Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1353
ven. Maar het achterrvertrek droeg den stem
pel eener bescheiden weelde, die weldadig
aandeed. Weelde was het eigenlijk niet;
hoogstens comfort, 't Was er alles zoo
knusjes, zoo behagelijk. Zeker droeg ook
het volle licht, dat door de kapitale ramen
drong en op het kleurig behangsel speelde,
er veel toe bij deze gezelschapskamer
vroolijk en helder te maken. Destofieering
niet minder, de opgeslagen piano, de
bibelots op den marmeren schoorsteen
mantel, de salonkachel, de gravures, de
kamerplanten en een enkel luxe-meubel.
Voorts al die kleine snuisterijen en kamer
versieringen wier aantal, type en rang
schikking een maatstaf aan de hand doen
voor den smaak van den bewoner.
Daatje raadpleegde blijkbaar hare
Engelsche herinneringen, toen ze zei dat deze
kamer iets van 'n drawingroom had.
«Behalve de kachel", ging ze voort, »want
dat begrijpen de Engelschen met hun open
haarden beter dan wij. 't Mag wezen dat
er bij zoo'n insluithaard een gedeelte van
de warmte verloren gaat, en misschien
heeft tnen in deze inrichting, waar alles
op de economie berekend is, daarom aan
een kachel de voorkeur gegeven. Maar
het gezicht van een open haard waarin
de harsige houtblokken knappen en knet
teren, waarin de vurige tongen als 't ware
spelemeien en rosse schijnsels door de
kamer laten dansen, zie, dat stemt toch
meer tot gemoedelijkheid en opgewektheid
dan het gezicht op een ijzeren potkolom,
of op een zwarte, vierkante, ijzeren doos
waarin het vuur begraven ligt. De
Priesche schrijver Halbertsma heeft eens een
opstel gewijd aan »De Oud-Hollandsche
vroolijkheid en de kachels," en zoowaar,
er is verband tusschen beiden."
Deftiger nog zag 't er uit in de
bestuurskamer, waar de eikenhouten tafel en de
stijlstoelen, waar de antieke kast en in
antieken stijl opgetrokken schouw, de
schrijftafel welke Dickens business looking
genoemd zou hebben, het stemmig karpet
op den vloer .en het stemmig behang aan
den wand, 't een met 't ander zekeren
indruk van achtbaarheid teweegbracht.
Het decoratieve element kwam nog het
meest van een half dozijn
olieverfschilderijen, wier vergulde lijsten pronkziek af
staken tegen het effen groen behangsel.
»Ze zijn ons in bruikleen gegeven door
een vriendin der stichting," onderrichtte
ons onze leidsvrouw. «Evenals deze zware,
antieke kast, die zoo gewichtig doet. Och
ja, wij hebben al heel wat giften en gaven
uit vriendelijke handen ontvangen, tot het
speelgoed der kinderen toe. En ik durf
zeggen, dat het goed besteed is."
Onze laatste gang gold de keukens. Er
waren er twee, een groote en een kleine;
't stond alweer buiten op de deur ge- ,
schreven. En ze waren zoo welvoorzien
en zoo spacieus, dat men meenen zou: er
kon hier wel voor een bataillon soldaten
gekookt worden. Door groote ramen aan
den straatkant van matglas viel overvloedig !
licht; er was hier niets onderaardsch, niets j
kelderachtige, gelijk men dat zoo vaak in
de benedenverdieping van andere groote
gebouwen vindt. Een gansche batterie de
cmsine stond ordelijk langs de zijden van
't ruime vertrek, of blonk van den muur.
Drie vierkante aanrechttaf'els met mar
merblad stonden op een rij; zoo hecht en
hing, was- een menu geschreven; het
onderwerp dat dien dag bij de kookles
behandeld zou worden. In de kleinere
keuken zat een groepje kinderen aardappe
len te schillen, er was een grooter meisje
bezig met soepgroente te hakken, in de
groote keuken stond er een bij 't fornuis,
en minstens een half dozijn jonge vrou
wen, wier witte uniform mutsen in deze
omgeving eerst recht op koksmutsen ge
leken, wier armen tot den elleboog in
witte morsmouwen staken, liepen zoo druk
af en aan als moesten ze op een nationalen
feestdag een groot restaurant bedienen.
De blijken hunner kookkunst stonden ten
deele reeds gereed: rooraig-gele schoteltjes,
dampende schalen wier inhoud »aroma"
bezat, boutjes gebruind en gesausd, prut
telende vleeschpotten en andere, die een
zoet geheim bewaarden, die van den
heiligen Antonius een kijk-in-den-pot ge
maakt zouden hebben.
»Wel, ik heb er danig mijn spikkel in,"
vroegere dienstboden, welke haast als leden
van 't gezin werden beschouwd (en be
handeld, moet men er bij zeggen) hadden
toch geen school voor dit en school voor
dat, geen paedagogische allemansgading
van noode om geschikt te zijn voor de
plichten, die zij zoo blijmoedig vervulden.
Ook voor hen was de ervaring de beste
leermeesteres."
»Hoor eens," zei tante, »op die dienst
boden van vroeger moet je niet al te veel
roemen, want je hebt ze niet bijgewoond,
en onze oude dichters en schrijvers hebben
er ons vaak een heel ander boekje van
open gedaan. Pieter Langendijk b.v., die
hier ter stede zoolang patronen voor fa
brieken heeft geteekend, had zeker heel
wat met z'n Haarlemsche meiden te stellen,
voordat hij hun zoo, in zijne kluchtspelen
het jak ging uitschuieren. Lees daar b.v. De
Zwetser maar eens op na. Maar mij dunkt
dat men ook in het ordelijkste en vlijtigste
gezin, waar naar het bij belsche woord »een
Huiehoudles.
erkende tante, toen ze met een kennersblik
deze modelkeuken overzien had. »Wat zou
ik hier niet tot stand kunnen brengen P
Wij vernamen dat hier niet alleen aan
de toekomstige werkmansvrouw geleerd
werd een burgerpot te koken, maar dat
er ook onderricht werd gegeven in de fijne
keuken, in 't voorsnijden, in het bereiden
van vegetarische spijzen, van ziekenschotela
enz., terwijl hier zoo goed als te Amsterdam
gelegenheid bestond voor de culinarisehe
vorming van koks bij leger en marine.
En toen wij onze spraakzame leidsvrouw
op den drempel bedankt hadden voor de
niet geringe moeite en het niet geringe
tijdverlies, dat zij zich ter wille van een
paar nieuwsgierige Aagjes getroost had,
uitte tante's bewondering zich nog in den
uitroep:
»Heere, wat 'n huis! Zesendertig
kamers, en allen aan kant! Als je in
Amerika geweest bent is 't misschien niet
veel; voor Haarlem, ja voor 't heele land
is 't een merkwaardigheid. Tegenwoordig,
nu er zooveel vrouwen zelf den kost
kloeke huisvrouw is een kroon haars heeren,"
aan een piepjonge deern geen vorming zal
kunnen geven zooals haar hier ten deel
: valt, waar alles er op ingericht is, d.i. een
methodische, zaakkundige opleiding. En
? behalve die vak opleiding, de bekwaamheden
! van de praktijk, wordt hun hier bijgebracht
het begrip van orde, van nauwgezetheid,
van reinheid, wel voegelijkheid, plichtbesef;
altemaal eigenschappen, waarvan de ont
stentenis bij ons Hollandsch proletariaat,
en zelfs bij den kleinen burgerstand, vaak
ronduit beklagelijk is. Als ik ooit nog
een dochter krijg dan zal ze, al moest ze
ook een prins trouwen, hier op school;
en dat hoe eer hoe beter. Want vader
Vondel heeft het terecht gezegd:
»De kruick houd allerlangst den reuck
j van 't eerste sap.''
Haarlem, Mei 190;!. S. KALFF.
In de keuken.
stevig: men had er een os op kunnen
afbouwen. Er waren gasfornuizen en ge
wone fornuizen ; voorts, in 't midden tegfin
het plafond, een groote ijzeren bekapping
als in een smidse. De hitte, en tegelijk
de sterke etenslucht ontvlood door dien
omgekeerden trechter. De vloer was
gecementeerd, de helder geschilderde en
helder uitziende keukenkasten bevatten
honderd-en-een verschillende
keuken-ustensiliën, men zag er hier een nieuwerwetsche
stoompan en daar een papiniaanschen pot.
»Mijn kunst heeft hulp van doen, of ick
bekoock geen eer" laat Huygens zijn
»Kock" zeggen ; en voor die hulp was hier
ruimschoots gezorgd. Wanneer uit deze
»koockkeuken" (in tegenstelling met de
pronkkeuken) geen keur van gerechten te
voorschijn kwam, dan lag de schuld zeker
niet aan 't gerij. En om onder al dit
vaatwerk orde en regelmaat te bewaren,
om in staat te zijn alles weer ter bestemder
plaatse, soort bij soort, te kunnen opber
gen, waren er drie afzonderlijke keuken
batterijen in geëmailleerd ijzerwerk aan
geschaft : in 't bruin, in 't grijs, in 't
blauw. De kleur wees reeds aan waar
ergens deze pan moest staan, of deze lepel
hangen.
Op een gioote lei, die aan den muur
moeten verdienen, is een inrichting als
deze 'n uitkomst, en als mijn vorige keu
kenmeid, je weet wel, die lange waar-ga-je,
die altijd stukjes op de boezelaar had,
haar neus eens in deze modelkeukens ge
stoken had, dan had ze uit pure schaamte
beter haar plicht gedaan. Dan hadden
we niet zoo vaak een korst aan de rijst
gehad en klonters in de saus, dan had ze
uit een begrip van ordelievendheid misschien
minder porselein gebroken, en minder
»hapjes" gedronken.
Het vroegwijze Daatje echter schudde
even het hoofd en waagde de opmerking:
«Vroeger waren er toch ook wel bekwame
dienstboden, huishoudsters,
kinderjuftrouwen, bekwame naaisters, borduursters,
kooksters, modisten, enz. zonder Huiss
houd- en Industrieschool. Wat de mei
den betreft, ze zijn er immers nog wel,
de oude garde meen ik, die bij 't leger
een chevron voor twaalfjarige trouwe dienst
gekregen zouden hebben. Grootma heeft
mij vaak verteld van een heel ander slag
van dienstboden dan het tegenwoordige, dat
l een geslacht is zooals het in de H. Schrift
staat," welks tanden zwaarden, en welks
baktanden messen zijn.'1 En hun mond,
mag men er wel bijvoegen, een guillotine
voor lederen goeden naam. Maar die
llllllllllllllllHIIIIIIIIIIHIlllllMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlml
De Internationale Tentoonstelling
van oude en nieuwe kantwerken
in het Museum van Kunstnij
verheid te Haarlem.
Tot 28 Juni zijn in het Paviljoen te Haarlem,
dat in onze dagen in gebruik genomen is als
Museum van Kunstnijverheid, vier zalen geheel
of gedeeltelijk ingericht tot een internationale
tentoonstelling van oude en nieuwe kantwerken.
Een zeldzaam schoone verzameling van
handnijverheid is aldaar bijeengebracht, dank zij den
ijver van den heer Von Saher, Directeur van
het Museum, die geen moeite ontzien heeft om,
ook door het verkrijgen van buitenlandsche
inzendingen van scholen en rma's, ons op de
hoogte te brengen van den geheelen omvang
der kantindustrie heden ten dage, een onder
werp, zeker belangrijk voor hen, die de kwesties
gevolgd hebben, in 't leven geroepen met de
oprichting der Nederlandsche Kantwerkschool
te Apeldoorn.
Van welken tijd het vervaardigen van kant
dateert, is niet met zekerheid aan te nemen.
Sommigen beweren dat men alle grond heeft te
gelooven, naar aanleiding van eenige zinsneden
bij Grieksclie, Latijnsche en Hebreeuwsche
schrijvers, dat het, kantwerk in de oudheid reeds
bekend was. In 1892 werd bij de opgravingen van
de oude Romeinsche stad Claterna, niet ver
van Boulogna, op den bodem van een ouden
put een verzameling kleine, harde, beenen voor
werpen gevonden, die zeer veel overeenkomst
hadden met de klossen, later in gebruik, ter
vervaardiging van de zoogenaamde kloskant.
Met zekerheid kan echter worden aangenomen,
dat eerst tegen het einde der 15de eeuw het
kant maken meer algemeen werd en een industrie
begon te vormen.
Treedt men de 1ste zaal binnen, zoo ziet men
een lange, staande vitrine, waarin tal van kanten,
die door het helder intredende bovenlicht, op
een achtergrond van geel doek, wonderschoon
uitkomen. Deze kanten zijn gerangschikt ais een
soort historische galerij. Het zooveel mogelijk
bijeenhouden der inzendingen en het ontbreken
van enkele, echte, oude exemplaren maken dat
deze galerij niet in allen deele compleet is,
ook zijn om eerstgenoemde reden niet altijd de
mooiste stukkeu voor de galerij uitgezocht. De
kostbare inzending echter van mevr. Baronnesse
Constant Rebecque en die van mevr. Ruyssenaers
van Sypesteyn, beiden te 's Gravenhage, zijn er
bijna geheel vertegenwoordigd.
Begint men links, zoo ziet men de genaaide
kaut in haar langen ontwikkelingsgang voor
zich. Eerst als borduurwerk, bestaande in het
in netvorm uithalen en doorstoppen (fil tiré),
en later in het gedeeltelijk wegknippen van den
linnen ondergrond (point coupé), schrijdt zij
voort, tot eindelijk alle grondstof verdwijnt en
de punto a reticella het eigenlijke
kantnaaldwerk vormt.
Aan deze kanten sluiten zich aan, de zoo
beroemde point de Venise met zijn krachtige
motieven, in zijn eerste stadium nog vlak (37
v. d. Gat.), daarna met reliëfs (82, 79), en
eindelijk overgaande in den schooaen, raglijnen
point de rose of punto rosalina, waarvan kraag
en borststuk (220), inzending van mevr. Sii
van Hülegom te Amsterdam, ons een prachtig
exemplaar doen zien.
Gebrek aan patronen deed zich toen ter tijde
echter sterk gevoelen, de weinige die er waren
moesten met de pen op perkament geteekend
worden en gingen van band tot band. De uit
vinding der gravure en typographie is dan ook
later van grooten invloed geweest op de kant
industrie. Te betreuren was die schaarscbheid
van ontwerpen zeker, vooral daar de kant hoe
langer hoe meer dienstbaar werd gemaakt aan
de kleeding, en de groote plooikragen of »fraises",
die in Italiëin de mode kwamen, geheel omzet
met kant, het gebruik er van ontzettend deed
toenemen. Catharina de Medicis, vrouw van
Hendrik II van Frankrijk, wie deze dracht zeer
aanstond, liet uit Italië, waar Venetiëals middel
punt der kant-industrie een belangrijken handel
dreef in kragen en manchetten, den teekenaar
Vinciolo komen, om kanten kragen voor haar
te ontwerpen, die in Frankrijk, door
Venetiaansche werksters uitgevoerd, grooten opgang
maakten. Deze ,fraises" vielen echter weer in
ongenade en werden vervangen door de groote,
breede, platte kragen en manchetten, vervaar
digd van Hollandsch linnen, omgeven door een
breede kant, welke door onze beste schilders
uit dien tijd zoo menigmaal op het doek ver
eeuwigd zijn (218, 219). De manchetten, die
in deze vitrine bij den kraag gelegd zijn, doen
ons zien, hoe reeds in die dagen de ontwikkeling
der kloakant met die der naaldkant gelijken
tred hield.
Thans, ± 1670 treedt het bloeitijdperk der
kantindttstrie in. Lodewijk XIV ontbood, voor
namelijk op aandringen van zijn minister Colbert,
een menigte werksters uit Venetiënaar Frank
rijk, wier kantwerk daar te lande als point
de France betiteld werd. Deze point de France,
in den aanvang gelijkend op den point de
Venise met de reliëfs (236), werd later uit
gevoerd geheel zonder reliëfs (V, diverse kanten
v. h. Museum v. Kunstnijverheid te Haarlem),
en verfijnde zieh in den point de Sedan. Scholen
werden gesticht te Alenjon, te Argentan en
elders, waar de point d'Alencon (206?2 8), de
point d'Argentan (227) enz., hun naam aan
hebben ontleend; kanten die allen in hoofdzaak
verschillen in teekeuing en in het réseau"
den tullen grond, die uit dezen tijd dateert.
De weelde in kanten was destijds overdadig,
men verhaalt dat een kraag point d'Alenpon,
waarvan de contours gewerkt waren over
menschenhaar, in plaats van als gewoonlijk over
paardenhaar, door Lodewijk XIV betaald werd
met 230 gouden kronen, een groote som voor
zeker, die getuigt, dat dit artistiek werk met
de ragfijne »a jours" aan den buitenrand, bijna
onbetaalbaar was.
Na deze glansperiode in de kantindustrie,
moest noodwendig een tijd van verval intreden.
Duidelijk is deze ook waar te nemen; de con
tours worden minder geacheveerd, de teekening
is ijler, en wordt niet veel meer dan een
parsemévan moesjes boven een smalle randver
siering, totdat men begint aan het appliqueeren,
en de middelerwijl uitgevonden machinale tulle
gebruikte als grond. De applieation de Bruxelles"
(291) bekleedt onder die kantsoorten in den
tegenwoordigen tijd een eerste plaats.
Was Italiëhet middelpunt van de genaaide
kant, Vlaanderen was het van de kloskant. Wel
werden te Genua en te Milaan veel kioskanten
vervaardigd, doch de glansrijke, fijne, zoo be
roemde Vlaamsche linnendraad, eigende zich
bijzonder voor deze uitvoering van
kantbewerking. De rechterzijde der historische galerij
geeft een overzicht van de kloskant. Men begint
bij de oude passementen, de Genueesche kanten
(47) met haar scherp getande randen en haar
patroonteekening in den ouden stijl van den
point coupé, waarmede zij ook nog dikwijls
verbonden werd (51); daaronder liggen de
Italiaansche en Vlaamsche lintkanten, de eerste
bekend onder den naam van point de Milan
(74), met zijn forsche, krachtige teekening, de
laatste als guipure de Flandre, ook breed van
lijn doch langzaam van aard veranderend (42).
Naarmate men fijner werkdraad bezigde, wijzigde
die lintkant zich in een weefsel, waarvan het
patroon geheel in elkaar vloeit, »une rêverie
sans fia", en ontstonden de kanten met rechte
randen. Achtereenvolgens komen nu: de
Valenciennes kant (204), de Binche kant, de Trolle
kant, aldus genoemd naar bet Zweedsche woord
trolle (fee), die alle dicht bij elkaar in de vitrine
geplaatst zijn. /ij verschillen onderling vooral
door bet netwerk van den grond. In de nabij
heid van deze soorten ziet men nog de
Rijsselsche kant (274) en eindelijk de Mechelsche kant
(209), met baar fijne, glanzige omranding en
sierlijk openwerk, de kostbaarste van alle ge
kloste kanten. Ook de zwarte Chantilly kant
(99) is bier vertegenwoordigd. Het slot vormt
de point Duchesse, de gekloste Brusselsche
kant (58) en eindelijk een inzending moderne
kloskant uit Auvergne (269), zoogenaamde
torchonkanten en guipures Clnnj, welke duidelijk
doen uitkomen, dat de 16 eeuwsche motieven
van den point coupé, de punto a reticella en
de Genueesche kanten, zich vrijwel ongewijzigd
in onze dagen hebben weten te handhaven.
Het leerrijkste en belangwekkendste gedeelte
van deze kanttentoonstelling is zeer zeker het
overzicht dat in de historische galerij gegeven
wordt. Daar in deze vitrines *m bovenvermelde
reden echter niet van alle kantsoorten de mooiste
exemplaren aanwezig zijn, zij het mij vergund,
bij het doorwandelen der volgende zalen, nog
op enkele nummers van den catalogus de aan
dacht te vestigen.
De prachtige point d'Alencon (93) en point
d'Argentan (:94) in de tweede zaal, en de Binche
kant (86) en Brusselsche kant (92) in de derde
zaal, beide inzendingen van Mevr.
Gompertz. Jitta te Amsterdam, zijn zeker een nauwkeurige
beschouwing ten volle waard. De oudste typen
smalle kant, n van point de Venise (226) n
van kloskant passements" (226), vindt men
terug bij de collectie kanten van Mevr. Six-van
Hillegom te Amsterdam. In de vitrine (306) van
Jhr. van Sypesteyn te 's-Gravenhage ziet men
o. a. links een bijzonder mooie barbe van Binche
kant, en in vitrine (307) twee kragen van
lerBche kant, terwijl aan een der wanden het laken
(294), inzending van Jhr. Pierre Verhaegen te
Brussel, een schoon stuk werk in de broderie
a flls tirés" doet aanschouwen.
De zoo uitmuntend geconserveerde, rijke ver
zameling kanten van Mevr. Vening
Meineszden Tex te Amsterdam geeft een prachtig over
zicht van den point d'Aleneon in haar bloei en
vervaltijd (242 en volgende nummers); behalve
een merkwaardige point de Sedan (244) en een
point de Burano (265), ziet men bij deze in
zending ook een waaier (266) in modernen point
de Venise, die zeer merkbaar het verval doet
uitkomen van de oude Venetiaansche kant,
daar bij dit stuk de tullen grond zich met den
knoopsgatensteek vermengt. Jhr. Ernest van
Loon te 's-Gravenhage zond o. m. een bijzonder
fijn bewerkt stuk Mechelsche kant in, uit het
eerste tijdperk (137) en een fraaien point d'Ar
gentan (1?0). Ook de inzending van Jhr. Pierre
Verhaegen, den schrijver van d« zoo rijk
geillustreerde kantboeken, uitgegeven ten koste
van het Belgisch gouvernement, mag als zeer
belangrijk genoemd worden.
Ten slotte betreden wij het terrein der
mtderne kanten. De kostbare verzamelingen der
verschillende buitenlandsche firma's en der bui
tenlandsche scholen, spreken voor zich zelf, en
toonen aan, hoe de kant, als gevolg der kunst
richting van den tegenwoordigen tijd, een geheel
ander karakter gekregen heeft; hoewel onover
troffen in techniek, zondigt het ftoraal orna
ment wel eens door al te groot realisme en
gebrek aan styleering. Die warmte, die gloed,
die ons in het oude kantwerk zóó aantrekt, zoo
bezielt, is in het nieuwe niet meer te vinden, ook
de fijne, glanzige linnendraad is in den loop der
tijden verloren gegaan, soms zelfs wordt thans
de katoenen draad gebezigd. Vooral bij repro
ducties van de antieken is dit onderscheid tus
schen heden en verleden duidelijk merkbaar;
de point de Venise (323 en I), hoe onberispelijk
ook van uitvoering, kan de vergelijking met den
kraag (220) in de historische galerij niet doorstaan.
Onze Nederlandsehe kantwerkschool gaf, wat
zij na een halfjarigen arbeid te geven heeft, zij
staat nog aan den aanvang van een, zoo wij
hopen, schoone toekomst, terwijl de Haagsche
ludustrieschool ons proeven levert, hoe ernstig
zij zich toelegt op het herstellen der antieke
stukken, die, willen zij hun waarde behouden,
met zooveel zorg voor verval moeten worden
behoed. Hoe gaarne had men ook het communie
kleed (304) gezien, dat volgens de photographie,
als modern point lacetwerk, zoo schoon van
conceptie en uitvoering, naar een ontwerp van
Mengelberg, onder leiding van Mej. A. M. van
der Velden bewerkt is.
Zoo is de .kanttentoonstelling voor hen, die
belangstellen in deze handnijverheid, zeker een
>auumuimiiiiimi!!i!Hi ...... 11111111111111111111111111111111111111111111 ..... utui ..... tiliiiiiuiintimiimiimiummmimililiiMHiiMmMi Minimin
Eunstsaal Panorama.
Panoramagebouw, Plantage,
TIJDELIJK
UITVERKOOP
van Oostersclie Tapijten.
PRIJZEN.
Entree vrij. Zonttaffs geopend.
DE PHOENIX
234 Spuistraat, Amsterdam.
Meubileeringen.
Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis.
Levering onder volledige garantie franco
geplaatst door geheel Nederland.
L BINNEN-!
INRICHTING TOT
MEUBELEERING
EN ? VERSIERING
33DER- WONING
2O-ROKIN-12O
12 Etsen van
WILM STEELINK.
Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht.
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
in rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio fonn.) gebonden slechts
? 12.50.