De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 31 mei pagina 8

31 mei 1903 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1353 ven. Maar het achterrvertrek droeg den stem pel eener bescheiden weelde, die weldadig aandeed. Weelde was het eigenlijk niet; hoogstens comfort, 't Was er alles zoo knusjes, zoo behagelijk. Zeker droeg ook het volle licht, dat door de kapitale ramen drong en op het kleurig behangsel speelde, er veel toe bij deze gezelschapskamer vroolijk en helder te maken. Destofieering niet minder, de opgeslagen piano, de bibelots op den marmeren schoorsteen mantel, de salonkachel, de gravures, de kamerplanten en een enkel luxe-meubel. Voorts al die kleine snuisterijen en kamer versieringen wier aantal, type en rang schikking een maatstaf aan de hand doen voor den smaak van den bewoner. Daatje raadpleegde blijkbaar hare Engelsche herinneringen, toen ze zei dat deze kamer iets van 'n drawingroom had. «Behalve de kachel", ging ze voort, »want dat begrijpen de Engelschen met hun open haarden beter dan wij. 't Mag wezen dat er bij zoo'n insluithaard een gedeelte van de warmte verloren gaat, en misschien heeft tnen in deze inrichting, waar alles op de economie berekend is, daarom aan een kachel de voorkeur gegeven. Maar het gezicht van een open haard waarin de harsige houtblokken knappen en knet teren, waarin de vurige tongen als 't ware spelemeien en rosse schijnsels door de kamer laten dansen, zie, dat stemt toch meer tot gemoedelijkheid en opgewektheid dan het gezicht op een ijzeren potkolom, of op een zwarte, vierkante, ijzeren doos waarin het vuur begraven ligt. De Priesche schrijver Halbertsma heeft eens een opstel gewijd aan »De Oud-Hollandsche vroolijkheid en de kachels," en zoowaar, er is verband tusschen beiden." Deftiger nog zag 't er uit in de bestuurskamer, waar de eikenhouten tafel en de stijlstoelen, waar de antieke kast en in antieken stijl opgetrokken schouw, de schrijftafel welke Dickens business looking genoemd zou hebben, het stemmig karpet op den vloer .en het stemmig behang aan den wand, 't een met 't ander zekeren indruk van achtbaarheid teweegbracht. Het decoratieve element kwam nog het meest van een half dozijn olieverfschilderijen, wier vergulde lijsten pronkziek af staken tegen het effen groen behangsel. »Ze zijn ons in bruikleen gegeven door een vriendin der stichting," onderrichtte ons onze leidsvrouw. «Evenals deze zware, antieke kast, die zoo gewichtig doet. Och ja, wij hebben al heel wat giften en gaven uit vriendelijke handen ontvangen, tot het speelgoed der kinderen toe. En ik durf zeggen, dat het goed besteed is." Onze laatste gang gold de keukens. Er waren er twee, een groote en een kleine; 't stond alweer buiten op de deur ge- , schreven. En ze waren zoo welvoorzien en zoo spacieus, dat men meenen zou: er kon hier wel voor een bataillon soldaten gekookt worden. Door groote ramen aan den straatkant van matglas viel overvloedig ! licht; er was hier niets onderaardsch, niets j kelderachtige, gelijk men dat zoo vaak in de benedenverdieping van andere groote gebouwen vindt. Een gansche batterie de cmsine stond ordelijk langs de zijden van 't ruime vertrek, of blonk van den muur. Drie vierkante aanrechttaf'els met mar merblad stonden op een rij; zoo hecht en hing, was- een menu geschreven; het onderwerp dat dien dag bij de kookles behandeld zou worden. In de kleinere keuken zat een groepje kinderen aardappe len te schillen, er was een grooter meisje bezig met soepgroente te hakken, in de groote keuken stond er een bij 't fornuis, en minstens een half dozijn jonge vrou wen, wier witte uniform mutsen in deze omgeving eerst recht op koksmutsen ge leken, wier armen tot den elleboog in witte morsmouwen staken, liepen zoo druk af en aan als moesten ze op een nationalen feestdag een groot restaurant bedienen. De blijken hunner kookkunst stonden ten deele reeds gereed: rooraig-gele schoteltjes, dampende schalen wier inhoud »aroma" bezat, boutjes gebruind en gesausd, prut telende vleeschpotten en andere, die een zoet geheim bewaarden, die van den heiligen Antonius een kijk-in-den-pot ge maakt zouden hebben. »Wel, ik heb er danig mijn spikkel in," vroegere dienstboden, welke haast als leden van 't gezin werden beschouwd (en be handeld, moet men er bij zeggen) hadden toch geen school voor dit en school voor dat, geen paedagogische allemansgading van noode om geschikt te zijn voor de plichten, die zij zoo blijmoedig vervulden. Ook voor hen was de ervaring de beste leermeesteres." »Hoor eens," zei tante, »op die dienst boden van vroeger moet je niet al te veel roemen, want je hebt ze niet bijgewoond, en onze oude dichters en schrijvers hebben er ons vaak een heel ander boekje van open gedaan. Pieter Langendijk b.v., die hier ter stede zoolang patronen voor fa brieken heeft geteekend, had zeker heel wat met z'n Haarlemsche meiden te stellen, voordat hij hun zoo, in zijne kluchtspelen het jak ging uitschuieren. Lees daar b.v. De Zwetser maar eens op na. Maar mij dunkt dat men ook in het ordelijkste en vlijtigste gezin, waar naar het bij belsche woord »een Huiehoudles. erkende tante, toen ze met een kennersblik deze modelkeuken overzien had. »Wat zou ik hier niet tot stand kunnen brengen P Wij vernamen dat hier niet alleen aan de toekomstige werkmansvrouw geleerd werd een burgerpot te koken, maar dat er ook onderricht werd gegeven in de fijne keuken, in 't voorsnijden, in het bereiden van vegetarische spijzen, van ziekenschotela enz., terwijl hier zoo goed als te Amsterdam gelegenheid bestond voor de culinarisehe vorming van koks bij leger en marine. En toen wij onze spraakzame leidsvrouw op den drempel bedankt hadden voor de niet geringe moeite en het niet geringe tijdverlies, dat zij zich ter wille van een paar nieuwsgierige Aagjes getroost had, uitte tante's bewondering zich nog in den uitroep: »Heere, wat 'n huis! Zesendertig kamers, en allen aan kant! Als je in Amerika geweest bent is 't misschien niet veel; voor Haarlem, ja voor 't heele land is 't een merkwaardigheid. Tegenwoordig, nu er zooveel vrouwen zelf den kost kloeke huisvrouw is een kroon haars heeren," aan een piepjonge deern geen vorming zal kunnen geven zooals haar hier ten deel : valt, waar alles er op ingericht is, d.i. een methodische, zaakkundige opleiding. En ? behalve die vak opleiding, de bekwaamheden ! van de praktijk, wordt hun hier bijgebracht het begrip van orde, van nauwgezetheid, van reinheid, wel voegelijkheid, plichtbesef; altemaal eigenschappen, waarvan de ont stentenis bij ons Hollandsch proletariaat, en zelfs bij den kleinen burgerstand, vaak ronduit beklagelijk is. Als ik ooit nog een dochter krijg dan zal ze, al moest ze ook een prins trouwen, hier op school; en dat hoe eer hoe beter. Want vader Vondel heeft het terecht gezegd: »De kruick houd allerlangst den reuck j van 't eerste sap.'' Haarlem, Mei 190;!. S. KALFF. In de keuken. stevig: men had er een os op kunnen afbouwen. Er waren gasfornuizen en ge wone fornuizen ; voorts, in 't midden tegfin het plafond, een groote ijzeren bekapping als in een smidse. De hitte, en tegelijk de sterke etenslucht ontvlood door dien omgekeerden trechter. De vloer was gecementeerd, de helder geschilderde en helder uitziende keukenkasten bevatten honderd-en-een verschillende keuken-ustensiliën, men zag er hier een nieuwerwetsche stoompan en daar een papiniaanschen pot. »Mijn kunst heeft hulp van doen, of ick bekoock geen eer" laat Huygens zijn »Kock" zeggen ; en voor die hulp was hier ruimschoots gezorgd. Wanneer uit deze »koockkeuken" (in tegenstelling met de pronkkeuken) geen keur van gerechten te voorschijn kwam, dan lag de schuld zeker niet aan 't gerij. En om onder al dit vaatwerk orde en regelmaat te bewaren, om in staat te zijn alles weer ter bestemder plaatse, soort bij soort, te kunnen opber gen, waren er drie afzonderlijke keuken batterijen in geëmailleerd ijzerwerk aan geschaft : in 't bruin, in 't grijs, in 't blauw. De kleur wees reeds aan waar ergens deze pan moest staan, of deze lepel hangen. Op een gioote lei, die aan den muur moeten verdienen, is een inrichting als deze 'n uitkomst, en als mijn vorige keu kenmeid, je weet wel, die lange waar-ga-je, die altijd stukjes op de boezelaar had, haar neus eens in deze modelkeukens ge stoken had, dan had ze uit pure schaamte beter haar plicht gedaan. Dan hadden we niet zoo vaak een korst aan de rijst gehad en klonters in de saus, dan had ze uit een begrip van ordelievendheid misschien minder porselein gebroken, en minder »hapjes" gedronken. Het vroegwijze Daatje echter schudde even het hoofd en waagde de opmerking: «Vroeger waren er toch ook wel bekwame dienstboden, huishoudsters, kinderjuftrouwen, bekwame naaisters, borduursters, kooksters, modisten, enz. zonder Huiss houd- en Industrieschool. Wat de mei den betreft, ze zijn er immers nog wel, de oude garde meen ik, die bij 't leger een chevron voor twaalfjarige trouwe dienst gekregen zouden hebben. Grootma heeft mij vaak verteld van een heel ander slag van dienstboden dan het tegenwoordige, dat l een geslacht is zooals het in de H. Schrift staat," welks tanden zwaarden, en welks baktanden messen zijn.'1 En hun mond, mag men er wel bijvoegen, een guillotine voor lederen goeden naam. Maar die llllllllllllllllHIIIIIIIIIIHIlllllMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlml De Internationale Tentoonstelling van oude en nieuwe kantwerken in het Museum van Kunstnij verheid te Haarlem. Tot 28 Juni zijn in het Paviljoen te Haarlem, dat in onze dagen in gebruik genomen is als Museum van Kunstnijverheid, vier zalen geheel of gedeeltelijk ingericht tot een internationale tentoonstelling van oude en nieuwe kantwerken. Een zeldzaam schoone verzameling van handnijverheid is aldaar bijeengebracht, dank zij den ijver van den heer Von Saher, Directeur van het Museum, die geen moeite ontzien heeft om, ook door het verkrijgen van buitenlandsche inzendingen van scholen en rma's, ons op de hoogte te brengen van den geheelen omvang der kantindustrie heden ten dage, een onder werp, zeker belangrijk voor hen, die de kwesties gevolgd hebben, in 't leven geroepen met de oprichting der Nederlandsche Kantwerkschool te Apeldoorn. Van welken tijd het vervaardigen van kant dateert, is niet met zekerheid aan te nemen. Sommigen beweren dat men alle grond heeft te gelooven, naar aanleiding van eenige zinsneden bij Grieksclie, Latijnsche en Hebreeuwsche schrijvers, dat het, kantwerk in de oudheid reeds bekend was. In 1892 werd bij de opgravingen van de oude Romeinsche stad Claterna, niet ver van Boulogna, op den bodem van een ouden put een verzameling kleine, harde, beenen voor werpen gevonden, die zeer veel overeenkomst hadden met de klossen, later in gebruik, ter vervaardiging van de zoogenaamde kloskant. Met zekerheid kan echter worden aangenomen, dat eerst tegen het einde der 15de eeuw het kant maken meer algemeen werd en een industrie begon te vormen. Treedt men de 1ste zaal binnen, zoo ziet men een lange, staande vitrine, waarin tal van kanten, die door het helder intredende bovenlicht, op een achtergrond van geel doek, wonderschoon uitkomen. Deze kanten zijn gerangschikt ais een soort historische galerij. Het zooveel mogelijk bijeenhouden der inzendingen en het ontbreken van enkele, echte, oude exemplaren maken dat deze galerij niet in allen deele compleet is, ook zijn om eerstgenoemde reden niet altijd de mooiste stukkeu voor de galerij uitgezocht. De kostbare inzending echter van mevr. Baronnesse Constant Rebecque en die van mevr. Ruyssenaers van Sypesteyn, beiden te 's Gravenhage, zijn er bijna geheel vertegenwoordigd. Begint men links, zoo ziet men de genaaide kaut in haar langen ontwikkelingsgang voor zich. Eerst als borduurwerk, bestaande in het in netvorm uithalen en doorstoppen (fil tiré), en later in het gedeeltelijk wegknippen van den linnen ondergrond (point coupé), schrijdt zij voort, tot eindelijk alle grondstof verdwijnt en de punto a reticella het eigenlijke kantnaaldwerk vormt. Aan deze kanten sluiten zich aan, de zoo beroemde point de Venise met zijn krachtige motieven, in zijn eerste stadium nog vlak (37 v. d. Gat.), daarna met reliëfs (82, 79), en eindelijk overgaande in den schooaen, raglijnen point de rose of punto rosalina, waarvan kraag en borststuk (220), inzending van mevr. Sii van Hülegom te Amsterdam, ons een prachtig exemplaar doen zien. Gebrek aan patronen deed zich toen ter tijde echter sterk gevoelen, de weinige die er waren moesten met de pen op perkament geteekend worden en gingen van band tot band. De uit vinding der gravure en typographie is dan ook later van grooten invloed geweest op de kant industrie. Te betreuren was die schaarscbheid van ontwerpen zeker, vooral daar de kant hoe langer hoe meer dienstbaar werd gemaakt aan de kleeding, en de groote plooikragen of »fraises", die in Italiëin de mode kwamen, geheel omzet met kant, het gebruik er van ontzettend deed toenemen. Catharina de Medicis, vrouw van Hendrik II van Frankrijk, wie deze dracht zeer aanstond, liet uit Italië, waar Venetiëals middel punt der kant-industrie een belangrijken handel dreef in kragen en manchetten, den teekenaar Vinciolo komen, om kanten kragen voor haar te ontwerpen, die in Frankrijk, door Venetiaansche werksters uitgevoerd, grooten opgang maakten. Deze ,fraises" vielen echter weer in ongenade en werden vervangen door de groote, breede, platte kragen en manchetten, vervaar digd van Hollandsch linnen, omgeven door een breede kant, welke door onze beste schilders uit dien tijd zoo menigmaal op het doek ver eeuwigd zijn (218, 219). De manchetten, die in deze vitrine bij den kraag gelegd zijn, doen ons zien, hoe reeds in die dagen de ontwikkeling der kloakant met die der naaldkant gelijken tred hield. Thans, ± 1670 treedt het bloeitijdperk der kantindttstrie in. Lodewijk XIV ontbood, voor namelijk op aandringen van zijn minister Colbert, een menigte werksters uit Venetiënaar Frank rijk, wier kantwerk daar te lande als point de France betiteld werd. Deze point de France, in den aanvang gelijkend op den point de Venise met de reliëfs (236), werd later uit gevoerd geheel zonder reliëfs (V, diverse kanten v. h. Museum v. Kunstnijverheid te Haarlem), en verfijnde zieh in den point de Sedan. Scholen werden gesticht te Alenjon, te Argentan en elders, waar de point d'Alencon (206?2 8), de point d'Argentan (227) enz., hun naam aan hebben ontleend; kanten die allen in hoofdzaak verschillen in teekeuing en in het réseau" den tullen grond, die uit dezen tijd dateert. De weelde in kanten was destijds overdadig, men verhaalt dat een kraag point d'Alenpon, waarvan de contours gewerkt waren over menschenhaar, in plaats van als gewoonlijk over paardenhaar, door Lodewijk XIV betaald werd met 230 gouden kronen, een groote som voor zeker, die getuigt, dat dit artistiek werk met de ragfijne »a jours" aan den buitenrand, bijna onbetaalbaar was. Na deze glansperiode in de kantindustrie, moest noodwendig een tijd van verval intreden. Duidelijk is deze ook waar te nemen; de con tours worden minder geacheveerd, de teekening is ijler, en wordt niet veel meer dan een parsemévan moesjes boven een smalle randver siering, totdat men begint aan het appliqueeren, en de middelerwijl uitgevonden machinale tulle gebruikte als grond. De applieation de Bruxelles" (291) bekleedt onder die kantsoorten in den tegenwoordigen tijd een eerste plaats. Was Italiëhet middelpunt van de genaaide kant, Vlaanderen was het van de kloskant. Wel werden te Genua en te Milaan veel kioskanten vervaardigd, doch de glansrijke, fijne, zoo be roemde Vlaamsche linnendraad, eigende zich bijzonder voor deze uitvoering van kantbewerking. De rechterzijde der historische galerij geeft een overzicht van de kloskant. Men begint bij de oude passementen, de Genueesche kanten (47) met haar scherp getande randen en haar patroonteekening in den ouden stijl van den point coupé, waarmede zij ook nog dikwijls verbonden werd (51); daaronder liggen de Italiaansche en Vlaamsche lintkanten, de eerste bekend onder den naam van point de Milan (74), met zijn forsche, krachtige teekening, de laatste als guipure de Flandre, ook breed van lijn doch langzaam van aard veranderend (42). Naarmate men fijner werkdraad bezigde, wijzigde die lintkant zich in een weefsel, waarvan het patroon geheel in elkaar vloeit, »une rêverie sans fia", en ontstonden de kanten met rechte randen. Achtereenvolgens komen nu: de Valenciennes kant (204), de Binche kant, de Trolle kant, aldus genoemd naar bet Zweedsche woord trolle (fee), die alle dicht bij elkaar in de vitrine geplaatst zijn. /ij verschillen onderling vooral door bet netwerk van den grond. In de nabij heid van deze soorten ziet men nog de Rijsselsche kant (274) en eindelijk de Mechelsche kant (209), met baar fijne, glanzige omranding en sierlijk openwerk, de kostbaarste van alle ge kloste kanten. Ook de zwarte Chantilly kant (99) is bier vertegenwoordigd. Het slot vormt de point Duchesse, de gekloste Brusselsche kant (58) en eindelijk een inzending moderne kloskant uit Auvergne (269), zoogenaamde torchonkanten en guipures Clnnj, welke duidelijk doen uitkomen, dat de 16 eeuwsche motieven van den point coupé, de punto a reticella en de Genueesche kanten, zich vrijwel ongewijzigd in onze dagen hebben weten te handhaven. Het leerrijkste en belangwekkendste gedeelte van deze kanttentoonstelling is zeer zeker het overzicht dat in de historische galerij gegeven wordt. Daar in deze vitrines *m bovenvermelde reden echter niet van alle kantsoorten de mooiste exemplaren aanwezig zijn, zij het mij vergund, bij het doorwandelen der volgende zalen, nog op enkele nummers van den catalogus de aan dacht te vestigen. De prachtige point d'Alencon (93) en point d'Argentan (:94) in de tweede zaal, en de Binche kant (86) en Brusselsche kant (92) in de derde zaal, beide inzendingen van Mevr. Gompertz. Jitta te Amsterdam, zijn zeker een nauwkeurige beschouwing ten volle waard. De oudste typen smalle kant, n van point de Venise (226) n van kloskant passements" (226), vindt men terug bij de collectie kanten van Mevr. Six-van Hillegom te Amsterdam. In de vitrine (306) van Jhr. van Sypesteyn te 's-Gravenhage ziet men o. a. links een bijzonder mooie barbe van Binche kant, en in vitrine (307) twee kragen van lerBche kant, terwijl aan een der wanden het laken (294), inzending van Jhr. Pierre Verhaegen te Brussel, een schoon stuk werk in de broderie a flls tirés" doet aanschouwen. De zoo uitmuntend geconserveerde, rijke ver zameling kanten van Mevr. Vening Meineszden Tex te Amsterdam geeft een prachtig over zicht van den point d'Aleneon in haar bloei en vervaltijd (242 en volgende nummers); behalve een merkwaardige point de Sedan (244) en een point de Burano (265), ziet men bij deze in zending ook een waaier (266) in modernen point de Venise, die zeer merkbaar het verval doet uitkomen van de oude Venetiaansche kant, daar bij dit stuk de tullen grond zich met den knoopsgatensteek vermengt. Jhr. Ernest van Loon te 's-Gravenhage zond o. m. een bijzonder fijn bewerkt stuk Mechelsche kant in, uit het eerste tijdperk (137) en een fraaien point d'Ar gentan (1?0). Ook de inzending van Jhr. Pierre Verhaegen, den schrijver van d« zoo rijk geillustreerde kantboeken, uitgegeven ten koste van het Belgisch gouvernement, mag als zeer belangrijk genoemd worden. Ten slotte betreden wij het terrein der mtderne kanten. De kostbare verzamelingen der verschillende buitenlandsche firma's en der bui tenlandsche scholen, spreken voor zich zelf, en toonen aan, hoe de kant, als gevolg der kunst richting van den tegenwoordigen tijd, een geheel ander karakter gekregen heeft; hoewel onover troffen in techniek, zondigt het ftoraal orna ment wel eens door al te groot realisme en gebrek aan styleering. Die warmte, die gloed, die ons in het oude kantwerk zóó aantrekt, zoo bezielt, is in het nieuwe niet meer te vinden, ook de fijne, glanzige linnendraad is in den loop der tijden verloren gegaan, soms zelfs wordt thans de katoenen draad gebezigd. Vooral bij repro ducties van de antieken is dit onderscheid tus schen heden en verleden duidelijk merkbaar; de point de Venise (323 en I), hoe onberispelijk ook van uitvoering, kan de vergelijking met den kraag (220) in de historische galerij niet doorstaan. Onze Nederlandsehe kantwerkschool gaf, wat zij na een halfjarigen arbeid te geven heeft, zij staat nog aan den aanvang van een, zoo wij hopen, schoone toekomst, terwijl de Haagsche ludustrieschool ons proeven levert, hoe ernstig zij zich toelegt op het herstellen der antieke stukken, die, willen zij hun waarde behouden, met zooveel zorg voor verval moeten worden behoed. Hoe gaarne had men ook het communie kleed (304) gezien, dat volgens de photographie, als modern point lacetwerk, zoo schoon van conceptie en uitvoering, naar een ontwerp van Mengelberg, onder leiding van Mej. A. M. van der Velden bewerkt is. Zoo is de .kanttentoonstelling voor hen, die belangstellen in deze handnijverheid, zeker een >auumuimiiiiimi!!i!Hi ...... 11111111111111111111111111111111111111111111 ..... utui ..... tiliiiiiuiintimiimiimiummmimililiiMHiiMmMi Minimin Eunstsaal Panorama. Panoramagebouw, Plantage, TIJDELIJK UITVERKOOP van Oostersclie Tapijten. PRIJZEN. Entree vrij. Zonttaffs geopend. DE PHOENIX 234 Spuistraat, Amsterdam. Meubileeringen. Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis. Levering onder volledige garantie franco geplaatst door geheel Nederland. L BINNEN-! INRICHTING TOT MEUBELEERING EN ? VERSIERING 33DER- WONING 2O-ROKIN-12O 12 Etsen van WILM STEELINK. Met Tekst van J. F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht. Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en handteekeningen, kost dit prachtwerk (groot folio fonn.) gebonden slechts ? 12.50.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl