce resultat, »Estiraant avec l'Auguste Initiateur de la Conférence Internationale de la Paix qu'il importe de consacrer dans un accord international les principes d'équitéet de droit sur lesquels reposent la sécuritédes tats et Ie bien tre des peuples." 1) en dan zoude men het hieronder aange haalde werk van den heer W. Evans Darby, doctor in de rechten (L. L. D. Legum Doc tor) en secretaris van den Vredebond te Londen, eenigermate als richtsnoer kun nen gebruiken ten einde de trapsgewijze ontwikkeling van het arbitragedenkbeeld, van de oudste tijden tot op heden, in eene speciaal daarvoor ingerichte bibliotheek te kunnen bestudeeren. Met een verwijzing naar dit hoogst nuttige en fraai uit gevoerde werk, onmisbaar voor elk die den stand van dit vraagstuk wil overzien, besluit ik. Allermerkwaardigst is dat ook hier alweer met de Hellenen, onze voorloopers en voordenkers in alles, moet wor den begonnen; hun Raad der Amphiktyonen is reeds een soort van Vredebond geweest, en terecht begint dan ook onze Engelsche geestverwant met omtrent die oudgrieksche federatie het voornaamste mede te deelen. Alle pogingen tot volkerenverbroedering, in Darby's werk vermeld, kan ik in dit kort bestek niet aanstippen, maar niet vergeten mag ik: het «Grand dessein de Henri IV, 1603" tot een bepaalde nieuwe verdeeling van Europa (blz. 11 vlg.), later uitgewerkt door den Abbéde Saint Pierre; het in alle talen overgebrachte standaard werk van den geleerdsten Nederlander die ooit leefde, Hugo Grotius; de geschriften van Jeremy Bentham, en de reeds ver melde van zijn tijdgenoot Kant (»Ein Permanenter Staaten-Congress," blz. 77 vlg.): de werken over scheidsrechterlijke uitspraak, volkenrecht, enz. van Mill en vooral van den edelen Bluntschli; het Tractaat van Washington van 1871, naar aanleiding der bekende Alabama-kwestie; ,het Projet de traite d'arbitrage entre les tats d'Am rique, geteekend te Washington in 1890 (waarin de oorlog wordt genoemd »le plus cruel, Ie plus infructueux et Ie plus dangereux expédient pour l'arrangement des différends internationaux"); het Projet de reglement pour la procédure arbitrale inter nationale, dat door het Institut de Droit International in 1875 te 's Gravenhage is aangenomen ; en vele dergelijke ontwerpen meer, waaronder ook n in de Engelsche en Fransche taal van den heer W. Evans Darby zelven. Het laatste gedeelte van Darby's boek wordt bijna geheel ingemomen door de Vredesconferentie te 's Hage van 1899, de desbetreffende officieele stuk ken, en eenige historische beschouwingen daarover (blz. 380 485). Ofschoon te mid den van al deze lichtzijden plotseling voor ons oog, als een pikzwarte plek, de ZuidAfrikaansche oorlog opdoemt, met al zijne onrechtvaardigheden 2), toch werpt zelfs deze oorlog de geleidelijke ontwikkeling der vredes- en arbitragedenkbeelden vol strekt niet geheel omver, want men moet alle verschijnselen beschouwen zoowel in het licht van hun tijd als in dat van alle tijde», men moet voortdurend het onver anderlijke en blijvende van het voorbij gaande en veranderlijke trachten te schif ten, en men moet (last not least) niet ver geten dat het afdwingen' van arbitrage, het gedwongen zich onderwerpen aan de uitspraak van internationale scheidsrech ters, in casu de verbonden natiën der oude en nieuwe wereld de kern van het vraag stuk op den duur nog steeds tot de vrome wenschen behoort, nog altijd slechts voor enkele vaststaande gevallen, en voor geschillen van minder beteekenis en veel kleiner omvang, verkregen is. Daaromtrent is bijzonder leerzaam het aanhangsel van Darby's boek »Instances of international arbitration sinee the pacification of 1815" (blz. 486-516), waar een volledige en zeer nauwkeurige lijst wordt gegeven van de bekende gevallen van scheidsrechterlijke beslissing, van af het verdrag tusschen Engeland en de Vereenigde Staten van 24 December 1814 (den eigendom van enkele eilanden betreffende), tot aan de overeenkomst gesloten tusschen Engeland, Duitschland en de Vereenigde Staten van 1899, waarbij schadever goeding voor verliezen in verband met Satnoa geregeld is. Natuurlijk zal zulk een lijst voortdurend worden uitgebreid. En natuurlijk zegt een meerderheid met den grooten jurist Von Marlens: »In allen internationalen Streitigkeiten, bei denen ein polüisches Moment im Vordergrunde steht, ist ein schiedsgerichtlicher Ausgleich unmöglich'' (door mij elders aangehaald, en helaas! in den Zuid-Afrikaanschen oorlog praktisch bewaarheid). Maar wat niet is, kan worden. De dwaasheid van heden is vaak de wijsheid van morgen. Wij leven niet voor onzen tijd, maar voor alle tijden. En wie weet of niet een verre toekomst de zegepraal zal brengen van beginselen, thans slechts flauw en vaag, als scheme rende, vermoed. Utrecht. H. C. MULLER. 1) Zie W. Evans Darby, Secr. of the Peace Society, International Arbitration. International Tribunals. A collection of the various schemes which have been propounded; and of instances since 1815, 3d edition. London 1900, blz. 381 en vlg. (Met een fraai portret van Z. M. Nicolaas den Tweede.) 2) Waaromtrent ik even verwijs naar het ge schrift van F. Mackaraess //Martial law in the Cape Colony during 1901", uitvoeriger bespro ken in mijne Themisverhandeling (2e hoofdstuk), ook ten bewijze dat niet alle Engelachen de handelingen hunner Regeering hebben goedge keurd. Onder de Vroede Mannen. Het voorstel tot opheffing der kweekschool. Door een vijftal raadsleden is een voor stel ingediend met een tweeledig doel. De heeren de Vries, Sterck, Fabius, ter Haar en Van Dijk stellen den Raad voor de Gemeen te-kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen op te heffen, subsidiair het schoolgeld van ?30.?op ?80.?per jaar te brengen, in overeenstemming met het schoolgeld aan de Gereformeerde kweek school hier geheven. De opheffing van de kweekschool zou volgens de berekening der voorstellers op den duur de gemeentebegrooting met ruim ?19,000 ontlasten; de verhooging van het schoolgeld zou den leerlingen die der gemeente ?125 per jaar kosten en wier getal pl.m. 160 bedraagt, 160 X ?50 of ?8000 meer doen betalen, waardoor de kosten op pl.m. ?12,000 zouden worden teruggebracht. De bezuiniging die door deze schoolgeldverhooging verkregen zou worden, maakt zal men zeggen, op het budget onzer gemeentebegrooting geen overwegenden in vloed uit. Dit zij zoo; maar er ligt een beginsel aan ten grondslag, dat onder de gegeven financieele omstandigheden onzer gemeente overwegend schijnt. De voorstellers argumenteeren n.l. aldus: de gemeente is tot het houden van een gemeente-kweekschool niet verplicht, allerminst waar zij in financieelen nood verkeert. Te minder nu de Raad besloot uitsluitend onderwijzers met hoofdacte te benoemen; men mag dus allerminst van het in financieelen nood verkeerend Amsterdam verlangen, dat het ongevraagd en onverplicht een roeping vervult tegenover het vaderland. Waar het Rijk voor de opleiding tot de hoofd acte niets doet is Amsterdam allerminst geroepen hierin te voorzien. Wij zouden er onzerzijds bij willen voegen, vooral niet, waar het Rijk in verhouding met zijn zorg voor het openbaar onderwijs van andere gemeenten, Amsterdam zeer stiefmoederlijk behandelt, is er voor deze royaliteit geen plaats. Maar er is meer. De voorstellers toonen aan, dat er van de kweekschool misbruik wordt gemaakt en men vooral de meisjes uit den gegoeden stand naar de kweek school zendt o n tegen een schoolgeld van ?30.?per jaar een opleiding te ontvangen, die men voor dat bedrag op een met die opleiding gelijkstaande inrichting vergeefs zoeken zou. De vrouwelijke kweekelingen op onze kweekschool zijn dan ook overwegend en bij onderzoek is gebleken, dat aan de Amsterdamsche scholen slechts een gering aantal onderwijzeressen geplaatst is, van de Gem. kweekschool afkomstig. Van de 162 in functie zijnde onder wijzeressen in het 7e arrondissement hier bleken slechts 42 afkomstig van de Gem. kweekschool, terwijl daarvan 18 reeds in functie waren vóór l Jan. 1896 toen het schoolgeld op ?30.?werd gebracht. Uit die cijfers meenen de voorstellers te mogen opmaken, dat vele gegoede ouders hun dochters naar de kweekschool zenden om de lage onderwijskosten, terwijl een daar mee gelijkstaande opleiding aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes, van ?60. tot ?250.?per jaar kost in verhouding van de vermogens der ouders. Naar aanleiding van een door den heer De Sauvage Nolting gemaakte opmerking bij de vorige begrooting, dat een opheffing van de kweekschool de gemeente onmid dellijk zou verplichten tot de oprichting van een tweede H. B. S. voor meisjes, vragen de voorstellers dan ook niet zonder spot: toch niet voor de opleiding van onder wijzeressen 1 Nu zal men het argument allicht zwaar doen wegen, dat de gemeente behoefte heeft aan een opleidingsschool voor onderwijze ressen en dat men de geschikte onderwijs krachten uit den on bemiddelden stand door een verhooging van het schoolgeld uitsluit. Dit bezwaar, gesteld dat het noodlijdend Amsterdam het- mag doen wegen, zou, door het instellen van eenige beurzen voor onbemiddelden, te ondervangen zijn, want de voorstellers zullen bijzonder geschikten, toch niet willan uitsluiten. Maar men vergete niet dat, indien men aldus handelde, die leerlingen weer slacht offers zouden worden, die ook het leergeld van ?80 niet geheel kunnen betalen, terwijl de bezuiniging, bij opheffing van de school, door de wachtgelden de eerste jaren toch zou uitblijven. De vraag is dus of men op geen andere wijze het doel kan bereiken door de voor standers beoogt, zonder slachtoffers te maken. En dan komt het ons voor dat wat het zwaartste in de motiveering van dit voorstel weegt is, dat van de gemeente kweekschool misbruik wordt gemaakt voor een opleiding waarvoor zij niet werd in gericht. Dat kan men voorkomen door een evenredige schoolgeldheffing, waarbij men hen die niet betalen kunnen doch van bijzonderen aanleg zijn, gratis, de overigen in verhouding tot de inkomens der ouders tot aan den kostenden prijs, d. i. ?125.?laat betalen. Dan behartigt men de belangen van de gemeentekas, die van het onderwijs en van de kweekelingen tevens. Van opheffing kan aanstonds toch geen sprake zijn. Immers men kan hen die aan den loopenden cursus, deelnemen, billijkheidshalve niet dadelijk het hooger schoolgeld laten betalen en de leeraren evenmin het volgend jaar ontslaan. ! De groote grief dat ouders, die bun j kinderen op de H. B. S. voor meisjes i zouden kunnen doen, maar om het school! geld te ontduiken haar op de kweekschool i plaatsen, zonder dat zij voornemens zijn | zich aan het onderwijs te wijden, heft men op, door de invoering van eene venredige schoolgeldheffing. N. v. H. i .... ..=! i Het landwetsontwerp voor Ierland. Het behoort niet tot de uitzonderingen, dat in Engeland conservatieve ministeriën hoofdpunten van het liberaal program op praktische wijze ten uitvoer weten te brengen. Zoo is het gegaan met de kiesrechtuitbreiding in meer dan n van de stadiën welke zij heeft doorloopen; zoo gaat het nu weder met de agrarische wetgeving voor Ierland. De verzoeningsarbeid, die zelfs aan eene zoo machtige en talentvolle persoonlijkheid als Gladstone niet mocht gelukken, schijnt door den heer Balfour en diens ambtgenooten tot een goed einde te zullen worden gebracht. De eerste en de tweede lezing van het bedoelde wetsontwerp hebben in het laatst van Maart en in het begin van Mei plaats gehad; daarbij is het beginsel der wet door het Parlement goedgekeurd. Binnen enkele dagen komt nu, bij de derde lezing, de behandeling der afzonderlijke artikelen aan de orde. Sedert 20 jaren zijn reeds verschillende pogingen in het werk gesteld, om de lersche pachters geleidelijk te maken tot eigenaars van den door hen bebouwden grond. De uitkomst van die pogingen was echter niet zeer bevredigend en is slechts aan 80.000 van de ongeveer 600.000 pachters ten goede gekomen. De financieele operatie, die de regeering thans op het oog heeft, is van heel wat grooter omvang. Zij zou zich uitstrekken over vier vijfden van de goederen der lersche landlords en eene uitgave noodig maken van honderd m il Hoen pond sterling. Wij zullen trachten, hier in korte trekken den hoofdinhoud weer te geven van het zeer uitgebreide en gecompliceerde wets ontwerp. Geen enkel grondeigenaar zal genood zaakt zijn (door de nieuwe wet namelijk) tot verkoop van zijn landerijen over te gaan te gaan. Geen enkel pachter zal genoodzaakt zijn, den tot dusver door hem bebouwden grond aan te koopen. Verkoop en koop zullen beide geheel facultatief zijn, en de staat zal slechts tusschen beiden komen, wanneer de beide partijen het eens zijn over de quaestie van verkoop en koop. Maar de vaststelling van den prijs blijft niet aan partijen overgelaten: ddarvoor zorgt de wet. Zal deze laatste in toepassing komen, en dus de koopsom door den Staat aan den pachter worden voorgeschoten en aan den grondbezitter worden uitbetaald, dan moet die som niet beneden een zeker minimum of boven een zeker maximum komen. Stel, dat de op het oogenblik door den pachter betaalde, althans jaar lijks verschuldigde, volgens de wet van 1881 gerechtelijk vastgestelde pacht £ 100 bedraagt, dan verleent de Staat zijn tusschenkomst slechts dan, wanneer die pacht, in gemeenschappelijk overleg tusschen landlord en tenant, minstens 10 pCt. en hoogstens 30 pCt. lager wordt gesteld, en dus tot hoogstens £ 90 en minstens £. 70, wordt teruggebracht. Is deze overeenstemming tusschen land heer en pachter verkregen, dan wordt de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl