Historisch Archief 1877-1940
No. 1355
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
halve de vele uitzonderingen, de arbeidstijd
van vrouwen en kinderen tot 11 uur per
etmaal is beperkt, en nachtarbeid voor
beiden is verboden.
De belangrijkste wijzigingen, op dit stuk
in het ontwerp neergelegd, zijn deze:
lo. De arbeidstijd voor de thans be
schermde personen (vrouwen en jeugdige
personen) wordt beperkt tot 10 uur per dag.
2o. Ook de volwassen mannen zullen in
die wettelijke bescherming betrokken
worden.
Ook hier wordt de bescherming voor
vrouwen en kinderen uitgestrekt tot den
veldarbeid, terwijl in alk bedreven voor
de gehuwde vrouwen op Zaterdag de arbeid
een twee- a drietal uren vroeger moet
eindigen.
Dat klinkt dus nog al goed, hoewel ook
hier_ eene meerdere beperking van den
arbeidsduur speciaal voor de zeer jeugdige
personen (b.v. van 13?15 jaar) en voor de
gehuwde vrouwen wél verwacht had mogen
worden I Maar zelfs op dézen geringen,
noodzakelijken stap van vooruitgang
wordt nog weder een schaduw geworpen
door de talrijke, ja óver talrijke uitzonde
ringen, die daarop reeds in de wet worden
toegestaan. Het standpunt van minister
Kuyper, gebleken bjj de indiening en ver
dediging van het haringspeetontwerp, is in
dit wetsontwerp tot eysteem gemaakt. Dat
stantpunt luidt: aanpassing aan het wer
kelijke leven. Met andere woorden: de
wetgever moet zoo weinig mogelijk afweken
van eenmaal bestaande toestanden. Een
oogenblik scheen minister Kuyper te gaan
afweken van dezen, niet altijd even gulden
regel, door de uitvaardiging van het be
kende besluit inzake de steenfabrieken;
maar na de oppositie tegen dit Besluit, van
fabriekantenzijde, is dit Koninklijk Besluit
alweder ingetrokken. Achtereenvolgens en
alphabetisch opgesomd worden uitzonde
ringsbepalingen op den 10 urigen werkdag
voorgesteld voor de visschersbedrijven,
drukkersbedrqven, melkinrichtingen,
gistpakkerijen, glasblazerijen, vrouwelijke
coniectiewerksters, tichel- en steenfabrieken,
conserve fabrieken, wasch- en
bleekinrichtingen, enz. In al deze bedrijven wordt
toegestaan langer of op andere uren te
werken dan de wet voorschrijft. In glas
blazerijen mag een jongen beneden 14 jaar
tot 10 uur 's avonds werken, om de andere
week! In broodbakkerijen mag een jongen
om 4 uur in den ochtend beginnen. In al
deze bedryven moet den kinderen na 5 uur
werken ... minstens 'n half uur rust wor
den toegekend!
Neen, op du terrein is het ontwerp waar
lijk niet schitterend! Want behalve deze
uitzondering, kan bovendien de minister
nog _ extra vergunning verleenen om den
arbeid tot 12 uren per dag uit te strekken!
* *
*
Onder dit hoofdstuk vallen ook de nieuwe
bepalingen voor het winkel-personeel. Jon
gens, meisjes en vrouwen mogen slechts
11 uur per etmaal in den winkel dienst
doen, en uiterlijk tot 's avonds 9 uur. Wij
mogen dankbaar zijn dat eindelijk het
winkel-bedrijf eens onder de contióle der
wet wordt gesteld; maar men kan daar
naast van oordeel zijn, dat hier de over
weging aan de practiik der ontwerpen
weder parten heef t gespeeld! Waarom mogen
de beschermde personen in winkels een uur
per dag langer arbeiden dan die in fabrie
ken en werkplaatsen ? Omdat ze tot nu
toe langer werkten ? Of omdat hun arbeid
lichter wordt geacht? Geen van tweeën
kan toch voor den wetgever een overwegend
argument zijn! In elk geval acht ik een
werkdag van 11 uur voor winkel-personeel
U lang, juist om den aard van den arbeid!
En men had, na de ernstige klachten over
den toestand van het personeel, ook een
flinker ingrijpen van den minister mogen
verwachten!
Maar het ergste is hier wel, dat voor het
winkel-personeel het ontwerp alleen voor
schriften wil geven voor vrouwen en jeug
dige personen, en de bescherming der
mannen aan.... de Gemeenteraden wil
overlaten I
Hier komen we op het terrein van de
bescherming van volwassen vrouwen, en
daarover heb ik in een slot-artikel nog
het een en ander te zeggen. S.
J A L O U ZI E.
Naar het Duitseh,
van HEKMAN STEGEMANN.
Zwaar hing de geur van het gemaaide
gras in den zonnegloed. Loom trilde de
lucht boven de weiden en de hoornen, die
de beek overschaduwden, stonden roerloos.
Zelfs de anders druk fluisterende bladeren
roerden zich niet. Alleen het water klotste
zachtjes, dat door de kunstmatig gegraven
bedding liep, om de fabrieken te voeden,
vanwaar een verwijderd gezoem in de stilte
doordrong. Al het andere was door den
middagsluimer bevangen, de bergen, het
dal, de vlakte, wijngaarden en weiden. De
verre stad doezelde weg in een gouden
nevel, de geheele Elsas sliep in de zomerzon.
In de ijle schaduw van het kreupelhout
langs den oever sliepen de maaiers; daar
hief een hunner het hoofd van de armen
op en tuurde argwanend in het donkere
loover. Zijn ijverzuchtig oor had een zacht
fluisteren en giebelen opgevangen, maar
toen zich verder niets meer bewoog liet
Xaverl het slaapdronken hoofd weer in
de handen zinken. Hij lag alleen onder
den hollen wilgeboom tusschen de wilde
hopranken, die zich langs den oever en
tusschen de twijgen slingerden.
Eensklaps kwam hij met een ruk weer
overeind; nu had hij duidelijk haar vleiende,
lachende stem herkend. Maar nog eer hij
zich bewust werd van den ijverzuchtigen
toorn, die hem van het hart naar de slapen
steeg, ruischte het loover en zag hij nog
hoe zij haar rooden rok van de takken
loshaakte. Toen stond zij voor hem.
»Waar kom je vandaan?" bracht hij
heesch uit, en vatte den zoom van haar
rok, om haar vast te houden. Onbevangen
TTtlLft
Muziek in de Hoofdstad,
Het is ongeveer een eeuw geleden dat in
Duitschland de liedertafels werden opgericht.
Zelter, de leermeester van Mendelssohn, gaf
daaraan den stoot en in 1809 stichtte hij de
eerste liedertafel te B°rlijn, welker leden uit
de Perlijner rSingacademie" waren ererecruteerd.
In 1815 volgde Leipzig en in 1819 waren er
tftfeds verschillende liedertafels in de voor
naamste steden van Duitschland. Ia Engeland
dateeren de mannenzangvereenigingen nog uit
vroegeren tijd; in Duitschland echter bepaalde
men zich niet uitsluitend tot het zingen van
mannenkoren, men verbond nog een andere, een
diepere beteekenis aan de liedertafel. Men be
schouwde haar als plechtanker van het patri
ottistische gevoel, zicli uitende in het aankweeken
van den zin voor het Duittche volkslied. Dat
de eerste liedertafels door de regeering gaarne
werden aangemoedigd zal niemand verwonderen,
wanneer men in aanmerking neemt de critieke
gebeurtenissen uit de geschiedenis van die dagen.
De leden eener liedertafel noemden zich
»Liederbrüder", de voorzitter heette Liedervater"
en de directeur Liedermeister".
In Frankrijk en Belgiëzijn de
mannenzangvereenigingen iets later ontstaan. Men noemt
ze daar »Orphéons". In Frankrijk ontmoet men
de eerste omstreeks ]835. In 1852 werd Gounod
Directenr-Gétéral des Orphéons". In tegenstel
ling met de Du'tsche liedertafels werd echter
in Frankrijk meer het kunstgezaug beoefend.
Beroemde componisten schreven er moeilijke
koren voor; ik behoef slechts te herinneren aan
de werken van de Rille, Riga en Gevaert.
Welke zanger kent niet les Emigrants irlandais",
Chant lyrique de Saül" enz. van den laatste P
In onze dagen zijn diens werken ook in het
Duitseh vertaald en te Leipzig o. a. maakten
zij grooten opgang.
De stichting van groote bonden van Lieder
tafels in verschillende deelen van Duitschland,
werkte er toe mede om ook daar de oorspron
kelijke tendens van de liedertafels eenigzins prijs
te geven en ook grootere koorwerken in studie
te nemen Zarjgersfeesten te Dreigden, Hamburg,
München, Weenen enz., hebben er veel toe bijge
dragen om den band der liedertafels ouderling
hechter te doen maken. In den laatsten tijd is men
in Duitschland, het voorbeeld der buitenlandsche
zangvereeuigingen gaan volgen en wil men
trachten door wedstrijden het peil der lieder
tafels te verhoogen. Keizer Wilhelm II interes
seert zich zeer voor den mannenzang. Hij
heeft den z. g. »Kaiserpreis" gesticht, welke
op den dezer dagen gehouden wedstrijd te
Frankfurt a/M., aan den Berliner
Lebrergesangverein, onder leiding van Felix Sctimidt, is ten
deel gevallen. Zijne Majesteit schijnt zich echter
niet te kunnen vereenigen met het beoefenen
van het grootere kunstgezang; hij vil meer
aandacht gewijd zien aan het eenvoudige volks
lied ; bij wil dat de liedertafels, evenals vroeger,
hunne krachten wijden aan het kernachtige
vaderlandsche lied, waarin de eenheid van het
Duitsche rijk, of de innigheid van het Duitsche
volksleven bezongen wordt. *) Het is te verwon
deren dat de scherpzinnigheid, welke den Keizer
zoo menigmaal kenmerkt, hem er niet toe
brengt te beseffen, dat hij met wedstrijden niet
op den goeden weg is tot het bereiken van zijn
doel. Juist door wedstrijden willen de verschil
lende mannenzangvereenigingen trachten elkan
der in jfLeistungsfahigkeit" te overtrtffen en zij
vinden den drang hiertoe niet bevredigd door
het beoefenen van het eenvoudige, populaire
volkslied, maar wel door het cultiveeren van
moeielijke koren, zooals van Hegar, Curti, e. a.
De beoefening van het mannengezang heeft
hier te lande steeds een groote plaats ingenomen
in het muziekleven. Het Nederlandsch Nationaal
Zangersverbond heeft jaren lang een zegmrijken
werkkring uitgeoefend en mannen als Richard
Hol, G. A. Heinze, e.a. hebben tal van
compositiën geschreven, weJke met de sterke bezet
ting, waarover men op de muziekfeesten van het
Ned. Nat. Zangersverbond te beschikken had, eerst
ten volle tot hun recht zijn gekomen. Deze
muziekfeesten werden vroeger om de twee jaren,
*) De rede van den Duitschen Keizer vinden
onze lezers op blz. 8 van dit blad.
iiimmiimiiiiiiitiiia
liet zij hem begaan en lachte zachtjes.
Hij zag haar van omlaag opblikkend in
het gebruinde gezicht. Haar blauwe oogen
glansden in de schaduw der lange wim
pers met een helderen glans en uit haar
lijfje rees haar blanke hals op, boven den
luchtig bedekten boezem.
»Waar je vandaan komt vraag ik!"
»Ei, van 't dorp, de beek langs," ant
woordde zij eindelijk spottend. Toen schudde
hij zijn doffe moeheid van zich en sprong op.
«Dat je niet uit de lucht bent komen
vallen, Salome, weet ik. Maar ik waarschuw
je, als je mij voor den gek houdt, dan ..."
»Tiens, wat dan ?" viel het meisje hem
in de rede en plukte een hoptwijgje, dat
zij tusschen de volle roode lippen stak.
»Dan zal ik 't hém betaald zetten!"
besloot hij grimmig en de aderen op zijn
bruine, bloote armen zwollen van woeste
jalouzie.
Salome spuwde den stukgebeten stengel
uit en veegde zich met den rug harer
hand langs den mond.
»Wien dan, Beri ?" vroeg zij zacht en
kneep de oogen halfdicht, zoodat zij hem
aankeek als een lichtschuw kaïje.
»Dien daar I" antwoordde hij en wees naar
de hazelaarstruikeu, waaruit zij was opge
doken.
»Dat is Frits maar," zeide zij onver
schillig. Maar haar neusvleugels trilden
plotseling, zij bukte zich, de matten
drinkflesch oprapend, en wendde zij tot heengaan.
Maar hij had haar bij den arm gegre
pen en sprak driftig:
»Frits, juist! Doe je niet alle mogelijke
moeite om hem in te palmen, sinds hij uit
Italiëis teruggekomen, die kwast ?"
Onverschillig keek zij naar zijn vuist,
die haar arm met pijnlijken greep om
klemd hield, daarna keek zij hem met
vonkelende oogen aan en fluisterde:
»Zeg, wat je wilt; zijn wij tweeën dan
verzeid met elkaar?"
»Neen, dat niet," antwoordde hij toonloos.
IIHHIIHinilllllllllllllll
afwisselend in verschillende plaatsen van ons
land gegeven op twee achtereenvolgende dagen.
Den eersten dag voerde men in den regel
grootere werken voor mannenkoor met solisten
en orchest uit, den tweeden dag werden dan
afzonderlijke a cappella voordrachten gehouden
door enkele vereenigingen, die dan natuurlijk
zorgden het beste been voor te zetten. Tot mijn
leedwezen moet ik hierbij in den verleden tijd
spreken, want de Bond is helaas niet meer wat
hij vroeger was. Het hoo langer hoe meer toe
nemende euvel om wedstrijden te organiseeren,
wearbij de hartstochten worden opgezweept,
waarbij haat en naijver worden gekweekt en
waarbij zelfs vechtpartijen zijn voorgekomen, om
niet te spreken van heftige polemieken in de bla
den, van wege vereenigingen die zich verongelijkt
achtten, ik zeg dit toenemende euvel is oorzaak
geworden dat tal van vereenigingeu zich van
den bond hebben afgetrokken. Ik meen dat het
laatste zangersfeest van den Bond hier te Amster
dam heeft plaats gevonden in 1899 onder leiding
van de Liedertafel Apollo." En thans ben ik
waar ik wezen wil, want deze Liedertafel heeft
in de eerste week van Juni haar gouden feest
gevierd.
In een sierlijk uitgedost feestboek, met prachtige
letter in smaakvolle tinten, op fraai papier
gedrukt, wordt on», behalve het uitgebreide
progran ma, nog een inleiding ter lezing gegeven,
waarin Apollo's voorzitter, de heer H. de Roos
eeltige historische aanteekenirgen ten beste geeft
aangaande de geschiedenis der Liedertafel.
Men leest daar o.a. welke personen zich hebben
verdienstelijk gemaakt met de oprichting van
Apollo, welke Liedertafels tijdgenooten zijn en
waren van de jubileereide vereenigiug; wie in
den loop der jaren als Directeur aan haar hoofd
hebben gestaan, welke Bestuurderen zich op j
bijzondere wij?e hebben onderscheiden, welke
componisten koorwerken aan de Liedertafel
hebfcen opgedragen enz. enz.
Op een paar zinnen wil ik meer spec'aal de
aandacht vestigen:
de Liedertafel Apollo verleende vaak hare
medewerking, ook daar waar het uitsluitend de
kunst gold; zoo b.v. bij eenige uitvoerirgen van
Toonkunst, op het Dritdaagsch Muziekfeest te
Armterdam, op het gouden feest van Apollo te
Keulen en laatst nog bij het jubileum van
Jul.us Röntgen.
Ziehier een voorbeeld van onbekrompen en
royale kunstopvatting, hetwelk waarlijk iedereen
ter navoJgir g moest strekken. Hoe vaak ziet
men'liedeitafels alleen voor hun eigen beperkte
en kleinlijk afgebakende belangetjes opkomen
en zich stil houden, wanneer het geldt de
algemeene en groote belangen der kunst te bevor
deren. Apol o's voorzitter mocht dit terecht
in het feeslboek doen afdrukken; het is iets
waarop de Liedertafel trotsch mag zijn. Evenzeer
strekt het haar tot eer voor liefdadige doel- l
eitden en voor de Maatschappij van den j
Werkenden Stand herhaaldelijk in de bres ge- i
sprongen te zijn. Niet minder groote verdienste j
is het van Apollo bij voorkeur de werken van
Nederlandsche componisten en zoo mogelijk in
de Nederlandsche taal beoefend te hebben,
zotder daarbij in uitersten te vervallen en ;
goede compositiën van buitenlanders uit te j
sluiten.
Op de twee groote concerten, het eene in
het Paleis en het andere in het Concertgebouw
gegeven, werden doop Apollo compositiën gezon
gen van Richard Hot' (drie),: G. A. Heinze
(twee), Joh. Wagenaar,'Befff. Zweers, Joh. Loser,
Julius Röntgen en Philip Lóots. Zooals men ziet
is Apollo op haar gouden feest aan haar beginsel
getrouw gebleven. Over den tweeden avond
wil ik mijnen lezers het een en ander
mededeelen.
»0ns Hollandsch" een frisch, kernachtig
nummer van Zweers (zoo moesten er vele
mannenkoren zijn) werd zeer goed en met lan
voorgedragen. Evenzoo de Oude Nederlandsche
Liederen door Röntgen uit Valerius'
»Gedenckclanck" bijeengeiezen en voor mannenkoor be
werkt met orchest. Op het Röntgec-concert
(7 Febr.) heb ik mijn oordeel reeds uitgesproken
over deze bewerking. Mijn goede meenmg van
toen werd ditmaal nog bevestigd; de uitvoering
was echter thans, nu het koor uit n geoefend
corps zangers bestond, veel beter dan destijds,
toen bet mannenkoor ad hoc was saamgesteld.
De frissche liederen »Waar dat men zich al
keer of wend," «Wie gaat met ons mee," »O
Heemskerck hoort u kloeke daad" en ,Merck
toch hoe sterk" voldeden het meest. Het //Ave
Maria" van Heinze is een zeer klankschoone
compositie. De eerste strophe is zeer breed
uitgesponnen, m.i. wel wat al te breed.
En in het koor van Heinze n in de num
mers van Röntgen zong de heer J. R. Schulze
de tenorpartij. Deze heer kweet zich zeer
muzikaal van zijn taak; doch het kwam mij
voor, dat hij niet geheel gedisponeerd was, ten
minste de hooge tonen klonken niet stralend
en vrij, gelijk men van een hoogen tenor als
de heer Schulze verwachten mocht. De midden
tonen zijn nooit 's heeren Schulze's sterke zijde
geweest.
Het soldatenkoor uit Hol's
*Heiligerleecantate" en het matrozenkoor uit »de Vliegende
Hollander" van denzelfden compoiist werden
m.i. een weinigje te snel genomen, doch klonken
zeer frisch; de grijze toondichter moest op het
podium verschijnen om de hulde van publiek
en zangers in ontvangst te nemen.
Met »de Kleinste" van Loser en Morgenlied"
van Loots trad Apollo zonder begeleiding op.
Hier misschien nog meer dan in de andere
werken, bewees de gouden jubilaresse dat zij
onder leiding van haren talentvollen directeur
Fred. J. Roeske in staat is hoog te houden
den roem onzer mannenzangvereenigingec. Zoo
wel ten opzichte van klankgehalte als van
dynamische schakeeringen schonken beide voor
drachten een groot genot.
Bij de instrumentale composities verleende
het, orchest van het Amsterdamsch Schutterij
Muziekkorps zijn medewerking. Het deed dit
op hoogst loffelijke wijze ; men had alleen kunnen
wenschen dat de strijkinstrumenten wat sterker
bezet waren geweest.
Ondankbaar zou het zijn indien ik niet met
erkentelijkheid gewag maakte van de mede
werking des heeren Röntgen, die niet alleen
zijn Oud-Nederlandsche Liederen dirigeerde, maar
ook met de van hem bekende voortreffelijke
eigenschappen een paar werkjes van hem zelven
en van Grieg voordroeg.
En zoo behoort dau het gouden feest van
Apollo tot het verleden.
De Liedertafel heeft met dit feest opnieuw
bewezen dat zij een schoon standpunt mag
innemen. Vele hare zusteren om zich heen zag
zij bezwijken in de halve eeuw levens, welke
haar geschonken was. Zij bleef en was zelfs
nimmer zoo sterk als thans, zooals het in 't
feestboek heet. Moge de volgende halve eeuw voor
Apollo heteekenen een tijdperk van gestadigen
bloei. Een vivat, gloriat, crescat zij haar van
harte toegeroepen.
ANT. AVEEKAMP.
»Nu dan l" Zij maakte zich los en ijlde
heen.
«Salmele l" riep hij haar na, maar reeds
sloegen de struiken achter haar dicht en
slechts een onderdrukt gegiechel gaf hem
antwoord.
En daarna hoorde hij weer haar stem
en die van een ander. Hij wist dat zij
met Frits sprak, maar zijn leden waren
als verlamd. Hij had niet den moed, haar
na te gaan. Hij was bang voor haar
lachen, haar spot en haar oogen.
Om niet te hooren wierp hij zich weder
in het gras, ging op de armen liggen met
de handen voor de ooren en tuurde tus
schen de sprietjes naar het wriemelende
leven der mieren. In zijn slapen klopte het.
Zoo lag hij, totdat de stoomfluit der
fabriek gilde en de maaiers, zich daarnaar
richtend, hun werk hervatten. Een oogen
blik bleef Xaver verward staan. Het
staren in het gras had zijn oogen verblind.
Toen zag hij een rooden rok over het veld
zweven, hel als bloed vlamde het gewaad,
en hoorde hij Salome den maaiers toeroe
pen, dat de flesch versch gevuld aan den
oever lag.
De boer wees den arbeiders hun werk aan.
In de verte stond de wagen, half opge
laden. De deerns namen de hooivorken
op, andere hanteerden de langgesteelde
harken en nu begon Xaver werktuigelijk
zijn zeis te scherpen. Het was de eenige
klank, knarsend en metaalachtig, die zich
ver in de omringende stilte verspreidde.
Xaver was de eerste in de rij. Een
glinsterende streep bliksemde uit het ijzer,
bij iederen zwaai van zijn zeis. Hij had
den tengeren Frits al lang achter zich
gelaten, maar het was meer ingehouden
woede, dan werklust, die hem beheerschte.
Gelijkmatig suisde de zeis van links naar
rechts in een halven cirkel, het gras van
de stengels klievend, zoodat de kale stop
pels te voorschijn kwamen. Het gesjirp
der krekels verstomde, een kwartel stoof
Scüitóerüralinpii.
Schilderijveilingen volgen tegenwoordig
elkander herhaaldelijk op en de Brakke Grond
is steeds de vergaarplaats van wat er onder
den hamer zal komen. Is de voorraad groot
dan wordt er een lokaaltje bijgetrokken, waar
men op andere tijden wel monsterbosjes van
te veilen tabak op tafels zag uitgelegd. Die
lokalen mogen zeer goed geschikt zyu voor
de verkooping zelf, tot een gunstige expositie
der schilderden leenen zy zich minder. Ook
is er bet bezwaar dat voor aandachtige be
schouwing of deugdelijke onderzoeking de
kijkdagen onvoldoende gelegenheid geven. Het
is dan veelal een al te rumoerig gedrang. De
firma Fr. Muller & Co. is nu op het gelukkige
denkbeeld gekomen dien gang van zaken anders
te besturen, door, wanneer er een belangrijke
collectie schilderijen te veilen is, die eenige
weken lang ter publieke bezichtiging te
stellen en bij gunstiger plaatsing. Ze heeft
daartoe schikkingen getroffen met de maat
schappij Arti tot gebruik van haar tentoon
stellingszalen. Zij onderneemt nu een eerste
proeve en kondigt aan een veiling van oude
schilderijen, te houden op 1 Juli a.s. Van
15 tot 29 Juni zal de keur daarvan in een
der zalen van Arti geëxposeerd worden, terwijl
dan de entree kosteloos is. Als het gehalte nu
maar deze bewerkelijke regeling van den
Auctionaris wettigt! W. S.
?IIIIIIIHMUHIIItlll
Tentoonstelling yan scnitóerijen enteetoiingen,
door
M. W. v. d. Valk, in *Voor de Kunst", te Utrecht.
Kalezing.
Bijzondere omstandigheden maakten me het
helaas onmogelijk eerder eene bespreking over
deze zoo interessante tentoonstelling voor te
bereiden, en op gevaar af dat de expositie bij
verschijnen dezer regelen reeds gesloten is, kan
ik toch niet nalaten met een enkel woord het
werk van dezen zeldzamen natuurlief hebber te
HllllllllllltlHIIIIHIIIItlllflIIIIIIIIIHIIIMIIIIIII
uit de nu droge greppel en redde zich
in het korenveld verderop.
Toen de maaier nogmaals naar den
wetsteen greep, zag hij het meisje. Zij had
de hark geschouderd en liep dwars het
veld over. Zij had hem gezien, wierp trotsch
het hoofd in den nek zoodat de bonten
hoofddoek op haar schouders gleed en
ging onbekommerd verder.
Toen dreven jalouzie en de lust om haar
pijn te doen hem er toe haar te toonen,
hoe ver hij boven dien anderen stond, die
niet in staat was hem bij te houden, en
hij riep :
»Hé! Salmele, zeg aan Frits, dat hij de
flesch eens haalt, 't Is een hitte om van te
bezwijken."
Frits liet de zeis rusten. Hij was bleek
van drift geworden en zijn sierlijk blond
kneveltje trilde, zoo heftig had hij zijn
bovenlip tusschen de tanden geklemd.
Maar reeds was het meisje tusschen hen
getreden en de blikken der twee eensklaps
tot het bewustzijn van hun medemin
naarsschap ontwaakten, konden elkaar
niet meer bereiken.
»Beri heeft last van een droge keel en
n moet hem toch de flesch wel
nadragen," spotte zij, terwijl ze een hooge borst
zette en haar oogen vonkelden.
Toen wierp zij de hark in het versch
gemaaide gras en ijlde naar de beek. De
twee medeminnaars volgden haar met de
oogen. Reeds tilde zij de flesch bij het
hengsel uit de struiken en schreed er
regelr^jht mee naar den slanken Frits
toe, met de woorden : »Daar, drink! Beri
na jou."
De jonge man bloosde als een meisje.
»Wat ?" klonk het sissend tusschen haar
lippen, »durf je niet voor hem ?"
Hij schokte alsof hij een striem had
gevoeld, greep de flesch uit haar handen
en dronk. En sierlijk, zooals hij meest
alles deed, hief hij de flesch boven het
hoofd, zoodat de parelende straal wijn uit
releveeren. Want de liefde voor de natuur toch,
is geloof ik de grootste macht die Van der
Valk's werk beheerscht, zijn observatie der
dingen, zjjn nauwkeurig bespieden en
bestudeeren, zQn talrijke voorstudies, dit alles wijst
op eene erkenning van schoonheid in alles wat
hem omringt, hieruit spreekt zijn bijzondere
gave, die h\j met de oude Japanners gemeen
heeft om overal het schoone uit te extraheeren.
Hetzij hij zich laat leiden door de groote
tegenstellingen van licht en donker, hetzij de
finesses der dingen hem bekoor en, hetzij hij in
de lichtende sterkte van de zon of de ttêre
stemming der maan de krachtigste uitingen
der natuur wil weergeven, of dat hij nauwgezet,
de wording tot in al haar onderdeelen van
boom en plant nagaat, steeds is zijn werk als
een uiting van liefde en rereering voor de
schepping. En wellicht hierdoor voelde ik in
sommige van Valk's teekeningen en aquarellen
iets van een Hiroshigéterug. No. b9, brug te
Amsterdam, die forsch en sterk naar voren
treedt met tusschen den balk en door het land en
de huisjes in het verschiet, herinnerde me in
eens aan enkele houtsneden van dien grooten
Japanner uit z\jn serie van drie honderd gezichten
te Jedo. Ook die zou met dezelfde accuratesse
en fijne bekoring het geval zou behandeld
hebben. Niet dat hier van eenige zucht tot
imitatie sprake kan zijn, maar alleen dezelfde
opvatting, dezelfde wijze van zien leide tot
een zelfde wijze van uiten.
Het sterkst spreekt dit uit zyn teekeningen
en aquarellen, waar het materiaal zelf tot een
meer geaccentueerde behandeling mede werkt,
bij Valk ten minste, die in zijn schilderijen
nog een vroegere werkwijze huldigt. Zijn Holle
boom, 68; Hooitijd en Zomer, 69 en 70 met
sterke zon op de korenvelden; een oude wilg,
73; de Koenemolen, 84; de Sloterweg, 85;
Winter, 86, sneeuwgezicht op Schinkelnaven,
om slechts enkele te noemen, waarbij we 88,
het prachtig gele jaagpad en 89 de Brug niet
mogen vergeten, zijn daar als voorbeelden van
ontzettende bestudeering, van een nauwkeurig
bekijken, hoe de dingen in elkaar zitten, van
een weergeven tot in de kleinste kleinigheden.
Kunstig en zwaar staan daar studies in olie
verf tegenover niet minder sprekende van
liefde tot de natuur, maar dan in zijn forsche
tegenstellingen, rank en sterk Daast elkaar
gezet. Zijn avond no. 9, is forsch met het
gele licht in de lucht en van 15 dat zon en
wind gedoopt is gaat een warme gloed uit,
men ziet en voelt hier de zonnige stemming.
Niet minder sterk is 23, de Tuinderswoning
die in haar lichte kleur tegen het water aan
komt, en daarin weer terug kaatst, of zyn stil
leven met bloemen die uitkomen tegen een
donkere fondvHier is weer eenigszins de Valk
van vroeger aan het woord met zijn pittige
groepjes, waarbij enkele glimlichtjes op glaswerk
of metaal uit de kracht van zyn donkere groen
of bruintinten naar voren sprongen, de vol
bloed colorist zou ik haast zeggen voor wien
licht en schaduw in hunne verschillend gradu
eering het voornaamste is, en achter wien we
niet zouden vermoeden den geduldigen teekenaar
van de huizen aan den Sloterweg waar hij
ona het achter elkaar schuiven en in elkaar
grijpen der daken en pannen met zeldzame
nauwkeurigheid uiteenzet. Maar hoe hy zich
ook uit, forsch en krachtig of minitieus als een
voorzichtig vertolker, steeds gaat er een be
koring van uit als van de natuur zelf, ja sterker
soms, omdat hij met zijn bijzondere gave weet
te concentreeren datgene wat het meest ken
merkende is, en waardoor de indruk voor ons
krachtiger en duidelijker wordt, waardoor bij
ons w\jst op de schoonheid die w\j wellicht
niet zouden opmerken.
Ik weet niet of deze schilderijen en teeke
ningen die in Rotterdam geweest zijn na hun
bezoek te Utrecht nog elders geëxposeerd zullen
worden. Wij hopen het gaarne omdat daardoor
meerderen in de gelegenheid zullen zyn aan
den hand van van der Valk, de natuur te
leeren begrijpen en liefhebben zoo als hij dat
doet. R. W. P. Jr.
Tentoonstelling m 150 BijbeHlInstratiën door
voorname moderne meesters.
Stedelyk museum.
Een achttal jaren reeds kon men van ty'd
tot tijd in de bladen iets lezen van het samen
werken der voornaamste kunstenaars uit ver
schillende landen, ten doel hebbende den bijbel
te illustreeren. Dit grootsche werk is nu tot
den hals hem met een boog in den
geopenden mond klokte.
Xaver bonsde het hart tegen de ribben
als de vlegels van een dorschmachine.
Maar hij bleef roerloos staan, overbluft
door de driestheid van het meisje,, dat hem
spotachtig van terzijde aankeek. En nu
gaf Frits haar de flesch terug en trad zij
naar hem toe. Haar roode rok zweefde als
een reuzenklaproos over het veld, haar ge
bruinde wangen glommen inden zonnegloed.
»Zoo, nu kom jij aan de beurt. Drink,
Beri I"
Overmoedig klonk het eerste, teeder en
vleiend als een bede het bevel: »drink".
En daarbij keek zij hem in de oogen, vlak
voor hem staande, als wilde zij hem te
kennen geven, dat zij toch eigenlijk bij
elkaar behoorden.
Hij dronk, maar zijn keel bleef droog.
Hij sprak geen woord. Zij wachtte nog een
oogenblik, toen trok zij de gevulde schou
ders op en liep verder, op de andereu
toe, die zich in de verte om den hooiwagen
verzameld hadden. Meer en meer verwij
derde zij zich en Xaver zag haar na, op
de zeis geleund, waarvan het blad dwars
voor hem in het gras glinsterde. Hij hield
haar tot den zwaai gereed, maar zijn
vuisten klemden zich krampachtig om de
krukken, zoodat hem het bloed onder
de nagels pijn deed.
Plotseling richtte hij zich met een schok
in de hoogte en keek om. Zijn voorgevoel
had hem niet bedrogen. Daar stond Frits
en tuurde haar na. Hij leunde op zijn
zeis, met de ellebogen op het blad gesteund,
de beenen over elkaar geslagen. De zon
verguldde zijn blond krulhaar. En nu hief
hij den linkerarm op en stak twee vingers
in den mond. Een schel gefluit klonk over
de weide en toen Beri, kreunend als door
een kogel getroffen, zich opnieuw om wendde,
zag hij Salmele blijven staan en wenken,
hém toewenken, die haar dien schellen
groet had nagezonden.