De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 14 juni pagina 3

14 juni 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1355 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. halve de vele uitzonderingen, de arbeidstijd van vrouwen en kinderen tot 11 uur per etmaal is beperkt, en nachtarbeid voor beiden is verboden. De belangrijkste wijzigingen, op dit stuk in het ontwerp neergelegd, zijn deze: lo. De arbeidstijd voor de thans be schermde personen (vrouwen en jeugdige personen) wordt beperkt tot 10 uur per dag. 2o. Ook de volwassen mannen zullen in die wettelijke bescherming betrokken worden. Ook hier wordt de bescherming voor vrouwen en kinderen uitgestrekt tot den veldarbeid, terwijl in alk bedreven voor de gehuwde vrouwen op Zaterdag de arbeid een twee- a drietal uren vroeger moet eindigen. Dat klinkt dus nog al goed, hoewel ook hier_ eene meerdere beperking van den arbeidsduur speciaal voor de zeer jeugdige personen (b.v. van 13?15 jaar) en voor de gehuwde vrouwen wél verwacht had mogen worden I Maar zelfs op dézen geringen, noodzakelijken stap van vooruitgang wordt nog weder een schaduw geworpen door de talrijke, ja óver talrijke uitzonde ringen, die daarop reeds in de wet worden toegestaan. Het standpunt van minister Kuyper, gebleken bjj de indiening en ver dediging van het haringspeetontwerp, is in dit wetsontwerp tot eysteem gemaakt. Dat stantpunt luidt: aanpassing aan het wer kelijke leven. Met andere woorden: de wetgever moet zoo weinig mogelijk afweken van eenmaal bestaande toestanden. Een oogenblik scheen minister Kuyper te gaan afweken van dezen, niet altijd even gulden regel, door de uitvaardiging van het be kende besluit inzake de steenfabrieken; maar na de oppositie tegen dit Besluit, van fabriekantenzijde, is dit Koninklijk Besluit alweder ingetrokken. Achtereenvolgens en alphabetisch opgesomd worden uitzonde ringsbepalingen op den 10 urigen werkdag voorgesteld voor de visschersbedrijven, drukkersbedrqven, melkinrichtingen, gistpakkerijen, glasblazerijen, vrouwelijke coniectiewerksters, tichel- en steenfabrieken, conserve fabrieken, wasch- en bleekinrichtingen, enz. In al deze bedrijven wordt toegestaan langer of op andere uren te werken dan de wet voorschrijft. In glas blazerijen mag een jongen beneden 14 jaar tot 10 uur 's avonds werken, om de andere week! In broodbakkerijen mag een jongen om 4 uur in den ochtend beginnen. In al deze bedryven moet den kinderen na 5 uur werken ... minstens 'n half uur rust wor den toegekend! Neen, op du terrein is het ontwerp waar lijk niet schitterend! Want behalve deze uitzondering, kan bovendien de minister nog _ extra vergunning verleenen om den arbeid tot 12 uren per dag uit te strekken! * * * Onder dit hoofdstuk vallen ook de nieuwe bepalingen voor het winkel-personeel. Jon gens, meisjes en vrouwen mogen slechts 11 uur per etmaal in den winkel dienst doen, en uiterlijk tot 's avonds 9 uur. Wij mogen dankbaar zijn dat eindelijk het winkel-bedrijf eens onder de contióle der wet wordt gesteld; maar men kan daar naast van oordeel zijn, dat hier de over weging aan de practiik der ontwerpen weder parten heef t gespeeld! Waarom mogen de beschermde personen in winkels een uur per dag langer arbeiden dan die in fabrie ken en werkplaatsen ? Omdat ze tot nu toe langer werkten ? Of omdat hun arbeid lichter wordt geacht? Geen van tweeën kan toch voor den wetgever een overwegend argument zijn! In elk geval acht ik een werkdag van 11 uur voor winkel-personeel U lang, juist om den aard van den arbeid! En men had, na de ernstige klachten over den toestand van het personeel, ook een flinker ingrijpen van den minister mogen verwachten! Maar het ergste is hier wel, dat voor het winkel-personeel het ontwerp alleen voor schriften wil geven voor vrouwen en jeug dige personen, en de bescherming der mannen aan.... de Gemeenteraden wil overlaten I Hier komen we op het terrein van de bescherming van volwassen vrouwen, en daarover heb ik in een slot-artikel nog het een en ander te zeggen. S. J A L O U ZI E. Naar het Duitseh, van HEKMAN STEGEMANN. Zwaar hing de geur van het gemaaide gras in den zonnegloed. Loom trilde de lucht boven de weiden en de hoornen, die de beek overschaduwden, stonden roerloos. Zelfs de anders druk fluisterende bladeren roerden zich niet. Alleen het water klotste zachtjes, dat door de kunstmatig gegraven bedding liep, om de fabrieken te voeden, vanwaar een verwijderd gezoem in de stilte doordrong. Al het andere was door den middagsluimer bevangen, de bergen, het dal, de vlakte, wijngaarden en weiden. De verre stad doezelde weg in een gouden nevel, de geheele Elsas sliep in de zomerzon. In de ijle schaduw van het kreupelhout langs den oever sliepen de maaiers; daar hief een hunner het hoofd van de armen op en tuurde argwanend in het donkere loover. Zijn ijverzuchtig oor had een zacht fluisteren en giebelen opgevangen, maar toen zich verder niets meer bewoog liet Xaverl het slaapdronken hoofd weer in de handen zinken. Hij lag alleen onder den hollen wilgeboom tusschen de wilde hopranken, die zich langs den oever en tusschen de twijgen slingerden. Eensklaps kwam hij met een ruk weer overeind; nu had hij duidelijk haar vleiende, lachende stem herkend. Maar nog eer hij zich bewust werd van den ijverzuchtigen toorn, die hem van het hart naar de slapen steeg, ruischte het loover en zag hij nog hoe zij haar rooden rok van de takken loshaakte. Toen stond zij voor hem. »Waar kom je vandaan?" bracht hij heesch uit, en vatte den zoom van haar rok, om haar vast te houden. Onbevangen TTtlLft Muziek in de Hoofdstad, Het is ongeveer een eeuw geleden dat in Duitschland de liedertafels werden opgericht. Zelter, de leermeester van Mendelssohn, gaf daaraan den stoot en in 1809 stichtte hij de eerste liedertafel te B°rlijn, welker leden uit de Perlijner rSingacademie" waren ererecruteerd. In 1815 volgde Leipzig en in 1819 waren er tftfeds verschillende liedertafels in de voor naamste steden van Duitschland. Ia Engeland dateeren de mannenzangvereenigingen nog uit vroegeren tijd; in Duitschland echter bepaalde men zich niet uitsluitend tot het zingen van mannenkoren, men verbond nog een andere, een diepere beteekenis aan de liedertafel. Men be schouwde haar als plechtanker van het patri ottistische gevoel, zicli uitende in het aankweeken van den zin voor het Duittche volkslied. Dat de eerste liedertafels door de regeering gaarne werden aangemoedigd zal niemand verwonderen, wanneer men in aanmerking neemt de critieke gebeurtenissen uit de geschiedenis van die dagen. De leden eener liedertafel noemden zich »Liederbrüder", de voorzitter heette Liedervater" en de directeur Liedermeister". In Frankrijk en Belgiëzijn de mannenzangvereenigingen iets later ontstaan. Men noemt ze daar »Orphéons". In Frankrijk ontmoet men de eerste omstreeks ]835. In 1852 werd Gounod Directenr-Gétéral des Orphéons". In tegenstel ling met de Du'tsche liedertafels werd echter in Frankrijk meer het kunstgezaug beoefend. Beroemde componisten schreven er moeilijke koren voor; ik behoef slechts te herinneren aan de werken van de Rille, Riga en Gevaert. Welke zanger kent niet les Emigrants irlandais", Chant lyrique de Saül" enz. van den laatste P In onze dagen zijn diens werken ook in het Duitseh vertaald en te Leipzig o. a. maakten zij grooten opgang. De stichting van groote bonden van Lieder tafels in verschillende deelen van Duitschland, werkte er toe mede om ook daar de oorspron kelijke tendens van de liedertafels eenigzins prijs te geven en ook grootere koorwerken in studie te nemen Zarjgersfeesten te Dreigden, Hamburg, München, Weenen enz., hebben er veel toe bijge dragen om den band der liedertafels ouderling hechter te doen maken. In den laatsten tijd is men in Duitschland, het voorbeeld der buitenlandsche zangvereeuigingen gaan volgen en wil men trachten door wedstrijden het peil der lieder tafels te verhoogen. Keizer Wilhelm II interes seert zich zeer voor den mannenzang. Hij heeft den z. g. »Kaiserpreis" gesticht, welke op den dezer dagen gehouden wedstrijd te Frankfurt a/M., aan den Berliner Lebrergesangverein, onder leiding van Felix Sctimidt, is ten deel gevallen. Zijne Majesteit schijnt zich echter niet te kunnen vereenigen met het beoefenen van het grootere kunstgezang; hij vil meer aandacht gewijd zien aan het eenvoudige volks lied ; bij wil dat de liedertafels, evenals vroeger, hunne krachten wijden aan het kernachtige vaderlandsche lied, waarin de eenheid van het Duitsche rijk, of de innigheid van het Duitsche volksleven bezongen wordt. *) Het is te verwon deren dat de scherpzinnigheid, welke den Keizer zoo menigmaal kenmerkt, hem er niet toe brengt te beseffen, dat hij met wedstrijden niet op den goeden weg is tot het bereiken van zijn doel. Juist door wedstrijden willen de verschil lende mannenzangvereenigingen trachten elkan der in jfLeistungsfahigkeit" te overtrtffen en zij vinden den drang hiertoe niet bevredigd door het beoefenen van het eenvoudige, populaire volkslied, maar wel door het cultiveeren van moeielijke koren, zooals van Hegar, Curti, e. a. De beoefening van het mannengezang heeft hier te lande steeds een groote plaats ingenomen in het muziekleven. Het Nederlandsch Nationaal Zangersverbond heeft jaren lang een zegmrijken werkkring uitgeoefend en mannen als Richard Hol, G. A. Heinze, e.a. hebben tal van compositiën geschreven, weJke met de sterke bezet ting, waarover men op de muziekfeesten van het Ned. Nat. Zangersverbond te beschikken had, eerst ten volle tot hun recht zijn gekomen. Deze muziekfeesten werden vroeger om de twee jaren, *) De rede van den Duitschen Keizer vinden onze lezers op blz. 8 van dit blad. iiimmiimiiiiiiitiiia liet zij hem begaan en lachte zachtjes. Hij zag haar van omlaag opblikkend in het gebruinde gezicht. Haar blauwe oogen glansden in de schaduw der lange wim pers met een helderen glans en uit haar lijfje rees haar blanke hals op, boven den luchtig bedekten boezem. »Waar je vandaan komt vraag ik!" »Ei, van 't dorp, de beek langs," ant woordde zij eindelijk spottend. Toen schudde hij zijn doffe moeheid van zich en sprong op. «Dat je niet uit de lucht bent komen vallen, Salome, weet ik. Maar ik waarschuw je, als je mij voor den gek houdt, dan ..." »Tiens, wat dan ?" viel het meisje hem in de rede en plukte een hoptwijgje, dat zij tusschen de volle roode lippen stak. »Dan zal ik 't hém betaald zetten!" besloot hij grimmig en de aderen op zijn bruine, bloote armen zwollen van woeste jalouzie. Salome spuwde den stukgebeten stengel uit en veegde zich met den rug harer hand langs den mond. »Wien dan, Beri ?" vroeg zij zacht en kneep de oogen halfdicht, zoodat zij hem aankeek als een lichtschuw kaïje. »Dien daar I" antwoordde hij en wees naar de hazelaarstruikeu, waaruit zij was opge doken. »Dat is Frits maar," zeide zij onver schillig. Maar haar neusvleugels trilden plotseling, zij bukte zich, de matten drinkflesch oprapend, en wendde zij tot heengaan. Maar hij had haar bij den arm gegre pen en sprak driftig: »Frits, juist! Doe je niet alle mogelijke moeite om hem in te palmen, sinds hij uit Italiëis teruggekomen, die kwast ?" Onverschillig keek zij naar zijn vuist, die haar arm met pijnlijken greep om klemd hield, daarna keek zij hem met vonkelende oogen aan en fluisterde: »Zeg, wat je wilt; zijn wij tweeën dan verzeid met elkaar?" »Neen, dat niet," antwoordde hij toonloos. IIHHIIHinilllllllllllllll afwisselend in verschillende plaatsen van ons land gegeven op twee achtereenvolgende dagen. Den eersten dag voerde men in den regel grootere werken voor mannenkoor met solisten en orchest uit, den tweeden dag werden dan afzonderlijke a cappella voordrachten gehouden door enkele vereenigingen, die dan natuurlijk zorgden het beste been voor te zetten. Tot mijn leedwezen moet ik hierbij in den verleden tijd spreken, want de Bond is helaas niet meer wat hij vroeger was. Het hoo langer hoe meer toe nemende euvel om wedstrijden te organiseeren, wearbij de hartstochten worden opgezweept, waarbij haat en naijver worden gekweekt en waarbij zelfs vechtpartijen zijn voorgekomen, om niet te spreken van heftige polemieken in de bla den, van wege vereenigingen die zich verongelijkt achtten, ik zeg dit toenemende euvel is oorzaak geworden dat tal van vereenigingeu zich van den bond hebben afgetrokken. Ik meen dat het laatste zangersfeest van den Bond hier te Amster dam heeft plaats gevonden in 1899 onder leiding van de Liedertafel Apollo." En thans ben ik waar ik wezen wil, want deze Liedertafel heeft in de eerste week van Juni haar gouden feest gevierd. In een sierlijk uitgedost feestboek, met prachtige letter in smaakvolle tinten, op fraai papier gedrukt, wordt on», behalve het uitgebreide progran ma, nog een inleiding ter lezing gegeven, waarin Apollo's voorzitter, de heer H. de Roos eeltige historische aanteekenirgen ten beste geeft aangaande de geschiedenis der Liedertafel. Men leest daar o.a. welke personen zich hebben verdienstelijk gemaakt met de oprichting van Apollo, welke Liedertafels tijdgenooten zijn en waren van de jubileereide vereenigiug; wie in den loop der jaren als Directeur aan haar hoofd hebben gestaan, welke Bestuurderen zich op j bijzondere wij?e hebben onderscheiden, welke componisten koorwerken aan de Liedertafel hebfcen opgedragen enz. enz. Op een paar zinnen wil ik meer spec'aal de aandacht vestigen: de Liedertafel Apollo verleende vaak hare medewerking, ook daar waar het uitsluitend de kunst gold; zoo b.v. bij eenige uitvoerirgen van Toonkunst, op het Dritdaagsch Muziekfeest te Armterdam, op het gouden feest van Apollo te Keulen en laatst nog bij het jubileum van Jul.us Röntgen. Ziehier een voorbeeld van onbekrompen en royale kunstopvatting, hetwelk waarlijk iedereen ter navoJgir g moest strekken. Hoe vaak ziet men'liedeitafels alleen voor hun eigen beperkte en kleinlijk afgebakende belangetjes opkomen en zich stil houden, wanneer het geldt de algemeene en groote belangen der kunst te bevor deren. Apol o's voorzitter mocht dit terecht in het feeslboek doen afdrukken; het is iets waarop de Liedertafel trotsch mag zijn. Evenzeer strekt het haar tot eer voor liefdadige doel- l eitden en voor de Maatschappij van den j Werkenden Stand herhaaldelijk in de bres ge- i sprongen te zijn. Niet minder groote verdienste j is het van Apollo bij voorkeur de werken van Nederlandsche componisten en zoo mogelijk in de Nederlandsche taal beoefend te hebben, zotder daarbij in uitersten te vervallen en ; goede compositiën van buitenlanders uit te j sluiten. Op de twee groote concerten, het eene in het Paleis en het andere in het Concertgebouw gegeven, werden doop Apollo compositiën gezon gen van Richard Hot' (drie),: G. A. Heinze (twee), Joh. Wagenaar,'Befff. Zweers, Joh. Loser, Julius Röntgen en Philip Lóots. Zooals men ziet is Apollo op haar gouden feest aan haar beginsel getrouw gebleven. Over den tweeden avond wil ik mijnen lezers het een en ander mededeelen. »0ns Hollandsch" een frisch, kernachtig nummer van Zweers (zoo moesten er vele mannenkoren zijn) werd zeer goed en met lan voorgedragen. Evenzoo de Oude Nederlandsche Liederen door Röntgen uit Valerius' »Gedenckclanck" bijeengeiezen en voor mannenkoor be werkt met orchest. Op het Röntgec-concert (7 Febr.) heb ik mijn oordeel reeds uitgesproken over deze bewerking. Mijn goede meenmg van toen werd ditmaal nog bevestigd; de uitvoering was echter thans, nu het koor uit n geoefend corps zangers bestond, veel beter dan destijds, toen bet mannenkoor ad hoc was saamgesteld. De frissche liederen »Waar dat men zich al keer of wend," «Wie gaat met ons mee," »O Heemskerck hoort u kloeke daad" en ,Merck toch hoe sterk" voldeden het meest. Het //Ave Maria" van Heinze is een zeer klankschoone compositie. De eerste strophe is zeer breed uitgesponnen, m.i. wel wat al te breed. En in het koor van Heinze n in de num mers van Röntgen zong de heer J. R. Schulze de tenorpartij. Deze heer kweet zich zeer muzikaal van zijn taak; doch het kwam mij voor, dat hij niet geheel gedisponeerd was, ten minste de hooge tonen klonken niet stralend en vrij, gelijk men van een hoogen tenor als de heer Schulze verwachten mocht. De midden tonen zijn nooit 's heeren Schulze's sterke zijde geweest. Het soldatenkoor uit Hol's *Heiligerleecantate" en het matrozenkoor uit »de Vliegende Hollander" van denzelfden compoiist werden m.i. een weinigje te snel genomen, doch klonken zeer frisch; de grijze toondichter moest op het podium verschijnen om de hulde van publiek en zangers in ontvangst te nemen. Met »de Kleinste" van Loser en Morgenlied" van Loots trad Apollo zonder begeleiding op. Hier misschien nog meer dan in de andere werken, bewees de gouden jubilaresse dat zij onder leiding van haren talentvollen directeur Fred. J. Roeske in staat is hoog te houden den roem onzer mannenzangvereenigingec. Zoo wel ten opzichte van klankgehalte als van dynamische schakeeringen schonken beide voor drachten een groot genot. Bij de instrumentale composities verleende het, orchest van het Amsterdamsch Schutterij Muziekkorps zijn medewerking. Het deed dit op hoogst loffelijke wijze ; men had alleen kunnen wenschen dat de strijkinstrumenten wat sterker bezet waren geweest. Ondankbaar zou het zijn indien ik niet met erkentelijkheid gewag maakte van de mede werking des heeren Röntgen, die niet alleen zijn Oud-Nederlandsche Liederen dirigeerde, maar ook met de van hem bekende voortreffelijke eigenschappen een paar werkjes van hem zelven en van Grieg voordroeg. En zoo behoort dau het gouden feest van Apollo tot het verleden. De Liedertafel heeft met dit feest opnieuw bewezen dat zij een schoon standpunt mag innemen. Vele hare zusteren om zich heen zag zij bezwijken in de halve eeuw levens, welke haar geschonken was. Zij bleef en was zelfs nimmer zoo sterk als thans, zooals het in 't feestboek heet. Moge de volgende halve eeuw voor Apollo heteekenen een tijdperk van gestadigen bloei. Een vivat, gloriat, crescat zij haar van harte toegeroepen. ANT. AVEEKAMP. »Nu dan l" Zij maakte zich los en ijlde heen. «Salmele l" riep hij haar na, maar reeds sloegen de struiken achter haar dicht en slechts een onderdrukt gegiechel gaf hem antwoord. En daarna hoorde hij weer haar stem en die van een ander. Hij wist dat zij met Frits sprak, maar zijn leden waren als verlamd. Hij had niet den moed, haar na te gaan. Hij was bang voor haar lachen, haar spot en haar oogen. Om niet te hooren wierp hij zich weder in het gras, ging op de armen liggen met de handen voor de ooren en tuurde tus schen de sprietjes naar het wriemelende leven der mieren. In zijn slapen klopte het. Zoo lag hij, totdat de stoomfluit der fabriek gilde en de maaiers, zich daarnaar richtend, hun werk hervatten. Een oogen blik bleef Xaver verward staan. Het staren in het gras had zijn oogen verblind. Toen zag hij een rooden rok over het veld zweven, hel als bloed vlamde het gewaad, en hoorde hij Salome den maaiers toeroe pen, dat de flesch versch gevuld aan den oever lag. De boer wees den arbeiders hun werk aan. In de verte stond de wagen, half opge laden. De deerns namen de hooivorken op, andere hanteerden de langgesteelde harken en nu begon Xaver werktuigelijk zijn zeis te scherpen. Het was de eenige klank, knarsend en metaalachtig, die zich ver in de omringende stilte verspreidde. Xaver was de eerste in de rij. Een glinsterende streep bliksemde uit het ijzer, bij iederen zwaai van zijn zeis. Hij had den tengeren Frits al lang achter zich gelaten, maar het was meer ingehouden woede, dan werklust, die hem beheerschte. Gelijkmatig suisde de zeis van links naar rechts in een halven cirkel, het gras van de stengels klievend, zoodat de kale stop pels te voorschijn kwamen. Het gesjirp der krekels verstomde, een kwartel stoof Scüitóerüralinpii. Schilderijveilingen volgen tegenwoordig elkander herhaaldelijk op en de Brakke Grond is steeds de vergaarplaats van wat er onder den hamer zal komen. Is de voorraad groot dan wordt er een lokaaltje bijgetrokken, waar men op andere tijden wel monsterbosjes van te veilen tabak op tafels zag uitgelegd. Die lokalen mogen zeer goed geschikt zyu voor de verkooping zelf, tot een gunstige expositie der schilderden leenen zy zich minder. Ook is er bet bezwaar dat voor aandachtige be schouwing of deugdelijke onderzoeking de kijkdagen onvoldoende gelegenheid geven. Het is dan veelal een al te rumoerig gedrang. De firma Fr. Muller & Co. is nu op het gelukkige denkbeeld gekomen dien gang van zaken anders te besturen, door, wanneer er een belangrijke collectie schilderijen te veilen is, die eenige weken lang ter publieke bezichtiging te stellen en bij gunstiger plaatsing. Ze heeft daartoe schikkingen getroffen met de maat schappij Arti tot gebruik van haar tentoon stellingszalen. Zij onderneemt nu een eerste proeve en kondigt aan een veiling van oude schilderijen, te houden op 1 Juli a.s. Van 15 tot 29 Juni zal de keur daarvan in een der zalen van Arti geëxposeerd worden, terwijl dan de entree kosteloos is. Als het gehalte nu maar deze bewerkelijke regeling van den Auctionaris wettigt! W. S. ?IIIIIIIHMUHIIItlll Tentoonstelling yan scnitóerijen enteetoiingen, door M. W. v. d. Valk, in *Voor de Kunst", te Utrecht. Kalezing. Bijzondere omstandigheden maakten me het helaas onmogelijk eerder eene bespreking over deze zoo interessante tentoonstelling voor te bereiden, en op gevaar af dat de expositie bij verschijnen dezer regelen reeds gesloten is, kan ik toch niet nalaten met een enkel woord het werk van dezen zeldzamen natuurlief hebber te HllllllllllltlHIIIIHIIIItlllflIIIIIIIIIHIIIMIIIIIII uit de nu droge greppel en redde zich in het korenveld verderop. Toen de maaier nogmaals naar den wetsteen greep, zag hij het meisje. Zij had de hark geschouderd en liep dwars het veld over. Zij had hem gezien, wierp trotsch het hoofd in den nek zoodat de bonten hoofddoek op haar schouders gleed en ging onbekommerd verder. Toen dreven jalouzie en de lust om haar pijn te doen hem er toe haar te toonen, hoe ver hij boven dien anderen stond, die niet in staat was hem bij te houden, en hij riep : »Hé! Salmele, zeg aan Frits, dat hij de flesch eens haalt, 't Is een hitte om van te bezwijken." Frits liet de zeis rusten. Hij was bleek van drift geworden en zijn sierlijk blond kneveltje trilde, zoo heftig had hij zijn bovenlip tusschen de tanden geklemd. Maar reeds was het meisje tusschen hen getreden en de blikken der twee eensklaps tot het bewustzijn van hun medemin naarsschap ontwaakten, konden elkaar niet meer bereiken. »Beri heeft last van een droge keel en n moet hem toch de flesch wel nadragen," spotte zij, terwijl ze een hooge borst zette en haar oogen vonkelden. Toen wierp zij de hark in het versch gemaaide gras en ijlde naar de beek. De twee medeminnaars volgden haar met de oogen. Reeds tilde zij de flesch bij het hengsel uit de struiken en schreed er regelr^jht mee naar den slanken Frits toe, met de woorden : »Daar, drink! Beri na jou." De jonge man bloosde als een meisje. »Wat ?" klonk het sissend tusschen haar lippen, »durf je niet voor hem ?" Hij schokte alsof hij een striem had gevoeld, greep de flesch uit haar handen en dronk. En sierlijk, zooals hij meest alles deed, hief hij de flesch boven het hoofd, zoodat de parelende straal wijn uit releveeren. Want de liefde voor de natuur toch, is geloof ik de grootste macht die Van der Valk's werk beheerscht, zijn observatie der dingen, zjjn nauwkeurig bespieden en bestudeeren, zQn talrijke voorstudies, dit alles wijst op eene erkenning van schoonheid in alles wat hem omringt, hieruit spreekt zijn bijzondere gave, die h\j met de oude Japanners gemeen heeft om overal het schoone uit te extraheeren. Hetzij hij zich laat leiden door de groote tegenstellingen van licht en donker, hetzij de finesses der dingen hem bekoor en, hetzij hij in de lichtende sterkte van de zon of de ttêre stemming der maan de krachtigste uitingen der natuur wil weergeven, of dat hij nauwgezet, de wording tot in al haar onderdeelen van boom en plant nagaat, steeds is zijn werk als een uiting van liefde en rereering voor de schepping. En wellicht hierdoor voelde ik in sommige van Valk's teekeningen en aquarellen iets van een Hiroshigéterug. No. b9, brug te Amsterdam, die forsch en sterk naar voren treedt met tusschen den balk en door het land en de huisjes in het verschiet, herinnerde me in eens aan enkele houtsneden van dien grooten Japanner uit z\jn serie van drie honderd gezichten te Jedo. Ook die zou met dezelfde accuratesse en fijne bekoring het geval zou behandeld hebben. Niet dat hier van eenige zucht tot imitatie sprake kan zijn, maar alleen dezelfde opvatting, dezelfde wijze van zien leide tot een zelfde wijze van uiten. Het sterkst spreekt dit uit zyn teekeningen en aquarellen, waar het materiaal zelf tot een meer geaccentueerde behandeling mede werkt, bij Valk ten minste, die in zijn schilderijen nog een vroegere werkwijze huldigt. Zijn Holle boom, 68; Hooitijd en Zomer, 69 en 70 met sterke zon op de korenvelden; een oude wilg, 73; de Koenemolen, 84; de Sloterweg, 85; Winter, 86, sneeuwgezicht op Schinkelnaven, om slechts enkele te noemen, waarbij we 88, het prachtig gele jaagpad en 89 de Brug niet mogen vergeten, zijn daar als voorbeelden van ontzettende bestudeering, van een nauwkeurig bekijken, hoe de dingen in elkaar zitten, van een weergeven tot in de kleinste kleinigheden. Kunstig en zwaar staan daar studies in olie verf tegenover niet minder sprekende van liefde tot de natuur, maar dan in zijn forsche tegenstellingen, rank en sterk Daast elkaar gezet. Zijn avond no. 9, is forsch met het gele licht in de lucht en van 15 dat zon en wind gedoopt is gaat een warme gloed uit, men ziet en voelt hier de zonnige stemming. Niet minder sterk is 23, de Tuinderswoning die in haar lichte kleur tegen het water aan komt, en daarin weer terug kaatst, of zyn stil leven met bloemen die uitkomen tegen een donkere fondvHier is weer eenigszins de Valk van vroeger aan het woord met zijn pittige groepjes, waarbij enkele glimlichtjes op glaswerk of metaal uit de kracht van zyn donkere groen of bruintinten naar voren sprongen, de vol bloed colorist zou ik haast zeggen voor wien licht en schaduw in hunne verschillend gradu eering het voornaamste is, en achter wien we niet zouden vermoeden den geduldigen teekenaar van de huizen aan den Sloterweg waar hij ona het achter elkaar schuiven en in elkaar grijpen der daken en pannen met zeldzame nauwkeurigheid uiteenzet. Maar hoe hy zich ook uit, forsch en krachtig of minitieus als een voorzichtig vertolker, steeds gaat er een be koring van uit als van de natuur zelf, ja sterker soms, omdat hij met zijn bijzondere gave weet te concentreeren datgene wat het meest ken merkende is, en waardoor de indruk voor ons krachtiger en duidelijker wordt, waardoor bij ons w\jst op de schoonheid die w\j wellicht niet zouden opmerken. Ik weet niet of deze schilderijen en teeke ningen die in Rotterdam geweest zijn na hun bezoek te Utrecht nog elders geëxposeerd zullen worden. Wij hopen het gaarne omdat daardoor meerderen in de gelegenheid zullen zyn aan den hand van van der Valk, de natuur te leeren begrijpen en liefhebben zoo als hij dat doet. R. W. P. Jr. Tentoonstelling m 150 BijbeHlInstratiën door voorname moderne meesters. Stedelyk museum. Een achttal jaren reeds kon men van ty'd tot tijd in de bladen iets lezen van het samen werken der voornaamste kunstenaars uit ver schillende landen, ten doel hebbende den bijbel te illustreeren. Dit grootsche werk is nu tot den hals hem met een boog in den geopenden mond klokte. Xaver bonsde het hart tegen de ribben als de vlegels van een dorschmachine. Maar hij bleef roerloos staan, overbluft door de driestheid van het meisje,, dat hem spotachtig van terzijde aankeek. En nu gaf Frits haar de flesch terug en trad zij naar hem toe. Haar roode rok zweefde als een reuzenklaproos over het veld, haar ge bruinde wangen glommen inden zonnegloed. »Zoo, nu kom jij aan de beurt. Drink, Beri I" Overmoedig klonk het eerste, teeder en vleiend als een bede het bevel: »drink". En daarbij keek zij hem in de oogen, vlak voor hem staande, als wilde zij hem te kennen geven, dat zij toch eigenlijk bij elkaar behoorden. Hij dronk, maar zijn keel bleef droog. Hij sprak geen woord. Zij wachtte nog een oogenblik, toen trok zij de gevulde schou ders op en liep verder, op de andereu toe, die zich in de verte om den hooiwagen verzameld hadden. Meer en meer verwij derde zij zich en Xaver zag haar na, op de zeis geleund, waarvan het blad dwars voor hem in het gras glinsterde. Hij hield haar tot den zwaai gereed, maar zijn vuisten klemden zich krampachtig om de krukken, zoodat hem het bloed onder de nagels pijn deed. Plotseling richtte hij zich met een schok in de hoogte en keek om. Zijn voorgevoel had hem niet bedrogen. Daar stond Frits en tuurde haar na. Hij leunde op zijn zeis, met de ellebogen op het blad gesteund, de beenen over elkaar geslagen. De zon verguldde zijn blond krulhaar. En nu hief hij den linkerarm op en stak twee vingers in den mond. Een schel gefluit klonk over de weide en toen Beri, kreunend als door een kogel getroffen, zich opnieuw om wendde, zag hij Salmele blijven staan en wenken, hém toewenken, die haar dien schellen groet had nagezonden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl