De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 31 mei pagina 7

31 mei 1903 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1353 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een kijkje in de Haarlemsche Huishoudschool. Wanneer tante Martha de Harde, de bekende figuur van de dames Wolff en Deken, haar nichtje Daatje Leevend wil beduiden dat ze »nog veel tejongenijdelkennis, »'t is heel mooi, een jaar of langer onderwezen te worden in koken, naaien, strijken, verstellen, de behandeling van de wasch, de beginselen der voedingsleer, en dat alles voor ?10 'sjaars. 't Is bijna om Godswil. Maar weet je, er zijn nog zoo veel gezinnen, die met zoo'n program niet ?Dekwasschen" in een slaapzaal. tuitig is voor een heilig houwelyck", nog veel te onbekwaam om een huishouden te regeeren en dat haar daarvoor de handen glad verkeerd staan, dan zegt ze dat zij een «huishoudster op schillen" is. De soort is standvastig gebleven; in die mate dat thans, overal in onze groote steden, conservatoires en mode-akademies, kook-, industrie-, huishoud- en andere scholen voor de vrouwelijke jeugd nood wendig schijnen om aan de maatschappij iets beters af te leveren dan de soort Alida Leevend. En die maatschappij heeft er ongetwijfeld haar voordeel bij, vooral nu de uitbreiding van den werkkring der vrouw een victorie onzer beschaving, mits de vrouw zich bij vrouwenwerk bepale zooveel meerdere eischen stelt dan in den tijd «toen grootvader naar groot moeder vrijde." Als een uiting van dien drang naar meerdere ontwikkeling, als de vervulling eener behoefte welke de tijdgeest schiep, mag beschouwd worden de «Haarlemsche Huishoud- en Industrieschool" in de Schneevoogtstraat. Vroeger bestond er in de Spaarnestad hier een kook-, daar een naaischooltje, beiden met een beperkt aantal leerlingen en een beperkt doel. In hun plaats kwam de Huishoudschool, waarvan het program in overeenkomst is uitkomen. Neen, het dient hun als een vuist in hun oogen. Er zijn genoeg moe ders uit arbeidersgezinnen welke de spreuk, dat kinderen een erfdeel des Heeren zijn, in dezen zin opvatten, dat ze hen hoe eer hoe beter africhten tot geldverdienen. 't Moet wel; de schoorsteen moet er van rooken. De tijd wordt met ongeduld afge wacht, waarop ieder kind z'n klontje in de pap kan brengen; de nieuwe leerplicht wet maakt dat ook de dochters zooveel langer op school moeten gaan dan vroeger het geval was, en nu zou men de doodeetsters nog een jaar lang op de Huis houdschool bestellen, een jaar lang kost, kleereu, en nog tien gulden toe voor hen betalen! Terwijl, wanneer ze rechtstreeks van de schoolbank dagmeisje worden, al dat geld grootendeels bespaard wordt en 't kind nog met een daalder 's weeks thuis komt. Zie, dat verschilt, platweg gezegd, 'n slok op 'n borrel. »Bij anderen komt het bezwaar van 't principe ja, ook de »kleine luijden" nebben hun principes. En die formuleeren zich in dit geval in de leus : geen katoentje aan 't lijf, geen tulle-muts op het hoofd!" Mijn dochter een dienstbode! neen, die kan haar eieren wel beter ter markt brengen. Ze is er te goed voor; de meid heeft aanleg. Ze wordt verpleegster, voor In de strykzaal. met hetgeen men gewoon is de eischen des tijds te noemen. De inrichting stelt zich ten doel: Meisjes, die de lagere school hebben afgeloopen, op te leiden tot dienstboden. Cursussen te openen op huishoudelijk gebied voor leerlingen uit alle standen, overeenkomstig de middelen onder haar bereik. Leeraressen voor het examen kook- en huishoudkunde, strijken en waschbehandeling te vormen. Opleiding en het geven van cursussen op industrieel gebied, nl. voor kostuumen linnennaaister, vakborduurster, boek houdster (kassierster), telefoniste, stenografiste, type-writer, handelsbediende, kinderjuffrouw (diploma Tessehchade), onder wijzeres in nuttige en fraaie handwerken (Staats-examen) en beoefenaarster der ver gierkunst. En dat het goed recht van bestaan, het nut dezer inrichting erkend wordt juist door die volksklasse, waarvoor zij in de eerste plaats bestemd is, zou men mogen afleiden uit het getal van ongeveer drie honderd leerlingen, waarvan een beperkt aantal die tot huishoudster of leerares wordt opgeleid, intern zijn, welke de school thans bezoeken. Vooral de opleiding tot dienstbode is een voornaam onderdeel op het rooster der werkzaamheden. »Jawel," zei een tante Martha van mijne 't minst kostuumnaaister of winkeljuffrouw; dienen zal ze niet," enz. Zie je, dat is de hoogheidswaanzin van het proletariaat. 't Moet alles de juffrouw uithangen, en 't wordt ook 'n juffrouw nu, zoo gaan er altijd dertien in het dozijn. Zoo komen we aan de schaarste van dienstboden, ten minste goede dienstboden, en aan een steeds wassenden vloed van kostuum naaisters, huishoud-, kinder- . en gezel schapsjuffrouwen, verpleegsters .... Ver pleegsters ? men zou er grachten mee kunnen dempen, 't Mag zijn dat een dienstbode, in deze School gevormd en ge diplomeerd, later allicht haar ?200 (in Engeland ?300) 'sjaars verdient, terwijl zij, ergens in 't huishouden assisteerende, eerst zichzelve moet assisteeren door de bijvoeging in hare advertentie : salaris niet vereischt. De katoenen dienstjapon en de tullemuts doen, in haar schatting, de balans weer overslaan. Wel ja, zij hebben zich ontworsteld aan het groote gild der »boojen".... Ik weet van moeders, die uitermate ingenomen waren met het leer plan van deze Haarlemsche Huishoud school, raet het vooruitzicht dat hare dochters hier met een minimum van kosten en in een paar jaar tijds dingen zouden leeren, waarvoor zijzelve een menschenleeftijd noodig hadden gehad, of die ze misschien in het geheel niet geleerd had den ; die er gaarne het leergeld voor over hadden, met nog de witte en bonte schorten, de morsmouwen, de pannenlappen welke de attributen der novice zijn, en die als een blad aan een boom veranderden toen zij hoorden, dat het einddoel van die ver schillende onderwijsmethoden was dienstbode te worden." »Ik zou zeggen: beter een degelijke dienstbode dan een mislukte juffrouw." Zoo pratend waren we op de stoep van de Huishoudschool gekomen ; een massief, royaal opgetrokken gebouw, drie verdie pingen hoog. Een »nuuver meiske" deed ons de deur open en toonde al dadelijk het kostuum der inrichting: blauwkatoenen japon met witten tablier en een witkatoenen baret op het hoofd, 't Hing er in den corridor vol met hoeden en mantels, en toch ontbrak hier dat eigenaardig brouhaha, dat gezwatel van stemmen en van vermengde geluiden, aan een drukbezochte school in den regel eigen. 't Eerst bezochten wij de kinderbe waarplaats ; 'n woord dat wij reeds in letters als kurassierslaarzen op den buiten muur der inrichting gelezen hadden. »Geen aantrekkelijke naam!" zei tante. 't Doet je zoo denken aan een huis van bewaring, voor 't minst aan een brand stoffen- of materialen-bewaarplaats. »In zeker opzicht is het dat ook," repli ceerde Daatje (een »nanicht" van Daatje Leevend, en die mee van de partij was.) »Want hier wordt het materiaal van de toekomst bewaard. Misschien vindt u het woord crèche wel beter ?" Doch tante maakte een afwerend gebaar, en zei dat ze dan maar liever, voor een Hollandsche inrichting, een Hollandsch woord had. Wij kwamen in een ruim vertrek, waar zich kasten met speelgoed langs de muren bevonden, waar een drietal jonge meisjes onder toezicht van 't hoofd der bewaarplaats zich aan de eerste opvoeding wijdden van een aantal kleine kleuters met het doel om zich hier als kinderverzorgsters te bekwamen. Er werd hun iets verteld, iets van belang, iets ongehoords dat zag men wel aan de schitterende oogjes, de tot vragen ge plooide mondjes. Iets verder zat, alleen in z'n stoeltje, 'n dreumes van een turf hoog; misschien 'n geval van splendid isolation! Och neen, want 't was een bloede loos wicht, armpjes als zwavelstokken, schraal lichaampje, scherp omlijnd bakkesje: blijkbaar hadden de ouders 't niet breed. Breed in aardsche middelen, of breed in hun hart wie zou 't zeggen ? Daarnaast bevond zich een slaapzaal, eveneens ruim en frisch, waar een dozijn.... ja, wat waren 't, ovale slaapmanden op onderstel stonden. Ze geleken op een wieg, maar zonder schommelvoet, zonder gordijn, en ze geleken tevens op elkaar als twee druppels water. »Dit zijn nu toch heusch crèches" zei Daatje plaagziek. »Er is haast geen ander woord voor; 't komt van het provengaalsche crepcha, het oudduitsche krippa.... «Blijf me van 't lijf met oud-duitsch en provengaalsch!" riep tante baloorig. «Met al je filologie kun je niet eens behoorlijk een aardappel koken, kun je wel? Maar zoo is de nieuwerwetsche jufferschap, «knap voor de viool en morsig voor de keuken," gelijk men in 't zuiden wel zegt. Al de bedjes, die we zagen, waren netjes verzorgd, netjes opgemaakt, en met ge haakte spreien bedekt. Behalve enkele, waarin kleine kinderen lagen in verschil lende phasen van sluimering. Een gluurde nog door de halfgeloken oogen, een ander was deugdelijk «onder zeil," een derde weifelde nog. Tegen een der muren was nog een rij grootere kribben aangebracht, die als klapstoelen naar omlaag konden worden gelaten. Ze waren bestemd voor oudere kinderen, wanneer die spelensmoede naar dit Kust-Oord kwamen en reeds de lodderige oogjes aan de juffrouw de bood schap brachten: »het zandmannetje komt." Een dubbeltje daags! daarvoor kun nen moeders, die uit werken gaan, hunne kinderen hier laten bewaren; daarvoor worden de kleinen bezig gehouden, ver maakt met kinderlijke spelen, en ter ruste gelegd in de kribben; daarvoor krijgen ze ook nog den kost. Geen mindere kost dan die ze thuis krijgen, maar ook geen betere, of ze zouden allicht aan moeders pappot ontweanen. »Ik heb eens van een Indiaanschen volkstam gelezen," zei tante, «waar de moeders, als ze voor den arbeid op 't veld gaan, hunne ingebakerde kinderen in een soort van draagkorf naar een gemeenschappe lijke hut brengen en daar aan een spijker tegen den muur hangen. Dat is ontegen zeggelijk een nog goedkooper crèche kinderbewaarplaats, wil ik zeggen. Maar daarvoor moet men dan ook Indiaan we zen. En als er meer inrichtingen zooals deze waren, ook ten plattelande, dan zouden de kranten zoo vol niet staan van de ongelukken, die voortdurend aan de arme stumpertjes overkomen, welke alleen worden thuis gelaten." Onze geleidster bracht ons nu in de naaikamer, in een naaikamer, wary; er waren er ettelijke, 't Gansche gebouw toch bevatte op de vier verdiepingen een 3G-tal vertrekken en alles was nog met den gloed der nieuwheid overtogen. De vloeren meest bruingeschilderd, de muren effen wit en grijs aangestreken, de corridors uitloopende op brandvrije trappen, een verlichting met gas en verwarming door in de verschillende vertrekken achter vuurschermen geplaatste kachels. Op de deuren, die in de gangen uitkwamen, was de bestemming van het vertrek door een opschrift aangegeven. Woon- en slaapkamers waren voorzien van behangsels, de meesten bezaten een groote, in frissche kleuren geschilderde wandkast. De indruk bij 't betreden van deze naai kamer bracht ons aanstonds een bekende schilderij voor den geest. Maar dat was De Naaischool, met levend geworden figu ren! Ijverig voortwerkend zaten hier een achttal meisjes, met propere boezelaars over de jurk, aan een lange withouten tafel en onder het oog der onderwijzeres, ieder met haar eigen naaidoosje vóór zich. Men liet ons eenige proeven van hun arbeid zien, en 't was «kerjeus werk," verzekerde tante. Elders, in een vertrek dat voor een hoogere klasse bestemd was, stonden de banken gereid tusschen smalle tafels, waarvan de lange zijden gepolsterd waren met gevulde, groene strooken: n doorloopend speldekussen. In een ander vertrek stond een dubbele rij naaimachines geschaard, trap en handnaaimachines; terwijl in de kamer voor 't kostuumnaaien zich een groot zwart schoolbord bevond ten dienste van 't pa troon teekenen, met nog een paar van teenen gevlochten kostuumpoppen, een met zwart keper overtrokken modelbuste, enz. Een paar meisjes waren bezig met het vervaardigen van poppenkleeren, waarbij kleine zwarte modelbusten hun als hulp middel dienden, opdat ze later de kunst zouden kunnen oefenen aan volwassenen. Zoo 'n pop moest toch ook z'n «eisen" hebben; maatnemen, knippen, passen, 't bleef alles hetzelfde. De voordeelen der lokale inrichting vielen bier, zoowel als elders, aanstonds in 't oog. Vooral in de ramen blonk het doorzicht van den bouwmeester uit; ramen die bij kans een geheel muurvak innamen. Er was hier zoo volop licht en lucht. En hoe waren die volle glansen, die zuivere atmos feer in harmonie met al die zindelijk gekleede, monter uitziende, jugendfrische meisjesgestalten ! Onze verbeelding dwaalde op eens terug naar de sombere tegenstel ling, naar het bedompt en schemerig dak kamertje waarin de dichter van The song of the shirt zijn arme naaister plaatst, slachtoffer van het «sweating system", dat Welnu, too hun al geen spinrag over de lippen was gegroeid, 't was dat men zich hier niet in een trappietentókxwter bevond. De wandkasten bevatten allerlei kleine hulpmiddelen van een waschinrichting, de grootere stonden in het vertrek zelf en in een neven vertrek met cementen vloer: linnenpers, mangel, droogrek, waschkuip, waschketel, wringmachine enz. De laatste werd nauwkeurig door tante bekeken ; zoo'n ding moest ze ook hebben, zei ze. En verder: »wat moet ik niet kijven op de meiden, die 't goed altijd tegen den draad in wringen. Ze maken het schoon en kapot, 't Is waar dat het tegen woordige linnengoed wel papier lijkt bij het ouderwetsche, dat ik nog bij stapels in 't kabinet van m'n grootmoeder heb zien liggen. Toen duurde het linnengoed wel een halve eeuw; maar die tijd is voorbij, sans espoir de retour". Naast de strijkzaal was nog een.kleiner vertrek tot droogkamer ingericht, waar het linnen over droogstokken hing en de tocht het overige deed. Het goed woei droog. 't Ging verder trap op trap af. Door de openstaande deur wierpen we in 't voorbij gaan een blik in de kamer van de directrice, mej. Gallenkamp, die er behagelijk ge noeg uitzag. Op de bovenste verdieping, onder den kap van 't gebouw, zagen wij eenige nette slaapkamers voor interne leerlingen, en de kamers der leeraresssn. 't Zou al een deftig pension moeten wezen, dachten we, waar men een onderwijzeres zulk een kamer en zulke meubels afstond. 's Winters moest het op deze derde ver dieping frisch genoeg wezen (e» even dacht ik aan den slaapzolder van de kostschool, dien we Nova Zembla plachten te noemen) maar nu 't zomer was, hoeveel licht en lucht had men hier, en welk een fraai uitzicht, dichtbij op Krelage's bloementuinen, ver af, over de daken heen, op een wijd en boomrijk verschiet! Het meu bilair in deze voor vier of vijf personen Kinderbewaarplaats. zich de ruggegraat verkromt en de oogen afpijnt voor een hongerloon poverina ! De teekenzaal onderscheidde zich voor namelijk door het bovenlicht, dat door een schuin opstaand raam in de zoldering viel; door eenige rijen uniforme teeken tafeltjes, voorbeelden aan den muur en andere leermiddelen. Een paar spreek kamers hadden niets buitengewoons, even min als de badkamer, waar de glimmend geschuurde geyser naast de badkuip stond en de tinteling van wit glazuur als 't ware wedijverde met den metaalglans van 't rood koper. In een vertrekje daarneven bevond zich tegen den muur een snelwanner, een door gas verhitte cilinderkast, waardoor men in een oogenblik warm water had. «Heerlijk voor den Zaterdagavond!" riep tante. «En voor de wasch". »Ja maar," zei onze vriendelijke geleidster, »de wasch gaat hier de deur uit, de groote wasch ten minste. Maar we leeren daarom wel wasschen, we leeren ook bleeken, wringen, rekken, strijken, kortom de heele behandeling van de wasch. Zie maar hier!" Strykxaal stond er buiten op de deur geschreven, en we traden een groot vertrek binnen, waar een dozijn jonge dames, allen in 't blauw en wit, bezig waren met het materiaal voor de linnen kast. Aan geschuurde withouten tafels stonden zij te sprenkelen, te rekken, te vouwen, te stijven en te.... keuvelen. ' ingerichte slaapkamers was eenvoudig en net, waschtafels, nachtkastjes, latafels, enz. in geelkleurig pitch pine; de ijzeren ledi kanten niet zoo zwierig als in een adellijk jonkvrouwenstift en niet zoo simpel als in een militaire chambree. Beneden in de cursuskamer was alles op het onderwijs ingericht; amerikaansche schoolbanken, schoolbord, boekenrek, een wandkast waarin zich monsters van granen, delfstoffen en andere producten bevonden, en aan de muren verschillende gekleurde leerplaten. Er was daarin verscheidenheid: hier de anatomie van den mensen en daar een voorstelling van voedinggewassen, van nuttige dieren en planten, van de ver schillende deelen van het rund. Zoo 't spreekwoord al waar was: »van een os kan men niet meer verlangen dan rundvleesch", het was voor de toekomstige huismoeder zeker niet zonder belang te weten welk rundervleesch de slager haar thuis zou zenden. Maar 't pronkvertrek moest nog komen : de suite waarvan de eene helft tot eet kamer, de andere tot zitkamer diende. In de eerste had het utiliteitsbeginsel beslist de overhand: met bruin wasdoek over trokken tafels, het antieke buffet, de schapraai, de Zweedsche stoelen van eenvoudige makelij, een vloer bedekt met inlaid granité, een enkele opwekkende spreuk aan den wand en een hfl, waardoor de spijzen uit de keuken beneden naar omhoog werden geheNaailes.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl